De versterking van onze weermacht.
De toestand van 's Rijks financiën nog aller
minst rooskleurig.
NUMMER 223.
TWEE BLADEN.
WOENSDAG
22 SEPTEMBER 1937.
EERSTE BLAD.
180e JAARGANG.
Van belastingverlaging geen sprake. De
hoogere uitgaven voor de defensie remmen de
budgetaire saneering. Ook geen denken aan
verbetering der ambtenaren-salarissen etc.
In de komende vier jaar zal 157 millioen
noodig zijn om aan bescheiden eischen te vol
doen.
Maar er moet veel meer
gebeuren.
Nieuwe Kwartaalabonnees
De kosten.
Een nieuwe kruiser.
De begrooting zal gelei
delijk hooger worden.
DDELBUBGSCHE COURANT
Dagblad Voor Middelburg, Goes en agent
schap Vliasingen 2.30, elders 2.50 per
kwartaal Week-abonn. in Middelburg an
Goes 18 ct. p. w. Advertentiën 30 ct. per
regel, Ingez. mededeelingen 60 ct. p. r.
Bij contr. voor beide veel lager; tar. op aanvr.
GOiSCHE COUBANÏ£!2!2
Uitgeefster: Naamlooze Vennootschap ,,De Middelburgsche Courant Bureaux: Lange Sint Pieterstraat te Middelburg.
Telefoon: Redactie 269, Administratie 139 Postrekening no. 43255 Kantoor te GOES: Turfkade, telefoon 1 7.
Aangesloten bij het Bureau voor Publiciteitswaarde der Vereeniging de Nederlandsche Dagbladpers.
Familieberichten en dankbetuigingen I7
regels f 2.10, elke r. m. 30 ct. Rubriek
„Kleine Advertentiën", ten hoogste 6 regels,
a 75 ct. bij vooruitbetaling Adv. met
„Brieven" of „Bevragen bureau dezer cou
rant" 10 ct. extra Bewijsnommers 5 cent.
De gisteren bij de Tweede Kamer in
gediende rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1938 hat zeker tegen ve
ler verwachting in opnieuw een
tekort zien: nl van ru m f 13 millioen.
Dit is aanzienlijk veel lager dan de ge
raamde tekorten over vorige jaren,
maar.... de minister heeft bij de op
stelling der begrooting opnieuw de
bijzondere maatregelen toegepast, tot
welke zijn voorganger in de jaren der
d epste depressie zijn toevlucht nam,
zooals stopzetting der annuïteits-uit-
keering aan het spoorwegpensioen
fonds; overheveling van uitgaven, wel
ke eigenlijk op den gewonen dienst
thuis hooren, naar den kap taaldienst,
en w,at dies meer zij.
Houdt men daarmede rekening, dan
bedraagt het werkelijke tekort feite
lijk niet f 13 millioen, doch maar even
tjes f 84 millioen, (Een u ttreksel der
millioenennota vindt men op de le
pagina van het 2e blad).
De minister van financiën, mr. J. A.
de Wilde, besluit zijn toelichting op de
begrooting met de volgende leerzame
beschouwing:
De conclusie, welke het begrootings-
beeld oproept, zal moeten zijn, dat nog
een lange weg zal moeten worden af
gelegd, vóór .en aleer het reëel sluiten
de budget is bereikt.
Gebleken is, in welke ernstige mate
de saneer ng van het budget wordt ver-
taagd door den nieuwen factor, voort
spruitende uit de noodzakelijkheid,
meer gelden voor het defensie-apparaat
uit te geven. Met het bedrag, dat voor
dit doel thans op de begrooting voor
1938 is geraamd, is het voor de defen
sie n dezen tijd benoodigcüe bedrag
intusschen nog geenszins bereikt. Daar
bij is nog geen rekening gehouden met
de eischen, welke bij doorvoering van
de plannen tot uitbreiding v,an het con
tingent en de verlenging van den eersten
oefeningstijd, mitsgaders van de daar
mede samenhangende maatregelen tot
het in gebruik stellen van nieuw mate-
.rieel, aan het budget zullen worden ge
steld.
Deze eischen zijn van zoodanigen
omv,ang, dat het financieel niet verant
woord is te achten d e uitgaven te doen,
zonder tevens maatregelen te beramen
voor haar gedeeltelijke dekking uit
nieuwe middelen. Deze dekking zal te
zijner tijd op zich zelf worden bezien.
Doch op welke wijze ook daarin zal
worden voorzien, steeds zal de posit:e
van de begrooting in ernstige mate den
niadeel'igen invloed van de hoogere
uitgaven ondervinden en aldus zullen
de obstakels, welke zich op den weg
naar de saneering bev nden, weder
worden vermeerderd.
De minister meent, dat het overbodig
is de gevaren te schetsen, waaraan bij
het doen voortduren van den huidigen
ongezonden toestand v,an het budget
de financieele pos'tie van het rijk
blootstaat. Hij betreurt het in hooge
mate, dat ten gevolge van dezen toe
stand er voorloopig niet aan gedacht
kan worden de belastingen, die zwaar
op het Nederlandsche volk drukken,
te verlagen. Hoe wenschelijk zulk een
verlaging ook moge zijn, toch zou men
zich schuldig maken aan een roeke-
looze polit'ek, indien men daartoe over
ging, zonder dat de begrooting van in
komsten en uitgaven in het juiste even
wicht is gebracht.
Wel is er aanleid'ng te overwegen
enkele indirecte belastingen te verla
gen, die, uit fiscaal oogpunt beschouwd,
te hoog zijn opgevoerd. Met name wordt
hier gedacht aan enkele accijnzen. Maar
ook tot zulk een verlaging zal alleen
het ïn tiatief genomen worden, als met
groote waarschijnlijkheid verwacht mag
worden, dat de verlaging geen aanmer
kelijke vermindering in de opbrengst
zal ten gevolge hebben.
Een tweetal vragen, welke naar aan
leiding van deze opmerkingen min of
meer voor de hand liggen, mogen thans
nog worden behandeld. In de eerste
P x tu r We^ cht de vraag worden
gesteld oi eventueel door conversie
van staatschuld budgetaire perspectie
ven voor de naaste toekomst zouden
kunnen worden geopend. Hoewel de
mogelijkheid van conversie ten gevol
ge van de op de kapitaalmarkt inge
treden belangrijke daling van het ren
teniveau geenszins denkbeeldig s te
achten, geeft de minister met het beeld
voor oogen van den nog niet-gescho-
ten beer en diens reeds vooraf ver
kochte huid, er de voorkeur aan deze
vraag voor het oogenblik onbesproken
te laten. Niettemin worde er reeds
thans op gewezen, dat de eventueel
u t conversie voortspruitende verlich
ting van den rentelast, bij hervatting
van normale aflossingen, waarnaar im
mers d'ent gestreefd te worden, althans
gedurende de eerstvolgende jaren, voor
een belangrijk gedeelte zal worden ge
compenseerd door hoogere schuldaflos
sing, die uit deze conversie zal voort-
vloe en.
In de tweede plaats ligt de vraag
voor de hand, of de reeds in het jaar
1936 ingetreden verbetering van den
conomischen toestand hier te lande,
welke vooral in de laatste maanden
tot uiting kwam in een niet onaanz en-
lijke stijging der middelen, het budge
taire toekomstbeeld niet gunstig beïn
vloedt. Inderdaad is tengevolge van
het ingetreden conjunctuur-herstel de
budgeta re positie verbeterd en is dan
ook de raming der middelen in de ont-
werp-begrooting reëel met een bedrag
van ruim f 50 millioen verhoogd. Niet
temin is voor optim'sme in dit" opzicht
geen plaats 'en wel, omdat de uitgaven
kant van het budget zelfs afgezien
van den invloed van de verhooging
der defensieuitgaven nog slechts
zeer weinig van de conjunctuurverbe
tering heeft geprofiteerd. Integendeel,
op menig begrootingsonderdeel moest
de raming der uitgaven tengevolge
van de reeds genoemde factoren niet-
onaanzienlijk worden verhoogd. Voeg
daarbij de omstandigheid, dat ondanks
conjunctuur-herstel nog steeds een
aanzienlijk deel der valide Nederland
sche arbeidskrachten werkloos blijft,
zoodat uit dien hoofde op het budget
zoowel van rijk als van gemeenten een
aanzienlijke druk blijft bestaan, terwijl
ook in de toekomst het normaal accres
der uitgaven tengevolge van den be
volkingsaanwas (te schatten op onge
veer f 10 millioen 's jaars), hetwelk
op den duur niet volledig door bezui
niging op andere uitgaven z,al kunnen
worden opgevangen, wederom zijn in
vloed zal doen gelden, dan ligt de con
clude voor de hand, dat voor budgetair
optimisme voorloopig niet de minste
reden bestaat.
Ook d,aarom meent de minister tegen
een te groot optimisme, gebaseerd op
de verbeterde conjunctuur hier te lan
de ,te moeten waarschuwen, omdat in
het verleden zeer du'delijk is gebleken,
dat deze conjunctuur in zekeren zin pa-,
rallel lbopt met de ontwikkeling van'
de wereldconjunctuur. M.a.w. tusschen
het verloop der middelen hier te lan
de en het verloop der wereldconjunc
tuur bestaat verband. Daar er geen
zekerheid bestaat, dat de ontwikkeling
der wereldconjunctuur voor de naaste
toekomst in stijgende l'ijn door zal gaan,
schijnt ten aanzien van het toekomstig
verloop van 's rijks' middelen een voor
zichtig beleid op zijn plaats.
Voor zoover de regeering het in haar
macht heeft, door middel van beïnvloe
ding der kosten van levensonderhoud
mede te werken tot behoud van werk-
ge egenheidi, zullen de noodige voor!-
z eningen, ook al mogen deze budge
taire offers (mits binnen redelijke gren
zen blijvend) vorderen, worden getrof
fen. Uok ten aanzien van een stimu
leering der uitbreiding van werkgele
genheid, mits deze op zoodan:ge wijze
plaats vindt, dat zij niet leidt tot werk-
verschuiving, geldt, dat hiervoor, on
danks den weinig gunstigen budgeta:ren
toestand, middelen beschikbaar moeten
zijn. Deze belangen toch vallen naar
het oordeel der regeering binnen het
zelfde kader als het defensiebelang.
Overigens worde in dit verband niet
uit het oog verloren, dat herstel der
door de crisis aangetaste financieele
fundamenten voor de volksgemeenschap
van gelijke orde is als de behartiging
der evengenoemde andere belangen.
Resumeerende lu dt de conclusie, bij
de vaststelling van den financieelen
koers, dien de regeering in de naaste
toekomst meent te moeten sturen, dat
voor de volvoering van de t,aak, die
zij zich heetf gesteld met betrekking
tot het behoud van de volkskracht, bud
getaire saneer ng onvermijdelijk is.
Uiteraard zullen hierbij de eventueel
ruimer vloeiende middelen in principe
allereerst beschikbaar moeten blijven
voor de verbetering van het budget en
zal uitzetting der uitgaven dan ook
slechts daar mogen plaats hebben,
waar zij, gelijk bij de uitgaven voor de
defensie, en een ge economisch-sociale
maatregelen, ,als een onvermijdelijke
noodzakelijkheid is te beschouwen.
Uitzetting van de uitgaven voor een
bepaald doel in zoo belangrijke mate
als thans voor de defensie is voorge
nomen, moet, zelfs in normale omstan
digheden, noodzakelijk le den tot beper
king van de uitgaven voor de andere
onderdeelen van regeeringszorg, In de
huidige omstandigheden echter is deze
beperking dubbel geboden.
Het zal dus duidelijk zijn, dat voor
hands ook de mogelijkheid ontbreekt
tot het doen van allerlei belangrijke
uitgaven, die op zichzelf gewenscht of
nuttig zouden zijn, zooals: verhooging
van salarissen en loonen, verlaging van
de leerlingenschaal bij het lager onder
wijs, uitbreiding van de gelegenhe d
tot opneming in de ouderdomsverzeke-
ring en meer andere.
De regeering heeft echter vertrou
wen, dat, indien het verloop v,an de
middelen zich n gunstige richting blijft
ontwikkelen en ook de crisisuitgaven,
welke op de rijksbegrooting drukken,
als gevolg van een voortgaande gun
stige ontwikkeling van den economi-
schen toestand kunnen worden ver
laagd, bij een bele d, als de regeering
heeft aangegeven, het reëel sluitende
budget zal worden bereikt.
In zijn toelichting, op de begrooting-
1938 voor defens e, geeft de minister
van defensie, de lieer Van Dijk, een
kort overzicht van wat er voorloopig
noodig zal zijn, om onre weermacht
eenigszins op peil te brengen.
De sterkte der marine.
Rekening houdende met den bestaan-
den toestand op het gebied der bewa
pening en over gens de grens, die het
fir,ancieele mogelijke onafwijsbaar stelt,
niet uit het oog verliezend, is de minis
ter van meening, dat de staatsmarine
een sterkte zal moeten hebben va„n 3
kru sers, 2 flottieljeleiders, 12 torpedo-
bootjagers, 18 onderzeebooten, meer in
het bijzonder voor Indië bestemd, be
nevens eenige voor den dienst in Ne
derland bestemde onderzeebooten, 3
flottiieljevaartuigen, waarvan 1 voor
West-Indië, 1 artillerie-instructieschip, 6
bewakingsvaartuigen voor den dienst
hier te lande, 8 mijnenleggers, ten min
ste 12 mijnenvegers, eenige torpedomo-
torbooten, benevens de noodige opne-
m ngs-, politie- en hulpvaartuigen, ter
wijl een aantal van 72 groote zeevlieg-
tuiéen naast de noodige kleinere toe
stellen voor opleid'ng en inscheping
de noodzakelijke aanvulling in de lucht
dienen te vormen van de genoemde
v.arende strijdkrachten.
Wat reeds is gedaan ter ver
betering van de weermacht.
Gebruik makende van de gelden,
welke op grond van het defensiefonds
te harer beschikking zijn gesteld, heeft
de regeering met bekwamen spoed de
aanschaffing van een deel v,an het in
de allereerste plaats onontbeerlijke
mater eel ter hand genomen. Daartoe
is overgegaan tot den aankoop van een
aantal batterijen modern luchtdoelge
schut, van een zij het beperkt -
aantal moderne infanterie-kanonnen,
van enkele batterijen moderne artille
rie, van een aantal zoeklichten en v.an
een hoevee'Keid gasbeschermingsma-
terieel, zoomede van een aantal vlieg
tuigen, terwijl voorts werd overgegaan
tot het 'nrichten van kleine versterkin
gen (kazematten) bij de overgangen der
groote rivieren en op enkele andere
voor de verdediging van ons land van
bijzonder belang zijnde punten.
Nochtans is met de bovenvermelde
aanschaffing de zoo onontbeerlijke ver
betering van de materieele uitrusting
v,an de weermacht allerminst voltooid,
zooals hieronder nader uiteengezet is.
1 Het aantal ten laste van het defen
siefonds aangekondigde infanterievuur-
roonden is bij lange niet toereikend om,
reken'ng houdende met de eischen, zoo
als deze op krijgskundige gronden die
nen te worden gesteld, en ook, mede
op grond van de oorlogservaring in dit
opzicht, in de buitenlandsche legers zijn
aanvaard, de verdediging tegen vecht-
wagens naar behooren te verzekeren.
2. Verder ontbreekt aan het luchtwa-
pen zeer veel', als gevolg van de om
standige U, d,at wegens den financiee
len toestand in een reeks van jaren aan
dat wapen minder is ten laste gelegd,
dan noodig zou zijn geweest. De aan
schaffingen, welke ten laste van het
Zij, die zich met ingang van 1 Oct.
a.s. op ons blad abonneeren, ont
vangen de tct dien datum ver
schijnende nummers
GRATIS
defensiefonds hebben plaats gevonden,
zijn, hoewel belangrijk, te eenenmaie
onvoldoende om de kracht van het
luchiwapen tot het gewenschte peil' op
te voeren.
3. Ook de overige middelen ter ver
dedig ng tegen aanvallen uit de lucht,
nl. de luchtdoel-artillerie en de zoek
lichten, behoeven verdere versterking
wil een doelmatige verdediging gewaar
borgd zijn.
4. Voorts is een verder- gaande ver
sterking van de 1 chte troepen, vooral
met gemotoriseerde en gemechaniseer
de strijdkrachten, zoomede een uitbrei
ding van het aantal pionier-eenheden,
een dringende eisch, waaraan tot dusver
door gebrek aan geldmiddelen n et kon
worden voldaan.
5. Ten slotte is het niet mogelijk ge
bleken, de versterking van het artil-
leristisch vermogen uit de door de in
stelling van genoemd fonds beschikbaar
gekomen gelden te verwezenlijken.
Wat de zeemacht betreft l'gt het, zoo
als reeds hierboven is vermeld, in de
bedoeling, een aanvang te maken met
den bouw van drie bewakings
vaartuigen, die bewapend zullen wor
den met 4 kanonnen van 12 cm en voor
zien zullen worden van pantser, waar
door zij tegen licht materieel' van een
tegenstander, d!e onze mijnversperrin-
gen zou willen opruimen, in alle op
zichten opgewassen zullen zijn. Door
dat aan deze schepen, die een water
verplaatsing van ongeveer 1200 ton zul
len krijgen, een snelheid wordt gege
ven van 18 mijl', zullen zij niet alleen
in staat zijn snel in te grijpen waar
zulks noodig 's, maar ook in tijden van
neutraliteitshandhaving geschikt zijn
voor patrouillevaartuig.
De regeering beschikte in de jaren
1914,1918 over niet m'nder dan 32
torpedobooten voor den patrouille-
dienst langs de Nederlandsche kust.
Van de toen gebruikte booten zijn er
nu nog 6 beschikbaar, die echter ook
weldra zull'en moeten worden afgeschre
ven. Als nieuwe schepen, die min of
meer voor deze diensten geschikt zijn,
kunnen het z'ch in bouw bevindende
artillerie-instructieschip en de beide
visscherijkruisers beschouwd worden,
welke laatsten echter een te geringe
vaart hebben om snel ter plaatse te
kunnen zijn waar Nederlands rechten
geschonden zouden worden. Ook in de
zen toestand z,al aanbouw van bewa-
kingsvaartu gen verbetering brengen.
Een zorgvuldige becijfering heeft uit
gewezen, dat ten einde op bescheiden
wijze in de hooger aangegeven behoef
ten van de weermacht te voorzien, in
de jaren 1938 tot en met 1941 benoodigd
zal zijn rond 157,500,000, waarvan
f 20,500,000 voor de zeemacht. Aange
zien het hier voor een belangrijk deel
aanschaffing van materieel betreft, dat
een vrij langen levensduur heeft en een
dergelijk groot bedrag geheel buiten
de mogelijkheid van gewone dekking
ligt, wordt het aangewezen geacht, dft
op den kapitaaldienst beschikbaar te
stellen. Voor het dienstjaar 1938 wordt
daartoe een bedrag van rond f 40,940,000
aangevraagd.
Aan 's ministers uiteenzetting ont-
leenen we verder nog, dat op de be
grooting 1938 een bedr.ag van 5 mil
lioen is u tgetrokken als eerste' termijn
voor den bouw var. een kruiser ter ver
vanging van Hr, Ms. „Sumatra".
De nieuwe kruiser zal uit den aard
in verband met den vooruitgang in de
uitwerk ng van nieuwe w,apens, voor
zien worden van eenige meerdere pant
serbescherming dan op de vroeger ge
bouwde kruisers behoefde te worden
aangebracht. De bewapening van 8 ka
nonnen van 15 cm zal in dubbeltorens
worden opgesteld en het schip zal1 een
lUntiluchtbewapening van 6 dubbelm,i-
tra lleurs van 46 cm in twee groepen
met afzonderlijke vuurleiding krijgen.
Een en ander, mede in verband met
de iets hooger geprojecteerde snelheid,
maakt het noodig het schip eenige
grootere waierverplaatsing te geven
dan de kruiser heeft, die vervangen
moet worden.
Geschut voor koopvaardij
schepen.
Op de begroot ng is o.m. ook 'n post
v,an f 2 millioen uitgetrokken voor den
aankoop van geschut voor de bewape
ning van koopvaardijschepen. De regee
ring wil onze nieuwe koopvaardijsche
pen een uitrusting geven voor defensie
ve doeleinden, zooals d t ook allerwe
gen in het buitenland geschiedt.
Het is de bedoeling, een bewegelijke
geschutreserve te vormen, die, afhanke
lijk van het onverhoopt intredende oor-
logsgevai, door de regeering bestemd
kan werden voor opstelling op onze
moderhe koopvaardijschepen dan wel
voor een plaatsing op het zeefront 'n
Nederland,
Nieuwe terpedobootjagers en
onderzeeërs.
Tenslotte wordt op de bëgrooting
aangevraagd een termijn voor den bouw
van 2 torpedobootjagers, welke teza
men met de op de begrooting 1937 voor
koloniën aangevraagde 2 torpedoboot
jagers en de reeds in Indië aanwezige
8 stuks, het aantal torpedobootjageds
brengt op het in het vlootplan 1930 ge
noemde aantal van 12.
Dan een eerste termijn voor 3 ver
vangende onderzeebooten.
Voor de vliegtuigen 's een eerste ter
mijn .aangevraagd voor 12 groote zee
vliegtuigen, gedeeltelijk voor vervan
ging, gedeeltelijk voor uitbreiding, ten
e:nde geleidelijk te komen tot een aan
tal van 72 groote zeevliegtuigen.
Een 'laatste termijn wordt aangevraagd
voor de vervanging van de 12 kleine
zeeverkenners, welke in Indië aanwezig
zijn en waarvan een reeds aan den
dienst ontviel.
Voor vervanging van de in Ind aan
wezige torpedomotorbooten, waarvan
reeds een aan den dienst ontviel, wor
den thans gelden voor den bouw van
een eerste boot aangevraagd.
Nieuw loodsvaartuig.
In verband met den ouderdom der
loodsvaartuigen en de geringe sterkte
der aanwezige reserve is het noodzake
lijk, over te gaan tot den aanbouw van
een nieuw loodsvaartuig, waarvan de
kosten, naar de tegenwoordige materi-
aalprijzen en arbeidsloonen, op
700,000 kunnen worden gesteld. Als
eerste termijn is een som van 350.000
uitgetrokken.
Aan het slot van zijn beschouwingen
zet de minister uiteen, dat het eindcijfer
«van zijn begrooting uit den aard der
zaak geleidelijk zal stijgen naar gelang
het nieuwe materiaal gereed en in ex
ploitatie komt.
Volgens voorloopige raming zal deze
stijging vermoedelijk ruim 17 mil
lioen beloopen.
De kosten van uitbreiding van het
contingent en verlenging van den eer
sten oefentijd, waarvoor spoecjig voor
stellen bij de Staten-Generaal zuilen
worden aanhangig gemaakt, zijn in deze
cijfers dan nog 'niet eens begrepen.