Lotgevallen van een jeugdigen Nederlandschen Avonturier. KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG KONINGIN WILHELMINA ZAL DE WERELD-JAMBOREE OPENEN. AANBIEDING PRINSELIJKE STANDAARDS. Défilé van „De Princevlag" op Zaterdag 31 Juli. Zomerpostzegels nog tot en mot 31 Juli verkrijgbaar. DE MOEILIJKHEDEN DER LANDBOUWENDE BEVOLKING. VI. 12 JULI 1937. No. 161. DE LANDDAG VAN DEN B, V, L. TE GOES. Een dankbetuiging. J, H, W, Bruins, reserve Luitenant Kolonel, Een, werkkamp voor dienstboden. VII. Martelaren in Duitschland. Er kunnen wonderen gebeuren. Maar het ziet er naar uit, dat een verzoening in Duitschland tusschen den nationaal-so- cialistischen staat en de „rebelleerende kerken, niet meer binnen het raam der practische mogelijkheden ligt. Er is de vorige week te Keulen een congres van den nationaal-socialistischen onderwij zersbond gehouden, waar het woord ge voerd werd door een zekeren heer Nie- meyer, gouwleider. Deze zeide o.a.: „Het doel van het nationaal-socialis- tisch streven is het heilige rijk der Duit- sche natie. Het tijdperk der godsdiensti ge geschillen moet nu voor goed worden afgesloten. Wij zijn niet de meening toegedaan, dat de kerken eenigerlei rechten zouden bezitten om zich als de alleenzaligma kende te beschouwen. Voor middel- eeuwsche opvattingen is in den natio naal-socialistischen staat geen plaats meer, Wij moeten tot een Duitsche gemeen schapsschool zien te geraken en wij dur ven de hoop uitspreken dat de Führer ons zeer binnenkort bij de wet de ge meenschapsschool zal schenken. Na vier weken zal er dan geen mensch meer over praten De Duitsche onderwijzer moet een rotsvast geloof bezitten aan de eeuwig heid en de heiligheid van de Duitsche natie. Hij moet zich onderscheiden door heldhaftig gedrag en door trouw aan den Führer in alle omstandigheden. Daarin ligt ook de nationaal-socialis- tische wereldbeschouwing opgesloten. De Duitsche godsdienst be staat hierin, dat slechts diegene tot God komt, die eerst zijn volk dient. Adolf Hitler echter is voor ons de openbaring Gods." We hebben in het relaas een woord gespatieerd: wereldbeschouwing. Zie daar het begrip, waar alles om draait. Het nationaal-socialisme is veel meer j dan een politieke beweging. Niet louter j vraagstukken inzake de inrichtng van staat en maatschappij liggen binnen zijn sfeer van bemoeienis. Het gaat veel ver der. Het houdt zich bezig met vrijwel al les, wat het leven van den mensch be paalt; ook met zijn religieuze aangele genheden. „De Duitsche godsdienst be staat hierin, dat slechts diegene tot God komt, die eerst zijn volk dient". Dat is voor den mensch, die het evangelie van Christus belijdt de reinste ketterij. Wat in het evangelie het „een en eenig mid delpunt" van alle leven vormt, wordt hier mir nichts dir nichts naar het twee de plan verschoven. Eerst „het volk" dienen; pas daarna komt God. De eisch is categorisch; even catego risch als het dogma van den strengen geloovige. Men kan er niet over in het ongewisse geraken. Het nationaal-socia lisme zet het begrip volk of staat in het midden zijner wereldbeschouwing. Dat begrip moet maatstaf aller dingen voor den nationaal-socialist zijn. Alles, ook het godsbegrip, wordt er aan onderge schikt gemaakt. Hoe kan dan geloochend worden, dat het nationaal-socialisme per sé anti christelijk moet heeten? Zou er voor den belijdenden protestant, den katho liek erger ketterij denkbaar kunnen zijn? Het nationaal-socialisme heeft natuur lijk niet de primeur der zoo geharnaste ketterij. In de vorige eeuw hebben zich in Europa diverse filosofische stroomin gen baan gebroken, die op wel zeer ge spannen voet met het Christendom ston den. In tegenstelling met de meeste dier stroomingen is het nationaal-socialisme echter onverdraagzaam. Zie daar het tweede punt, waar het op aan komt. De nieuwe geschiedenis levert het bewijs van vreedzame samenleving van geheel verschillende levensopvattingen. In het moderne Duitschland is daarvan echter geen sprake. Het nationaal-soci alisme duldt geen andere wereldbeschou wingen naast zich, het duldt althans niet dat in woord en geschrift uiting aan af wijkende meeningen wordt gegeven. Het kan derhalve onmogelijk transigeeren. De belijdende predikanten, die in gevan genis en concentratie-kamp zijn gewor pen, staan voor een ontzettend alterna tief: ontrouw aan de heilige zaak, waar voor ze strijden, of martelaren worden. Hier herhaalt zich een drama, dat aan 3). - IV Wat ik nu ga vertellen, waarde le zer, is geen sprookje, maar de simpele waarheid. Op een berg ontwaarde ik enkele olijven en ik worstelde net zoo lang tot ik die bereikt had. Hier wilde ik overnachten en een vuurtje maken. Toen ik er na twee uren aangekomen was, maakte ik een hoop hout, legde een soort wal van sneeuw om mijn ver blijfplaats en viel, toen 't vuurtje rustig brandde, van vermoeidheid in slaap. Zooals men weet brandt olijvenhout zeer lang. Den volgenden morgen toen ik wakker werd, lag ik minstens 15 cen timeter diep in het water, want het vuur had de sneeuw tot smelten gebracht. Mijn lucifers waren doorweekt en ik kon dus ook geen vuur meer aanleggen om mijn doornatte kleeren te drogen. Nat en ellendig worstele ik nu verder, in de hoop ergens een hut te vinden. Maar het leek er niet erg op, te zullen gelukken.... Toen de nacht begon te naderen, kon ik nog nauwelijks een been verzetten. Geen mogelijkheid om een vuurtje aan te leggen en twee da gen lang had ik niets anders dan wat sneeuw gehad, om honger en dorst te stillen.Ik dreigde er bij neer te val len én. daar hoorde ik plotseling het welkome geluid van 'n blaffenden hond. Ik vocht met mijn vermoeidheid om die richting uit te komen. Maar ik kon niet meer en met een laatste kreet stortte ik neer. Wat er toen verder gebeurd is, weet ik niet. Alleen, toen ik den vol genden morgén tot mijzelven kwam, lag ik in een hut, en een mooie jonge don kerbruine vrouw zat naast mij en lachte vriendelijk tegen me. Enkele oogenblik- ken later kwam er een jonge Arabier binnen met voortreffelijke koffie (dat kunnen ze zetten!) en weldra voelde ik mijn krachten terugkomen. Ik bleef enkele dagen bij deze goede menschen; het gezin was in z'n geheel negen personen groot. Toen de sneeuw gesmolten was, liet ik blijken dat ik nu verder wilde trekken. M&ar daarmee kwam ik van een koude kermis thuis! Dat was de bedoeling niet: ik moest bij hun blijven, want, zoo zeiden zij, ze had den mij het leven gered en nu behoorde ik tot de familie. En de jonge vrouw, die, toen ik weer bij kennis kwam, naast mij had gezeten, had den stamvader te kennen gegeven dat zij „zin in mij had" en ik moest mij daar wel, goedschiks of kwaadschiks, naar voegen. Het had mij m'n leven kunnen kosten, als ik mij verzet had. Ik willigde dus het verzoek maar in en werd aldus zoo min of meer als schoonzoon in de familie opgeno men. Zoo was ook dit naar ieders ge noegen geschikt. Het mooiste van al was nu echter wel, dat men mij nieuwe Arabische kleeren bracht, die men mij heette aan te trekken. De jonge vrouw had ze zelf gemaakt, zoo zeide men mij. Dat kwam echter 'heel goed van pas, want dat zou mijn vlucht vergemakkelijken. Maar men hield mij zoo goed in de ga ten, dat er van ontkomen geen sprake was en zoo moest ik de liefkoozingen van die jonge Arabische schoone maar op den koop toe nemen. Niet, dat dit nu zoo heel erg beroerd was: wie 't niet heeft ondervonden kan niet weten hoe warm de liefde van een jonge Arabische zijn kan V Langzamerhand liet men mij nu meer vrijheid en op een goeden dag, was ik plotseling verdwenen. Maar nooit in mijn leven zal ik deze goede lieden ver geten: ze leven zoo eenvoudig en ze zijn toch zoo gelukkig! Het beeld van die jonge Arabische vrouw staat mij he den, 7 lange jaren later, nog voor den geest alsof ik ze gisteren pas verliet en soms denk ik, dat ze nog naar mij ver langen zal. Nu brak een slechte tijd voor mij aan Mijn schoenen waren kapot en ik liep op mijn bloote voeten. Zoo trok ik verder. En omdat er overal scherpe steentjes en doornen waren, had ik mijn voeten ook dr.a kapot geloopen. ik zag in, dat het zoo niet gaan zou: 'k zou omkomen van honger of dorst. Daarom verlei ik mijn koers meer in Noordelijke richting, om zoo naar Algiers te komen. Men denke echter niet, dat dit een kattenspronge- tje was: ook nu nog had ik een 670 ki lometer voor den boeg. Op zekeren dag kwam ik een Ar,ab:er tegen, en die wilde geld van me heb ben. Maar mijn geld was zoo ongeveer allemaal op, en daarom zeide ik, bij wijze van noodleugentje, om hem kwijt te raken, dat ik al mijn geld had ach ter gel.aten bij de Arabische familie zoo-en-zoo, waar ik zoo lang geweest was. Maar hoe verbaasd was ik, tè vernemen, dat deze menschen heel goede kennissen van hem w,aren, en dat hij juist onderweg daar henen was! Nu moest ik hem alles van daar ver tellen, Natuurlijk liet ik hem niet mer ken. dat ik mijn „schoonfamilie" eigen lijk.... ontvlucht was. Maar hij be greep het toch best en verlangde van mij, dat ik met hem mee terug zou gaan. Ik weigerde, m,aar toen bedreigde hij me met zijn dolk: hij zou me over hoop steken als ik nietmee ging. Ik wist al lang, dat de Arab'eren met het mes zoo vlug als water zijn, en dat er met hun niet te spotten valt. Dus on derwierp ik mij aan zijn verlangen en wachtte een gunstig oogenblik af om hem onschadelijk te maken. Toen ik mijn kans schoon zag, gaf ik hem met mijn knuppel een slag op z'n hoofd waardoor hij bewusteloos neer viel, Ik trok hem toen zijn schoenen van bokkenleer u:t, deed ze zelf aan, en maakte mij zoo snel als ik loopen kon uit de voeten. Want de m,an was door mijn slag slechts verdoofd en hij kon elk oogenblik weer bij komen.... De eigenlijke woestijn had ik nu wel dra weer verlaten en ik kwam nu in een door het geweld der natuur heel mooie landstreek. Het water van vroe het einde der middeleeuwen de geheele samenleving op haar grondvesten heeft doen schudden. De toen ter tijde onver draagzame en schijnbaar almachtige ka tholieke kerk heeft geprobeerd het pro testantisme met den brandstapel te weerstaan. Het is haar niet gelukt. Mis schien zal het nationaal-socialisme er ditmaal evenmin in slagen, om den chris- telijken geest te verstikken. Misschien: de geschiedenis herhaalt zich niet altijd in precies dezelfde vormen, NSBHMMBMWBmBBHBHHSBmnmDS'» De persdienst van de wereld-jambo ree meldt: Het staat thans vast, dat de opening van de wereld-jamboree op Zaterdag 31 Juli des middags te 2 uur door H. M. de Koningin zal geschieden. De plechtigheid zal plaats vinden in de groote arena en onmiddellijk gevolgd worden door een opmarsch van de meer dan 25.000 padvinders uit de geheele wereld. Deze zullen langs de koninklijke tribune trekken met hun nationale vlag gen en banieren, ieder land voorafge gaan door eenige verkenners met een schild waarop de naam van het land. Deze opmarsch der naties geschiedt in alphabetische volgorde naar de Engel- sche benaming, terwijl het groote Ne- derlandsche contingent het défilé zal sluiten. Met toestemming van Z, K. H. Prins Bernhard zullen de nieuwe prinselijke standaards bestemd voor het prinselijk paleis en de auto's. Zaterdagmiddag 31 Juli door het hoofdbestuur van de Prin cevlag van Z. K. H., ten paleize Soest- dijk worden aangeboden. Daarna zal „De Princevlag" in den tuin van het paleis voor Prinses Juliana en Prins Bernhard défileeren waaraan tal rijke afdeelingen zullen deelnemen. gere regentijden, had hier (geweldige afgronden doen ontstaan. Slechts langs smalle paodjes, ook wel ,.de Ar,a- bierenpaadjes" genaamd, kon men hier langs trekken. Van grootsche natuur- pracht konden de oogen hier niet ver zadigd geraken en men vergat er hon ger en dorst bij. Het was onbeschrijfe lijk mooi in zijn grootschhe'd en al z'n woestheid. Ik kwam nu eiken dag een flink stuk verder. Bijna elkeri nacht kon ik bij deze of gene Arabische familie in een hut onderdak vinden, zonder dat zich weer moeilijkheden voordeden van dien aard ,als ik de eerste maal ondervond! Overal werd ik vriendelijk ontvangen; ik danste soms wat voor hun of zong hun een paar mooie versjes uit mijn vaderland voor en bij het afscheid ne men ondervond ik steeds de grootste hartelijkheid; men gaf mij eten voor den dag mede, en soms zelfs een als een kostbaarheid beschouwd pakje ta bak. Langzamerhand kwam ik in de buurt van een stad, Djelfa [of Biskrei?] Hier begon, de spoorweg weer, die door veel tunnels en bergkloven voert. M.aar daar ik nog nauwelijks genoeg geld om van te leven had, kon ik van den trein geen gebruik maken. Ik zou dus deze 350 kilometer nog te voet moeten afleggen. Nu moet men ook weer niet denken, dat ik van dag tot dag van het eene dorp naar het andere trok. Integendeel: er zijn ook hier nog vele woeste stre ken. Dikwijls moest ik des nachts nog onder den blooten hemel slapen, maar de heerlijke natuur maakte hier alles goed. Nu moet ik nog een verschrikkelijk avontuur vertellen. Als ik er nu. zes jaren later, aan terug denk, dan loopt het koude zweet mij nog over den rug. Denk niet, waarde lezer, dat ik U een verhaaltje ga opdisschen v,an een leeuw of zoo iets, neen, het was vee1 minder romant'sch en heldhaftig, maar het is voor mij toch een strijd op leven en dood geweest, die wel drie uur ge duurd heeft! Op zekeren mooien dag liep ik namelijk langs een droge sloot en bemerkte te laat, dat in een uitge droogd zoutmeer terecht gekomen w,as. Toen zonk ik reeds tot over de enkels in de modder en ik kon er niet meer uitkomen. Drie uren heb ik zoc ge worsteld, soms tot over mijln knieën in het zoute slijk wegzinkende, voor ik weer vasten grond onder de voeten voelde. Toen viel ik er bij neer en pas diep in den nacht werd ik weer wak ker. Toen dankte ik God voor deze redding Nu marcheerde ik verder, over Boghar, Berrouagh'a, naar Medea. Ik was nu nog ongeveer 90 kilometei* van de zee verwijderd en het was een mooie landstreek die ik nu doortrok. De laat ste 90 kilometer heb ik in 16 uren afgelegd; daarbij liep ik den ganschen nacht door, want des nachts loopt het beter dan overdag. Begin Januari 1930 kwam ik, in Ara bische kleederdracht, in Algiers aan, Ik begaf mij naar het Nederlandsche consulaat, waar men mij van andere kleeren voorzag en mij een briefje voor vrij wonen en den kost gaf. Het tijdvak van verkrijgbaarstelling der zomerpostzegels, dat op 17 Juli zou eindigen, is verlengd tot en met 31 Juli a.s. Zooals men weet, is de netto-op brengst boven de frankeerwaarde dezer zegels bestemd voor sociale en culturee- le doeleinden. In de Zaterdag te Arnhem gehouden algemeene vergadering van de Gel- dersch-Overijselsche maatschappij van landbouw heeft prof. dr. ir. G. Minder- houd uit Wageningen een uiteenzetting gegeven van het rapport van de com missie ter bestudeering van de vraag, welke maatregelen er te treffen zijn om het levenspeil der stedelijke en platte landsbevolking nader tot elkander te brengen. Het rapport komt tot de con clusie, dat de oplossing van de moeilijk heden der landbouwende bevolking in ons land niet moet gevonden worden in een samenstel van zeer ingrijpende re- geeringsmaatregelen, aangezien dit al leen succes zou kunnen hebben, als bij de groote meerderheid der betrokkenen de overtuiging zou leven, dat deze maatregelen noodig en rechtvaardig zijn. De commissie is van gevoelen, dat dit thans nog niet het geval is. Er kunnen alleen maatregelen in de richting van een oplossing worden getroffen, waar voor het rapport behalve verbetering der prijzen o.m. aanbeveelt: Intensieve propaganda voor de er kening van de ideëele beteekenis van voortbrengselen van eigen bodem, mede in verband met oorlogsgevaar, een goe de pacht- en hypotheekwet, krachtige bevordering van den export van land bouwproducten; vermeerdering van cul tuurgrond, door drooglegging etc.; vast stelling van vestigingseischen van toe komstige landbouwers, bevordering van ambachts- en handelsonderwijs ten plat- telande; beperking van de mogelijkheid tot splitsing van de kleinere bedrijven en opwekking om een deel der kinderen uit groote landbouwgezinnen vroegtijdig een ander beroep te laten kiezen. Natuurlijk moest ik al mijn belevenis sen vertellen en ik zat zoodoende uren lang op het consulaat. Maar ik werd er steeds vriendelijk ontvangen en men gaf mij zelfs een aardig zakgeldje! Den 17en Januari 1930 g ng een Ham burger schip naar Palma de Mallorca. Ik mocht hier mee, en 26 uren later zette ik op dit mooie eiland voet aan wal. Men vond hier in deze kleine en schoone wereld vele buitenlanders, Palma de Mallorca is, zooals men zal weten, een eiland van de eilanden groep der Bale,aren. In vroeger jaren moeten h:er beroemde steenslingeraars gewoond hebben. De bewoners pleegt men Marokinee- zen of Marokkijnen te noemen. Ook wanneer men het Spaansch volkomen machtig is, kan men deze lieden nog moeilijk verstaan. De kuituur en zeden doen in veel gevallen nog denken aan die der Mooren, die hier vrjeger heerschten. Ook hun liederen zijn meestal op oude Moorsche melodiën. Het is moeilijk zich een mooiere stad dan Palma te denken. De kathedraal is een schitterend kunstwerk, en zij stiat door vele onderaardsche gangen, die zich onder de geheele stad uislrek- ken in verbinding met een wonder mooie buicht, die hoog boven op een berg gelegen is. Al deze kunstige ge bouwen zijn in-den Moorschen tijd door .slaven gebouwd. In deze stad nu zoude ik een tweede heim.at v'nden. Toen wist ik nog niet, wat mij vijf jaren later boven het hoofd zou hangen Dat was maar goed ook: als de mensch alles vooruit wist. Op zoek naar een kosthuis ontmoet te ik een jongen Duitscher van onge veer mijn leeftijd. Hij w,as een Berlij- -ner, en een lustig persoontje, die afies altijd van de zonnige zijde bekeek. Hij w,as zelf ook nog niet lang in Palma en was erg verheugd een halven landsman te ontmoeten en toen hij vern,am, dat ik uit Afrika kwam, raakte zijn be- langstell'ng niet uitgeput. Uren lang moest ik van mijn avonturen daar ver tellen. Hij was, voor hij op P.alma kwam, ongeveer een jaar in Barcelona werk zaam geweest en daar had hij geluk kig al heel aardig Spaansch leeren spre ken. Kort en goed: wij bleven tezamen en al dra gevoelden wij een broederlijke genegenheid voor elkander. In Tereno, waar vrijwel niets dan bu'tenlanders woonden, had hij een klein zaakje. Hij was namelijk schilder. Dat kwam mooi uit. En in het achter huis richtten wij nu een meubelwakers- werkplaats er bij in. Alles, wat ik nu maakte, schilderde hij, en zoo leefden en werkten wij gelukkig tezamen, We maakten uitstapjes, naar Soller en an dere gedeelten v,an het eiland en des Maandags trokken we steeds weer fr'sch en vroolijk aan den arbeid. Natuurlijk verliep ons leventje hier ook niet zonder verdrietelijkheden. Het Marokijner volkje kan erg moeilijk van zijn geldje scheiden en daar hadden wij dan soms den grootsten last mee. Maar de deugnieten w,aren niet alleen onder de inboorlingen te vinden: ook De commandant van den B. V. L. in Zeeland, heeft aan de landstormers- deelnemers van den Landdag te Goes op 26 Juni 1937, het volgende schrij ven gezonden: Landstormers, Wij hielden een Landdag te Goes en een algemeen appèl voor het geheele korps, waaraan door ruim 1800 leden werd gevolg gegeven. De dag verliep in ,alle opzichten schit terend, niet alleen door de groote be langstelling Uwerzijds maar vooral ook door Uw zeer correcte houding bij het défilé, dat op de bevolking een d epenr indruk maakte i en gedurende de fes tiviteiten. Ik betuig U mijn tevredenheid en zeg U allen hartelijk dank. Moge dezen Landdag nog lang ;'n Uw ,aller aangename herinnering voortle ven en bijdragen tot versterking van den ikameraadschappelijken band in ons korps, welke samenhang noodig is tot het behoorlijk volbrengen van ons aller plicht als 't moet!! De commandant, Het is algemeen bekend, dat er op dit oogenblik, een tekort bestaat aan geschoolde dienstboden, reden waarom dikwijls moet (worden overgegaan tot het aannemen van buitenlandsch dienst personeel. Ru:m een jaar geleden 'werd door de Centrale voor werkloozenzorg, ge sticht op het initiatief van den Raad van Ned. Kerken van practisch Chris tendom begonnen met de instelPng van een Internaat voor opleiding tot huishoudelijke groepen. Om meer be kendheid te geven aan het werk zal door de commissie „Vrouwen Cris's Zorg" piet medewerikng van het de partement van Sociale Zaken in de zomerv,ancantie nml. van 27 Augustus tot 10 September in het Internaat to onder de buitelanders troffen we er verscheidene aan die slechts naar Pal ma gekomen waren om anderen lieden het zuur verdiende eerlijke geldje op allerlei manieren afhandig te maken!. Zoo werden we op ,allerlei manieren bedrogen. Desondanks zagen wij in de jaren voor dat de burgeroorlog uit brak, kans een mooie duit bij elkaar te verdienen. En dat niet alleen: ook onze zaak werd met den dag beter. Alvorens ik nu mijn laatste belevenis sen tijdens den Spaanschen burgeroor log te boek stel moet ik u, waarde le zer, nog een blik gunnen in de Spaan- sche zeden en gebruiken Weliswaar zult er waarschijnlijk hartelijk om lachen, en misschien z'ult u mij wel uitlachen ook, maar dan ik niets aan doen. Verteld moet het worden. Toen ik ongeveer 1 Yi jaar in Palma was, leerde ik een betooverend schoon meisje kennen. Zij woonde in S,anta Catarina. Ik was werkelijk stapel ver liefd op dit mooie kind. Ze had haren zoo zwart, als de kleur der raven en haar oogen schitterden.... als ik ze zag, dan moest ik haar schoonheid al tijd weer bewonderen. Wat mij evenwel verwonderde, dat was. dat wanneer ik met h,aar uitging, altijd haar zuster of broer, en dikwijls ook haar heele fa milie mee ging. En natuurlijk ging dit altijd op mijn kosten; het heeft mij et telijke honderden gekost.... Maar ik wilde met mijn lieve schat ook wel eens alleen zijn, zooals dat bij verliefde menschen nu eenmaal meer voorkomt, nietwaar? Toen dit nu maanden zoo voortduur de, vertelde ik mijn geval eens, ten einde r.aad, aan mijn vrienden, voor wien ik tot dusverre mijn verliefdhe'd verborgen had gehouden. Mijn vrienden braken in schallend gelach uit, toen ze mijn verhaal hadden aangehoord. En ze vertelden me toen het volgende: Ten eerste: een net Spaansch meis je mag nimmer met haar verloofde al leen zijn, nóg minder zich alleen met hem aan derden vertoonen, wil zij voorkomen d,at men haar als een vrouw van slechte zeden zal betitelen, en Ten tweede: als men desondanks gaarne met zijn meisje eens alleen wil zijn. dan zit er niets anders op dan ten snelste een huwelijk met haar aan te gaan, evenwel Ten derde: is men dan getrouwd, dan komt eiken dag de heele famiLe van - de bruid mee-eten. Met andere woor den: wie het lieve kind trouwt, trouwt de familie er bij! Ik had meteen mijn bekomst van de zaak en schreef de moeder van mijn zoogenaamde verloofde een mooie pa pieren brief, waarin ik h,aar zulks me dedeelde. Ten antwoord kreeg ik een brief, dat ik „een leelijke oplicïiteri' was.... Maar ik liet mij deze betiteling Le ver welgevallen dan de heele familie van mijn bruid levenslang in de kost te hebben. (Slot volgt).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 5