ZEEUWSIH
ZOMDAGSBLAD L
f
3 Juli 1937
OPLOSSING:
MOPPEN.
HET GEHOORZAME
LUCIFERSDOOSJE.
DE SCHATGRAVER.
Ivan DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPANTI
MDEMinöEK
MOOI NEDERLAND.
UIT 'N OUD KOOKBOEK.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
elijk aan. De bladeren van de
oom zijn hartvormig, zoals je op
le afbeelding kunt zien. Deze
laderen hebben een gekarteld
indje en zijn spits aan het uit-
linde.
Als men de abrikozenvruchten
de volle wind zou kweeken,
a zou men kleine vruchten krij-
maar ook heel sappige vruch-
ïn. Kweken de tuinders de abri-
:ozen tegen een beschuttende
ruur, of achter andere struiken
en bomen, dan krijgt men wel gro
te vruchten, maar niet zo sappig
en door-rijpt. Deze laatste zijn
ook minder geurig.
Men heeft verschillende soorten
abrikozen, welke slechts door de
meer of minder sprekende kleur
der vruchten te onderscheiden zijn.
De beste soorten abrikozen in Ne
derland komen in Noord-Brabant
voor. Hier leent de grond zich
buitengewoon goed voor de
boompjes.
Knipprent: Voorwereldlijke dieren.
RAADSELS.
Het is op de hele wereld niet
te vinden en toch ziet de blinde
het altijd en alle doven horen
het wijd en zijd. Zo je het hebt,
kan niemand je iets ontnemen;
maar wee degene, die het eet,
want die zal spoedig sterven.
'S13IN ^uissojdQ
Mijn geheel bestaat uit acht
letters en is de naam van een
land in Europa.
3, 4, 1, 5 is een kleur.
6, 7, 7, 6 is een meisjesnaam.
Een 8, 4, 2 is een boom.
Welk land wordt hier bedoeld
map Buuy pa? :uftz nap
oom ag 'pxre|a?03 :?uissojdo
Hiep, hiep, Hoera Lang leve
de Koningin Hoe schrijft je dat
met drie letters
'j'B'p :?uisso{do
Hoeveel letters staan er in de
encyclopaedie
'uaijjap :?uissoido
Loesje heeft pas een horloge ge
kregen en is daar natuurlijk erg
trots op. Zij kan alleen nog niet
goed op de klok kijken. Vanmid
dag kwam vader thuis en zei:
„Loes, hoe laat heb je het op jouw
horloge
Loes keek eens even aandachtig
en zei toen: „Een centimeter over
twaalf, vader."
O
,,En Karei", vroeg oom, „vind je
het prettig op school
,,0 neen, oom, helemaal niet."
„Hoe komt dat dan
Karei: „Kijk, oom, de jongens,
die ik baas kan, hebben een he
kel aan mij en de groteren, die mij
aan kunnen, daar wil ik niets mee
te maken hebben."
Een aardig kunstje is wel het
volgende. Je legt boven op je hand
een lucifersdoosje, natuurlijk leeg.
Nu zeg je er tegen: „kom ga eens
opstaan," en tot verbazing van al
le aanwezigen zal het doosje in
derdaad op gaan staan. „Hoe is
dat mogelijk zullen jullie vra
gen. Kijk, dat gaat als volgt:
Je legt het doosje met het
laadje een heel klein eindje naar
buiten op de rug van je hand. On
gemerkt sluit je het nu, maar je
zorgt er voor, dat er een klein
stukje van je vel tussen is geko
men. Als je tegen het doosje praat
strek je je hand, waardoor de huid
verandert en het doosje omhoog
trekt. Trek je je hand weer sa
men, dan gaat het doosje weer
rustig op de rug van je hand lig
gen. Een aardig kunstje vinden
jullie niet
Mijnheer Jansen was in zijn tuin
aan 't spitten. De ene schop aarde
na de andere keerde hij om, tot
opeens zijn ogen groot werden.
Want daar vond hij, vlak voor
zich, een echte, blinkende gulden.
Hij begreep er niets van, stak het
geldstuk in zijn zak en groef ver
der. En jawel, niet lang daarna
vond hij weer een gulden. Ver
wonderd vroeg hij zich af, wie er
in zijn tuin guldens gezaaid kon
hebben, misschien had een vlieg
machine geld naar beneden ge
gooid, enfin, hij wist het niet en
stak de gulden weer in zijn zak. In
de loop van die morgen vond hij
nog een keer of vijf een gulden,
die hij steeds in zijn zak stopte.
Eindelijk, toen het tijd werd om
naar binnen te gaan, wilde mijn
heer Jansen even tellen, hoeveel
geld hij nu wel bij elkaar had. Hij
stak dus zijn hand in zijn broek
zak, en hoeveel geld denken jullie,
dat hij vond Helemaal niets,
want hij had een gat in zijn zak en
had dus steeds zijn eigen gulden
gevonden en weggestopt.
fl) 00
3
2 s
£1 a TO, TO,
CL* P
(jy
to o>
O.B ce O
CD co r* 2
W «T"
o o n
fO
O p
OthOO,
d o
Uw' i
Wikken en Beschikken,
't Is goed, de dingen die men
gaat doen, te overwegen. Maar
men bedenke daar bij ,te allen
tijde, dat reeds lang geleden de
oud-Hollandsche wijsheid ontstond:
de mensch wikt en God be
schikt.
Wat dat wil zeggen
Dit: dat wij kunnen wikken en
wegen, zooveel we willen, maar
dat het daarom en desondanks
toch niet aan ons menschen is, om
tevoren te bepalen hoe de dingen
zich zullen ontwikkelen.
Men kan hier uit een verkeer
den zin lezen.
Men kan er uit halen: laat maar
waaien. Maak U maar niet druk.
Peins en pieker en urm en wurm
maar niet zoo: het geeft toch alles
niets,
Dit evenwel zoude eene gan-
schelijk verkeerde, ja eene ver
werpelijke houding des geestes
wezen.
En: dit ligt ook in het geheel
niet besloten in de woorden, waar
over wij thans mijmeren
Dan zou er moeten staan: wik
niet, o mensch, want God beschikt
toch anders.
Maar: zoo luidt deze ware uit
spraak niet.
Zij zegt: de mensch wikt, maar
God beschikt.
Zij zou ook zóó kunnen, en mis
schien wel zóó moeten luiden: wik
terdege, o menschenkind, want
dat is uw plicht, maar blijf u er
te allen tijde van bewust, dat ook
de rijpste overweging met het
nauwgezetste wikken u tóch nim
mer het recht geeft, te verwach
ten, ja van de voorzienigheid te
eischen, dat het nu ook zoo zal
gaan als Gij, mensch, in uw be
perkte wijsheid, méént dat het
zal moeten gaan
Daar schuilt het gevaar.
In den menschelijken hoogmoed.
Erkenning van dit gevaar vindt
men in de, bij sommige onzer land-
genooten gebruikelijke, in aankon
digingen voorkomende, letters:
„D. V." hetgeen wil zeggen: Deo
Volente, of, overgezet zijnde: Zoo
God het Wil.
Men kan daar over denken, zoo
als men wil; men kan misschien
wel van oordeel zijn, dat dit een
verstard gebruik zonder zin is, en
mèn kan zelfs, zooals men ook wel
eens hoort, de stelling verkondi
gen, dat het een farizeesch ver
toon van slechts uiterlijke gods
dienstigheid zoude wezen deze
dingen vallen niet in het generale
te beoordeelen, en wie is er, om
met den Psalmist te spreken, die
harten en nieren rechtvaardig be
proeft dit alles neemt niet
weg, dat er een diepe zin achter
deze twee letters schuilt. Het D.V.
kan zijn en beoogt te zijn en, niet
misbruikt wordende, is de erken
ning van het hoogmoedige, dat den
Groningen: Het Goudhuis.
(Foto A.N.V.V.)
mensch vooruit doet loopen, van
het menschelijke wikken hetwelk
hij meent op een lijn te kunnen en
te mogen stellen met het boven-
menschelijke beschikken.
Wat doet het er wel veel toe,
hoe men het zegt Welke woor
den men spreekt en in welke
tale Is het niet genoeg te w e-
t e ndat we het niet we
ten, en nimmer zullen we
ten Dat het goed is, en des men
schen plicht, zijn plannen te leggen
en te wikken en te wegen,
maardat het beschikken zoo
als wij wikken, toch nimmer in on
ze hand zal liggen
Philonous-
Trosse druiven, hoe die des
winters te bewaren,
Snyd uwe druiven in schoon
droog weer af, des morgens om
trent 9 uren, als den dauw verdwe
nen is; steekt ze in zout-water- of
pekel en legt ze op rogge stroo te
droogen; dan kan men ze des Win
ters bewaren, mits dat er geen
stof op komt, daar men wel zorg
voor moet dragen, want de stof
doet ze verrotten. Men hangt ze
op in eene drooge en lugtige plaats
en eenige maaken daar een papie-
re deksel over, maar die moet de
druiven niet raaken.
3 JULI 1702.
Oproer in Tholen..
Stadhouder Willem III was 19
Maart 1702 kinderloos overleden.
De Staten wilden geen stadhouder
meer en benoemden niet den Frie-
schen stadhouder Jan Will,em
Friso, dien Willem III als opvolger
had gewenscht.
In vele steden, waar het eigen
lijke bestuur der republiek zetel
de, kwamen moeilijkheden, niet
zoozeer dat naar een stadhouder
verlangd werd, doch de regenten,
die tijdens de regeering van Wil
lem III waren afgezet, verlangden
weer op 't groene kussen te zitten,
terwijl de zittende heeren hun
plaats wenschten te behouden. De
hierdoor onstane troebelen zijn in
de geschiedenis bekend onder de
namen Oude plooi en Nieuwe
plooi.
In Zeeland was het ook op
roerig, vooral daar het volk zich
er mee ging bemoeien. Door de
gevoerde en nog te voeren oorlog
(Spaansche successieoorlog) wa
ren de lasten zwaar geworden.
Bovendien meende het volk, dat
de zittende regenten zich hadden
verrijkt met 's lands penningen.
Vooral in Tholen was het roerig,
zoodat krijgsvolk er heen werd ge
zonden. Jacob Wouters, Raad der
stad, was genoodzaakt af te tre
den. Nadat de wet veranderd was
en de rust schijnbaar was terugge
keerd, verliet het krijgsvolk de
stad.
Toen Wouters de gelegenheid
schoon zag, wist hij met tal van
aanhangers in de stad te komen
met het doel zich van de regee
ring meester te maken. De baljuw
Duurkast en zijn helpers trachtten
dit te verhinderen. Er ontstond
een hevig gevecht, waarbij ver
scheidene personen werden ge
dood en gekwetst. De partij van
Wouters kreeg de overhand en
een nieuwe magistraat met Wou
ters aan 't hoofd werd gevormd,
Nu grepen de Staten in. Zij wil
den het nieuwe stadsbestuur niet
erkennen en Wouters nam de
vlucht. Hij en zijn drie broers,
waarvan één predikant was te
Oud-Vosmeer, werden „gewoest",
d.w.z. op doodstraf werden zij uit
Zeeland en Holland gebannen. De
goederen van Jacob Wouters in
Tholen werden in beslag genomen
en gedeeltelijk verkocht.
Toen op 11 Sept. 1704 door de
Staten-Generaal het placcaat van
Amnestie werd uitgevaardigd,
waarbij vele gestraften der plooie-
rij kwijtschelding verkregen, werd
uitdrukkelijk er bij bepaald, dat de
vier leden der familie Wouters ge-
woest bleven. Bij de troebelen te
Tholen hadden zij zich blijkbaar
zwaar vergrepen.
13 JULI 1884.
Een hevige cycloon teistert
Schoondijke en omgeving.
Kerk, molen en 3 boeren
schuren werden tegen den
grond geslagen.
Het was Zondagnamiddag. Een
bijzonder zwaar onweder met he
vige regenbuien en hagelslag ont
lastte zich boven Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen. Zeer veel
landbouwgewassen werden ver-
hageld, zoodat sommige boeren
waren geruïneerd. De schade liep
dan ook in de duizenden.
Op Hoofdplaat was het juist
kermis. De kramen vlogen over
de straat.
In Schoondijke was het nood
weer, daar bij het onweer een he
vige cycloon kwam. De in aan
bouw zijnde nieuwe Roomsche
kerk, die reeds gedeeltelijk onder
de kap was, stortte als een kaar
tenhuis ineen. Er bleef niets over
dan een puinhoop. Onder de inval
lende muren waren een varken en
eenige kippen gedood, wier hok
er aan grensde.
De houten korenmolen werd ge
heel tegen den grond in stukken
geslagen. Drie boerenschuren, n.l.
van de landbouwers Van Houte,
Diercx en Leenhouts stortten in
elkaar. Zware boomen knakte af.
In vele huizen werden de ruiten
door hagelsteenen, zoo groot als
duiveneiers, stuk geslagen. Op
twee plaatsen was de bliksem in
geslagen, gelukkig zonder hrand
te veroorzaken.