Lotgevallen van een jeugdigen
Nederlandschen Avonturier.
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG
KONINGIN WILHELMINA ZAL DE
WERELD-JAMBOREE OPENEN.
AANBIEDING PRINSELIJKE
STANDAARDS.
Défilé van „De Princevlag" op
Zaterdag 31 Juli.
Zomerpostzegels nog tot en mot 31 Juli
verkrijgbaar.
DE MOEILIJKHEDEN DER
LANDBOUWENDE BEVOLKING.
VI.
12 JULI 1937. No. 161.
DE LANDDAG VAN DEN B, V, L.
TE GOES.
Een dankbetuiging.
J, H, W, Bruins,
reserve Luitenant Kolonel,
Een, werkkamp voor dienstboden.
VII.
Martelaren in Duitschland.
Er kunnen wonderen gebeuren. Maar
het ziet er naar uit, dat een verzoening
in Duitschland tusschen den nationaal-so-
cialistischen staat en de „rebelleerende
kerken, niet meer binnen het raam der
practische mogelijkheden ligt. Er is de
vorige week te Keulen een congres van
den nationaal-socialistischen onderwij
zersbond gehouden, waar het woord ge
voerd werd door een zekeren heer Nie-
meyer, gouwleider. Deze zeide o.a.:
„Het doel van het nationaal-socialis-
tisch streven is het heilige rijk der Duit-
sche natie. Het tijdperk der godsdiensti
ge geschillen moet nu voor goed worden
afgesloten.
Wij zijn niet de meening toegedaan,
dat de kerken eenigerlei rechten zouden
bezitten om zich als de alleenzaligma
kende te beschouwen. Voor middel-
eeuwsche opvattingen is in den natio
naal-socialistischen staat geen plaats
meer,
Wij moeten tot een Duitsche gemeen
schapsschool zien te geraken en wij dur
ven de hoop uitspreken dat de Führer
ons zeer binnenkort bij de wet de ge
meenschapsschool zal schenken. Na vier
weken zal er dan geen mensch meer
over praten
De Duitsche onderwijzer moet een
rotsvast geloof bezitten aan de eeuwig
heid en de heiligheid van de Duitsche
natie. Hij moet zich onderscheiden door
heldhaftig gedrag en door trouw aan
den Führer in alle omstandigheden.
Daarin ligt ook de nationaal-socialis-
tische wereldbeschouwing
opgesloten. De Duitsche godsdienst be
staat hierin, dat slechts diegene tot God
komt, die eerst zijn volk dient. Adolf
Hitler echter is voor ons de openbaring
Gods."
We hebben in het relaas een woord
gespatieerd: wereldbeschouwing. Zie
daar het begrip, waar alles om draait.
Het nationaal-socialisme is veel meer j
dan een politieke beweging. Niet louter j
vraagstukken inzake de inrichtng van
staat en maatschappij liggen binnen zijn
sfeer van bemoeienis. Het gaat veel ver
der. Het houdt zich bezig met vrijwel al
les, wat het leven van den mensch be
paalt; ook met zijn religieuze aangele
genheden. „De Duitsche godsdienst be
staat hierin, dat slechts diegene tot God
komt, die eerst zijn volk dient". Dat is
voor den mensch, die het evangelie van
Christus belijdt de reinste ketterij. Wat
in het evangelie het „een en eenig mid
delpunt" van alle leven vormt, wordt
hier mir nichts dir nichts naar het twee
de plan verschoven. Eerst „het volk"
dienen; pas daarna komt God.
De eisch is categorisch; even catego
risch als het dogma van den strengen
geloovige. Men kan er niet over in het
ongewisse geraken. Het nationaal-socia
lisme zet het begrip volk of staat in het
midden zijner wereldbeschouwing. Dat
begrip moet maatstaf aller dingen voor
den nationaal-socialist zijn. Alles, ook
het godsbegrip, wordt er aan onderge
schikt gemaakt.
Hoe kan dan geloochend worden, dat
het nationaal-socialisme per sé anti
christelijk moet heeten? Zou er voor
den belijdenden protestant, den katho
liek erger ketterij denkbaar kunnen zijn?
Het nationaal-socialisme heeft natuur
lijk niet de primeur der zoo geharnaste
ketterij. In de vorige eeuw hebben zich
in Europa diverse filosofische stroomin
gen baan gebroken, die op wel zeer ge
spannen voet met het Christendom ston
den. In tegenstelling met de meeste dier
stroomingen is het nationaal-socialisme
echter onverdraagzaam. Zie
daar het tweede punt, waar het op aan
komt. De nieuwe geschiedenis levert het
bewijs van vreedzame samenleving van
geheel verschillende levensopvattingen.
In het moderne Duitschland is daarvan
echter geen sprake. Het nationaal-soci
alisme duldt geen andere wereldbeschou
wingen naast zich, het duldt althans niet
dat in woord en geschrift uiting aan af
wijkende meeningen wordt gegeven. Het
kan derhalve onmogelijk transigeeren.
De belijdende predikanten, die in gevan
genis en concentratie-kamp zijn gewor
pen, staan voor een ontzettend alterna
tief: ontrouw aan de heilige zaak, waar
voor ze strijden, of martelaren worden.
Hier herhaalt zich een drama, dat aan
3). -
IV
Wat ik nu ga vertellen, waarde le
zer, is geen sprookje, maar de simpele
waarheid. Op een berg ontwaarde ik
enkele olijven en ik worstelde net zoo
lang tot ik die bereikt had. Hier wilde
ik overnachten en een vuurtje maken.
Toen ik er na twee uren aangekomen
was, maakte ik een hoop hout, legde
een soort wal van sneeuw om mijn ver
blijfplaats en viel, toen 't vuurtje rustig
brandde, van vermoeidheid in slaap.
Zooals men weet brandt olijvenhout
zeer lang. Den volgenden morgen toen
ik wakker werd, lag ik minstens 15 cen
timeter diep in het water, want het vuur
had de sneeuw tot smelten gebracht.
Mijn lucifers waren doorweekt en ik
kon dus ook geen vuur meer aanleggen
om mijn doornatte kleeren te drogen.
Nat en ellendig worstele ik nu verder,
in de hoop ergens een hut te vinden.
Maar het leek er niet erg op, te zullen
gelukken.... Toen de nacht begon te
naderen, kon ik nog nauwelijks een
been verzetten. Geen mogelijkheid om
een vuurtje aan te leggen en twee da
gen lang had ik niets anders dan wat
sneeuw gehad, om honger en dorst te
stillen.Ik dreigde er bij neer te val
len én. daar hoorde ik plotseling het
welkome geluid van 'n blaffenden hond.
Ik vocht met mijn vermoeidheid om die
richting uit te komen. Maar ik kon niet
meer en met een laatste kreet stortte ik
neer. Wat er toen verder gebeurd is,
weet ik niet. Alleen, toen ik den vol
genden morgén tot mijzelven kwam, lag
ik in een hut, en een mooie jonge don
kerbruine vrouw zat naast mij en lachte
vriendelijk tegen me. Enkele oogenblik-
ken later kwam er een jonge Arabier
binnen met voortreffelijke koffie (dat
kunnen ze zetten!) en weldra voelde ik
mijn krachten terugkomen.
Ik bleef enkele dagen bij deze goede
menschen; het gezin was in z'n geheel
negen personen groot. Toen de sneeuw
gesmolten was, liet ik blijken dat ik nu
verder wilde trekken. M&ar daarmee
kwam ik van een koude kermis thuis!
Dat was de bedoeling niet: ik moest bij
hun blijven, want, zoo zeiden zij, ze had
den mij het leven gered en nu behoorde
ik tot de familie. En de jonge vrouw,
die, toen ik weer bij kennis kwam, naast
mij had gezeten, had den stamvader te
kennen gegeven dat zij „zin in mij had"
en ik moest mij daar wel, goedschiks
of kwaadschiks, naar voegen. Het had
mij m'n leven kunnen kosten, als ik mij
verzet had. Ik willigde dus het verzoek
maar in en werd aldus zoo min of meer
als schoonzoon in de familie opgeno
men. Zoo was ook dit naar ieders ge
noegen geschikt.
Het mooiste van al was nu echter
wel, dat men mij nieuwe Arabische
kleeren bracht, die men mij heette aan
te trekken. De jonge vrouw had ze zelf
gemaakt, zoo zeide men mij. Dat kwam
echter 'heel goed van pas, want dat
zou mijn vlucht vergemakkelijken.
Maar men hield mij zoo goed in de ga
ten, dat er van ontkomen geen sprake
was en zoo moest ik de liefkoozingen
van die jonge Arabische schoone maar
op den koop toe nemen. Niet, dat dit
nu zoo heel erg beroerd was: wie 't niet
heeft ondervonden kan niet weten hoe
warm de liefde van een jonge Arabische
zijn kan
V
Langzamerhand liet men mij nu meer
vrijheid en op een goeden dag, was ik
plotseling verdwenen. Maar nooit in
mijn leven zal ik deze goede lieden ver
geten: ze leven zoo eenvoudig en ze
zijn toch zoo gelukkig! Het beeld van
die jonge Arabische vrouw staat mij he
den, 7 lange jaren later, nog voor den
geest alsof ik ze gisteren pas verliet en
soms denk ik, dat ze nog naar mij ver
langen zal.
Nu brak een slechte tijd voor mij
aan Mijn schoenen waren kapot en ik
liep op mijn bloote voeten. Zoo trok ik
verder. En omdat er overal scherpe
steentjes en doornen waren, had ik
mijn voeten ook dr.a kapot geloopen.
ik zag in, dat het zoo niet gaan
zou: 'k zou omkomen van honger of
dorst. Daarom verlei ik mijn koers
meer in Noordelijke richting, om zoo
naar Algiers te komen. Men denke
echter niet, dat dit een kattenspronge-
tje was: ook nu nog had ik een 670 ki
lometer voor den boeg.
Op zekeren dag kwam ik een Ar,ab:er
tegen, en die wilde geld van me heb
ben. Maar mijn geld was zoo ongeveer
allemaal op, en daarom zeide ik, bij
wijze van noodleugentje, om hem kwijt
te raken, dat ik al mijn geld had ach
ter gel.aten bij de Arabische familie
zoo-en-zoo, waar ik zoo lang geweest
was. Maar hoe verbaasd was ik, tè
vernemen, dat deze menschen heel
goede kennissen van hem w,aren, en
dat hij juist onderweg daar henen was!
Nu moest ik hem alles van daar ver
tellen, Natuurlijk liet ik hem niet mer
ken. dat ik mijn „schoonfamilie" eigen
lijk.... ontvlucht was. Maar hij be
greep het toch best en verlangde van
mij, dat ik met hem mee terug zou
gaan. Ik weigerde, m,aar toen bedreigde
hij me met zijn dolk: hij zou me over
hoop steken als ik nietmee ging. Ik
wist al lang, dat de Arab'eren met het
mes zoo vlug als water zijn, en dat er
met hun niet te spotten valt. Dus on
derwierp ik mij aan zijn verlangen en
wachtte een gunstig oogenblik af om
hem onschadelijk te maken.
Toen ik mijn kans schoon zag, gaf ik
hem met mijn knuppel een slag op z'n
hoofd waardoor hij bewusteloos neer
viel, Ik trok hem toen zijn schoenen
van bokkenleer u:t, deed ze zelf aan,
en maakte mij zoo snel als ik loopen
kon uit de voeten. Want de m,an was
door mijn slag slechts verdoofd en hij
kon elk oogenblik weer bij komen....
De eigenlijke woestijn had ik nu wel
dra weer verlaten en ik kwam nu in
een door het geweld der natuur heel
mooie landstreek. Het water van vroe
het einde der middeleeuwen de geheele
samenleving op haar grondvesten heeft
doen schudden. De toen ter tijde onver
draagzame en schijnbaar almachtige ka
tholieke kerk heeft geprobeerd het pro
testantisme met den brandstapel te
weerstaan. Het is haar niet gelukt. Mis
schien zal het nationaal-socialisme er
ditmaal evenmin in slagen, om den chris-
telijken geest te verstikken. Misschien:
de geschiedenis herhaalt zich niet altijd
in precies dezelfde vormen,
NSBHMMBMWBmBBHBHHSBmnmDS'»
De persdienst van de wereld-jambo
ree meldt:
Het staat thans vast, dat de opening
van de wereld-jamboree op Zaterdag 31
Juli des middags te 2 uur door H. M.
de Koningin zal geschieden.
De plechtigheid zal plaats vinden in
de groote arena en onmiddellijk gevolgd
worden door een opmarsch van de meer
dan 25.000 padvinders uit de geheele
wereld. Deze zullen langs de koninklijke
tribune trekken met hun nationale vlag
gen en banieren, ieder land voorafge
gaan door eenige verkenners met een
schild waarop de naam van het land.
Deze opmarsch der naties geschiedt in
alphabetische volgorde naar de Engel-
sche benaming, terwijl het groote Ne-
derlandsche contingent het défilé zal
sluiten.
Met toestemming van Z, K. H. Prins
Bernhard zullen de nieuwe prinselijke
standaards bestemd voor het prinselijk
paleis en de auto's. Zaterdagmiddag 31
Juli door het hoofdbestuur van de Prin
cevlag van Z. K. H., ten paleize Soest-
dijk worden aangeboden.
Daarna zal „De Princevlag" in den tuin
van het paleis voor Prinses Juliana en
Prins Bernhard défileeren waaraan tal
rijke afdeelingen zullen deelnemen.
gere regentijden, had hier (geweldige
afgronden doen ontstaan. Slechts langs
smalle paodjes, ook wel ,.de Ar,a-
bierenpaadjes" genaamd, kon men hier
langs trekken. Van grootsche natuur-
pracht konden de oogen hier niet ver
zadigd geraken en men vergat er hon
ger en dorst bij. Het was onbeschrijfe
lijk mooi in zijn grootschhe'd en al z'n
woestheid.
Ik kwam nu eiken dag een flink stuk
verder. Bijna elkeri nacht kon ik bij
deze of gene Arabische familie in een
hut onderdak vinden, zonder dat zich
weer moeilijkheden voordeden van dien
aard ,als ik de eerste maal ondervond!
Overal werd ik vriendelijk ontvangen;
ik danste soms wat voor hun of zong
hun een paar mooie versjes uit mijn
vaderland voor en bij het afscheid ne
men ondervond ik steeds de grootste
hartelijkheid; men gaf mij eten voor
den dag mede, en soms zelfs een als
een kostbaarheid beschouwd pakje ta
bak.
Langzamerhand kwam ik in de
buurt van een stad, Djelfa [of Biskrei?]
Hier begon, de spoorweg weer, die door
veel tunnels en bergkloven voert. M.aar
daar ik nog nauwelijks genoeg geld om
van te leven had, kon ik van den trein
geen gebruik maken. Ik zou dus deze 350
kilometer nog te voet moeten afleggen.
Nu moet men ook weer niet denken,
dat ik van dag tot dag van het eene
dorp naar het andere trok. Integendeel:
er zijn ook hier nog vele woeste stre
ken. Dikwijls moest ik des nachts nog
onder den blooten hemel slapen, maar
de heerlijke natuur maakte hier alles
goed.
Nu moet ik nog een verschrikkelijk
avontuur vertellen. Als ik er nu. zes
jaren later, aan terug denk, dan loopt
het koude zweet mij nog over den rug.
Denk niet, waarde lezer, dat ik U
een verhaaltje ga opdisschen v,an een
leeuw of zoo iets, neen, het was vee1
minder romant'sch en heldhaftig, maar
het is voor mij toch een strijd op leven
en dood geweest, die wel drie uur ge
duurd heeft! Op zekeren mooien dag
liep ik namelijk langs een droge sloot
en bemerkte te laat, dat in een uitge
droogd zoutmeer terecht gekomen w,as.
Toen zonk ik reeds tot over de enkels
in de modder en ik kon er niet meer
uitkomen. Drie uren heb ik zoc ge
worsteld, soms tot over mijln knieën
in het zoute slijk wegzinkende, voor ik
weer vasten grond onder de voeten
voelde. Toen viel ik er bij neer en pas
diep in den nacht werd ik weer wak
ker. Toen dankte ik God voor deze
redding
Nu marcheerde ik verder, over
Boghar, Berrouagh'a, naar Medea. Ik
was nu nog ongeveer 90 kilometei* van
de zee verwijderd en het was een mooie
landstreek die ik nu doortrok. De laat
ste 90 kilometer heb ik in 16 uren
afgelegd; daarbij liep ik den ganschen
nacht door, want des nachts loopt het
beter dan overdag.
Begin Januari 1930 kwam ik, in Ara
bische kleederdracht, in Algiers aan,
Ik begaf mij naar het Nederlandsche
consulaat, waar men mij van andere
kleeren voorzag en mij een briefje voor
vrij wonen en den kost gaf.
Het tijdvak van verkrijgbaarstelling
der zomerpostzegels, dat op 17 Juli zou
eindigen, is verlengd tot en met 31 Juli
a.s.
Zooals men weet, is de netto-op
brengst boven de frankeerwaarde dezer
zegels bestemd voor sociale en culturee-
le doeleinden.
In de Zaterdag te Arnhem gehouden
algemeene vergadering van de Gel-
dersch-Overijselsche maatschappij van
landbouw heeft prof. dr. ir. G. Minder-
houd uit Wageningen een uiteenzetting
gegeven van het rapport van de com
missie ter bestudeering van de vraag,
welke maatregelen er te treffen zijn om
het levenspeil der stedelijke en platte
landsbevolking nader tot elkander te
brengen. Het rapport komt tot de con
clusie, dat de oplossing van de moeilijk
heden der landbouwende bevolking in
ons land niet moet gevonden worden in
een samenstel van zeer ingrijpende re-
geeringsmaatregelen, aangezien dit al
leen succes zou kunnen hebben, als bij
de groote meerderheid der betrokkenen
de overtuiging zou leven, dat deze
maatregelen noodig en rechtvaardig zijn.
De commissie is van gevoelen, dat dit
thans nog niet het geval is. Er kunnen
alleen maatregelen in de richting van
een oplossing worden getroffen, waar
voor het rapport behalve verbetering
der prijzen o.m. aanbeveelt:
Intensieve propaganda voor de er
kening van de ideëele beteekenis van
voortbrengselen van eigen bodem, mede
in verband met oorlogsgevaar, een goe
de pacht- en hypotheekwet, krachtige
bevordering van den export van land
bouwproducten; vermeerdering van cul
tuurgrond, door drooglegging etc.; vast
stelling van vestigingseischen van toe
komstige landbouwers, bevordering van
ambachts- en handelsonderwijs ten plat-
telande; beperking van de mogelijkheid
tot splitsing van de kleinere bedrijven
en opwekking om een deel der kinderen
uit groote landbouwgezinnen vroegtijdig
een ander beroep te laten kiezen.
Natuurlijk moest ik al mijn belevenis
sen vertellen en ik zat zoodoende uren
lang op het consulaat. Maar ik werd er
steeds vriendelijk ontvangen en men
gaf mij zelfs een aardig zakgeldje!
Den 17en Januari 1930 g ng een Ham
burger schip naar Palma de Mallorca.
Ik mocht hier mee, en 26 uren later
zette ik op dit mooie eiland voet aan
wal. Men vond hier in deze kleine en
schoone wereld vele buitenlanders,
Palma de Mallorca is, zooals men zal
weten, een eiland van de eilanden
groep der Bale,aren. In vroeger jaren
moeten h:er beroemde steenslingeraars
gewoond hebben.
De bewoners pleegt men Marokinee-
zen of Marokkijnen te noemen. Ook
wanneer men het Spaansch volkomen
machtig is, kan men deze lieden nog
moeilijk verstaan. De kuituur en zeden
doen in veel gevallen nog denken aan
die der Mooren, die hier vrjeger
heerschten. Ook hun liederen zijn
meestal op oude Moorsche melodiën.
Het is moeilijk zich een mooiere stad
dan Palma te denken. De kathedraal
is een schitterend kunstwerk, en zij
stiat door vele onderaardsche gangen,
die zich onder de geheele stad uislrek-
ken in verbinding met een wonder
mooie buicht, die hoog boven op een
berg gelegen is. Al deze kunstige ge
bouwen zijn in-den Moorschen tijd door
.slaven gebouwd.
In deze stad nu zoude ik een tweede
heim.at v'nden. Toen wist ik nog niet,
wat mij vijf jaren later boven het
hoofd zou hangen Dat was maar goed
ook: als de mensch alles vooruit wist.
Op zoek naar een kosthuis ontmoet
te ik een jongen Duitscher van onge
veer mijn leeftijd. Hij w,as een Berlij-
-ner, en een lustig persoontje, die afies
altijd van de zonnige zijde bekeek. Hij
w,as zelf ook nog niet lang in Palma en
was erg verheugd een halven landsman
te ontmoeten en toen hij vern,am, dat
ik uit Afrika kwam, raakte zijn be-
langstell'ng niet uitgeput. Uren lang
moest ik van mijn avonturen daar ver
tellen.
Hij was, voor hij op P.alma kwam,
ongeveer een jaar in Barcelona werk
zaam geweest en daar had hij geluk
kig al heel aardig Spaansch leeren spre
ken. Kort en goed: wij bleven tezamen
en al dra gevoelden wij een broederlijke
genegenheid voor elkander.
In Tereno, waar vrijwel niets dan
bu'tenlanders woonden, had hij een
klein zaakje. Hij was namelijk schilder.
Dat kwam mooi uit. En in het achter
huis richtten wij nu een meubelwakers-
werkplaats er bij in. Alles, wat ik nu
maakte, schilderde hij, en zoo leefden
en werkten wij gelukkig tezamen, We
maakten uitstapjes, naar Soller en an
dere gedeelten v,an het eiland en des
Maandags trokken we steeds weer
fr'sch en vroolijk aan den arbeid.
Natuurlijk verliep ons leventje hier
ook niet zonder verdrietelijkheden. Het
Marokijner volkje kan erg moeilijk van
zijn geldje scheiden en daar hadden
wij dan soms den grootsten last mee.
Maar de deugnieten w,aren niet alleen
onder de inboorlingen te vinden: ook
De commandant van den B. V. L. in
Zeeland, heeft aan de landstormers-
deelnemers van den Landdag te Goes
op 26 Juni 1937, het volgende schrij
ven gezonden:
Landstormers,
Wij hielden een Landdag te Goes
en een algemeen appèl voor het
geheele korps, waaraan door ruim
1800 leden werd gevolg gegeven.
De dag verliep in ,alle opzichten schit
terend, niet alleen door de groote be
langstelling Uwerzijds maar vooral ook
door Uw zeer correcte houding bij het
défilé, dat op de bevolking een d epenr
indruk maakte i en gedurende de fes
tiviteiten.
Ik betuig U mijn tevredenheid en
zeg U allen hartelijk dank.
Moge dezen Landdag nog lang ;'n Uw
,aller aangename herinnering voortle
ven en bijdragen tot versterking van
den ikameraadschappelijken band in
ons korps, welke samenhang noodig is
tot het behoorlijk volbrengen van ons
aller plicht als 't moet!!
De commandant,
Het is algemeen bekend, dat er op
dit oogenblik, een tekort bestaat aan
geschoolde dienstboden, reden waarom
dikwijls moet (worden overgegaan tot
het aannemen van buitenlandsch dienst
personeel.
Ru:m een jaar geleden 'werd door
de Centrale voor werkloozenzorg, ge
sticht op het initiatief van den Raad
van Ned. Kerken van practisch Chris
tendom begonnen met de instelPng
van een Internaat voor opleiding tot
huishoudelijke groepen. Om meer be
kendheid te geven aan het werk zal
door de commissie „Vrouwen Cris's
Zorg" piet medewerikng van het de
partement van Sociale Zaken in de
zomerv,ancantie nml. van 27 Augustus
tot 10 September in het Internaat to
onder de buitelanders troffen we er
verscheidene aan die slechts naar Pal
ma gekomen waren om anderen lieden
het zuur verdiende eerlijke geldje op
allerlei manieren afhandig te maken!.
Zoo werden we op ,allerlei manieren
bedrogen. Desondanks zagen wij in de
jaren voor dat de burgeroorlog uit
brak, kans een mooie duit bij elkaar
te verdienen. En dat niet alleen: ook
onze zaak werd met den dag beter.
Alvorens ik nu mijn laatste belevenis
sen tijdens den Spaanschen burgeroor
log te boek stel moet ik u, waarde le
zer, nog een blik gunnen in de Spaan-
sche zeden en gebruiken Weliswaar
zult er waarschijnlijk hartelijk om
lachen, en misschien z'ult u mij wel
uitlachen ook, maar dan ik niets aan
doen. Verteld moet het worden.
Toen ik ongeveer 1 Yi jaar in Palma
was, leerde ik een betooverend schoon
meisje kennen. Zij woonde in S,anta
Catarina. Ik was werkelijk stapel ver
liefd op dit mooie kind. Ze had haren
zoo zwart, als de kleur der raven en
haar oogen schitterden.... als ik ze
zag, dan moest ik haar schoonheid al
tijd weer bewonderen. Wat mij evenwel
verwonderde, dat was. dat wanneer ik
met h,aar uitging, altijd haar zuster of
broer, en dikwijls ook haar heele fa
milie mee ging. En natuurlijk ging dit
altijd op mijn kosten; het heeft mij et
telijke honderden gekost.... Maar ik
wilde met mijn lieve schat ook wel
eens alleen zijn, zooals dat bij verliefde
menschen nu eenmaal meer voorkomt,
nietwaar?
Toen dit nu maanden zoo voortduur
de, vertelde ik mijn geval eens, ten
einde r.aad, aan mijn vrienden, voor
wien ik tot dusverre mijn verliefdhe'd
verborgen had gehouden.
Mijn vrienden braken in schallend
gelach uit, toen ze mijn verhaal hadden
aangehoord. En ze vertelden me toen
het volgende:
Ten eerste: een net Spaansch meis
je mag nimmer met haar verloofde al
leen zijn, nóg minder zich alleen met
hem aan derden vertoonen, wil zij
voorkomen d,at men haar als een vrouw
van slechte zeden zal betitelen, en
Ten tweede: als men desondanks
gaarne met zijn meisje eens alleen wil
zijn. dan zit er niets anders op dan
ten snelste een huwelijk met haar aan
te gaan, evenwel
Ten derde: is men dan getrouwd, dan
komt eiken dag de heele famiLe van -
de bruid mee-eten. Met andere woor
den: wie het lieve kind trouwt, trouwt
de familie er bij!
Ik had meteen mijn bekomst van de
zaak en schreef de moeder van mijn
zoogenaamde verloofde een mooie pa
pieren brief, waarin ik h,aar zulks me
dedeelde. Ten antwoord kreeg ik een
brief, dat ik „een leelijke oplicïiteri'
was....
Maar ik liet mij deze betiteling Le
ver welgevallen dan de heele familie
van mijn bruid levenslang in de kost
te hebben.
(Slot volgt).