VOOR DE JEUGD.
GRAPHOLOGIE.
VARIA.
WIST U, DAT.
DAMMEN EN SCHAKEN.
ÜX
ü*l§
ÜP
t
f lüi
Éül
1
i
■I
mmm
A
H&
9
1
Mi
m
w
H
A
fÊ
tf
XÜ
fiv
-in? s a g
towr
r i"
MOED OP DE VERKEERDE PLAATS.
Autobus. Iemand, die weinig
schrijft. Deze emotineele jonge
man heeft een uitgesproken sterk
temperament, maar is niet bijzon
der fijngevoelig, jniet gelijkmatig
van stemming en spoedig geprik
keld, die gaarne overdrijft en zijn
zin tracht door te zetten. Er is een
voortdurende strijd tusschen ge
voel en verstand. Nu eens heeft
het eerste, dan weer het laatste
de overhand. In kleinen kring
neigt hij er toe ietwat heersch
zuchtig op te treden, zijn heftig
heid op een agussieve wijze te
uiten en de bewuste bezwaren uit
het verleden, die het heden be
lasten te verwerpen. Kenmerken
die op een onbetrouwbaren aan
leg doelen zijn in dit handschrift
niet waarneembaar.
Wanneer men met de juistheid
van het bekende gezegde „les ex-
trèmes se toucnent accoord gaat,
zijn er tegen een eventueele ver
bintenis van beide geen overwe
gende bezwaren. Hij is lichamelijk
de sterkere, emotioneeler en tem
peramentvoller. Zij, in geestelijk
opzicht, de meerdere, rustiger en
beheerschter. Een gemakkelijk
mensch is hij zeker niet, zij zal
hem moeten leiden, hetgeen haar
ongetwijfeld moeite en geduld zal
kosten.
Grapholoog.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen. schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd er
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat al?
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in he<
Zondagsblad.
de naam tulp niets anders
beteekent dan tulband De tulp
komt uit het Oosten. Men noemt
haar tulband, naar den doek, dien
de Turken om hun fez wikkelen.
in de chemie bijzonder ge
construeerde weegschalen worden
gebruikt, die tot op een millioen-
ste van een gram nauwkeurig
zijn
uitgravingsvondsten bewe
zen hebben, dat in Beieren reeds
5000 jaren geleden graan werd
verbouwd
in Calcutta met Engelsch
kapitaal een school voor slangen
bezweerders is opgericht De
leeraren zijn Indische fakirs.
er volgens een Engelschen
eigenaar van een hondenfokkerij
938 hondenrassen bestaan Behal
ve dan nog de gekruiste rassen.
iemand, die alle op de we
reld op een dag verschijnende
kranten wil lezen, 104 talen moet
kennen en 25.000 uren ingespan
nen moet lezen
er in China reeds 3500 ja
ren geleden een dierentuin be
stond en 1700 jaren geleden een
dierenpark in Rome met 32 olifan
ten, 60 leeuwen en 300 luipaar
den
in de slachthuizen te Chi
cago per uur 6000 varkens wor
den geslacht en klaar gemaakt
voor koelkamers
Eerst toen hij 40 jaar was be
gon Alexander Dumas romans te
schrijven. Voor dien tijd was hij
uitsluitend als dramatisch dichter
bekend.
Toen hij kennis maakte met ze
keren Maquett, een vroegeren
leeraar, kwam hij op de gedachte
zich uitsluitend op het schrijven
van romans toe te leggen.
Maquett leverde het onderwerp
dat door Dumas geschreven werd
en ontving daarvoor 1200 frcs. Bo
vendien moest hij afstand doen
van het recht om als medewerker
genoemd te worden. De producti
viteit van Dumas scheen onuitput
telijk. Hij werkte dikwijls dag en
nacht, terwijl hij in de rustpoozen
nog ge'dichten en artikelen voor de
couranten schreef. Romans schreef
hij alleen op blauw papier, kran
tenartikelen op rose, terwijl voor
gedichten geel papier gebruikt
werd. Een papierfabrikant uit
Rijssel, een enthousiast vereerder
van den dichter, leverde hem al
het gewenschte schrijfmateriaal.
Bovendien gebruikte Dumas ver
scheidene penhouders naargelang
hij een roman of een tooneelstuk
schreef.
Een tooneelstuk kon hij abso
luut niet zittend schrijven, daar
ging hij bij liggen. Als reden 'van
deze houding gaf Dumas op dat
een tooneelstuk veel inspannender
was dan een roman.
Lodewijk XVI, koning van
Frankrijk, ging eens op een avond
naar de keuken van zijn paleis en
vond daar een jongen van om
streeks 14 jaar die het spit zat te
draaien. Getroffen door het in
teressante voorkomen van den jon
gen, vroeg de koning hem: Waar
komt ge vandaan; hoe heet ge en
hoeveel verdient ge
Het antwoord luidde: Ik kom uit
Poitiers, heet Lodewijk en verdien
evenveel als de koning.
Wat verdient de koning vroeg
Lodewijk.
Zijn uitgaven, en ik de mijne,
antwoordde de gevatte jongeling.
o
Een dikke dertig jaren gele
den werden de postzakken en de
reizigers van het station Chatel-
dun in Auvergne naar het plaatsje
zelf, dat twee kilometer van het
station af lag, vervoerd in een
soort ouderwetsche diligence,
waar een oud paard voor sjokte en
waarvan de koetsier een jochie
van een jaar of dertien, veertien
was.
Altijd, wanneer hij bij het sta
tion was aangekomen, zijn paard
had stilgehouden, en hij het een
zak met haver voorgehouden had,
klom de kleine koetsier weer
gauw op zijn bok en haalde dan
een boekje uif zijn zak, waar hij
aandachtig in begon te lezen.
Op een keer was hij zóó in zijn
lectuur verdiept, dat hij den trein
heelemaal niet had hooren aanko
men.
Ineens voelde hij zich zijn boek
uit de handen gerukt, 't Was een
reiziger, die het station was uit
gekomen en die lachend tegen
hem zei:
Zeg, zou je in plaats van ro
mannetjes te lezen, niet liever
eens aanstalten maken om te ver
trekken!.... Van welke roovers-
historie zat je daar zoo te genie
ten 1
Hij keek het boek in riep ver
wonderd:
Een Latijnsche grammai-
re Kijk, kijk. Ben je van plan
een geleerde te worden
Och nee, meneer, een geleer
de nu bepaald niet. Maar ik zou
het toch wel graag wat verder wil
len brengen in de wereld en niet
eeuwig koetsier van een postwa
gen blijven. En nu heeft meneer
pastoor me aangeboden, om me
Latijnsche les te geven. Ik ben
hard aan het werk, want over een
jaar of vijf, zes, zou ik wel staats
examen willen doen antwoordde
Pierre Laval.
En Pierre Laval dééd zijn
staatsexamen en bracht het in
derdaad verder in de wereld dan
koetsier van een postwagen. La-
val werd 'in latere jaren minister
president en minister van buiten-
landsche zaken van Frankrijk.
o
Toen de groote Engelsche ge
schiedschrijver Thomas Babington,
lord Macaulay, de eerste twee
deelen van zijn „geschiedenis van
Engeland" als 48-jarige had ge
schreven en ze in de laatste dagen
van Nov. 1848 uitgaf, ruischte een
stroom van begeestering door En
geland. In een handomdraaien was
de eerste uitgave verkocht. In
minder dan vier maanden waren
13.000 'exemplaren een voor de
toenmalige verhouding groot aan
tal verkocht en reeds den vijfden
Mei kon met den druk van de vijf
de oplage begonnen worden. De
populariteit steeg buitengewoon.
Men vereerde hem aan het Hof en
de arbeiders brachten hem dank
dat hij had geschreven wat door
hen ook kon worden begrepen.
Een paar jaar vroeger had Ma
caulay verklaard dat hij als ge
leerde en schrijver eerst werkelijk
tevreden zou zijn wanneer hij iets
had geschreven, dat, zij het slechts
voor enkele dagen, de populaire
romannetjes van de schrijftafels
der jonge dames verdrijven kon.
Zijn wensch werd thans vervuld,
zelfs meer dan vervuld. In een
brief aan een vriend schreef hij
n.l. zelf: Thakeray wil plechtig
verklaren dat hij oor- en oogge
tuige is geweest van een gebeur
tenis in mijn leven waarop ik het
meest trots ben.
Beiden waren n.l. samen uitge
gaan om zich te amuseeren met de
grootste sensatie van die dagen te
Londen, n.l. het kijken naar....
een nijlpaard. Toen ze voor de
tent kwamen waar het dier was te
bezichtigen was er gedrang van
nieuwsgierigen. Macaulay vertelt:
Twee jonge meisjes wilden ook
naar binnen en stonden bij de
deur waardoor ook wij poogden
te dringen. Men wees de meisjes
er op dat ik vlak bij haar stond en
en toen riepen zij: Macaulay Is
dat Macaulay Wat gaat ons dan
nog het nijlpaard aan, die is net
zoo goed als het nijlpaard.
En trots bleef Macaulay staan
om de meisjes gelegenheid te ge
ven hem heel goed te zien.
Onderstaande partij werd ge
speeld in de competitie-wed
strijd bij de Middelburgsche
Schaakvereeniging.
Wit: H. STROOBAND.
Zwart: J. F. HEEMSKERK.
Geweigerd Damegambiet.
1; d2—d4 d7d5
2. c2c4 c7c6
3. Pblc3 e7e6
Zwart kiest de Tschigorins ver
dediging
4. Pgl—f3 Pb8d7
Het beste antwoord is wel
4d5Xc4. Op den tekst
zet heeft Wit een zéér krachtig
antwoord
5. e2e4! d5Xe4
Zwart voorkomt hiermede dat
deze pion later wordt geplaatst op
e5 en het voorkomt dan de druk
op de Zwarte stelling
6. Pc3Xe4 Pg8—f6
7. Pe4g3 Lf 8b4f
8. Lel—d2 Lb4Xd2f
9. DdlXd2 0—0
10. Lel—d3 Te8—f8
11. 0—0 e4—e5
De voorbereiding 11
Dd8c7 is wel licht beter.
12. d4Xe5 Pf 6—g4
Fout is: 12Pd7Xe5
wegens 13. Pf3Xe5 en na
1 3Te8Xe5 gaat de
Zwarte Dame verloren.
13. Tf 1—el Dd8b6
14. e5—e6
De pion e5 was toch niet te hou
den. Nu krijgt Zwart eén geisoleer-
de e pion.
1 4f 7Xe6
15. Dd2c2 Pd7—f8
16. h2—h3
17. Tal—dl
18. Pf 3e5
19. Pg3—e4
Pg4f 6
Lc8—d7
Ta8d8
PP
a b cdefg h
19Pf 6Xe4
Zwart heeft niet veel keus meer.
Na 19Db6c7 volgt 20.
Pe4Xf6, g7Xf 6; 21i Pe5—g4,
Kg8f7; 22. Dc2d2 enz. Ook op
19Te8e7 volgt de
zelfde variant.
20. TelXe4 Te8—e7
21. Te4—h4 g7—g5?
Deze voortzetting is niet de
beste doch ook andere zetten ver
liest spoedig b.v. 21
g7—g6 22. Ld3Xg6, h7Xg6, 23.
Pe5Xg6, Pf 8Xg6; 24. Dc2Xg6f,
Te7g7 25. Dg6h6, enz. Op
21h7h6 wordt het
voor Wit heel wat moeilijker om
te kunnen winnen. Evenwel zal na
22. g2g4 ook de Zwarte stelling
niet te houden zijn.
22. Th4—g4 Te7—g7
23. h3—h4 g5Xh4
Beter was 23h7h6
maar dan neemt Wit 24. h4Xg5 en
na h6Xg5 volgt dan Dc2d2
24. Ld3Xh7f Pf8Xh7
25. Tg4Xg7f Kg8Xg7
26. Dc2g6f Zwart geeft op.
C b
O O O
G "O
NI-C
*-■ "3-5 s aTrtTo
3N73 ft-c £-3jj>J3T3 o
3
<5 <*.2 o "5 o w
O Q)
*+"J M V A
(i) CÖ
•J3 S
p
3- a o
fl Si P O
.33 .JÜ t»
u
*01
wï-BjoB fTTs
ooöjo S 2 S fd
q Q <00
-2 On2
ro ,c'c
door
Carly Vos.
Wekenlang hadden de jongens
uit de Hoogstraat zich op de lente
verheugd minder om het uitlo
pen der boiöen, dan wel omdat
dan het openluchtbad weer ge
opend zou worden. Dat openlucht-
bad lag in de rivier, waar voor de
minder goede zwemmer een stuk
was afgepaald, waa^ het water
vrij ondiep was, terwijl de goede
zwemmers een flink eind weg kon
den gaan. Een gewoon overdekt
zwembad had het stadje niet. De
winter had dit jaar veel te lang
naar hun zin geduurd en de jon
gens smakten naar het water. Ge
lukkig nog een paar dagen, dan
werd het seizoen geopend en
tenslotte stond de bewuste dag
voor de deur.
Er waren natuurlijk in het stadje
niet alleen jongens uit de Hoog
straat, die van water en van
zwemmen hielden, o neen, verre
van dat, maar de jongens uit de
Hoogstraat konden allemaal bij
zonder goed met elkaar opschie
ten en hadden dan ook een zwem-
club gevormd, terwijl al de leden
van die club, groot en klein, uit
stekende zwemmers waren. De
club heette „De Watervlooien".
Als zij gezwommen hadden, deden
zij aan de kant allerlei spelletjes
en verdreven op die manier in de
zon spelende, de tijd. Alleen de
badmeester van de zweminrichting
had niet veel met „De Water
vlooien" op, niet omdat de jongens
dingen deden, die niet door de
beugel konden, maar zij waren zo
rumoerig en ook wel een beetje te
waaghalzig. Zij gingen wel eens
verder met zwemmen, dan de
grens, die gesteld was.
Toen echter de dag van de
opening was aangebroken, geluk
kig gebeurde dit op Zaterdagmid
dag, trad al dadelijk de club „De
Watervlooien" uit de Hoogstraat
aan. En hoewel het weken achter
elkaar geregend had, bleek de zon
het nu toch echt te gaan meenen,
en scheen zelfs warm op het wa
ter, dat natuurlijk nog lang niet op
de goede temperatuur was.
Nadat zij bij de kleedhokjes wa
ren aangekomen, werden de kle
ren voor de badpakken verwisseld
en al spoedig stonden de leden
van de club naast elkaar op de
kant, om met een „een, twee,
drie" allemaal tegelijk in het wa
ter te springen. Brrr wat was het
water koud, nauwelijks 17 gr.,
maar heerlijk was het toch. Later,
als het wat verder in de zomer
zou zijn, werd het water lauw en
was de sport lang zoo inspannend
en verfrissend niet meer, want dan
steeg de temperatuur soms tot 23
graden.
Enkele van de jongens bevro
ren bijna en liepen met „kippetjes-
vel" rond, wat de lachlust van de
anderen opwekte. Maar het was
ook geen wonder, want een li
chaam, dat na lange tijd voor het
eerst weer aan lucht en water
wordt blootgesteld, moet zich
eerst aan de verandering gewen
nen. Daarom vermaande de bad
meester de watervlooien zich
weer te gaan aankleden, maar na
tuurlijk werd deze goede raad in
de wind geslagen.
„We zullen heus niet bevrie
zen", riepen zij tegen hem.
„Neen vroeg hij, „nu jullie
staan anders te bibberen als een
juffershondje En die kleine daar
heeft helemaal blauwe lippen van
de kou Vooruit aankleden
Dat hielp wel iets, maar de
meesten besloten toch nogmaals
in het water te gaan. Bah, ze wa
ren toch zeker niet van suiker'
goed, dat zij in het water zouden
smelten Zij waren geen pappot
kinderen, hoor, zij hielden het
heus in het water wel uit Neen,
zij waren allemaal even moe
dig. echte helden
En moedig noemde lange Piet
zijn inval ook, toen hij de anderen
voorstelde: „laten wij de rivier
I overzwemmen naar de andere
jkant.... een wedstrijd natuurlijk.
Wie het eerst weer terug is, krijgt
de titel „koning der watervlooien!"
Nu, dat plan viel in goede aar
de. Alleen één van de jongens,
Paul Brinkman, vertrok zijn ge
zicht. Hij had reeds al die tijd, ge
kleed naar de pret staan kijken
en vaak gezucht, dat hij niet mee
kon doen. Maar hij had drie weken
geleden zijn linkerarm gebroken
en liep er nog mee in het verband.
Waarschuwend verhief hij zijn
stem en zei: „Jongens, de rivier
is veel te breed En daarbij kun
nen jullie aan de andere kant niet
uitrusten, omdat de fabrieksmuur
te hoog is, om overheen te klim
men, en je kunt er nergens een
houvast vinden
„Ik ben het vorige jaar vier
maal heen en weer gezwommen",
zei lange Piet
„En ik achtmaal
„Hel vorige jaar, ja", liet Paul
Brinkman zich niet van de wijs
brengen. „Jullie vergeten, dat je
vandaag voor het eerst weer in
het water bent en dat je niet ge
traind bent. En daarom
„Onzinzei lange Piet. „Ik
zwem in ieder geval heen en weer.
Wie moed heeft, volgt me
Moed
Zouden zij, jongens van de
Hoogstraat geweest zijn en lid van
ide „Watervlooien" als zij geen
moed hadden Niemand wilde nu
achterblijven, dat spreekt vanzelf.
Nogmaals waarschuwde Paul
Brinkman, maar de anderen luis
terden al niet meer naar hem, doch
op een sein sprongen ze allemaal
tegelijk van de kant het water in.
Eerst bleven zij vrij dicht bij el
kaar, maar een twnitig meter ver
der, kon men al duidelijk gaan
zien, wie van de jongens aan de
kop kwam te liggen. Te laat zag
de badmeester, wat de Jongens
van plan waren. Hij floot hen te
rug, maar zij zwommen verder,
alsof zij het signaal niet hoorden.
En plotseling geschiedde het.
Kwam het, doordat de kleine Ka-
rel kramp kreeg of dat hij geen
kracht meer had in ieder ge
val klonk er een angstkreet over
het water. Daarna zonk hij, ter
wijl er langs de kant een grote op
winding losbrak.
De badmeester sprong in zijn
boot en roeide zo snel hij kon naai
de plaats des onheils. Toen ge
beurde het tweede ongeluk. Een
der andere jóngens verloor zijn
krachten, en riep ook om hulp.
De jongens in het water bemerk
ten dadelijk wat er gebeurd was
en keerden onmiddellijk om. Lan
ge Piet was een sterke jongen, hij
zwom, zo snel hij kon naar den
kleinen Karei toe en greep hem
nog juist op tijd beet, terwijl de
badmeester den ajnderen j;ongen
reeds in de boot trok.
Dit alles was een kwestie van
enkele 'minuten, maar de schrik
zat er opeens bij allemaal in, die
dit gebeuren hadden meegemaakt.
Gelukkig was de geschiedenis
goed afgelopen, maar stel je voor,
dat er een of meerdere jongens
verdronken waren Wat zouden
die arme ouders voor verdriet
hebben gehad.
Neen, moed op de verkeerde
plaats is domheid En wie zou
zijn leven uit pure domheid op het
spel willen zetten Dus vrienden,
■r^Êk X-r-