INGEZONDEN STUKKEN.
HET DUITSCHE
ANTI-SEMITISME.
De weiten van Neurenberg en
„hoe het wei moet"
(Van onzen Berlijnschen
correspondent).
In verband met het jaarlijksche con
gres der N.S.D.A.P. in Neurenberg mo
ge hier het een en ander over de positie
der Joden in Duitschland gezegd zijn.
Een greep slechts. Een lijvig boekdeel
ware noodig, om tot een eenigszins vol
ledig overzicht te geraken.
„Deze regeering is antisemitisch", ver
klaarde de rijksminister voor propagan
da en volksvoorlichting dr. Josef Göb-
bels in een van zijn vele redevoeringen.
Dat was geen nieuws. Maar het was
desniettemin een historische proclama
tie. Men moet er altijd weer aan terug
denken. Hoe anti-semitisch deze regee
ring is, valt in de eerste plaats te lezen
in het „onveranderlijk programma der
partij", maar het is pas drastisch duide
lijk geworden op het Neurenbergsche
Partijcongres van 1935. Sindsdien leven
de Joden in Duitschland onder den druk
van „de wetten van Neurenberg".
Het kernstuk van deze wetten was
zeker de regeling van de bloedvermen
ging in en buiten het huwelijk. Voor het
laatste geval werd het beginsel der
„Rassenschande" op den voorgrond ge
steld en de gemeenschap met zware
tuchthuisstraffen bedreigd (die in de
practijk sindsdien inderdaad reeds in
honderden gevallen opgelegd zijn). De
voorschriften betreffende toegelaten
echtverbintenissen waren op het eerste
cogenblik nogal verwarrend en hebben
dan ook in en buiten Duitschland moei
lijkheden met zich gebracht. Toen de
uitvoeringsbepalingen bekend en toege
licht waren, kwam men tot het volgende
resultaat:
1. huwelijk tusschen Jood en Jood ver
oorloofd.
2. Jood en „halfjood"
veroorloofd (bei
den zijn dan Jo
den).
3. Jood en „kwart
jood" verboden.
4. Jood en Duitscher
(of „Artverwand-
ter") verboden.
5. „halfjood en „half
jood" veroorloofd.
6. „halfjood" en
„kwartjood" toe
stemming is aan te
vragen.
7. „halfjood" en
Duitscher toe
stemming is aan
te vragen.
8. „kwartjood" en
Duitscher niet ver
verboden.
De strekking van deze „rassenwet"
blijkt uit dit overzicht zoo duidelijk, dat
commentaar feitelijk overbodig is. Men
staat op het standpunt, dat van 1935 af
gestreefd moet worden naar „bloedzui-
vering" en dat bij huwelijken van niet-
Joodsche Duitschers er voor te zorgen
is, dat het „percentage Joodsch bloed"
bij het nageslacht steeds geringer word,
Joden zooveel mogelijk met 100 (en
desnoods 75 rasgenooten moeten
huwen en de „kwartjoden" op den duur
in het Duitsche volk moeten opgaan.
Waar wij schreven: „toestemming is aan
te vragen" moge ter verduidelijking er
nog aan toegevoegd worden, dat deze
toestemming slechts uiterst zelden ge
geven wordt, en het dus practisch ook
op „verboden" uitloopen zal.
De „Wetten van Neurenberg" (op de
overige, ten deele zeer pijnlijk aandoen
de bepalingen gaan wij hier niet verder
in) brachten voor het eerst een meer of
minder scherp geformuleerde scheiding.
Practisch was die scheiding natuurlijk
reeds begonnen op 30 Januari 1933.
Sindsdien leven de Duitsche Joden bin
nen de rijksgrenzen zonder eenig voor
behoud in een „geestelijk ghetto".
In het bijvoegsel „Volk und Familie"
van de dagelijksche, partij-officieuse
National-Sozialistische Korrespondenz
werd dezer dagen een overzicht gewijd
aan het onderwerp: de situatie na twee
jaren werking der Wetten van Neuren
berg. Daarin wordt al dadelijk geconsta
teerd, dat „allen, die het ernstig meenen
met een oplossing van het Joodsche
vraagstukherademden, toen de na-
tionaal-socialistische staat deze wetten
verkondigde". Men meent dat nu „nie
mand meer van anti-semitische stroo-
mitrgcn in den boezem van de N.S.D.A.
P. spreken kon en den strijd der partij
tjegen Joodsche ondermijning der na
tie om zoo te zeggen als een particuliere
zaak der Beweging kon qualificeeren".
Sindsdien zijn twee jaren voorbij gegaan
„en men kan zeggen, dat men met de
uitwerking der Wetten van Neurenberg
in het algemeen tevreden mag zijn". Het
correspondentieblad betreurt dan ech
ter, dat „er in de Duitsche volksgemeen
schap nog een zeker percentage minder
waardigen is", die het met de Joden
blijft houden. Maar vergeleken met „het
moeras van vóór de afkondiging der
wetten" is de toestand toch veel verbe
terd. Het Duitsche volk ziet met den
dag meer het Joodsche gevaar en be
grijpt ook steeds beter, dat de religieu-
se bekentenis der Joden met de dinge'n
niets te maken heeft en het alleen om
het ras gaat.
Intusschen, aldus in korte woorden
het nationaal-socialistische betoog, is
het met deze wetgeving alleen niet ge
daan. Het volk in al zijn geledingen, el
ke bedrijfsleiding, elke ambtelijke in
stantie, moet er dagelijks weer op ge
wezen worden, dat het rassen
vraagstuk „de sleutel is voor de toe
komst der natie". Te vele Duitschers
denken heden nog, dat het al meer dan
voldoende is, de Wetten van Neuren
berg streng door te voeren, en helaas
zijn er zelfs onder ambtenaren en be
ambten nog te velen, die practisch niet
verder willen gaan en bijv. er niets te
gen hebben, dat hun vrouwen bij Joden
koopen, en dat hun gezinnen vriend
schappelijk met Joodsche families ver-
keeren, omdat.de Wet daarover
niets zegt. „Ja, so was gibt es noch",
zegt de correspondentie woordelijk,
„und nicht zu knapp". (12 Augustus
1937).
Als voorbeeld, hoe het wèl moet,
haalt het blad dan een verordening van
een gemeente in den gouw Keulen
Aken aan, die zegt, dat voortaan alle
Duitschers, die met Joden omgaan of
zaken doen, „met Joden gelijkgesteld
zullen worden, en o.a. uitgesloten zul
len worden van het gebruik maken van
openbare plantsoenen enz. der gemeen
te, en als ze dien omgang desondanks
niet staken, ook geen gemeentelijke be
stellingen meer zullen krijgen". Dat is,
meent het correspondentieblad der Par
tij „een maatregel, die verdient, als
voorbeeld te strekken."
Wij willen hier nog andere „navol-
gingswaardige voorbeelden" van aller
jongsten datum opsommen.
De gouw Baden heeft op 2 Juli 1937
mededeeling gedaan van het vonnis van
het „Badische Verwaltungsgerichtshof"
in Karlsruhe, waarbij een burgemeester
van een landelijke gemeente ontslagen
is omdat hij als „representant der
nationaal-socialistische wereldbeschou
wing" met Joden verkeerd had en met
een Joodschen veehandelaar zaken had
gedaan „ofschoon hij niet op dezen aan
gewezen was". Dit vonnis, zegt de gouw
leiding, „is voor alle ambtenaren van
principieele beteekenis".
De echtgenoote van een lid der N.S
D.A.P. had in Remscheid in een Jood
schen winkel ingekocht en daar zij niet
alles baar betaald had, diende de Jood
sche winkelier beklag in en eischte van
den echtgenoot het resteerend bedrag
op. De rechter bleek op het standpunt
te staan, dat „de echtgenoot niet op
komt voor schulden, door zijn vrouw bij
Joden gemaakt". Het reeds meer ge-
ncimde correspondentieblad der partij
voegt er aan toe dat „dit vonnis dus
duidelijk onderstreept, dat het koopen
door Dtiitschers in Joodsche zaken al
gemeen als verwerpelijk te beschouwen
is
Naar aanleiding van twee vonnissen
van Duitsche (rechtbanken besprak
„Kammergerichtsrat" Friedrich van het
rijksministerie van Justitie in het blad
„Deutsche Justiz" dezer dagen princi
pieel het koopen in Joodsche zaken. Hij
constateerde, dat „als de wetten den
Joden toestaan, in Duitschland handel
te drijven, dit geschiedt, om een erfenis
van vroeger tijden zooveel mogelijk
zonder storingen te liquideeren." Op
vele gebieden is den Joden alles verbo
den, op andere gedeeltelijk, op econo
misch gebied is hun nog een zeer groote
vrijheid gelaten. Maar geen onbeperk
te „De Joden moeten er zich maar in
schikken, dat het Duitsche volk zijn
volksgenooten tegen de Joden waar
schuwt en dat de beweging, die grond
vest van den, staat is haar aanhangers
aanraking met Joden en het koopen in
Joodsche zaken verbiedt." Daarom is
het volkomen in orde, dat een Duit
scher, die een winkel binnengaat, eerst
vraagt of de zaak wel niet-Joodsch is.
Doet bijv. een ambtenaar dat niet, dan
maakt hij zich strafbaar. Een compromis
is hier uitgesloten.
Aan propaganda 'voor deze „reine
scheiding" tusschen het Duitsche volk
en zijn kleine Joodsche minderheid
heeft het dan ook niet ontbroken. De
„Stürmer"-actie van Neurenberg uit
gaande, (maar er verschijnen in Duitsch
land nog vele andere meer of mindere
radicale anti-semitische speciaal-orga-
nen) geeft hierbij nog altijd den toon
aan. De zichtbare uitwerking is alge
meen bekend. „Stürmerkasten" (open
bare permanente uithangborden, waar
op alle bladzijden van dit weekblad
opengevouwen zijn), borden in tallooze
gemeenten, in badinrichtingen, buiten
tuinen, restaurants enz. met het op
schrift „Juden unerwünscht" of zelfs
„Juden 'raus!" (in de onmiddellijke om
geving van Berlijn). In het jongste num
mer van het officieele orgaan der S.S.
„Das Schwarze Korps" werd een geïl
lustreerd artikel gewijd aan het drukke
Joodsche bezoek aan een bekend hotel
restaurant in Cladow aan den Havel bij
Berlijn en in vollen ernst de eisch ge
steld, dat den Joodschen bezoekers
voortaan een afgescheiden deel wor.dt
aangewezen en op voor hen bestemde
tafels „Joodsche vlaggetjes" (bedoeld is
de „wettelijk veroorloofde en bescherm
de blauw-witte vlag der Zionisten")
worden aangebracht.
Waar het hier nog slechts om een
wensch gaat, zij gewezen op een door-
gevoerden maatregel van de gemeente
Berlijn, die op den Teutoburger Platz in
het noordoosten der stad dezer dagen
door het „Gartenbauamt des Verwal-
tungsbezirks Prenzlauer Berg" op 92
van de 100 op dat plein staande ban
ken het opschrift „Voot Joden verbo
den" heeft laten aanbrengen. Het dag
blad „Der Angriff", dat daarvan mel
ding maakt, voegt er aan toe, dat
„daarmee een toestand geschapen is,
die door alle volksgenooten begroet
wordt en voor andere stadswijken kan
worden aanbevolen".
Besluiten we deze kleine bloemlezing
met een herinnering aan de omstandig
heid, dat de Duitsche overheid aan Duit
schers „met een gering percentage
Joodsch bloed" toestaat hun Joodsche
namen in Duitsche te veranderen en
vonnissen.
Drie dagen geleden verkondigde de
rijksminister van justitie, dat voortaan
voor het lidmaatschap van wat wij in
Nederland de „orde der advocaten"
zouden noemen, de eisch gesteld moet
worden, dat de „Rechtswahrer" (gelijk
de advocaat hier thans heet) zelfs niet
„kwartjood" is, dus dat onder zijn
grootouders niet één volbloed Jood
mag voorkomen.
En nog geen veertien dagen oud is het
volgende, krasse geval: een 23-jarige
Joodsche jongeman in Maagdenburg
had onlangs een niet-Joodsch jong
meisje uitgenoodigd met hem een bios
coop te bezoeken. Zij zag daarin een
beleediging en diende een aanklacht in
Het Openbaar Ministerie stelde zich op
het standpunt, dat de beklaagde door
deze uitnoodiging alleen reeds de wet
ten van Neurenberg bewust overtreden
heeft. Zijn invitatie was niets anders
dan „de inleiding tot een erotische ver
houding" en ook „een bewijs van min
achting voor het meisje, omdat hij meen
de te mogen verwachten, dat het zich
met iemand van een vreemd ras zou
inlaten."
De rechter veroordeelde op 19 Aug.
j.l. dezen jongen man tot vier weken
gevangenis....
NIEUWE HEEREN, NIEUWE WETTEN
M. d. R„
Goes gaat er, en niet geheel ten on
rechte, prat op, dat het is het centrum
van eene belangrijke landbouwstreek.
Dientengevolge is voor Goes de weke-
lijnsche markt het criterium vau hare
beteekenis. Zonder dien marktdag zou
Goes niet veel meer dan een groot boe
rendorp zijn.
Het ligt dus voor de hand, dat, ieder
die oog heeft voor de belangen van
Goes, zal medewerken, dien marktdag in
belangrijkheid te doen toenemen, en dus
het bezoek daaraan aan te moedigen
Dat dus vooropstellende en vasthouden
de, vragen we ons af, waartoe is het
dan noodig, dat men nu tracht dat
marktbezoek te bemoeilijken, in elk ge
val den marktbezoekers groote ergernis
te bereiden? We bedoelen n.l. de nu
enkele weken plaats vindende regeling
„welke alle practische realiteit uit tiet
oog heeft verloren", om het anders als
rijweg dienende gedeelte van het markt
plein in de omgeving van beursgebouw
enz. van marktbezoekers te zuiveren
terwijl deze reeds tien- en tientallen ja
ren, zonder stagnatie te verwekken
daar op hunne zaken deden en dus
daarop een historisch recht hebben ver
kregen, een recht dat van groot belang
is voor Goes, en waaraan het dwaas
heid is, en bovendien niet in het belang
van het marktbezoek, op eenigerlei wij
ze te tornen. Hierbij komt dat het ge
bruik van het nu verboden gedeelte, van
gemeentewege is gesanctioneerd, door
de bepaling, dat het stuk gedurende be
paalde uren op den marktdag voor alle
rijverkeer wordt verboden. Zij die dezen
maatregel hebben getroffen deden dat
in het belang van het marktbezoek, en
waren verstandiger, dan zij, die nu hun
ergerniswekkende, op geen enkelen
rechtsgrond berustende en het marktbe
zoek schadende nieuwe regeling abrupt
willen doorvoeren.
Niets maar dan ook niets is met dien
nieuwen maatregel gebaat, wel wordt
op onnoodige wijze in erge mate erger
nis verwekt en het marktbezoek ge
schaad. Ambtenarij en bureaucratie in
't quadraat! De gemeente Goes heeft er
in haar geheel zonder eenige uitzon
dering belang bij dat het marktbezoek
steeds toeneemt, welnu laat men zich er
dan van onthouden den marktbezoekers
op eenigerlei wijze onnoodig te ergeren,
met het willen doorvoeren van dwaze
en onnoodige maatregelen.
A. de Feijter,
Oostsingel, Goes.
Onze Goesche redacteur schrijft ons
naar aanleiding van bovenstaande het
volgende:
Dat Goes zonder haar wekelijksche
markt, niet veel meer zou zijn dan een
„groot boerendorp", laten we voor re
kening van den ontstemden schrijver.
De beteekenis van Goes wordt bepaald
door haar ligging, door haar steeds
voortvarend bestuur, door haar nijveren
middenstand, en last not least door et
telijke oude vooraanstaande Goesche
families die immer weer hun kunnen en
kapitaal beschikbaar stellen wanneer
dit in het belang van het „groote boe
rendorp" geacht mag worden. En on
danks dat aan Goes haar gevangenis,
haar kantongerecht, haar Raad van Ar
beid, haar kantoor waterstaat, enz. ont
nomen werd, wist Goes in alle opzich
ten haar stedelijk aspect te handhaven.
Wat verder de door schrijver zoo ge
wraakte quaestie betreft, het wil cos
voorkomen, dat hij de nadeelen van de
verplaatsing van de „buitenmarkt" bui
tengewoon overdrijft en de voordeden
geheel over het hoofd ziet. Immers,
toen de „buitenmarkt" nog direct voor
den ingang van het Beursgebouw gehou
den mocht worden, stonden de kooplie
den e.d. daar zoo „opgepakt", dst pas-
seeren vrijwel onmogelijk was, dai men
er met de fiets aan de hand in 't geheel
niet door kon, in 't kort, dat de be
talende beursbezoekers bij hun in- en
uitgaan van het gebouw, er veel hinder
van ondervonden. Duwende en wringen
de moest men er zijn weg zoeken. Thans
hebben zij, die buiten (of gedeeltelijk
buiten) de beurs hun zaken afhandelen,
daar een tiental meters van den ingang
van het beursgebouw gelegenheid toe,
hetgeen de vlotten toegang tol het
beursgebouw zeer vergemakkelijk'
heeft.
Alleen.... wel is het o.i. gewenscht,
dat zoo dicht mogelijk bij het beurs
gebouw nu ook een behoorlijke ruimte
op de markt geheel vrijgelaten wordt
(zooals dat aanvankelijk het geval was),
en daar geen standplaats gegeven wordt
aan kramen of stalletjes van markt
kooplieden. Gebeurt dit, dan zal de tijd
de geslagen wonde wel heelen. In feite
dient een straat toch voor het door
gaande verkeer en niet om er te verga
deren.
Tenslotte over de „ambtenarij en bu
reaucratie in 't quadraat" alleen dit:
We hebben in tal van gemeenten de
„ambtenarij en bureaucratie" van zeer
nabij leeren kennen, doch er nog geen
aangetroffen waar men alle omstan
digheden in oogenschouw genomen
zoo soepel werkte wanneer dit het al
gemeen gemeentelijk belang ten goede
kwam, als in het door inzender zoo ge
wraakte Goes.
Een voorbeeld.
Uitsluitend om blijk te geven, dat ou-
dergeteekende ten zeerste sympathi
seert met de in Uw blad gepubliceerde
hoofdartkelen, vóór en na de laatste
Kamerverkiezingen, zij mij vergunning
verleend voor onderstaande uiteenzet
ting.
Eenmaal ben ik geschrokken, tijdens
bovenbedoelde campagne, toen ik op
zeker moment lezen mocht, dat „iemand"
zich er aan scheen te ergeren, meenende,
dat er nu maar eens een eind aan ko
men moest. Toen heb ik even gedacht:
Als de schrijver der artikelen nu maar
g'een gehoor geeft aan deze klacht? Bij
even doordenken kwam ik evenwel
spoedig tot bezinning en besefte ik, dat
de strijd tot aan het eind gestreden zou
worden.
Ik wil mij slechts bepalen, bij enkele
punten, voorkomende in de hoofdartike
len van Vrijdag 27 en Zaterdag 28 Augs.
11. respectievelijk getiteld: „Toch aan
bidders der Rede?" en „Vervallen Te
genstelling".
In het eerste artikel wordt een uit
eenzetting behandeld, voorkomende in
„De Standaard" van 20 Augs. 11. In 't bij
zonder gaat het mij om de zinsnede. „Dat
daar is in de eerste plaats de tegenstel
ling tusschen de souvereiniteit der
menschelijke rede en de souvereiniteit
Gods". Of hier opheldering geboden is?
Eenige weken geleden heb ik mijn
64ste jaar overschreden. Ik wil uit mijn
jeugd een staaltje als voorbeeld aan
halen: Wijlen mijn vader was, behalve
loonslager, ook Ioon-rietdekker. Gezin:
man, vrouw en negen kinderen, w.o. zes
jongens. Wanneer mijn vader b.v. in den
zomer volle zes dagen in een week op
een landbouwschuur werken kon, zon
der verlet dus en nog een onzer kon
mede nemen, ten einde het stroo of riet
boven naar de schuur te dragen, kon hij
f 9 in de week halen, werkende van des
morgens vijf tot des avonds zeven uur.
Maar.... zooals gezegd: dan moest in
die week ook geen enkele verletdag
(door regen) vallen, anders kwam hij
niet aan genoemd weekgeld. v
Dat vader, om alle monden open te
kunnen houden, vele zorgen had, be
hoeft zeker g'een nader betoog. Ondanks
bedoelde zorgen, nam hij in „stille"
maanden, toch de tijd er af, ons een
„christelijke opvoeding" te geven. Hij
behoorde tot de Ned. Herv, kerk en be
kleedde de functie van diaken. Zoodra
wij den leeftijd van 2 a 3 jaar bereikt
hadden, leerde hij ons uit 't hoofd een
klein gebedje, hetwelk wij des avonds
vóór het slapen gaan, op onze knietjes,
met onze handjes gevouwen voor het
het bedje hardop moesten opzeggen. Dit
gebedje luidde als volgt: „Ik ga nu lig
gen slapen. Op God ga 'k mij verlaten;
op anders niemand, dan op onzen Lieve
Heer. Nu ga ik liggen slapen, Amen".
Als wij eenmaal zoo oud waren, dat
wij de openbare lagere school konden
bezoeken, (er was in ons Dorpje destijds
maar één school) en wij wat lezen kon
den, moesten wij de „twaalf artikelen
des Geloofs" uit het hoofd leeren, en
deze eveneens vóór het naar bed gaan
hardop opzeggen; weer: knieën gebogen
en handen gevouwen. Van ons zesde tot
ons 15de jaar naar de Zondagschool der
evangelisatie (er was destijds geen an
der) en tot ons 18de jaar naar de
cathechisatie'der N. D. Herv. Kerk, ten
einde als lidmaat dier Kerk te worden
aangenomen. Zegt zulks niet meer dan
voldoende in verband met het gerede
kavel in „De Standaard", over genoemde
onderwerpen? Want dit alles geschied
de bij „vrijzinnigen".
Als men iets schrijft, diene men zich
■ssssaasaasaesa^EsaenuBf
vooraf wel terdeg'e bewust te zijn, over
den inhoud van wat men schrijven gaat
en zich vooraf bepalen bij de waarheid
en niets dan de waarheid, en dan ver
mijden andersdenkenden te kwetsen of
trachten zand in de oogen te strooien.
Zuiks is niet oirbaar.
Meer voorbeelden zouden nog kunnen
worden aangehaald, doch ik wil mij
slechts bij dit eene voorbeeld bepalen.
Dank voor de opname.
M'burg 9-9-'37. W.
SCHAKEN.
HET TOURNOOI OP DE SEMMCRÏNG
Fiohr w/nt van Petrov.
Gisteren werd de derde ronde ge
speeld van den achtkamp op den Sem-
mering in Oostenrijk.
De partij Reshevsky—Ragozin eindig
de na 62 zetten in remise. Het w.as een
geweigerd damegambiet, waaru't zich
een zeer interessante partij ontwikkel
de. Ragozin had vrijwel voortdurend, het
initiatief. Met twee torens plus een pi
on voor de dame h,ad de Rus langen
tijd w nstkansen. Bij het afbreken voor
de middagpauze werd algemeen aange
nomen, dat Ragozin zou winnen. Bij de
voortzetting verdedigde Reshevsky zich
echter schitterend en kon ten slotte
door eeuwig schaak geven remise be
i-eiken.
FlohrPetrov, een Engelsche ope-
n ng. werd n.a 54 zetten door den Tsjech
gewonnen. Het eindspel bood gelijke
kansen, doch Petrov behandelde het
niet bijzonder goed, zoodat Flohr een
regelmatige overwinning kon behalen
De partij tusschen Keres en Fine ver
liep zeer rustig. Het was een Reti-
opening. Na 41 zetten werd tot rem se
besloten.
CapablancaEliskases werd afgebro
ken na 62 zetten. Het was een ortho
dox damegambiet, met een dame-eind
spel, waarin de Cubaan, meent beter te
staan. Doch de .ande're deskundigen
zien er voorloopig toch niet meer dan
remise in.
De stand bij het afbreken is:
Wit Capablanca: kd2, da.8, pionnen
op d4, e3, g4, h5.
Zwart Eliskases: kh7, dhl, pionnen
op d5, f6, g7, h6.
Zwart is dan aan zet.
De stand van den achtkamp luidt:
1 Reshevsky 2)4 punt; 2 Flohr 2 p.; 3
en 4 Keres en Ragozin, ieder 1 A p.;
5 Fine 1 punt plus 1 afgebroken partij;
6 Capablanca punt plus 2 afgebro
ken partijen; 7 Eliskases lA punt plus
1 afgebroken partij; 8 Petrov 14 punt.
De partij PetrovCapablanca
uit de tweede ronde.
Men schrijft aan het A.N.P.:
Reshevsky, de kleine Amerikaan is
een merkwaardige meester op het
schaakbord. Er schijnt iets fascinee-
rends van hem uit te gaan,
Reshevsky vindt 'n bliksemtempo
zeer sterke zetten en zijn partners ra
ken den draad kwijt. Zoo volbr.acht de
kleine man tegen Petrov het "kunststuk
je, 20 zetten binnen 5 minuten te doen
en bovendien een iets minderen stand
in een gewonnen positie om te toove-
ren.
Zeer interessant was de opening van
de partij Petrov-Capablanca. Eerstge
noemde speelde tegen de Tsjechische
verdediging een iets minder sterken zet,
waarvan Capa onmiddellijk gebruik
maakte door op krachtige wijze het ini
tiatief te nemen.
Petrov moest zeer omzichtig spelen,
om niet reeds in den aanvang van het
middenspel te verliezen. Op een gege
ven oogenblik het kritieke moment
der partij stond de Cubaan voor de
keuze, onder voorloopige opoffering van
raadsheer een feilen aanval in te leiden,
of genoegen te nemen met den voor
sprong van een weinig waardevollen
dubbelpion. Voorzichtig als altijd koos
Capa het laatste, doch voor de winst
bleek deze nog niet voldoende.
Een zeer moeilijk eindspel had de par-
Jtij CapaFine uit de eerste ronde. Capa
bezat twee pionnen, toren plus paard
tegen een pion, toren en raadsheer van
Fine. Moeizaam vorderde Capa, die in
dit soort eindspelen een specialist is. Hij
wist de torens af te ruilen en met zijn
vrijen f-pion voorwaarts te rukken.
Na de derde tijdcontróle, den 72sten
zet, resteerden nog drie kwartier speel
tijd. Fine voelde zich kennelijk weinig
op zijn gemak en gaf er de voorkeur aan,
zijn klok drie kwartier te laten loopen,
ten einde oppieuw te kunnen afbreken,
De partij duurde nu reeds negen uur.
De afgebroken stand is:
Wit (Capa): ke5, pc3, pion f5, g4.
Zwart (Fine): kf7, lb3, pion h6. Zwart
is aan zet.
Volgs de meesters kan zwart de partij
bij correct spel remise houden.
Hieronder volgt de partij uit de twee
de ronde.
Wit Petrov. Zwart: Capablanca.
Tsjechische verdediging.
1. d2d4; d7d5; 2. c2c4; c7c6;
3. pblc3; pg8f6. 4. pglf3; d5Xc4-
5. a2a4; lc8f5. 8. pf3e5; pb8d7.
7. pe5X°4; dd8c7; 8. ddlb3;
Gebruikelijk en stellig ook beter is
hier de zet 8. g3 om lf4 voor te bereiden
en het fianchetto van lfl mogelijk te ma
ken. Thans krijgt zwart het initiatief.
8e7—e5! 9. d4Xe5; pd7—c5!
10. db3a2; pc5a6!
Zeer interessant gespeeld. Na 11. ef6:
volgt natuurlijk
11pb4 enz. 11. e2e4
het eenige.