pijp kan oiteral belkom zijn... RECHTSZAKEN. Dobbelificmn lekker... man! 0. EN W. SOUBURG. BOEKENSCHOUW. Nationale fruittentoonstelling te Amsterdam. Zelfs een héél-preciese, héél-critische huisvrouw kan zeggen: „die pijp ruikt lekker." Mannen, die goede tabak rooken, geurige, vriendelijke, volle en rijpe tabak (dat wil zeg gen: IBIS SHAG) kun nen daarvan getuigen. IBIS SHAG maakt een huis geurig, maakt Uw pijp óveral.welkom. Aanwinsten, vertoond in de vergadering van 6 October 1937 van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middel burg, Twaalf afgietsels van zegels, geschon ken door de Provinciale Bibliotheek te Middelburg; een Schouwsche muts, ge schonken door dr. W. S. Unger te Mid delburg; een schilderijtje, voorstellend 't Veersche gat, geschilderd door E, M. van Wulfen, 1871, een waterverfteeke- ningetje, beide geschonken door den heer Alex Metz, voorheen te Middel burg; een foto van oud Arnemuiden, ge schonken door den heer Th. Oddink te Arnemuiden; een delfspade, een kiem- raam, een draagburrij voor kiemmand, een meebed-egge, vijf diverse ploegen, een kniebak of snijbak, een peekopmes, een graanharp, alles in bruikleen afge staan door de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij te Goes; een fragment van een Nehalennia altaar, opg'evischt in den put van Oostkapelle, geschonken door den heer H. van Beveren te Veere; een zwart kruikje, gevonden in het verdron ken land van Reimerswaal, geschonken door mevr. de Wed. Wijckhuise-Dinge- manse te Beverwijk; gebroken pot met randversiering van geglazuurde koppen, gevonden in den kelder van Hotel Abdij, geschonken door den heer A. Krijger te Middelburg; een scherf van Germaansch aardewerk, geschonken door den heer A. Jobse te Middelburg; een klein rood aarden bakje, gevonden te Domburg, aangekocht; een zgn. Spaansch pijpje, geschonken door den heer P. Joziasse Jr. te Serooskerke; fragment van een li- thografischen steen, geschonken door den heer J. de Vos te Middelburg; een collectie Germaansche en een collectie 15e eeuwsche scherven, gevonden te Zoetendale bij Serooskerke, geschonken door den heer L. Slabber te Veere; een collectie 16e of 17e eeuwsche scherven, geschonken door den heer H. J. Wee- zepoel te Middelburg; eenige tropische en subtropische soorten schelpen en een groot exemplaar van de Eoceenfossiel Cardita planicosta, geschonken door den heer L. Bootsgezel te Breskens; een doos tropische en subtropische schelpen, waaronder nieuwe voor het museum, ge schonken door den hr. Jan van Dalsum te Middelburg; een groote collectie tro pische schelpen, waaronder belangrijke aanwinsten, geschonken door den heer Alex Metz, voorheen te Middelburg; schelpen, afkomstig uit de bekende plio cene zandgroeve te Nieuw-Namen („De Canter"), geschonken door jhr. F. Beelaerts van Blokland te Mid delburg; nieuwe vondsten schelpen van den conservator; een plank met eendenmossels, geschonken door den heer J. C. Puijpe te Koudekerke; fossiele en recente Zeeuwsche schelpen, waar onder zeer belangrijke aanwinsten, en een collectie schelpen uit de Iersche Zee, allen geschonken door den heer A. Slabber te Middelburg; fragment van een menschenschedel, geschonken door den heer H. J. Weezepoel te Middelburg; Jan-van-Gent, gevangen op het strand te Dishoek, geschonken door den heer L. de Priester te Koudekerke; twee brie ven van S. J. den Boer, chirurgijn in het Fransche leger, uit Wilsdruf en Dresden, 1813, geschonken door den heer S. A. N. van Oeveren te Wolphaartsdijk. HISTORISCHE BEHANGSELS. Een Tentoonstelling van Rath en Doodeheeiver. (Van onzen Amsterdamschen medewerker.) (n.s.) Een historische tentoonstelling van behang? Wat is nou behang? Nu ja, het moet er wezen en als je verhuizen gaat is het even een serieus probleem, maar om nu een tentoonstelling van his torische behangsels te geven, dat lijkt in deze tijd wel wat overdreven, dan kan je per slot wel alles exposeren! Zo zou men kunnen zeggen naar aanleiding van de expositie, die de firma Rath en Doo- deheefver thans in de hoofdstad heeft georganiseerd. Maar wie bewonderend langs de wanden der zalen is gegaan en vooral wie den enthousiasten directeur van het „Tapeten-Museum" te Kassei, dr. Heinrich Apell, heeft horen spreken, denkt daar wel anders over. Misschien moet men daar een Duitser voor zijn om dit alles zo ijverig bijeen te garen, zo ,,gründlich" te bestuderen, ja, misschien zou een Duitser zelfs een boek kunnen schrijven (in zwei Banden) over „die geschichtliche Entwicklung des Ta- petenpapierrandes und der Sinn des Randes überhaupt" maar ze dóen het dan toch maar en deze jeugdige museum directeur van tegen de zeventig heeft zelf alles hier in een paar dagen inge richt en hij weet ongetwijfeld iets van zijn enthousiasme in u over te gieten. Voor den mens met historische zin weerspiegelt een gehele ontwikkeling zich soms in de geschiedenis van een willekeurig voorwerp en dus zeker ook in die van wat steeds het décor van het particuliere en intieme leven der men sen is geweest. Op school leerden wij reeds dat de Duitsers nog het woord „Tapete" voor „behang" hadden omdat de oorspronke lijke wandbekleding uit tapijten had be staan. Thans konden wij vernemen dat het eigenlijke behang van Chinese oor sprong is en dat een Chinees reeds om streeks het jaar 100 na Christus het lom penpapier heeft uitgevonden. In de 8e eeuw werd de papier-vervaardiging uit stro en bamboe door de Arabieren naar Bagdad en Mekka en later naar Noord- Afrika en Spanje overgebracht en de Kruistochten hebben toen tot de verdere verspreiding naar Europa medegewerkt Het zou te ver voeren, de geschiede nis van het behangselpapier hier verder te bespreken. De eigenlijke papieren wandbekleding is ook nog maar ruim een eeuw algemeen in gebruik en daarvoor heeft men nog de zeer kostbare leer-, zijde-, wol- en veloursbehangsels gehad. Ja de geschiedenis van het behang heeft zijn g'rote mannen: Zuber, Duf our en vele anderen en een deel hiervan res sorteert geheel onder de kunstgeschie denis. Toen in 1798 de eindlooze papierrol werd uitgevonden, of liever toen de ver vaardiging daarvan werd mogelijk ge maakt, heeft men in het enthousiasme over de eindeloze mogelijkheden die daardoor tevens ontstonden, het wand- schilderij als voorbeeld gekozen en hele landschappen, jachttaferelen, feesten, ja zelfs het Paradijs voor de ogen der men sen willen toveren. Zo zagen wij bijv. een Parijs volksfeest van 1810 (het hoog tepunt van Napoleon, die toen met Ma ria Louise trouwde): statige mensen in Empire-kleding, klassicistische gebou wen, plantsoenen met volksgroepen en feesttinten en in de lucht een grote bal lon; dit alles in fleurige en frisse kleu ren. En niet alleen feesten en land schappen, maar, als gezegd: zelfs het Paradijs konden de gelukkige bezitters van een wandbekleding van Desfossé (van 1860) dagelijks aanschouwen. Dit grote décor „Eden" met z'n tedere, bloe- semende tinten was wel een der verruk kelijkste toverproducten, welke de ex positie bood, Hoe kostbaar deze schilderijen ge weest moeten zijn, wordt duidelijk als men verneemt dat er soms meer dan 80 kleuren in waren verwerkt, welke stuk voor stuk met een aparte drukvorm zijn aangebracht! Historisch interessant is weer het ver schijnsel dat het midden der 19e eeuw, die op elk kunstgebied (na de Roman tiek) een inzinking bracht, zijn kracht zocht in de imitatie van edele stoffen (bijv. het paarlmoerbehang van 1860 of het Hollandse Boerenfeest naar een schilderij van Teniers). Maar als imitatie blijkt deze kunst, door zijn nieuwe tech nische mogelijkheden en de zucht deze te perfectionneren nu eens heel voor naam en edel te zijn geweest. Ook hier uit zou men weer verschillende conclu sies kunnen trekken, In onze jeugd bestudeerden wij vóór het opstaan hef „bloemetjesbehang" in de logeerkamer bij onzen grootvader. Later zagen we pas dat dat heel lelijk was. De behangselkunst is deze inzin king te boven en heeft ons strakke, zui vere decoratie gebracht, die geheel als bekleding van ruimte was gedacht. Maar thans keert men weer naar de oude „grote" decoratie terug en zo werden wij ten slotte gevoerd naar de decoraties van het jaar 1938, de z.g. „Salubra-dé- cors", die wéér grote taferelen en land schappen geven, maar niet gedetailleerd, doch schetsmatig, luchtig en discreet en slechts met de bedoeling om een sfeer te suggereren. Wij zullen moeten af wachten of hiermee weer een nieuwe periode van de wanddecoratie wordt in geluid. H. J. S. Abonnem aten en Advertentiën voor dit blad - /orden aangenomen door den Agent M. DE WITTE, Marnixplein, West-Souburg Anthonie Donker Penibel Journaal. (-§-) Donker heeft in 1936 deelgeno men aan het P.E.N.-congres te Buenos Aires. Indrukken van die roerige bijeen komst en van zijn reis naar de Arg'entijn- sche hoofdstad vonden in dit boekje hun litterair-journalistiek tehuis. „A Georges Duhamel" staat voorin Dat is niet zoo maar een hoffelijkheid. Het vierde hoofdstuk, aan dezen Fran- schen auteur gewijd, is warm van be wondering en genegenheid. Donker heeft Duhamel tijdens de zeevaart leeren ken nen als: een man, die door zijn werk be vestigd wordt. Men voelt het voortdu rend, vertelt hij: „Daar klopt een hart, een wil, even vastberaden en betrouw baar als de gestadig en onafgebroken in de verborgen diepte rustig stampende groote machines, die ons over den onaf zienbaar golvenden afgrond voeren". Dat is veel lof voor een mensch; en zeer veel in dit koele journaal, Men vergelijke wat in de volgende hoofdstukken over Emil Ludwig en Stefan Zweig staat. Er is een opvallend verschil in aandoening Met dat over Ludwig, den veel gesmade, het meest; uiteraard, zou men kunnen zeggen. Maar toch neemt Donker Ludwig in bescherming. Velen miskennen hem, constateert hij. Ludwig heeft „een formi dabele psychologische intuïtie"; „er vlie gen voortdurend vonken van inspiratie af"; en „hij zegt prachtige dingen". Ach ja dat kan. Aan het slot van het hoofdstuk leest men echter dit „Ludwig verzamelt zijn stof op aarde en speelt er rusteloos mee. Hij denkt het leven van oogenblik tot oogenblik Niet Uitg. Mij, W, de Haan N.V. Utrecht Gistermiddag om half drie uur is in de Apollohal te Amsterdam de groote na tionale fruittentoonstelling door den di recteur-generaal van den landbouw, ir A. Roebroek, geopend. Het doel van de ze tentoonstelling, die tot stand is geko men door de samenwerking van de Ned, Pomologische Vereeniging, den Planten- ziektenkundigen Dienst te Wageningen en andere lichamen op het gebied van tuinbouw en fruitteelt, is, het Neder- landsche publiek de beteekenis van de tegenwoordige vaderlandsche fruitteelt en vooral de waarde van het product te laten zien. Ir. Roebroek zeide, dat tal van facto ren het hunne hebben bijgedragen, om de consumptie van fruit te stimuleeren, niet het minst de moderne voedingsleer. Desondanks bleef, in vergelijking met andere landen, het fruitverbruik in ons eigen land belangrijk achter. Ik behoef in dit verband slechts enkele getallen te geven. In ons land bedraagt het ver bruik nog slechts 24, 5 kg per verbruiks- eenheid, d.w.z, een mannelijk gezinslid van 15 jaar of ouder, terwijl de overige gezinsleden dan tot verbruikseenheden worden herleid. In Engeland steeg het verbruik per verbruikseenheid van 29.7 kg in de periode 19291933 tot 40.4 kg in 1936. Deze getallen spreken voor zichzelf en bewijzen ongetwijfeld, dat in het binnenland nog groote mogelijkhe den liggen. Dit wil evenwel niet zeggen, dat naar mijne meening thans alles ge daan moet worden, om de fruitteelt uit te breiden: het wil mij voorkomen, dat het de weg is, om vooral het bestaande op de meest rationeele basis te brengen. We moeten ons Nederlandsch publiek kunnen aanbieden: goed fruit tegen niet te hooge prijzen. Goed, smakelijk fruit in een goede verpakking en goed gesor teerd, vindt bij ons publiek ongetwijfeld afname, zelfs gretige afname. De groote beteekenis van deze ten toonstelling is dan ook, dat zij het Ne- derlandsche publiek in de gelegenheid stelt kennis te maken met het kunnen van onzen Nederlandschen kweeker. Sinds enkele dagen is eindelijk de ver plichte keuring van fruit op de veilingen een feit geworden. Ongetwijfeld een feit van beteekenis. In een paar woor den is deze niet aan te geven. Persoon lijk heb ik de overtuiging, dat, wanneer de keuring verstandig en bedachtzaam wordt uitgeoefend en de eischen gelei delijk aan strenger worden gesteld, de ze uiteindelijk zal leiden tot mooie re sultaten, waarvoor het bedrijf zeer dankbaar zal zijn. Waar de keuring ge heel in handen is van de practijk en de overheid zich uitsluitend bepaalt tot toezicht daarop, verwacht ik, dat ook deze keuring geruischloos zal verloo- pen, zooals bijna iedere kwaliteitskeu ring, die op grond van de landbouwuit- voerwet werd georganiseerd. Ik moge er in dit verband en op deze plaats de aandacht op vestigen, dat ook bij de practijk een groeiende belangstel ling bestaat voor meer vakkennis. De eene fruitteeltschool volgt op de andere. Ik heb er mij over verheugd, dat met zoo weinig middelen en zelke beschei den inrichting, zooveel nuttigs tot stand kon worden gebracht. De tuinbouw- voorlichting, thans staande onder lei ding van een eigen, in den kring der fruittelers geen onbekende inspecteur, heeft ongetwijfeld 'n mooie taak te ver vullen en dankbaar constateer ik de sa- van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het is de tragiek van zijn dichterschap. Mis schien wordt hij een dichter als hij ooit die tragiek en de relativiteit aller dingen beseft". Boosaardig, als zooveel critiek over Ludwig uitgegoten, klinkt dit niet. Het klinkt eerder weemoedig; maar ook zoo hopeloos voor den beoordeelde.... Weemoed vindt men overvloedig in dit boekje. Hij is er als 't ware de grond toon van, als van Donker's meeste (en beste) werk. Maar soms speelt hij er een beetje mee: „Wij moesten maar liefst doorvaren. Om Kaap Hoorn, Langs Chili. En verder. En verder". Neen de schrij ver heeft teveel besef van de relativiteit aller dingen, om op deze wijs waar te kunnen zijn. Evenmin als Ludwig is hij een dichter, als dat besef hem door 't hoofd schijnt te gaan. Dan verzeilt hij in het pathetische, dat, krachteloos, zich bij den lezer in een ongeloovigen glimlach oplost. Ook zelfs daar, waar zijn relativisme plaats maakt voor de verontwaardiging (die geen betrekkelijkheden kent, maar vaak wel vermag te inspireeren) gaat 't dichterlijke in Donker aan den haal. Dan wordt hij een journalist met een niet al te fraaien stijl: In Las Palmas is een Spaansche volksfronter door gewapende manschappen van Franco van boord ge haald; d.w.z. van het groote Engelsche passagiersschip, waarop "men naar Bue nos Aires voer. Tegen den zin van den kapitein, die zich echter niet durfde verzetten; nademaal er in den haven „rechtsche" Spaansche oorlogsbodems lagen. Drie bladzijden lang vaart de schrijver over deze gebeurtenis uit. In dezen trant: „Wij zijn in een Spaanschen haven, maar heeft dan bij God de kapi tein van een Engelsch schip niet het recht te weigeren, niet de plicht geen passagiers van zijn schip uit te leveren aan gewapenden van een bewind, dat menwerking met de practijk, ook met de organisaties en de Pomologische Ver eeniging, die deze tentoonstelling orga niseert. Wij zijn er nog lang niet, doch, wan neer ik de samenwerking zie van allen, die de fruitteelt een goed hart toedra gen, en gezien haar economische betee kenis en de mogelijkheden, dan hoop ik, dat we er wel zullen komen. Bedenken wij echter, dat men elders niet stil zit. Wat momenteel in Denemarken ge beurt ik houd mij slechts aan het rapport van ir. Van de Plassche, die de zer dagen de fruittentoonstelling te Ko penhagen bezocht dan is het zaak niet bij de pakken te blijven zitten. Wat er te zien is. Zestigduizend kilogram appelen, pe ren, druiven, perziken, frambozen, bra men. Alles Nederlandsch fruit, alles een product van eigen bodem en eigen kas sen, tot zelfs de vijgen toe, die hier en daar in de appetijtelijk opgemaakte manden een aardig accent vormen in de enorme glooiingen fruit, waarmede de Apollohal gevuld is. Grootscher opge zette tentoonstelling van Neerland's ooft is er nog niet gehouden, maar ondanks I dat het bergen schijnen, die hier aan fruit liggen opgetast, is toch ieder ap- peltje, iedere peer en zelfs iedere fram- i boos nauwkeurig op zijn deugdelijkheid onderzocht. Het pièce de résistance is wel de inzending van de Utrechtsche veilingsvereeniging, die tusschen twee flanken van appels en peren, de Utrecht sche dom in aanzienlijk formaat van blauwe en witte druiven heeft opge bouwd. Daarnaast en daarentegenover prijken de inzendingen van alle gewes ten van ons vaderland, waar de fruit teelt wordt beoefend. Opmerkelijk zijn bovendien de stands van den plantenziektekundigenx dienst te Wageningen: van den Nederland schen algemeenen keuringsdienst, waar bij prof. ir. A. M. Sprenger uitleg gaf van de verschillende wijzen van onder zoek en teelt, die het mogelijk maken, dat zelfs gedurende den geheelen win ter versche aardbeien op de Utrecht sche veiling worden aangevoerd, en van de Nederlandsche Heide Maatschappij, met haar proefbedrijven en proefteelten. Voorts zijn er tal van verkoopsstands, waarbij zelfs machinerieë nen heele boomgaarden niet ontbreken. BERUCHTE INBREKERS VOOR HET HAAGSCHE HOF. Zij maakten half Nederland on veilig.. Twee inbrekers, die in midden-Neder land een groot aantal inbraken gepleegd hebben, moesten gisterochtend voor het gerechtshof te Den Haag in hooger be roep van een vonnis van de Dordtsche rechtbank terechtstaan, waarbij beiden veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van een jaar. Het betrof hier vijf inbraken in het laatst van het vorig jaar gepleegd in de omgeving van Dordrecht. Zij waren in verschillende huizen binnengedrongen en hadden alles wat van hun gading was, hoofdzakelijk geld en sieraden, meege nomen. Zij bekenden alles ruiterlijk en waren in hooger beroep gekomen, om dat zij de straf te zwaar vonden. De kwestie was nl„ dat deze vijf in braken een gedeelte vormden van een grootere serie, die het tweetal op zijn geweten had en waarvoor zij door ver door zijn land niet is erkend?" Veel stunteliger kon het dunkt ons nauwelijks gezegd worden. Maar deze alledaag'sche journalistiek ook in de beschrijving van het leven aan boord komt men haar nog al eens tegen is geenszins ken merkend voor de standing van het boek. Integendeel veeleer: ze loopt juist in de gaten, doordat het gezelschap, waarin ze als minderheid verzeild raakte, zoo'n stuk voornamer is. Men waardeert Donker daar het meest, waar z'ijn relativisme, hem de dingen des levens naar de keerzijde ook van hun i n n e r 1 ij k e manifestatie doet herkennen. Gedrenkt als 't ware in den weemoed klopt het hunkerend aan de poorten van het absolute; en wordt het dichterlijk. De kerk van St. Jeróme te Lissabon: een „rijzig monument van geloof' openbaart zich tegelijkertijd aan hem als de „versteening eener groote ontroering". En in dje versteening ontwaart hij het noodlot van den mensch die niet bestèndig ontroerd vermag' te zijn, doch zijn vervoering „afkoopt" in zijn kunstwerken. De beschrijvingen van steden en landschappen, van de zee en het schip op die zee, de vluchtige karak teristieken van Duhamel, Ludwig en Zweig, het synoptisch verslag van het rumoerige P, E.N.-congres, ze bekomen alle hun trek van litteraire aristocratie (een trek, welke de journalistiek moet ontberen, om journalistiek te blijven) door dergelijke „visies". „Het is onzeker, waarom wij hier le ven" dichtte hij eens (Gebroken Licht, 1934), Die onzekerheid beteekent voor hem echter geen obsessie, waaraan hij reddeloos overgeleverd zou zijn. Want hij weet. het te goed: „Soms kan een mensch volkomen [opengaan. En bloeien als geen bloem ter wereld j [bloeit". .1 1 (Ingez. Med.) schillende rechterlijke instanties teza men tot zes jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld. „Kijkt U eens, edelachtbare' zoo lichtte een der verdachten, de hoofdda der, toe, „toen wij gesnapt zijn, hebben wij eerlijk alles bekend en de justit e geen enkele moeilijkheid bij het onder zoek in den weg gelegd. Men beloofde ons toen alle zaken te voegen het waren er 22 in het geheel zoodat wij dan waarschijnlijk een lagere straf zou den hebben gekregen dan nu". Raadsheer mr. Collard: „U hebt zoo wat half Nederland onveilig gemaakt". Verdachte: „Maar wij zijn toch onder alle omstandigheden mensch gebleven, wij hebben nergens wat vernield, alleen maar weggenomen en bij onze arrestatie hebben we ons niet verzet. We moeten nu nog in Arnhem en 's Hertogenbosch voor het hof terechtstaan. Als U er iets af doet, doen ze het daar misschien ook"-. Ook de tweede verdachte vond de straffen bij elkaar wel wat hoog. In 1932 had hij voor 28 inbraken 2Vi jaar gekre gen, en nu zou hij voor 22 inbraken tot meer dan het dubbele veroordeeld wor den. Dat klopte toch niet. De procureur-generaal eischte tegen den hoofddader, die ook een bezwaren- der strafblad heeft dan zijn mede-ver dachte bevestiging van het vonnis. Te gen den ander, wiens rol zich meestal bepaald heeft tot op den uitkijk staan vroeg spr. vermindering van de straf tot 8 maanden. Uitspraak 20 October. RQNSELARIJ. Zware straf tegen bemiddelaar geëischt. Voor de Utrechtsche rechtbank heeft Dinsdag de timmerman H. D. C. v. O een bekende Utrechtsche communis tische voorman terecht gestaan wegens het bevorderen van dienstneming xn Spanje. Eenige maanden geleden wer den twee jongelui die op weg naar Spanje waren door de Utrechtsche po- 1 tie uit den trein gehaald. De jongens vertelden toen dat v. O. bemiddeling had verleend. Wel waren zij, volgens hun verklaringen gisteren tijdens de zitting afgelegd, uit eigen beweging op het denkbeeld gekomen bij de regee- ringstroepen n Spanje dienst te ne men, Zij zijn toen in contact gekomen met v. O., die hun geld gegeven had. Verdachte gaf toe, d,at hij geld aan de jongens had gegeven. Waar hij het geld van daan had, wilde hij echter niet zeggen. De officier van justitie eischte 6 maanden gevangen'sstraf. LEGER EN VLOOT. Bij Kon. besluit is aan den gep. gener,aal-majoor van het wapen der ar tillerie L. J. Scheltema, de titulaire rang verleend van luitenant-generaal. Bij Kon. besluit :s met ingang van den datum van 4 Oct. '37 bevorderd tot officier v.an den marinestoomvaart dienst le kl„ de offider van den ma- riinestoomvaartd enst 2e kl. Jv. Lugten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 6