Het nieuwe kabinet-Colijn
Per autowoonwagen door de
Sahara.
Aspirin
KRONIEK van dan DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 24 JUNI 1937. No. 146
Persstemmen.
Warme.
harienO
'koude voelen.:
PERSKRONIEK.
Tweeërlei Fransche ongerustheid.
Verouderde basis.
De Nw. R o 11. C r I. (lib.) betreurt,
dat het nieuwe kabinet „op de, verouder
de basis" der kerkelijke coalitie is op
getreden:
„Verouderd, omdat er na de totstand
koming van de onderwijs-pacificatie
geen reden meer voor was. Eenigen
staatkundigen samenhang van noemens
waardige kracht bood, gelijk nadien ge
bleken is, de oude Coalitie-gedachte niet
meer. Integendeel, de meeningsverschil-
len tusschen de drie groote èn de
kleine kerkelijke partijen traden ner
gens zoo duidelijk aan den dag als juist
op wat men het Christelijke terrein zou
kunnen noemen; zelfs had een dergelijke
kwestie van op zich zelf onbelangrijken
aard het gezantschap bij het Vaticaan
tot de Kabinetscrisis van 19251926
onder het eerste Ministerie-Colijn geleid.
Ontbreken die meeningsverschillen en
ook de zuiver staatkundige tegenstellin
gen vanzelfsprekend ook bij een Kabinet
op breedere basis niet gegeven nu
eenmaal het onstaatkundige criterium
voor de kerkelijke partijgroepeeringen
zoo werd, gelijk in het afgeloopen
vierjarige tijdvak gebleken is, de gele
genheid voor samenwerking op zuiver
staatkundig gebied, onder vermijding van
kerkelijke tegenstellingen, gunstiger. In
stede daarvan krijgen wij nu weer met
een irrëelen grondslag van Kabinet en
meerderheid in het parlement te doen.
Wij hadden trouwens van onzen mi
nister-president na zijn houding bij de
formaties in 1933 en 1935 en na zijn
redevoeringen in de Staten-Generaal,
waarbij de breedere basis van samen
werking door een nieuwe, ruimere for
muleering werd gefundeerd, beter ver
wacht.
De kiezers, die, voorzoover zij in de
zelfde veronderstelling aan den a.-r.
lijstaanvoerder hun stem hadden gege
ven, zich in die illusie bedrogen zien,
zullen door deze uitkomst van de kabi
netsformatie onthutst zijn. Zij waren
echter voldoende gewaarschuwd. Met de
56 zetels, die de drie groote kerkelijke
partijen in de Tweede Kamer, dank zij
mede hun steun, hebben kunnen bezet
ten, gevoelden die partijen zich sterk ge
noeg om weer hun oude vaarwater op
te zoeken; 56 is 56, de stemmen worden
niet gewogen, maar geteld.
Ook ten aanzien van de procedure tij
dens de kabinetsformatie heeft de for
mateur in strijd gehandeld met zijn kort
voordien kenbaar gemaakte opvattingen.
Hij heeft dadelijk informatorische ge
sprekken met de drie kerkelijke partij
leiders gehouden, nog voordat hij zijn
program opstelde, en die informatorische
gesprekken zijn op onderhandelingen en
vergaande medezeggenschap der partij
leiders üitgeloopen. Hij is daardoor weer
geworden de mandataris der partijen,
wat hij juist gezegd had niet te willen
zijn.
De vrijzinnige ministerieele medestan
ders in het kabinet van 19331937, die
den minister-president krachtdadigen bij
stand hebben verleend, zijn dus geëlimi
neerd. Van de R.K. Staatspartij, die hem
in dien tijd op alle mogelijke manieren
heeft dwars gezeten en in 1935 zelfs door
haar gebrek aan vertrouwen een kabi
netscrisis heeft doen verwekken, zijn er
vier leden plus een partijlooze r.k. met
een portefeuille begiftigd. De man, die
het „slaakt de boeien" heeft uitgeroe
pen, heeft zich zelf in de boeien ge
klonken van zijn ambtgenooten Goseling,
Steenberghe, Romme. Vooral de opne
ming van mr. Steenberghe in het kabinet
zal den heer Colijn allesbehalve vreugde
hebben bereid.
Liever hadden wij gezien, dat de for
mateur, na het volle gewicht van zijn
persoonlijkheid en de door hem voor
gestane idee te hebben doen gelden, zijn
taak had neergelegd, zoo men hem bij
de formatie of daarna onvoldoenden
steun had geboden, dan in de positie van
reeds in den aanvang' op twee gedach
ten te hebben gehinkt en daarna voort
durend zelf te zijn omgevallen."
Versterking van den katho
lieken invloed.
De Maasbode (r.k.) verheugt
zich uit den aard der zaak over de tot
standkoming van het kerkelijk rechtsche
ministerie:
„Dr. Colijn heeft de consequenties ge
trokken uit het feit, dat „rechtsch" een
zeer behoorlijke meerderheid haalde van
56 zetels, en zich niet van de wijs laten
brengen, door het betoog, dat een aantal
kiezers hun stem niet op hem als anti
revolutionair hebben uitgebracht.
Als antirevolutionair leider heeft dr.
Colijn de verkiezingscampagne gevoerd,
en ieder, die op hem stemde, wist, dat
hij zijn stem gaf aan de antirevolutionai
re lijst. Dr. Colijn is er de man niet naar,
om de op zijn lijst uitgebrachte stemmen
te gaan keuren en zitten: 17 zetels voor
zijn lijst beteekenden zeventien anti
revolutionaire kamerleden en dat be
duidde, met de zetelwinst der katholie
ken, ondanks den teruggang van de
christelijk-historischen, een stevige ver
sterking van de rechterzijde. Dat wees
van zelf aan, in welke richting de kabi
netsformatie gezocht moest worden.
Nu er zoo vaak is verklaard, dat ook
in de niet-rechtsche partijen de stroo
ming sterker is geworden, om aan de
christelijke beginselen den hun toeko
menden invloed ook op het staatsbestuur
te gunnen, zal dit kabinet ook zeker op
loyale medewerking ook van niet-recht
sche partijen mogen rekenen.
En dit ondanks de zuiver mensche-
lijk bekeken niet onverklaarbare ge
prikkeldheid, waarvan b-v. de zoo ver
dienstelijke minister van financiën uit
het vorige kabinet heeft blijk gegeven.
Het valt aanstonds op, dat dr. Colijn
met een grootendeels nieuw team op
treedt, speciaal wat de katholieken be
treft.
Deze kunnen tevreden zijn: de positie
door hun mannen in het kabinet inge
nomen, is een waarborg, dat bij het op
stellen van het program van het nieuwe
kabinet van de verlangens der katholie
ken in voldoende mate is rekening ge
houden en dat ook de uitvoering van
hetgeen ons onder de tegenwoordige
omstandigheden meer bijzonder ter harte
gaat zooveel mogelijk verzekerd is. De
zen waarborg zien we wel zeer speciaal
in het toetreden van onzen partij- en
fractieleider, mr. C. Goseling, tot het ka
binet."
Onwaar en ongeestelijk.
De s.d. Arbeiderspers schrijft
Het nieuwe ministerie-Colijn is ten
langen leste gereedgekomen. Het resul
taat van vier weken onderhandelen is
zoo poover, dat men zich verwondert
over de vrijmoedigheid van den heer
Colijn,-die zonder aan een ander de
kans te laten, een sterk kabinet samen
te stellen met dit gezelschap durft
verschijnen voor het verblufte publiek.
Negen van de tien ministers behooren
tot de partijen van de rechterzijde; de
heeren hébben dus hun coalitiekabinet.
Doch zelfs uit deze partijen ware een
regeeringsploeg te vormen geweest, die
krachtiger was en meer figuren telde,
die openstaan voor de eischep van onzen
veelbewogen tijd. Toen de heer Colijn
zag aankomen, dat hij tusschen de twee
stoelen terechtkwam, heeft hij zich op
het laatste oogenblik met zijn rechter
hand vastgeklampt aan de oude, wrakke
coalitiefauteuil. Èn daar zit hij nu, met
een pijnlijk-vertrokken gezicht, want van
het groote gezag, dat de figuur-Colijn
nog in verkiezingsdagen ongetwijfeld bij
een belangrijk deel van ons volk bezat,
is na deze luttele weken niets overge
bleven.
Voor het Nederlandsche volk breekt
een moeilijke tijd aan. Zoolang dit ka
binet zich weet te handhaven, mag op
een eenigszins bevredigende regeling van
de brandende sociale en oeconomische
vraagstukken niet worden gerekend. Ge
bouwd op een onzuiveren grondslag van
een politieke tegenstelling „rechts"
tegenover „links" die haar steunpun
ten in de staatkundige en maatschappe
lijke werkelijkheid heeft verlóren, zal
het ministerie zich steeds weer de han
den zien gebonden door de verschillen
van inzicht ten aanzien van de sociale
en oeconomische vraagstukken binnen de
drie partijen, die het regeeringsblok vor
men. Want of men het erkent of niet:
dr. Colijn heeft, met verloochening van
de door hem in de Eerste Kamer geopen
de uitzichten, een rechtsch kabinet ge
vormd en men zal nu nog maar het best
doen, als men zich als een doodgewoon
parlementair rechtsch kabinet aandient
en gedraagt. Dan zal spoedig genoeg
blijken, dat de staatkundige ontwikke
ling van Nederland eerst uit het moeras
zal raken, als men resoluut breekt met
de coalitie-figuur, die maatschappelijk-
onwaar en geestelijk-onwaarachtig is.
Overigen§ is de s.d. pers van oordeel,
dat de nieuwe heeren vrijwel allen
„moeten worden gerekend tot de soci
aal-conservatieve vleugels van de recht
sche partijen"; de r.k. arbeidersbewe
ging heeft den „arbeidersminister",
waarom zij zoo uitdrukkelijk gevraagd
had, niet gekregen.
Het groote anti-rev. dagblad „De
Standaard" en het c.h. orgaan „De Ne
derlander" bevatten gisteren nog geen
en daarna een flinke verkoudheid!
Denk er dan aan, dat Aspirin-tabletten'
reeds gedurende een heele generatie hef
beproefde middel zijn bij verkoudheid,'
koorts en griep!
HET PRODUCT VAN VERTROUWEN!
Uitsluitend verkrijgbaar in buisjes met oranje-band
▼an 20 tabl. 75 ct. en oranje-zakjes van 2 tabl. 10 ct.
(Ingez. Med.).
beschouwingen over het nieuwe kabi
net.
DOODE HAND
Een kort krantenberichtje, een mede-
deeling in twaalf regels over het ;aar-
verslag' van de Zuld-Holia cdsche Maat
schappij tot Redding van Drenkelingen,
vermeldend, dat de belasting wegens
goederen in de doode hand in dit jaar
f 3206 heeft bedragen voor deze maat
schappij. Dat is ahes, maar het is ook
genoeg voor den lezer om zich voor de
zooveelste maal te verbazen over de
vrijmoedigheid, waarmee de Staat van
„de doode hand" spreekt, wanneer het
onze reddingmaaischappij betreft, aldus
het Handelsblad.
Is werkelijk de hand die schipbreu
kelingen en drenkelingen wordt toege
stoken een doode hand? Zijn werkelijk
de reddingbooten, die in nacht en ontij
dwars door de kokende branding in een
vliegenden storm uitvaren, om daarbui
ten op zee menschenlevens te redden,
„goederen in de doode hand?"
Kan men zich dan een l'chaam voor
stellen dat meer levenbrengend werk
verricht en dat minder verdient gedrukt
te worden door belasting op „goederen
in de doode hand", dan een redding
maatschappij?
En toch, de Staat gaat rustig voort
deze belasting te heffen van particuliere
ondernemingen, die uit menschenliefde
een deel van de taak op zich hebben ge
nomen, die de Staat behoorde uit te
voeren. Immers in ons waterland met
zijn gevaarlijke kusten, zeegaten en on
diepten is het reddingwezen ongetwij
feld een functie van den Staat. Toch is
het goed, dat bij ons, evenals in Enge
land, dit nobel werk niet in handen is
gelegd van een apparaat van den Staat,
dat uit den aard der zaak als ambtelijke
instantie zijn taak niet met die liefde en
zelfverloochen'ng en vooral ook niet
met dien drang naar zuinigheid zou kun
nen uitvoeren, welke het optreden van
hen kenmerken, die zich als particulie
ren geven aan dit menschlievend bedrijf.
Maar iuist dat 's een reden te meer
om het Reddingwezen te ontheffen van
een belastingdruk, die het schoone doel
van deze maatschappijen miskent en den
Staat, die haar heeft, onwaardig is, even
onwaardig als de benaming „doode
hand" voor het materiaal en bezit van
een lichaam, dat slechts menschenlevens
wenscht te redden".
Chautemps heeft er geen gras over
laten groeien: binnen twee dagen
kreeg hij zijn kabinet gereed. \&as er
periculum in mora? Anders gevraagd:
vreesde men te Parijs oproerige bewe
gingen, voor 't geval de periode van
onzekerheid te lang zou duren? Zeke
re volksmassa's hebben in het afgeloo
pen jaar de smaak van dergelijke ac
ties beet gekregen, Ze brachten hun
tjelkens winst. Het lijdt geen twijfel),
dat de verantwoordelijke politici zich
niet gerust voelden. President Lebrun
zelf allerminst: Maandagmorgen om
5 uur gaf, hij reeds opdracht aan Chau
temps, twee uren nadat Blum hem
de ontslagaanvrage van het vorige ka
binet had overhandigd. Een van de
eerste dingen, welke de nieuwe for
mateur presteerde, was bekend te
maken, dat hij zou pogen een nieuwe
regeering op de basis van het Volks
front in mekaar te zetten. Geen ande
re bedoeling k,an dit hebben gehad
dan oproerig sentiment te sussen.
Blum is ook ongerust g'eweest: on
danks den nogal smadelijken val van
zijn regeering, werd hij bereid gevon
den, een tamelijk onaanzienlijken post
in de regeering van Chautemps te be
trekken. Zoo zou men nog een tijdje
kunnen doorgaan: Vincent Auriol liet
zich degradeeren van minister v,an fi
nanciën tot min:ster van justütie. De
socialisten hebben als belangrijke por
tefeuille alleen die van binnenlandsche
zaken overgehouden.
Het tafereel teekent de situatie. De
socialisten hopen, dat de radicalen er
in zullen slagen, de boel weer op poo-
ten te zetten. Op Georges Bonnet,
den nieuwen minister van financiën,
schijnt men in het bijzonder zijn hoop
gesteld te hebben. Hij bevindt zich
reeds op de zeevaart van zijn post van
ambassadeur ;t'e Washington, Wat hij
te Parijs zal vinden als politiek-finan-
cieele erfenis van Vincerijt Auriol zal
hem denkelijk, zwartgallige verwach
tingen ten splijt, de haren ten berge
doen rijzen, Auriol is, naar men zegt,
een braaf man, maar hij durfde niet,
wat bij ons een mr. Ouddurfde. Voor
al aan zijn slapheid is het te wijten,
dat het onder het kabinet-Blum met
de financiën in het honderd liep.
De taak van Bonnet lijkt niet benij
denswaardig. Men kan zich slechte
bij benadering voorstellen, wat er noo-
dig z,al zijn, om den half-faillieten boe
del te beredderen. Als het alleen aan
Bonnet lag, zou het misschien wel gaan.
Hij wordt afgeschilderd als een zeer
deskundig en doortastend man. Maar
hij zal moeten oproeien tegen den wel
zeer linkschen politieken stroom in
de Kamer in; een stroom, waarvan de
snelheid nog mede bepaald wordt door
zekere machten buiten het parlement.
Zoover is het nu eenmaal gekomen.
Blum was de gevangene van de com
munisten en Jouhaux' vakverbond. De
nieuwe regeering zal uit den aard dei-
zaak probeeren, van die gevangenschap
verlost te worden. Hoe alevel? Moet
de opname van Blum als vice-premier
dienen om de extremistjen zoet te
houden, daar, waar ze anders 'niet
meer zoet gebleven zouden zijn? Het
kan een interessant politiek spel wor
den.
Vermoedelijk heeft de situatie op
het schouwtooneel der Spaansche tra
gedie Chautemps c.s, er mede toe aan
gezet, zoo snel mogelijk de crisis
(naar het uiterlijk) op te lossen. Het in
cident met de „Leipzig" baart Lon
den en Parijs nieuwe zorgen, Duitsch-
land en Italië vonden, dat het als een
paar weken geleden naar aanleiding
door
J. F. O. HUESE.
8.) -
Op een dao zagen we tien keer een
groote watervlakte, met fel bewogen
golven, en hier en. daar een boom aan
den oever, maar dichterbij gekomen,
bleek het water niets dan een groote
zandvlakte met glimmende steenen en
de „hoornen" een verdwaalde rotsklomp.
Het moet een uitvinding van den duivel
zijn, om in deze van alles verlaten vlak
ten, waar alleen water waarde heeft,
den menschen een meer voor te toove-
ren:
Na diverse graverijen belandden we
in een zanderig stuk, waarboven op vrij
geregelde afstanden vlakke stukken
rots uitstaken. Met een vaartje stoof je
dan de rotsvlakte af, het zand door en
deed een schietgebedje, dat je het vol
gende plateau zou halen, Dit lukte eeni-
ge keeren niet, en we moesten dit ter
rein kris-kras nemen om steeds weer
de eilandjes te bereiken. De auto Wag
gelde en sprong en danste, maar hield
zich kranig; later bleek ons dat dit de
„crème" van het Saharatourisme was.
Na ijverig speuren zag je dan hier en
daar een autospoor in het zand, zoodat
dit je weer troostte, We waren dan nog
op den goeden weg' en die waren er ook
doorgekomen,
van het bombardement van de
„Deulschland", weer noodig was, zich
uit de controle op de niet-inmenging
terug te trekken. Zoo hebben we dan
voor de zooveelste maal internationa
le spanning om de wilde dwaasheden
der Spanjaarden. Of het ditmaal geluk
ken zal de moeilijkheden even gemak
kelijk op te |ossen als den vorigen
keer, is wel zeer de vraag. Immers die
vorige oplossing bleek in de praktijk
geheel onvoldoende. De overeenkomst,
welke bepaalde, dat men gezamenlijk
maatregelen 'tegen een herhaling van
inc'denten zou beramen, heeft in de
affaire met de „Leipzig" niets kunnen
uitwerken. DuitschLand en Italië zullen
We reden dien dag lang door, tot er
hooge rotsen kwamen, die ons tegen een
onverhoopte zandstorm wat beschutting
zouden geven. Den volgenden dag g'een
nieuwe gezichtspunten, eindelooze zand
vlakten, alleen de nieuwe complicatie,
dat de piste geheel was ondergestoven
en alleen de topjes van de steenhoopjes
erboven staken.
Gelukkig had het hier in langen tijd
niet gewaaid, zoodat de autosporen goed
te zien waren. Men had ons reeds de
raad gegeven deze te volgen en de piste
maar te verlaten, De „bus" chauffeurs
weten n.I. dat ze na uren rijden bij die
en die rots in de verte terecht moeten
komen, en zij zich dus gerust afwijkingen
van de piste veroorloven. Waar die ex
perts natuurlijk een jarenlange ervaring
hebben, zien ze aan den bodem, waar
deze het hardst is terwijl hun benzine-
prejpiie, dit gevoel nog wel zal verscher
pen.
Met de kijker zagen we soms we.1 twee
K.M. zijdelings van ons de steenhoopjes
van de pste. Dien heelen dag bestond
het terrein uit afwisselend zachtere en
hardere plekken, en als je nu maar ris
keert, dat er geen te groote kuilen zijn,
vlieg je bijna altijd door het zand heen
en krijg je tuf weer vaart op de stevi-*
ger stukken. Niet stilstaan op de zachte
plekken, want bij het starten ga je er
onherroepelijk in. Eenige keeren redden
We de situatie op de volgende manier:
als bleek, dat ondanks kleinste -versnel
ling het zaakje vast zou Ioopen, sprong
mijn vrouw zoo snel mogelijk eruit en
g'ing duwen en merkwaardiger wijze, was
deze geringe gewichtsvermindering, plus
hun eischen voor een terugkeer ten
tweede male -n het niet-inmengings-
stelsel ongetwijfeld veel hooger stel
len. Zoo hoog, dat Frankrijk en Enge
land ze onmogelijk kunnen inwilligen?
Er zijn vermoedens, dat de regeerin
gen te Rome en Berlijn het opzettelijk
op een nieuwe breuk hebben aange
stuurd, om de handen geheel vrij te
krijgen. Het incident met de „Leipzig"
zoiï, of listiglijk geënsceneerd of tot
een verlangden onwaarschijnlijken om
vang zijn opgeblazen. Als deze onder
stelling juist is, kan men in de naaste
toekomst nog heel wat beleven daar in
het Westen van de- Middellandsche Zee.
het beetje stuwkracht, dikwijls juist
voldoende om het volgende „eiland" te
halen. Het verraderlijkste is het z.g.
Fech-fech. De bodem is vlak en rood
achtig; loop je erover, dan is alles prima
hard, maar trap je er stevig met je hak
in, dan blijkt alleen de bovenlaag een
korst te vormen, 't Gevolg is, dat je er
mooi snel overheen kunt vliegen, maar
als je langzaam rijdt of stilstaat zit je er
zóó tot de assen in. Na onze gebruike
lijke 200 km te hebben gedaan, hadden
we de nachtrust wel noodig, temeer
waar bleek, dat een der voedselflesschei
zich van zijn inhoud had ontdaan (pap.
en we dus Luiten 'n nieuwe kookpartij
ook nog schoonmaak moesten houden
Den volgenden ochtend gingen we niet
te vroeg op stap. Het was nog maar 80
km tot In Guezzam, en we konden daar
dus wel (met alle woestijnvoorbehoud)
tegen den middag aankomen. Het ging
goed en spoedig hadden we 40 km ach
ter den rug. Plotseling zagen we aan den
horizon iets vierkants, dachten eerst
aan een -ois maar die lijnen waren toch
te mooi recht. Wat zouUat nu voor een
gebouw zijn, zeker een oud verlaten
fortje of Zooiets; maar dichterbij geko
men, stonden er op regelmatige afstan
den kleine vlaggetjes in het zand. en
daar liepen de autosporen langs. Met
een groote boog leidden z'e eerst ver
langs het g'ebouw heen, maar keerden
er dan terug. Toen we ter hoogte van
het bouwsel waren, kwam er een w'tte
gedaante met tropenhelm op naar buiten
rennen, en w -es, dat we door moesten
rijden en dan terugkeeren. We aarzelden
even, minderden vaar', wilden even be
zinnen, doch zaten al vast, Het is nu
eenmaal bij het zandrijden een ijzeren
wet: „de gang erin houden", en het is
merkwaardig, dat men dan ook meestal
na den middag de meeste keeren vast
raakt. Behouden, dat door de koelte
's nachts het zand iets steviger wordt,
is men op het einde van den dag
meestal tamelijk vermoeid, reageert niet
meer zoo snel. en deze verlengde reac
tietijd is voldoende om hier en. daar te
laat de goede manoeuvre uit te voeren.
Enfin we zaten weer eens vast, maar
thans verschenen er veel hulptroepen',
want dit bleek In Guezzam te zijn. Diver
se kleurlingen kwamen naar buiten vlie
gen en omdat we niet erg diep zaten, kon
den ze door duwen me weer op gang
krijgen en belandden we veilig' binnen
den leemen muur. De gérant was 'n lan
ge lakonieke Franschman, die toen ik
hem vertelde, dat we op dit traject ze
ven mlaal hadden moeten graven, al
leen maar zei: „Dat is niet veel, c'est
le désert". Er bleek eenige maanden ge
leden een zandstorm te zijn geweest, die
de piste over 100 km had bedekt en ook
getracht had In Guezzam onder te stui
ven. Dat was gedeeltelijk gelukt, de
benzinepomp was voor ons alleen met
behulp van gravende inlanders te berei
ken. De bus zat elke keer ongeveer
vóór de deur van het „hotel" vast, maar
wat zul je moeite doen om de zaak te
verbeteren? Een volgende zandstorm,
veegt óf het zaakje schoon, óf zou al je
werk weer te niet doen „C'est le dé
sert". Deze, van alle leven verlaten,
plek, midden in de eindelooze zandvlak
te, is alleen gesticht als benzinedepot
voor de bus-vrachtwagens, die er eens
per veertien dagen passeeren en voor den
enkelen „tourist". De bevolking bestaat
uit drie blanken en eenige negers, en
verdwijnt half Mei voor een half jaar.
omdat de busdienst dan niet kan worden
onderhouden, vanwége de hitte. De be
zetting beleefde vandaag een groote
dag, niet alleen omdat er touristen pas
seerden, maar er werd ook een sport-
viiegtuig verwacht. Inderdaad, nadat we
een uur in de smoorhitte hadden zitten
soezen, hoorden we een zacht gerorxk
en snelde de hotelier naar buiten om
met wat in benzine gedrenkte lappen,
rook te maken, want een windzak was
niet aanwezig. De twee Italianen land
den na eenig gearaa vlot, en kwamen
bij ons informeeren, of je op het volgen
de traject de aanduiding van de piste
goed kon zien. Vliegtuigen volgen n.I.
ook angstvallig de autosporen, om bij
eventueele noodlanding, makkelijk ge
vonden te kunnen worden. Na al deze
emoties namen we, niet zonder moeite
benzine in, en zetten eens extra de tan
den op elkaar voor de laatste 150 km
zand. Het viel weer eens mee, wel waren
er duintjes, die genomen moesten wor
den, maar we voerden 't tempo zoo hoog
mogelijk op en smaakten het genoegen
na 3 uur den eersten plantengroei te be
reiken, eerst spaarzame boschjes. gras en
miezerige struikjes, die steeds in aantal
toenamen, en eindelijk den eersten boom.
(Wordt vervolgd).