ZEEUWSGH ZONDAGSBLAD NAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURAMT JMEMlI-ïaEH 19 Juni 1937 lil HET MAKEN VAN EEN jNAAIKASTJE. EEN LUCIFERSSPELLETJE. DE AARDAPPEL ZEEUWSCHE KRONIEK. UIT 'N OUD KOOKBOEK. bedenkt altijd eerst wat er gebeu ren kan eer je je met een avon tuur inlaat, waarvan het einde on bekend is Moed is een prachtige eigen schap Maar hij moet op de juiste plaats en op het goede ogenblik Worden toegepast Voor onze meisjes hebben wij deze keer een aardig knutsel werkje, namelijk het maken van een naaikastje. Daarvoor heb je nodig acht doosjes^ die kunnen schuiven, dus bv. lege luciferdoos jes of lege poederdoosjes, liefst die, waar 20 poeders in kunnen, omdat men dan in de doosjes ook grotere knopen b.v. kan opber gen. Het in elkaar zetten van zon kastje is al heel eenvoudig, zoals je op de tekening kunt zien. De acht doosjes worden op elkaar ge plakt in twee rijen van vier en daarna met de zijkanten eveneens tegen elkaar geplakt. Nu vragen wij moeder om een klein lapje zij de of een lapje katoen met kleine bloempjes, misschien heb je nog wel iets van een aardige jurk van jezelf over, daarmede overtrek je de hele omtrek, behalve de voor kant, omdat de laadjes moeten kunnen schuiven. Aan de laadjes maak je een knoopje vast, zodat je deze gemakkelijk in en uit kunt trekken. Nu een aardig lint er om heen, met van boven een strik en klaar is je naaikastje. Niet alleen naalden, spelden, vingerhoed en dergelijke, maar ook allerlei an dere diiigen kun je er natuurlijk in opbergen, net wat je maar wilt. Vraag aan je vriendjes of zij kans zien om van acht lucifers niet alleen twee vierkanten, maar ook nog vier driehoeken te leggen. Zij zullen het verschillende keren proberen, maar het zal hen niet gelukken, omdat men voor deze figuren minstens 20 lucifers nodig heeft. En toch is de oplossing mo gelijk, kijk maar naar de tekening. Hier zien jullie twee vierkanten, een groot en een klein, terwijl het tleine schuin in het grote staat en daardoor tevens de vier driehoe ken maakt. De oude Indiaanse, stammen kenden vele eeuwen geleden de aardappel reeds als een gelief koosd voedsel. Zij poften de knol len in de warme as van hun kamp vuren. Mijnheer Walter Releigh bracht enkele aarappelplanten in een bloembak van Amerika naar Euro pa over. Het gelukte hem de plan ten behouden op de plaats van be stemming te krijgen. In het begin wilden de boeren van de nieuwe knollen niets weten en weigerden zij deze te verbou wen, waarop Frederik de Groote er zelf op uit ging en hen beval de aardappel te poten. Wij kunnen ons niet voprstellen dat er ooit een tijd is geweest, dat men geen aardappelen bij het mid dagmaal at. Thans worden grote landerijen met de voedzame aard appel beplant. TWEE LETTERGREEP RAADSELS. Verander geregeld onderstaand woord zoodanig, dat één letter greep dezelfde blijft. Voorbeeld: korfbal, handbal, handvat, biervat, bierdrinker enz. Op deze wijze moet men trachten, het woord Strandstoel te veranderen in Saus lepel, en wel in ten hoogste 5 wij zigingen '[adajsnes 'pdaj 133 'jauieJiiaa 'jaiuesfjapuiif 'J301S -J3pu'ï3| 'i30}spuej}S :?uxssojdQ Verander steeds het onderstaan de woord zoodanig, dat de laatste lettergreep steeds de eerste letter greep van het nieuwe woord vormt. Verander op deze wijze, met ten hoogste 7 wijzigingen, het woord Kanonschot in Landheer. Voorbeeld: anker, kermis, mis dienaar enz. Maaqpue] puepvuioq 'MnoqMnsju 'Mnaiupaojp 'paplPsi-iooq 'siJOOijpuoM 'puoM -loqos 'loqosuoun^ ipuissojdQ RAADSELS. 1. Welke diernaam wordt met de zelfde letters geschreven als het woord koster ■sojpjx :?uisso[do 2. Een kip eet eerder een mud ha ver op dan een paard. Is dat waar ■uajado pjeed uaa ijoou JBZ dlJJ U33 ItTBM 'Bf ïpUISSOjdQ 3. Wie kan dit lezen P P P P P P P P P 'dxuod jo d uio d ïpuissojdQ 4. Het is een vaatje zonder rand, Met een buikje zonder band, Als het valt, dan zegt het flap, Als j' 't ziet, dan zeg je hap, Als je 't raadt, dan ben je knap. '13 U33 :j?uisso[do MOPPEN. Moeder: Kareltje, je hebt koek uit de trommel genomen. Kareltje: (knikt). Moeder: Nu, ik zeg je, dat ik dat niet hebben wil Kareltje: Juist daarom, omdat U de koek niet wilt hebben, heb ik ze maar genomen. Moeder; Lieve hemel, jongen, wat zie jé er uit, hoe komt dat Karei (die met zijn vader ge wandeld heeft, half huilend) Och, vader had zijn notitieboekje ver geten en toen heeft hij alles vol geschreven: eerst zijn witte vest, toen onze manchetten en eindelijk mijn boordje. o Een boer, die met eieren naar de stad ging, ontmoette een ken nis en zei tot hem: „Je kunt nooit raden, hoeveel eieren ik in dit netje heb; als je het raadt, geef ik ze je alle twintig o Kleine Ans mocht eens alleen naar de kapper om geknipt te worden. Toen de man met de schaar haar bolletje netjes had ge fatsoeneerd, haalde hij een spiegel te voorschijn en toonde die aan Ans. „Nu? vroeg hij, is het zó naar je zin „Eigenlijk niet, mijnheer ant woordde Ans," ik had liever ge had, dat U het in een andere kleur had geknipt," iw tv o 2 5s S" o. B .r: fnf/t 'O) O m Ju,,, Idealisme De mensch kan alleen bij brood niet leven. Maar onze tijd pleegt van idealen wars te zijn. Hoedt U voor idealisme, hoort men veel vuldig verkondigen, want ge geeft U over aan illusies, welke U bit tere ervaringen zullen opleveren. „Och, dat is een idealist luidt een smadelijk oordeel onzer da gen: zoo wordt iemand geteekend, wien het naar een „nuchtere" be schouwingswijze in zijn bol zou zijn geslagen. Toch kan de mensch alleen bij brood niet leven. Een maatschap pij, waarin de jacht naar fortuin alles en allen beheerscht, zal aan zichzelf ten ondergaan. Zulk een maatschappij moet noodzakelijker wijs op fundamenten van geestelijk drijfzand komen te staan. Immers, de jacht naar fortuin is in haar diepste wezen immoreel. Zij schept geen zedelijke grondslagen; ze probeert integendeel de be staande af te breken. En wanneer tegenover haar de cultureele krachten, welke het cement der moraliteit produceeren, gaan ta nen, zal haar afbraakproces haar maar al te goed gelukken. Wij zijn heden ten dage getuige van zulk een afbraakproces, Hoe lang het reeds heeft geduurd, valt moeilijk precies te bepalen. Maar men kan een heel eind in de Westersche geschiedenis terug gaan en de manifestaties er van bij voortdu ring aantreffen. In 't bijzonder wat de kerken betreft, ontwaart men dan een verval, dat heel veel te denken geeft. Het is evident, dat, indien dit zoo zou doorgaan, de wereld een ramp dreigt, welke in verschrik king die van 1914 ver zal over treffen. Er moet over de mensch- heid een nieuwe moreele geest vaardig worden, als zij niet voor de zooveelste maal in een afgrij selijke ellende ondergedompeld wil worden. Degenen, die zoo smalend over idealisme en ide alisten plegen te oordeelen, besef fen niet, hoezeer zij bezig zijn de huidige beschaving, waarin ze het vele klatergoud voor kostbaar me taal aanzien, te gronde te rich ten. Hiermede zij dntusschen aller minst beweerd, dat al het idealis me onzer dagen geschikt moet worden geacht, de wereld van den ondergang te redden. Niet zelden is de kritiek op velen, die zich dragers van belangrijke cultu- reele-moreele goederen wanen, maar al te zeer op zijn plaats. Een zeer aanzienlijk deel dier goede ren, blijkt bij nadere beschouwing onrijpe en wilde waar te zijn: ra- tioneele utopieën aan al te the oretische breinen ontsprongen en voor de samenleving volkomen onbruikbaar, ja even gevaarlijk als de praktijken diergenen, die zich aan God noch zijn gebod storei voor wie het persoonlijk igewii uitgangspunt van alle streven i. Waar onze samenleving behoeft* aan heeft, is een heel andere „ide alisme"; dat is het idealisme vai hen, die door den uiterlijken schiji der dingen heen weten te zien, dit vermogen waar te nemen, hoe er waarom er zoovelen dwalen, ei zich tegen hun aard vast klampen aan voozen steun; die be seffen, dat „de jacht naar fortuin' in haar diepste wezen een vluchi is voor den angst, om door den so cialen nood getroffen te worden; die in zichzelf hebben ontdekt, dai het menschelijk wezen niet op zichzelf kan bestaan, doch afhan kelijk is van hooger heil en deel uitmaakt van een gemeenschap. Er zijn geen deugdelijke zedelijke maatstaven denkbaar, dan die aan deze wetenschap, deze waarachti ge, doorvoelde overtuiging worden ontleend. En daarom kan geen idealisme zich handhaven en de menschheid heul brengen, of het zuigt hieruit zijn voedende sap pen. S. van Mariëngaarde. HET JAAR 1847. I. In de laatste jaren van crisis en malaise is er veel geklaagd over armoede, vaak terecht maar wel licht ook ten onrechte. Sommige menschen kermden, omdat zij hoorden kermen. Maar een ar moede, zooals die vroeger bestaan ïeeft, is er, zoover wij weten, niet geweest. Als wij naar oude menschen luisteren, die uit hun eigen jeugd of uit die van hun ouders vertel en, dan hooren wij dikwijls, dat in de vo,ri|e eeuw, vooral op het platteland, door velen werkelijk armoede is geleden. Doordat er gebrek was aan het allernoodigste moesten de men schen wel zuinig zijn. Zij onder vonden aan den lijve de waarheid van het toenmalig gezegde: Twee lichten en een vier (vuur) Is 's rijken mans plezier, Maar een arm mensch zijn [ondergang. Op elk dorp waren de armhui zen vol met bejaarden menschen, die hun leven lang van den vroe gen morgen tot den laten avond op het land hadden gewerkt en nu op hun ouden dag in het arm- ïuis hun laatste levensjaren moes ten slijten. Soms moesten man en vrouw, die samen hadden gezwoegd om ïun kinderen groot te brengen, in iet armhuis gescheiden van el- caar leven. Het eene vertrek was nestemd voor de mannen en het andere voor de vrouwen. De ver zorging werd door de diaconie vergelaten aan een echtpaar, een oogenaam.de vader en moeder an het armhuis. Wij mogen dankbaar zijn, dat de ;ociaie toestand veel, zeer veel elfs, verbeterd is. De diaconiën lebben haar armenhuizen kunnen opruimen. Ieder is nu fatsoenlijk jekleed, terwijl vroeger de lap pen er bij neer hingen. Schoenen ran de voeten was een weelde, die men zich alleen des Zondags kon veroorloven. Elk kind ontvangt au voldoend, soms meer dan vol doend onderwijs, terwijl vroeger voor velen het leven alleen de school van 't leven was. Bijzonder groot moet de armoe de geweest zijn in het jaar 1847, feitelijk al in de twee of drie voor afgaande jaren. De regeering zorg de destijds niet voor de werkloo- zen, 't zij door geldelijken steun of werkverschaffing. Ook werd geen toeslag gegeven aan landbouwers en veehouders. De eenigste en laatste toevlucht was de diaconie. De geschiedenis leert, dat de economische toestand zich ver toont als eb en vloed. In het jaar was hij bijzonder laag, Hiervoor waren verschillende oorzaken. De winter van 1844 op 1845 en de daarop volgende winter waren zeer streng geweest. Alle werk zaamheden, hoe weinig die 's win ters ook waren, lagen stil. Door dat de kanalen en de havens lan gen tijd dicht lagen door de stren ge vorst en er nog geen spoorweg in Zeeland lag, was er geen han del en werd aan vele noodzake lijke dingen gebrek geleden. In die jaren was ook de aard appeloogst mislukt door een tot dusver onbekende ziekte. In onzen tijd kent men de aardappelziekte maar al te goed, doch zij wordt met meer of minder succes bestre den. Door de groote droogte des zo mers was bovendien de graanoogst bijzonder slecht. 't Gevolg van dat alles was, dat de levensmiddelen duur waren. De tarwe b.v. werd in Zeeland ver kocht van 17.50 tot 20 het mud. De regeering zag zich ge noodzaakt voor het brood maxi mumprijzen vast te stellen, Een fijn tarwebrood mocht niet hoo ger verkocht worden dan 0.37 en een grof dito f 0.23%. Door de accijnzen bleven de prijzen der andere voedingsmidde len zeer hoog. Van het verdiende loon moest 1j7 deel aan dergelijke indirecte belastingen worden op gebracht. De voor Zeeland zoo belangrijke meekrapcultuur begon toen reeds in verval te komen door de invoe ring der anilinekleuren. Door de groote werkloosheid, die er algemeen heerschte, waren er natuurlijk geen verdiensten. En als er nog gewerkt werd, waren de loonen zeer laag. Een veldarbei- der b.v. verdiende van 75 tot 90 cent per dag, ook des zomers. Het is te begrijpen, dat er, voor- al op het platteland, veel armoe de heerschte. De gevolgen bleven niet uit. In Groningen en Friesland kwa men oproerige bewegingen met plunderingen voor. Ook in het na burige Vlaanderen bleef het verre van rustig. Zoo werden in Brug ge en in Gent de bakkerswinkels geplunderd en moesten de militai ren streng optreden. In Zeeland bleef men over 't al gemeen kalm. Toch werd door den toenmaligen Gouverneur of Com missaris der Koningin mr. E. ba ron van Vredenburch op Walche ren voor onlusten gevreesd; want hij liet op verschillende plaatsen, b.v. Oostkapelle, dragonders en marechaussees inkwartieren. De bevolking vond dat nieit aange naam, vooral toen de gemeentebe sturen dat ongevraagd machtsver toon zelf moesten bekostigen. Dat het bedelen aan de deuren van hen, die met aardsche goede ren waren gezegend, zeer toenam, is te begrijpen. Bedenkelijker was het, dat er veel gestolen werd, al was het in de eene streek van Zeeland erger dan in de andere. Geld om dure brandstoffen te koopen was er niet, dus moesten de arme menschen hout sprokke len. In dien tijd was er op Wal cheren meer houtgewas dan te genwoordig. Het bleef echter niet bij het op rapen van dorre takken. Ook veel ander hout werd weggehaald, zoo dat de eigenaars bij de autiritei- ten klaagden over het vernielen der bosschen. In Zeeuwsch-Vlaanderen traden vele armen nog driester op. Zij gingen zich vergrijpen aan de be zittingen van anderen en persten den meer gegoeden onder bedrei gingen geld af. (Slot volgt.) R. B,. J. d. M. (Nadruk verboden.) Groene dop-erwten, hoe men die kooken zal. Kookt ze gaar in pompwater, en aat ze verzygen; doet die dan in een pot met koude versche booter, en zoo men wil, met gaargekookte en kle'in gekapte petercelie, en schut de Erwten dan braaf om, tot dat de booter gesmolten is, is een ekker eeten. rrikkedellen, hoe men die lekker stooven zal. Neemt gehakt Kalfsvleesch waarin men kruim van witte jrood, brood, wat nat in melk doorweekt, en eenige eieren door tneed, met Notemuscaat, foely, zout en peper; maakt daar een groot hart van, en stooft het met calfsnat en booter; doet ér op het aatst schijfjes van citroen op, en drukt een citroen in het nat daar men ze mede stooft is puik.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 11