pijp kan oiteral
belkom zijn...
RECHTSZAKEN.
Dobbelificmn
lekker... man!
0. EN W. SOUBURG.
BOEKENSCHOUW.
Nationale fruittentoonstelling
te Amsterdam.
Zelfs een héél-preciese,
héél-critische huisvrouw
kan zeggen: „die pijp
ruikt lekker."
Mannen, die goede
tabak rooken, geurige,
vriendelijke, volle en
rijpe tabak (dat wil zeg
gen: IBIS SHAG) kun
nen daarvan getuigen.
IBIS SHAG maakt
een huis geurig, maakt
Uw pijp óveral.welkom.
Aanwinsten, vertoond in de
vergadering van 6 October 1937
van het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen te Middel
burg,
Twaalf afgietsels van zegels, geschon
ken door de Provinciale Bibliotheek te
Middelburg; een Schouwsche muts, ge
schonken door dr. W. S. Unger te Mid
delburg; een schilderijtje, voorstellend
't Veersche gat, geschilderd door E, M.
van Wulfen, 1871, een waterverfteeke-
ningetje, beide geschonken door den
heer Alex Metz, voorheen te Middel
burg; een foto van oud Arnemuiden, ge
schonken door den heer Th. Oddink te
Arnemuiden; een delfspade, een kiem-
raam, een draagburrij voor kiemmand,
een meebed-egge, vijf diverse ploegen,
een kniebak of snijbak, een peekopmes,
een graanharp, alles in bruikleen afge
staan door de Zeeuwsche Landbouw
Maatschappij te Goes; een fragment van
een Nehalennia altaar, opg'evischt in den
put van Oostkapelle, geschonken door
den heer H. van Beveren te Veere; een
zwart kruikje, gevonden in het verdron
ken land van Reimerswaal, geschonken
door mevr. de Wed. Wijckhuise-Dinge-
manse te Beverwijk; gebroken pot met
randversiering van geglazuurde koppen,
gevonden in den kelder van Hotel Abdij,
geschonken door den heer A. Krijger te
Middelburg; een scherf van Germaansch
aardewerk, geschonken door den heer
A. Jobse te Middelburg; een klein rood
aarden bakje, gevonden te Domburg,
aangekocht; een zgn. Spaansch pijpje,
geschonken door den heer P. Joziasse
Jr. te Serooskerke; fragment van een li-
thografischen steen, geschonken door
den heer J. de Vos te Middelburg; een
collectie Germaansche en een collectie
15e eeuwsche scherven, gevonden te
Zoetendale bij Serooskerke, geschonken
door den heer L. Slabber te Veere; een
collectie 16e of 17e eeuwsche scherven,
geschonken door den heer H. J. Wee-
zepoel te Middelburg; eenige tropische
en subtropische soorten schelpen en een
groot exemplaar van de Eoceenfossiel
Cardita planicosta, geschonken door den
heer L. Bootsgezel te Breskens; een doos
tropische en subtropische schelpen,
waaronder nieuwe voor het museum, ge
schonken door den hr. Jan van Dalsum
te Middelburg; een groote collectie tro
pische schelpen, waaronder belangrijke
aanwinsten, geschonken door den heer
Alex Metz, voorheen te Middelburg;
schelpen, afkomstig uit de bekende plio
cene zandgroeve te Nieuw-Namen („De
Canter"), geschonken door jhr. F.
Beelaerts van Blokland te Mid
delburg; nieuwe vondsten schelpen
van den conservator; een plank met
eendenmossels, geschonken door den
heer J. C. Puijpe te Koudekerke; fossiele
en recente Zeeuwsche schelpen, waar
onder zeer belangrijke aanwinsten, en
een collectie schelpen uit de Iersche
Zee, allen geschonken door den heer A.
Slabber te Middelburg; fragment van
een menschenschedel, geschonken door
den heer H. J. Weezepoel te Middelburg;
Jan-van-Gent, gevangen op het strand
te Dishoek, geschonken door den heer
L. de Priester te Koudekerke; twee brie
ven van S. J. den Boer, chirurgijn in het
Fransche leger, uit Wilsdruf en Dresden,
1813, geschonken door den heer S. A.
N. van Oeveren te Wolphaartsdijk.
HISTORISCHE BEHANGSELS.
Een Tentoonstelling van Rath
en Doodeheeiver.
(Van onzen Amsterdamschen
medewerker.)
(n.s.) Een historische tentoonstelling
van behang? Wat is nou behang? Nu ja,
het moet er wezen en als je verhuizen
gaat is het even een serieus probleem,
maar om nu een tentoonstelling van his
torische behangsels te geven, dat lijkt in
deze tijd wel wat overdreven, dan kan
je per slot wel alles exposeren! Zo zou
men kunnen zeggen naar aanleiding van
de expositie, die de firma Rath en Doo-
deheefver thans in de hoofdstad heeft
georganiseerd. Maar wie bewonderend
langs de wanden der zalen is gegaan en
vooral wie den enthousiasten directeur
van het „Tapeten-Museum" te Kassei,
dr. Heinrich Apell, heeft horen spreken,
denkt daar wel anders over.
Misschien moet men daar een Duitser
voor zijn om dit alles zo ijverig bijeen te
garen, zo ,,gründlich" te bestuderen, ja,
misschien zou een Duitser zelfs een boek
kunnen schrijven (in zwei Banden) over
„die geschichtliche Entwicklung des Ta-
petenpapierrandes und der Sinn des
Randes überhaupt" maar ze dóen het
dan toch maar en deze jeugdige museum
directeur van tegen de zeventig heeft
zelf alles hier in een paar dagen inge
richt en hij weet ongetwijfeld iets van
zijn enthousiasme in u over te gieten.
Voor den mens met historische zin
weerspiegelt een gehele ontwikkeling
zich soms in de geschiedenis van een
willekeurig voorwerp en dus zeker ook
in die van wat steeds het décor van het
particuliere en intieme leven der men
sen is geweest.
Op school leerden wij reeds dat de
Duitsers nog het woord „Tapete" voor
„behang" hadden omdat de oorspronke
lijke wandbekleding uit tapijten had be
staan. Thans konden wij vernemen dat
het eigenlijke behang van Chinese oor
sprong is en dat een Chinees reeds om
streeks het jaar 100 na Christus het lom
penpapier heeft uitgevonden. In de 8e
eeuw werd de papier-vervaardiging uit
stro en bamboe door de Arabieren naar
Bagdad en Mekka en later naar Noord-
Afrika en Spanje overgebracht en de
Kruistochten hebben toen tot de verdere
verspreiding naar Europa medegewerkt
Het zou te ver voeren, de geschiede
nis van het behangselpapier hier verder
te bespreken. De eigenlijke papieren
wandbekleding is ook nog maar ruim een
eeuw algemeen in gebruik en daarvoor
heeft men nog de zeer kostbare
leer-, zijde-, wol- en veloursbehangsels
gehad.
Ja de geschiedenis van het behang
heeft zijn g'rote mannen: Zuber, Duf our
en vele anderen en een deel hiervan res
sorteert geheel onder de kunstgeschie
denis.
Toen in 1798 de eindlooze papierrol
werd uitgevonden, of liever toen de ver
vaardiging daarvan werd mogelijk ge
maakt, heeft men in het enthousiasme
over de eindeloze mogelijkheden die
daardoor tevens ontstonden, het wand-
schilderij als voorbeeld gekozen en hele
landschappen, jachttaferelen, feesten, ja
zelfs het Paradijs voor de ogen der men
sen willen toveren. Zo zagen wij bijv.
een Parijs volksfeest van 1810 (het hoog
tepunt van Napoleon, die toen met Ma
ria Louise trouwde): statige mensen in
Empire-kleding, klassicistische gebou
wen, plantsoenen met volksgroepen en
feesttinten en in de lucht een grote bal
lon; dit alles in fleurige en frisse kleu
ren. En niet alleen feesten en land
schappen, maar, als gezegd: zelfs het
Paradijs konden de gelukkige bezitters
van een wandbekleding van Desfossé
(van 1860) dagelijks aanschouwen. Dit
grote décor „Eden" met z'n tedere, bloe-
semende tinten was wel een der verruk
kelijkste toverproducten, welke de ex
positie bood,
Hoe kostbaar deze schilderijen ge
weest moeten zijn, wordt duidelijk als
men verneemt dat er soms meer dan 80
kleuren in waren verwerkt, welke stuk
voor stuk met een aparte drukvorm zijn
aangebracht!
Historisch interessant is weer het ver
schijnsel dat het midden der 19e eeuw,
die op elk kunstgebied (na de Roman
tiek) een inzinking bracht, zijn kracht
zocht in de imitatie van edele stoffen
(bijv. het paarlmoerbehang van 1860 of
het Hollandse Boerenfeest naar een
schilderij van Teniers). Maar als imitatie
blijkt deze kunst, door zijn nieuwe tech
nische mogelijkheden en de zucht deze
te perfectionneren nu eens heel voor
naam en edel te zijn geweest. Ook hier
uit zou men weer verschillende conclu
sies kunnen trekken,
In onze jeugd bestudeerden wij vóór
het opstaan hef „bloemetjesbehang" in
de logeerkamer bij onzen grootvader.
Later zagen we pas dat dat heel lelijk
was. De behangselkunst is deze inzin
king te boven en heeft ons strakke, zui
vere decoratie gebracht, die geheel als
bekleding van ruimte was gedacht. Maar
thans keert men weer naar de oude
„grote" decoratie terug en zo werden
wij ten slotte gevoerd naar de decoraties
van het jaar 1938, de z.g. „Salubra-dé-
cors", die wéér grote taferelen en land
schappen geven, maar niet gedetailleerd,
doch schetsmatig, luchtig en discreet en
slechts met de bedoeling om een sfeer
te suggereren. Wij zullen moeten af
wachten of hiermee weer een nieuwe
periode van de wanddecoratie wordt in
geluid.
H. J. S.
Abonnem aten en Advertentiën voor
dit blad - /orden aangenomen door
den Agent M. DE WITTE,
Marnixplein, West-Souburg
Anthonie Donker
Penibel Journaal.
(-§-) Donker heeft in 1936 deelgeno
men aan het P.E.N.-congres te Buenos
Aires. Indrukken van die roerige bijeen
komst en van zijn reis naar de Arg'entijn-
sche hoofdstad vonden in dit boekje hun
litterair-journalistiek tehuis.
„A Georges Duhamel" staat voorin
Dat is niet zoo maar een hoffelijkheid.
Het vierde hoofdstuk, aan dezen Fran-
schen auteur gewijd, is warm van be
wondering en genegenheid. Donker heeft
Duhamel tijdens de zeevaart leeren ken
nen als: een man, die door zijn werk be
vestigd wordt. Men voelt het voortdu
rend, vertelt hij: „Daar klopt een hart,
een wil, even vastberaden en betrouw
baar als de gestadig en onafgebroken in
de verborgen diepte rustig stampende
groote machines, die ons over den onaf
zienbaar golvenden afgrond voeren".
Dat is veel lof voor een mensch; en zeer
veel in dit koele journaal, Men vergelijke
wat in de volgende hoofdstukken over
Emil Ludwig en Stefan Zweig staat. Er
is een opvallend verschil in aandoening
Met dat over Ludwig, den veel gesmade,
het meest; uiteraard, zou men kunnen
zeggen.
Maar toch neemt Donker Ludwig in
bescherming. Velen miskennen hem,
constateert hij. Ludwig heeft „een formi
dabele psychologische intuïtie"; „er vlie
gen voortdurend vonken van inspiratie
af"; en „hij zegt prachtige dingen".
Ach ja dat kan. Aan het slot van
het hoofdstuk leest men echter dit
„Ludwig verzamelt zijn stof op aarde en
speelt er rusteloos mee. Hij denkt het
leven van oogenblik tot oogenblik Niet
Uitg. Mij, W, de Haan N.V. Utrecht
Gistermiddag om half drie uur is in de
Apollohal te Amsterdam de groote na
tionale fruittentoonstelling door den di
recteur-generaal van den landbouw, ir
A. Roebroek, geopend. Het doel van de
ze tentoonstelling, die tot stand is geko
men door de samenwerking van de Ned,
Pomologische Vereeniging, den Planten-
ziektenkundigen Dienst te Wageningen
en andere lichamen op het gebied van
tuinbouw en fruitteelt, is, het Neder-
landsche publiek de beteekenis van de
tegenwoordige vaderlandsche fruitteelt
en vooral de waarde van het product te
laten zien.
Ir. Roebroek zeide, dat tal van facto
ren het hunne hebben bijgedragen, om
de consumptie van fruit te stimuleeren,
niet het minst de moderne voedingsleer.
Desondanks bleef, in vergelijking met
andere landen, het fruitverbruik in ons
eigen land belangrijk achter. Ik behoef
in dit verband slechts enkele getallen
te geven. In ons land bedraagt het ver
bruik nog slechts 24, 5 kg per verbruiks-
eenheid, d.w.z, een mannelijk gezinslid
van 15 jaar of ouder, terwijl de overige
gezinsleden dan tot verbruikseenheden
worden herleid. In Engeland steeg het
verbruik per verbruikseenheid van 29.7
kg in de periode 19291933 tot 40.4 kg
in 1936. Deze getallen spreken voor
zichzelf en bewijzen ongetwijfeld, dat in
het binnenland nog groote mogelijkhe
den liggen. Dit wil evenwel niet zeggen,
dat naar mijne meening thans alles ge
daan moet worden, om de fruitteelt uit
te breiden: het wil mij voorkomen, dat
het de weg is, om vooral het bestaande
op de meest rationeele basis te brengen.
We moeten ons Nederlandsch publiek
kunnen aanbieden: goed fruit tegen niet
te hooge prijzen. Goed, smakelijk fruit
in een goede verpakking en goed gesor
teerd, vindt bij ons publiek ongetwijfeld
afname, zelfs gretige afname.
De groote beteekenis van deze ten
toonstelling is dan ook, dat zij het Ne-
derlandsche publiek in de gelegenheid
stelt kennis te maken met het kunnen
van onzen Nederlandschen kweeker.
Sinds enkele dagen is eindelijk de ver
plichte keuring van fruit op de veilingen
een feit geworden. Ongetwijfeld een
feit van beteekenis. In een paar woor
den is deze niet aan te geven. Persoon
lijk heb ik de overtuiging, dat, wanneer
de keuring verstandig en bedachtzaam
wordt uitgeoefend en de eischen gelei
delijk aan strenger worden gesteld, de
ze uiteindelijk zal leiden tot mooie re
sultaten, waarvoor het bedrijf zeer
dankbaar zal zijn. Waar de keuring ge
heel in handen is van de practijk en de
overheid zich uitsluitend bepaalt tot
toezicht daarop, verwacht ik, dat ook
deze keuring geruischloos zal verloo-
pen, zooals bijna iedere kwaliteitskeu
ring, die op grond van de landbouwuit-
voerwet werd georganiseerd.
Ik moge er in dit verband en op deze
plaats de aandacht op vestigen, dat ook
bij de practijk een groeiende belangstel
ling bestaat voor meer vakkennis. De
eene fruitteeltschool volgt op de andere.
Ik heb er mij over verheugd, dat met
zoo weinig middelen en zelke beschei
den inrichting, zooveel nuttigs tot stand
kon worden gebracht. De tuinbouw-
voorlichting, thans staande onder lei
ding van een eigen, in den kring der
fruittelers geen onbekende inspecteur,
heeft ongetwijfeld 'n mooie taak te ver
vullen en dankbaar constateer ik de sa-
van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het is
de tragiek van zijn dichterschap. Mis
schien wordt hij een dichter als hij ooit
die tragiek en de relativiteit aller dingen
beseft". Boosaardig, als zooveel critiek
over Ludwig uitgegoten, klinkt dit niet.
Het klinkt eerder weemoedig; maar ook
zoo hopeloos voor den beoordeelde....
Weemoed vindt men overvloedig in
dit boekje. Hij is er als 't ware de grond
toon van, als van Donker's meeste (en
beste) werk. Maar soms speelt hij er een
beetje mee: „Wij moesten maar liefst
doorvaren. Om Kaap Hoorn, Langs Chili.
En verder. En verder". Neen de schrij
ver heeft teveel besef van de relativiteit
aller dingen, om op deze wijs waar te
kunnen zijn. Evenmin als Ludwig is hij
een dichter, als dat besef hem door 't
hoofd schijnt te gaan. Dan verzeilt hij in
het pathetische, dat, krachteloos, zich bij
den lezer in een ongeloovigen glimlach
oplost.
Ook zelfs daar, waar zijn relativisme
plaats maakt voor de verontwaardiging
(die geen betrekkelijkheden kent, maar
vaak wel vermag te inspireeren) gaat 't
dichterlijke in Donker aan den haal. Dan
wordt hij een journalist met een niet al
te fraaien stijl: In Las Palmas is een
Spaansche volksfronter door gewapende
manschappen van Franco van boord ge
haald; d.w.z. van het groote Engelsche
passagiersschip, waarop "men naar Bue
nos Aires voer. Tegen den zin van den
kapitein, die zich echter niet durfde
verzetten; nademaal er in den haven
„rechtsche" Spaansche oorlogsbodems
lagen. Drie bladzijden lang vaart de
schrijver over deze gebeurtenis uit. In
dezen trant: „Wij zijn in een Spaanschen
haven, maar heeft dan bij God de kapi
tein van een Engelsch schip niet het
recht te weigeren, niet de plicht geen
passagiers van zijn schip uit te leveren
aan gewapenden van een bewind, dat
menwerking met de practijk, ook met
de organisaties en de Pomologische Ver
eeniging, die deze tentoonstelling orga
niseert.
Wij zijn er nog lang niet, doch, wan
neer ik de samenwerking zie van allen,
die de fruitteelt een goed hart toedra
gen, en gezien haar economische betee
kenis en de mogelijkheden, dan hoop ik,
dat we er wel zullen komen. Bedenken
wij echter, dat men elders niet stil zit.
Wat momenteel in Denemarken ge
beurt ik houd mij slechts aan het
rapport van ir. Van de Plassche, die de
zer dagen de fruittentoonstelling te Ko
penhagen bezocht dan is het zaak
niet bij de pakken te blijven zitten.
Wat er te zien is.
Zestigduizend kilogram appelen, pe
ren, druiven, perziken, frambozen, bra
men. Alles Nederlandsch fruit, alles een
product van eigen bodem en eigen kas
sen, tot zelfs de vijgen toe, die hier en
daar in de appetijtelijk opgemaakte
manden een aardig accent vormen in de
enorme glooiingen fruit, waarmede de
Apollohal gevuld is. Grootscher opge
zette tentoonstelling van Neerland's ooft
is er nog niet gehouden, maar ondanks I
dat het bergen schijnen, die hier aan
fruit liggen opgetast, is toch ieder ap-
peltje, iedere peer en zelfs iedere fram- i
boos nauwkeurig op zijn deugdelijkheid
onderzocht. Het pièce de résistance is
wel de inzending van de Utrechtsche
veilingsvereeniging, die tusschen twee
flanken van appels en peren, de Utrecht
sche dom in aanzienlijk formaat van
blauwe en witte druiven heeft opge
bouwd. Daarnaast en daarentegenover
prijken de inzendingen van alle gewes
ten van ons vaderland, waar de fruit
teelt wordt beoefend.
Opmerkelijk zijn bovendien de stands
van den plantenziektekundigenx dienst
te Wageningen: van den Nederland
schen algemeenen keuringsdienst, waar
bij prof. ir. A. M. Sprenger uitleg gaf
van de verschillende wijzen van onder
zoek en teelt, die het mogelijk maken,
dat zelfs gedurende den geheelen win
ter versche aardbeien op de Utrecht
sche veiling worden aangevoerd, en van
de Nederlandsche Heide Maatschappij,
met haar proefbedrijven en proefteelten.
Voorts zijn er tal van verkoopsstands,
waarbij zelfs machinerieë nen heele
boomgaarden niet ontbreken.
BERUCHTE INBREKERS VOOR HET
HAAGSCHE HOF.
Zij maakten half Nederland on
veilig..
Twee inbrekers, die in midden-Neder
land een groot aantal inbraken gepleegd
hebben, moesten gisterochtend voor het
gerechtshof te Den Haag in hooger be
roep van een vonnis van de Dordtsche
rechtbank terechtstaan, waarbij beiden
veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf
van een jaar.
Het betrof hier vijf inbraken in het
laatst van het vorig jaar gepleegd in de
omgeving van Dordrecht. Zij waren in
verschillende huizen binnengedrongen
en hadden alles wat van hun gading was,
hoofdzakelijk geld en sieraden, meege
nomen. Zij bekenden alles ruiterlijk en
waren in hooger beroep gekomen, om
dat zij de straf te zwaar vonden.
De kwestie was nl„ dat deze vijf in
braken een gedeelte vormden van een
grootere serie, die het tweetal op zijn
geweten had en waarvoor zij door ver
door zijn land niet is erkend?" Veel
stunteliger kon het dunkt ons nauwelijks
gezegd worden. Maar deze alledaag'sche
journalistiek ook in de beschrijving
van het leven aan boord komt men haar
nog al eens tegen is geenszins ken
merkend voor de standing van het boek.
Integendeel veeleer: ze loopt juist in de
gaten, doordat het gezelschap, waarin
ze als minderheid verzeild raakte, zoo'n
stuk voornamer is.
Men waardeert Donker daar het
meest, waar z'ijn relativisme, hem de
dingen des levens naar de keerzijde ook
van hun i n n e r 1 ij k e manifestatie
doet herkennen. Gedrenkt als 't ware in
den weemoed klopt het hunkerend aan
de poorten van het absolute; en wordt
het dichterlijk. De kerk van St. Jeróme
te Lissabon: een „rijzig monument van
geloof' openbaart zich tegelijkertijd aan
hem als de „versteening eener
groote ontroering". En in dje versteening
ontwaart hij het noodlot van den mensch
die niet bestèndig ontroerd vermag' te
zijn, doch zijn vervoering „afkoopt" in
zijn kunstwerken. De beschrijvingen van
steden en landschappen, van de zee en
het schip op die zee, de vluchtige karak
teristieken van Duhamel, Ludwig en
Zweig, het synoptisch verslag van het
rumoerige P, E.N.-congres, ze bekomen
alle hun trek van litteraire aristocratie
(een trek, welke de journalistiek moet
ontberen, om journalistiek te blijven)
door dergelijke „visies".
„Het is onzeker, waarom wij hier le
ven" dichtte hij eens (Gebroken Licht,
1934), Die onzekerheid beteekent voor
hem echter geen obsessie, waaraan hij
reddeloos overgeleverd zou zijn. Want
hij weet. het te goed:
„Soms kan een mensch volkomen
[opengaan.
En bloeien als geen bloem ter wereld j
[bloeit".
.1
1
(Ingez. Med.)
schillende rechterlijke instanties teza
men tot zes jaar gevangenisstraf zijn
veroordeeld.
„Kijkt U eens, edelachtbare' zoo
lichtte een der verdachten, de hoofdda
der, toe, „toen wij gesnapt zijn, hebben
wij eerlijk alles bekend en de justit e
geen enkele moeilijkheid bij het onder
zoek in den weg gelegd. Men beloofde
ons toen alle zaken te voegen het
waren er 22 in het geheel zoodat wij
dan waarschijnlijk een lagere straf zou
den hebben gekregen dan nu".
Raadsheer mr. Collard: „U hebt zoo
wat half Nederland onveilig gemaakt".
Verdachte: „Maar wij zijn toch onder
alle omstandigheden mensch gebleven,
wij hebben nergens wat vernield, alleen
maar weggenomen en bij onze arrestatie
hebben we ons niet verzet. We moeten
nu nog in Arnhem en 's Hertogenbosch
voor het hof terechtstaan. Als U er iets
af doet, doen ze het daar misschien
ook"-.
Ook de tweede verdachte vond de
straffen bij elkaar wel wat hoog. In 1932
had hij voor 28 inbraken 2Vi jaar gekre
gen, en nu zou hij voor 22 inbraken tot
meer dan het dubbele veroordeeld wor
den. Dat klopte toch niet.
De procureur-generaal eischte tegen
den hoofddader, die ook een bezwaren-
der strafblad heeft dan zijn mede-ver
dachte bevestiging van het vonnis. Te
gen den ander, wiens rol zich meestal
bepaald heeft tot op den uitkijk staan
vroeg spr. vermindering van de straf tot
8 maanden. Uitspraak 20 October.
RQNSELARIJ.
Zware straf tegen bemiddelaar
geëischt.
Voor de Utrechtsche rechtbank heeft
Dinsdag de timmerman H. D. C. v. O
een bekende Utrechtsche communis
tische voorman terecht gestaan wegens
het bevorderen van dienstneming xn
Spanje. Eenige maanden geleden wer
den twee jongelui die op weg naar
Spanje waren door de Utrechtsche po-
1 tie uit den trein gehaald. De jongens
vertelden toen dat v. O. bemiddeling
had verleend. Wel waren zij, volgens
hun verklaringen gisteren tijdens de
zitting afgelegd, uit eigen beweging op
het denkbeeld gekomen bij de regee-
ringstroepen n Spanje dienst te ne
men, Zij zijn toen in contact gekomen
met v. O., die hun geld gegeven had.
Verdachte gaf toe, d,at hij geld aan
de jongens had gegeven. Waar hij het
geld van daan had, wilde hij echter
niet zeggen.
De officier van justitie eischte 6
maanden gevangen'sstraf.
LEGER EN VLOOT.
Bij Kon. besluit is aan den gep.
gener,aal-majoor van het wapen der ar
tillerie L. J. Scheltema, de titulaire
rang verleend van luitenant-generaal.
Bij Kon. besluit :s met ingang van
den datum van 4 Oct. '37 bevorderd
tot officier v.an den marinestoomvaart
dienst le kl„ de offider van den ma-
riinestoomvaartd enst 2e kl. Jv.
Lugten.