INGEZONDEN STUKKEN. HET DUITSCHE ANTI-SEMITISME. De weiten van Neurenberg en „hoe het wei moet" (Van onzen Berlijnschen correspondent). In verband met het jaarlijksche con gres der N.S.D.A.P. in Neurenberg mo ge hier het een en ander over de positie der Joden in Duitschland gezegd zijn. Een greep slechts. Een lijvig boekdeel ware noodig, om tot een eenigszins vol ledig overzicht te geraken. „Deze regeering is antisemitisch", ver klaarde de rijksminister voor propagan da en volksvoorlichting dr. Josef Göb- bels in een van zijn vele redevoeringen. Dat was geen nieuws. Maar het was desniettemin een historische proclama tie. Men moet er altijd weer aan terug denken. Hoe anti-semitisch deze regee ring is, valt in de eerste plaats te lezen in het „onveranderlijk programma der partij", maar het is pas drastisch duide lijk geworden op het Neurenbergsche Partijcongres van 1935. Sindsdien leven de Joden in Duitschland onder den druk van „de wetten van Neurenberg". Het kernstuk van deze wetten was zeker de regeling van de bloedvermen ging in en buiten het huwelijk. Voor het laatste geval werd het beginsel der „Rassenschande" op den voorgrond ge steld en de gemeenschap met zware tuchthuisstraffen bedreigd (die in de practijk sindsdien inderdaad reeds in honderden gevallen opgelegd zijn). De voorschriften betreffende toegelaten echtverbintenissen waren op het eerste cogenblik nogal verwarrend en hebben dan ook in en buiten Duitschland moei lijkheden met zich gebracht. Toen de uitvoeringsbepalingen bekend en toege licht waren, kwam men tot het volgende resultaat: 1. huwelijk tusschen Jood en Jood ver oorloofd. 2. Jood en „halfjood" veroorloofd (bei den zijn dan Jo den). 3. Jood en „kwart jood" verboden. 4. Jood en Duitscher (of „Artverwand- ter") verboden. 5. „halfjood en „half jood" veroorloofd. 6. „halfjood" en „kwartjood" toe stemming is aan te vragen. 7. „halfjood" en Duitscher toe stemming is aan te vragen. 8. „kwartjood" en Duitscher niet ver verboden. De strekking van deze „rassenwet" blijkt uit dit overzicht zoo duidelijk, dat commentaar feitelijk overbodig is. Men staat op het standpunt, dat van 1935 af gestreefd moet worden naar „bloedzui- vering" en dat bij huwelijken van niet- Joodsche Duitschers er voor te zorgen is, dat het „percentage Joodsch bloed" bij het nageslacht steeds geringer word, Joden zooveel mogelijk met 100 (en desnoods 75 rasgenooten moeten huwen en de „kwartjoden" op den duur in het Duitsche volk moeten opgaan. Waar wij schreven: „toestemming is aan te vragen" moge ter verduidelijking er nog aan toegevoegd worden, dat deze toestemming slechts uiterst zelden ge geven wordt, en het dus practisch ook op „verboden" uitloopen zal. De „Wetten van Neurenberg" (op de overige, ten deele zeer pijnlijk aandoen de bepalingen gaan wij hier niet verder in) brachten voor het eerst een meer of minder scherp geformuleerde scheiding. Practisch was die scheiding natuurlijk reeds begonnen op 30 Januari 1933. Sindsdien leven de Duitsche Joden bin nen de rijksgrenzen zonder eenig voor behoud in een „geestelijk ghetto". In het bijvoegsel „Volk und Familie" van de dagelijksche, partij-officieuse National-Sozialistische Korrespondenz werd dezer dagen een overzicht gewijd aan het onderwerp: de situatie na twee jaren werking der Wetten van Neuren berg. Daarin wordt al dadelijk geconsta teerd, dat „allen, die het ernstig meenen met een oplossing van het Joodsche vraagstukherademden, toen de na- tionaal-socialistische staat deze wetten verkondigde". Men meent dat nu „nie mand meer van anti-semitische stroo- mitrgcn in den boezem van de N.S.D.A. P. spreken kon en den strijd der partij tjegen Joodsche ondermijning der na tie om zoo te zeggen als een particuliere zaak der Beweging kon qualificeeren". Sindsdien zijn twee jaren voorbij gegaan „en men kan zeggen, dat men met de uitwerking der Wetten van Neurenberg in het algemeen tevreden mag zijn". Het correspondentieblad betreurt dan ech ter, dat „er in de Duitsche volksgemeen schap nog een zeker percentage minder waardigen is", die het met de Joden blijft houden. Maar vergeleken met „het moeras van vóór de afkondiging der wetten" is de toestand toch veel verbe terd. Het Duitsche volk ziet met den dag meer het Joodsche gevaar en be grijpt ook steeds beter, dat de religieu- se bekentenis der Joden met de dinge'n niets te maken heeft en het alleen om het ras gaat. Intusschen, aldus in korte woorden het nationaal-socialistische betoog, is het met deze wetgeving alleen niet ge daan. Het volk in al zijn geledingen, el ke bedrijfsleiding, elke ambtelijke in stantie, moet er dagelijks weer op ge wezen worden, dat het rassen vraagstuk „de sleutel is voor de toe komst der natie". Te vele Duitschers denken heden nog, dat het al meer dan voldoende is, de Wetten van Neuren berg streng door te voeren, en helaas zijn er zelfs onder ambtenaren en be ambten nog te velen, die practisch niet verder willen gaan en bijv. er niets te gen hebben, dat hun vrouwen bij Joden koopen, en dat hun gezinnen vriend schappelijk met Joodsche families ver- keeren, omdat.de Wet daarover niets zegt. „Ja, so was gibt es noch", zegt de correspondentie woordelijk, „und nicht zu knapp". (12 Augustus 1937). Als voorbeeld, hoe het wèl moet, haalt het blad dan een verordening van een gemeente in den gouw Keulen Aken aan, die zegt, dat voortaan alle Duitschers, die met Joden omgaan of zaken doen, „met Joden gelijkgesteld zullen worden, en o.a. uitgesloten zul len worden van het gebruik maken van openbare plantsoenen enz. der gemeen te, en als ze dien omgang desondanks niet staken, ook geen gemeentelijke be stellingen meer zullen krijgen". Dat is, meent het correspondentieblad der Par tij „een maatregel, die verdient, als voorbeeld te strekken." Wij willen hier nog andere „navol- gingswaardige voorbeelden" van aller jongsten datum opsommen. De gouw Baden heeft op 2 Juli 1937 mededeeling gedaan van het vonnis van het „Badische Verwaltungsgerichtshof" in Karlsruhe, waarbij een burgemeester van een landelijke gemeente ontslagen is omdat hij als „representant der nationaal-socialistische wereldbeschou wing" met Joden verkeerd had en met een Joodschen veehandelaar zaken had gedaan „ofschoon hij niet op dezen aan gewezen was". Dit vonnis, zegt de gouw leiding, „is voor alle ambtenaren van principieele beteekenis". De echtgenoote van een lid der N.S D.A.P. had in Remscheid in een Jood schen winkel ingekocht en daar zij niet alles baar betaald had, diende de Jood sche winkelier beklag in en eischte van den echtgenoot het resteerend bedrag op. De rechter bleek op het standpunt te staan, dat „de echtgenoot niet op komt voor schulden, door zijn vrouw bij Joden gemaakt". Het reeds meer ge- ncimde correspondentieblad der partij voegt er aan toe dat „dit vonnis dus duidelijk onderstreept, dat het koopen door Dtiitschers in Joodsche zaken al gemeen als verwerpelijk te beschouwen is Naar aanleiding van twee vonnissen van Duitsche (rechtbanken besprak „Kammergerichtsrat" Friedrich van het rijksministerie van Justitie in het blad „Deutsche Justiz" dezer dagen princi pieel het koopen in Joodsche zaken. Hij constateerde, dat „als de wetten den Joden toestaan, in Duitschland handel te drijven, dit geschiedt, om een erfenis van vroeger tijden zooveel mogelijk zonder storingen te liquideeren." Op vele gebieden is den Joden alles verbo den, op andere gedeeltelijk, op econo misch gebied is hun nog een zeer groote vrijheid gelaten. Maar geen onbeperk te „De Joden moeten er zich maar in schikken, dat het Duitsche volk zijn volksgenooten tegen de Joden waar schuwt en dat de beweging, die grond vest van den, staat is haar aanhangers aanraking met Joden en het koopen in Joodsche zaken verbiedt." Daarom is het volkomen in orde, dat een Duit scher, die een winkel binnengaat, eerst vraagt of de zaak wel niet-Joodsch is. Doet bijv. een ambtenaar dat niet, dan maakt hij zich strafbaar. Een compromis is hier uitgesloten. Aan propaganda 'voor deze „reine scheiding" tusschen het Duitsche volk en zijn kleine Joodsche minderheid heeft het dan ook niet ontbroken. De „Stürmer"-actie van Neurenberg uit gaande, (maar er verschijnen in Duitsch land nog vele andere meer of mindere radicale anti-semitische speciaal-orga- nen) geeft hierbij nog altijd den toon aan. De zichtbare uitwerking is alge meen bekend. „Stürmerkasten" (open bare permanente uithangborden, waar op alle bladzijden van dit weekblad opengevouwen zijn), borden in tallooze gemeenten, in badinrichtingen, buiten tuinen, restaurants enz. met het op schrift „Juden unerwünscht" of zelfs „Juden 'raus!" (in de onmiddellijke om geving van Berlijn). In het jongste num mer van het officieele orgaan der S.S. „Das Schwarze Korps" werd een geïl lustreerd artikel gewijd aan het drukke Joodsche bezoek aan een bekend hotel restaurant in Cladow aan den Havel bij Berlijn en in vollen ernst de eisch ge steld, dat den Joodschen bezoekers voortaan een afgescheiden deel wor.dt aangewezen en op voor hen bestemde tafels „Joodsche vlaggetjes" (bedoeld is de „wettelijk veroorloofde en bescherm de blauw-witte vlag der Zionisten") worden aangebracht. Waar het hier nog slechts om een wensch gaat, zij gewezen op een door- gevoerden maatregel van de gemeente Berlijn, die op den Teutoburger Platz in het noordoosten der stad dezer dagen door het „Gartenbauamt des Verwal- tungsbezirks Prenzlauer Berg" op 92 van de 100 op dat plein staande ban ken het opschrift „Voot Joden verbo den" heeft laten aanbrengen. Het dag blad „Der Angriff", dat daarvan mel ding maakt, voegt er aan toe, dat „daarmee een toestand geschapen is, die door alle volksgenooten begroet wordt en voor andere stadswijken kan worden aanbevolen". Besluiten we deze kleine bloemlezing met een herinnering aan de omstandig heid, dat de Duitsche overheid aan Duit schers „met een gering percentage Joodsch bloed" toestaat hun Joodsche namen in Duitsche te veranderen en vonnissen. Drie dagen geleden verkondigde de rijksminister van justitie, dat voortaan voor het lidmaatschap van wat wij in Nederland de „orde der advocaten" zouden noemen, de eisch gesteld moet worden, dat de „Rechtswahrer" (gelijk de advocaat hier thans heet) zelfs niet „kwartjood" is, dus dat onder zijn grootouders niet één volbloed Jood mag voorkomen. En nog geen veertien dagen oud is het volgende, krasse geval: een 23-jarige Joodsche jongeman in Maagdenburg had onlangs een niet-Joodsch jong meisje uitgenoodigd met hem een bios coop te bezoeken. Zij zag daarin een beleediging en diende een aanklacht in Het Openbaar Ministerie stelde zich op het standpunt, dat de beklaagde door deze uitnoodiging alleen reeds de wet ten van Neurenberg bewust overtreden heeft. Zijn invitatie was niets anders dan „de inleiding tot een erotische ver houding" en ook „een bewijs van min achting voor het meisje, omdat hij meen de te mogen verwachten, dat het zich met iemand van een vreemd ras zou inlaten." De rechter veroordeelde op 19 Aug. j.l. dezen jongen man tot vier weken gevangenis.... NIEUWE HEEREN, NIEUWE WETTEN M. d. R„ Goes gaat er, en niet geheel ten on rechte, prat op, dat het is het centrum van eene belangrijke landbouwstreek. Dientengevolge is voor Goes de weke- lijnsche markt het criterium vau hare beteekenis. Zonder dien marktdag zou Goes niet veel meer dan een groot boe rendorp zijn. Het ligt dus voor de hand, dat, ieder die oog heeft voor de belangen van Goes, zal medewerken, dien marktdag in belangrijkheid te doen toenemen, en dus het bezoek daaraan aan te moedigen Dat dus vooropstellende en vasthouden de, vragen we ons af, waartoe is het dan noodig, dat men nu tracht dat marktbezoek te bemoeilijken, in elk ge val den marktbezoekers groote ergernis te bereiden? We bedoelen n.l. de nu enkele weken plaats vindende regeling „welke alle practische realiteit uit tiet oog heeft verloren", om het anders als rijweg dienende gedeelte van het markt plein in de omgeving van beursgebouw enz. van marktbezoekers te zuiveren terwijl deze reeds tien- en tientallen ja ren, zonder stagnatie te verwekken daar op hunne zaken deden en dus daarop een historisch recht hebben ver kregen, een recht dat van groot belang is voor Goes, en waaraan het dwaas heid is, en bovendien niet in het belang van het marktbezoek, op eenigerlei wij ze te tornen. Hierbij komt dat het ge bruik van het nu verboden gedeelte, van gemeentewege is gesanctioneerd, door de bepaling, dat het stuk gedurende be paalde uren op den marktdag voor alle rijverkeer wordt verboden. Zij die dezen maatregel hebben getroffen deden dat in het belang van het marktbezoek, en waren verstandiger, dan zij, die nu hun ergerniswekkende, op geen enkelen rechtsgrond berustende en het marktbe zoek schadende nieuwe regeling abrupt willen doorvoeren. Niets maar dan ook niets is met dien nieuwen maatregel gebaat, wel wordt op onnoodige wijze in erge mate erger nis verwekt en het marktbezoek ge schaad. Ambtenarij en bureaucratie in 't quadraat! De gemeente Goes heeft er in haar geheel zonder eenige uitzon dering belang bij dat het marktbezoek steeds toeneemt, welnu laat men zich er dan van onthouden den marktbezoekers op eenigerlei wijze onnoodig te ergeren, met het willen doorvoeren van dwaze en onnoodige maatregelen. A. de Feijter, Oostsingel, Goes. Onze Goesche redacteur schrijft ons naar aanleiding van bovenstaande het volgende: Dat Goes zonder haar wekelijksche markt, niet veel meer zou zijn dan een „groot boerendorp", laten we voor re kening van den ontstemden schrijver. De beteekenis van Goes wordt bepaald door haar ligging, door haar steeds voortvarend bestuur, door haar nijveren middenstand, en last not least door et telijke oude vooraanstaande Goesche families die immer weer hun kunnen en kapitaal beschikbaar stellen wanneer dit in het belang van het „groote boe rendorp" geacht mag worden. En on danks dat aan Goes haar gevangenis, haar kantongerecht, haar Raad van Ar beid, haar kantoor waterstaat, enz. ont nomen werd, wist Goes in alle opzich ten haar stedelijk aspect te handhaven. Wat verder de door schrijver zoo ge wraakte quaestie betreft, het wil cos voorkomen, dat hij de nadeelen van de verplaatsing van de „buitenmarkt" bui tengewoon overdrijft en de voordeden geheel over het hoofd ziet. Immers, toen de „buitenmarkt" nog direct voor den ingang van het Beursgebouw gehou den mocht worden, stonden de kooplie den e.d. daar zoo „opgepakt", dst pas- seeren vrijwel onmogelijk was, dai men er met de fiets aan de hand in 't geheel niet door kon, in 't kort, dat de be talende beursbezoekers bij hun in- en uitgaan van het gebouw, er veel hinder van ondervonden. Duwende en wringen de moest men er zijn weg zoeken. Thans hebben zij, die buiten (of gedeeltelijk buiten) de beurs hun zaken afhandelen, daar een tiental meters van den ingang van het beursgebouw gelegenheid toe, hetgeen de vlotten toegang tol het beursgebouw zeer vergemakkelijk' heeft. Alleen.... wel is het o.i. gewenscht, dat zoo dicht mogelijk bij het beurs gebouw nu ook een behoorlijke ruimte op de markt geheel vrijgelaten wordt (zooals dat aanvankelijk het geval was), en daar geen standplaats gegeven wordt aan kramen of stalletjes van markt kooplieden. Gebeurt dit, dan zal de tijd de geslagen wonde wel heelen. In feite dient een straat toch voor het door gaande verkeer en niet om er te verga deren. Tenslotte over de „ambtenarij en bu reaucratie in 't quadraat" alleen dit: We hebben in tal van gemeenten de „ambtenarij en bureaucratie" van zeer nabij leeren kennen, doch er nog geen aangetroffen waar men alle omstan digheden in oogenschouw genomen zoo soepel werkte wanneer dit het al gemeen gemeentelijk belang ten goede kwam, als in het door inzender zoo ge wraakte Goes. Een voorbeeld. Uitsluitend om blijk te geven, dat ou- dergeteekende ten zeerste sympathi seert met de in Uw blad gepubliceerde hoofdartkelen, vóór en na de laatste Kamerverkiezingen, zij mij vergunning verleend voor onderstaande uiteenzet ting. Eenmaal ben ik geschrokken, tijdens bovenbedoelde campagne, toen ik op zeker moment lezen mocht, dat „iemand" zich er aan scheen te ergeren, meenende, dat er nu maar eens een eind aan ko men moest. Toen heb ik even gedacht: Als de schrijver der artikelen nu maar g'een gehoor geeft aan deze klacht? Bij even doordenken kwam ik evenwel spoedig tot bezinning en besefte ik, dat de strijd tot aan het eind gestreden zou worden. Ik wil mij slechts bepalen, bij enkele punten, voorkomende in de hoofdartike len van Vrijdag 27 en Zaterdag 28 Augs. 11. respectievelijk getiteld: „Toch aan bidders der Rede?" en „Vervallen Te genstelling". In het eerste artikel wordt een uit eenzetting behandeld, voorkomende in „De Standaard" van 20 Augs. 11. In 't bij zonder gaat het mij om de zinsnede. „Dat daar is in de eerste plaats de tegenstel ling tusschen de souvereiniteit der menschelijke rede en de souvereiniteit Gods". Of hier opheldering geboden is? Eenige weken geleden heb ik mijn 64ste jaar overschreden. Ik wil uit mijn jeugd een staaltje als voorbeeld aan halen: Wijlen mijn vader was, behalve loonslager, ook Ioon-rietdekker. Gezin: man, vrouw en negen kinderen, w.o. zes jongens. Wanneer mijn vader b.v. in den zomer volle zes dagen in een week op een landbouwschuur werken kon, zon der verlet dus en nog een onzer kon mede nemen, ten einde het stroo of riet boven naar de schuur te dragen, kon hij f 9 in de week halen, werkende van des morgens vijf tot des avonds zeven uur. Maar.... zooals gezegd: dan moest in die week ook geen enkele verletdag (door regen) vallen, anders kwam hij niet aan genoemd weekgeld. v Dat vader, om alle monden open te kunnen houden, vele zorgen had, be hoeft zeker g'een nader betoog. Ondanks bedoelde zorgen, nam hij in „stille" maanden, toch de tijd er af, ons een „christelijke opvoeding" te geven. Hij behoorde tot de Ned. Herv, kerk en be kleedde de functie van diaken. Zoodra wij den leeftijd van 2 a 3 jaar bereikt hadden, leerde hij ons uit 't hoofd een klein gebedje, hetwelk wij des avonds vóór het slapen gaan, op onze knietjes, met onze handjes gevouwen voor het het bedje hardop moesten opzeggen. Dit gebedje luidde als volgt: „Ik ga nu lig gen slapen. Op God ga 'k mij verlaten; op anders niemand, dan op onzen Lieve Heer. Nu ga ik liggen slapen, Amen". Als wij eenmaal zoo oud waren, dat wij de openbare lagere school konden bezoeken, (er was in ons Dorpje destijds maar één school) en wij wat lezen kon den, moesten wij de „twaalf artikelen des Geloofs" uit het hoofd leeren, en deze eveneens vóór het naar bed gaan hardop opzeggen; weer: knieën gebogen en handen gevouwen. Van ons zesde tot ons 15de jaar naar de Zondagschool der evangelisatie (er was destijds geen an der) en tot ons 18de jaar naar de cathechisatie'der N. D. Herv. Kerk, ten einde als lidmaat dier Kerk te worden aangenomen. Zegt zulks niet meer dan voldoende in verband met het gerede kavel in „De Standaard", over genoemde onderwerpen? Want dit alles geschied de bij „vrijzinnigen". Als men iets schrijft, diene men zich ■ssssaasaasaesa^EsaenuBf vooraf wel terdeg'e bewust te zijn, over den inhoud van wat men schrijven gaat en zich vooraf bepalen bij de waarheid en niets dan de waarheid, en dan ver mijden andersdenkenden te kwetsen of trachten zand in de oogen te strooien. Zuiks is niet oirbaar. Meer voorbeelden zouden nog kunnen worden aangehaald, doch ik wil mij slechts bij dit eene voorbeeld bepalen. Dank voor de opname. M'burg 9-9-'37. W. SCHAKEN. HET TOURNOOI OP DE SEMMCRÏNG Fiohr w/nt van Petrov. Gisteren werd de derde ronde ge speeld van den achtkamp op den Sem- mering in Oostenrijk. De partij Reshevsky—Ragozin eindig de na 62 zetten in remise. Het w.as een geweigerd damegambiet, waaru't zich een zeer interessante partij ontwikkel de. Ragozin had vrijwel voortdurend, het initiatief. Met twee torens plus een pi on voor de dame h,ad de Rus langen tijd w nstkansen. Bij het afbreken voor de middagpauze werd algemeen aange nomen, dat Ragozin zou winnen. Bij de voortzetting verdedigde Reshevsky zich echter schitterend en kon ten slotte door eeuwig schaak geven remise be i-eiken. FlohrPetrov, een Engelsche ope- n ng. werd n.a 54 zetten door den Tsjech gewonnen. Het eindspel bood gelijke kansen, doch Petrov behandelde het niet bijzonder goed, zoodat Flohr een regelmatige overwinning kon behalen De partij tusschen Keres en Fine ver liep zeer rustig. Het was een Reti- opening. Na 41 zetten werd tot rem se besloten. CapablancaEliskases werd afgebro ken na 62 zetten. Het was een ortho dox damegambiet, met een dame-eind spel, waarin de Cubaan, meent beter te staan. Doch de .ande're deskundigen zien er voorloopig toch niet meer dan remise in. De stand bij het afbreken is: Wit Capablanca: kd2, da.8, pionnen op d4, e3, g4, h5. Zwart Eliskases: kh7, dhl, pionnen op d5, f6, g7, h6. Zwart is dan aan zet. De stand van den achtkamp luidt: 1 Reshevsky 2)4 punt; 2 Flohr 2 p.; 3 en 4 Keres en Ragozin, ieder 1 A p.; 5 Fine 1 punt plus 1 afgebroken partij; 6 Capablanca punt plus 2 afgebro ken partijen; 7 Eliskases lA punt plus 1 afgebroken partij; 8 Petrov 14 punt. De partij PetrovCapablanca uit de tweede ronde. Men schrijft aan het A.N.P.: Reshevsky, de kleine Amerikaan is een merkwaardige meester op het schaakbord. Er schijnt iets fascinee- rends van hem uit te gaan, Reshevsky vindt 'n bliksemtempo zeer sterke zetten en zijn partners ra ken den draad kwijt. Zoo volbr.acht de kleine man tegen Petrov het "kunststuk je, 20 zetten binnen 5 minuten te doen en bovendien een iets minderen stand in een gewonnen positie om te toove- ren. Zeer interessant was de opening van de partij Petrov-Capablanca. Eerstge noemde speelde tegen de Tsjechische verdediging een iets minder sterken zet, waarvan Capa onmiddellijk gebruik maakte door op krachtige wijze het ini tiatief te nemen. Petrov moest zeer omzichtig spelen, om niet reeds in den aanvang van het middenspel te verliezen. Op een gege ven oogenblik het kritieke moment der partij stond de Cubaan voor de keuze, onder voorloopige opoffering van raadsheer een feilen aanval in te leiden, of genoegen te nemen met den voor sprong van een weinig waardevollen dubbelpion. Voorzichtig als altijd koos Capa het laatste, doch voor de winst bleek deze nog niet voldoende. Een zeer moeilijk eindspel had de par- Jtij CapaFine uit de eerste ronde. Capa bezat twee pionnen, toren plus paard tegen een pion, toren en raadsheer van Fine. Moeizaam vorderde Capa, die in dit soort eindspelen een specialist is. Hij wist de torens af te ruilen en met zijn vrijen f-pion voorwaarts te rukken. Na de derde tijdcontróle, den 72sten zet, resteerden nog drie kwartier speel tijd. Fine voelde zich kennelijk weinig op zijn gemak en gaf er de voorkeur aan, zijn klok drie kwartier te laten loopen, ten einde oppieuw te kunnen afbreken, De partij duurde nu reeds negen uur. De afgebroken stand is: Wit (Capa): ke5, pc3, pion f5, g4. Zwart (Fine): kf7, lb3, pion h6. Zwart is aan zet. Volgs de meesters kan zwart de partij bij correct spel remise houden. Hieronder volgt de partij uit de twee de ronde. Wit Petrov. Zwart: Capablanca. Tsjechische verdediging. 1. d2d4; d7d5; 2. c2c4; c7c6; 3. pblc3; pg8f6. 4. pglf3; d5Xc4- 5. a2a4; lc8f5. 8. pf3e5; pb8d7. 7. pe5X°4; dd8c7; 8. ddlb3; Gebruikelijk en stellig ook beter is hier de zet 8. g3 om lf4 voor te bereiden en het fianchetto van lfl mogelijk te ma ken. Thans krijgt zwart het initiatief. 8e7—e5! 9. d4Xe5; pd7—c5! 10. db3a2; pc5a6! Zeer interessant gespeeld. Na 11. ef6: volgt natuurlijk 11pb4 enz. 11. e2e4 het eenige.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 7