t
ZEEUWSCH
ZDCMDMSSBLAD
ëmmwmm
to
m
AN DE PROVINCIALE 2EEUVSCME MIDDELDUPSSCHE COUDAN
12 Juni 1937
p
(O p
7
s-g^SsA?
O O 3
<0
o o 5T
O
2
(7>
ÏO.
CO
»1
3-*
S-»
co s
O
3 ^0 c -t 2 s
ÏO, 2 B 2 S4
O
53 p
o
•b. s.
Tr
w
25
IX»
o x
tfl O
-O
P-A
Ol.
S'2. p
SS-lS
o- bei
S grm
g. - w
F j*
p
g e. A
P Oï
O
r* s »-
p 5
DE VERJAARDAGSBRIEF.
EEN VOUWSPELLETJE.
DE WEDSTRIJD IN HET
HARDLOPEN.
EEN AARDIG SCHADUWSPELLETJE.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
O
SLC-h
ST
IP 2!
Ul^1
3 gSTB 3 5
P 3 1 P CL.
re> §L SK m' B
T 5
N2T5
O»
>-> SCh
g
op.:.
JU
a-f*
co
3
p
CL
r4
11
51
5 ui 3 B^-
o P
co
P Ö4
Li. ri CO
►■t 1 1 O G)
O tr-5'
B (0 r* *1
to
o p
W P
CL
(0
P
CO O
cn tr*
Cu D
TJP
■Ofl n.
5 srè
p W P*
90 (i
■O K'Pf
8 rS.
g
c 2
CO P
A 2
00, P
vïr
N
A
- »- S O 2-
W;'« ?r ïi Er*
O It J J f
O) O O (0
cu p
A
.8.5*2"
<SSP
s-
o o 09
FT6T
p
2 o
t/| r*QO» M
o A A 2
1 I p
aankeek en tegen hem wilde zeg
gen: „Wat, ga jij het huis uit
Foei, schaam je, Pietje. Je doet je
vader en moeder al zoveel ver
driet, wil je hen dat nu ook nog
aandoen
Pietje schrok even, en zijn hart
bonsde, maar even later begon
hij om zichzelf te lachen, want
toen hij weer naar het mannetje
keek, zag het er precies eender uit,
als altijd.
Nu trok hij de tweede la open
en bukte zich om te kijken, wat
daar allemaal inzat. Hij kwam nu
tamelijk dicht met zijn hoofd bij
het stenen mannetje, en opeens
voelde hij een klein, koud stenen
handje tegen zijn wang. Pietje was
zo ontdaan, dat hij hals over kop
zijn bed inkroop en zijn ogen
stijf dicht hield. Pas na een paar
minuten deed hij ze voorzichtig
weer open en zag, dat het man
netje onbewegelijk op het kastje
stond, zoals altijd, Nu pas begreep
hij, dat het zijn kwade geweten
was geweest, dat hem zo aan het
schrikken had gebracht. Toen
kwamen de tranen van berouw.
Vlug sprong Pietje zijn bed uit en
ging naar beneden naar zijn
ouders, aan wie hij beloofde, dat
hij voortaan zijn best zou doen,
om geen kwade bui meer te heb
ben.
Marietje is jarig en daar zij "het
enige kleinkind van grootmoeder
is, en grootmoeder in een andere
stad woont dan Marietje, schrijft
zij haar nu een lange brief. Ik weet
zeker, dat Marietje daar heel erg
blij mee zal zijn, want zij houdt
heel veel van haar lieve grootmoe
der.
Wij knippen de beide stroken
Imet de drie prentjes uit en plak
ken die met de rugzijden tegen el
kaar. Over de buitenste prentjes
zijn zwarte strepen getrokken, die
wij zorgvuldig met de schaar ïn-
knippen. Iedere keer, als wij nu
zo'n los stuk over het middenstuk
heenleggen, verandert het middel
ste plaatje van de clown zich op
allerlei grappige manieren.
De mooie, vette tuinslakken
hadden een wedstrijd uitgeschre
ven om het wereldrecord hardlo
pen op hun naam te krijgen. De
Meikever, het zwarte torretje en
het Onze Lieve Heersbeestje
maakten de jury uit. Het was een
lange afstand, want de slakken
moesten over 1 meter hardlopen,
en dat valt voor een slak heus niet
mee. Lange tijd tevoren kon men
in alle tuinen van Nederland de
slakken met grote snelheid zien
kruipen, doch de mensen wisten
natuurlijk niet, waarom deze die
ren zo'n haast hadden, Eindelijk
was de grote dag daar. Het start
schot viel, dat bestond in het han-
deklappen van de Meikever, daar
na begonnen de slakken met veel
lawaai te kruipen. De slak, die
het eerst aan de eindstreep was,
had zo nu en dan een klein stukje
overgeslagen, zoals duidelijk op 't
plaatje te zien is, door zijn lichaam
in bochten te wringen. De jury, die
hen stond op te wachten, wenste
de dikke slak geluk met zijn we
reldkampioenschap, terwijl de an
dere slakken hun overwinnaar op
de voelhorens namen en zo rond
droegen.
Het is een aardig kunstje om met
je handen schaduwen op de muur
te werpen en wel zó, dat er ver
schillende figuren ontstaan. Hier
zien jullie, hoe je een man, die iets
vertelt te voorschijn kunt toveren,
en daarnaast een olifant, met slurf
en slagtanden. De tekening geeft
duidelijk aan, hoe je je handen
moet houden, om dit te bereiken.
RAADSELS
1. Mijn lichaam is zwart.
Mijn voedsel is hard,
Komt de zomer in t land
Dan zet men mij aan kant,
Komt de winter terug,
Men haalt mij weer vlug.
W'ie ben ik
'jatpEq ap :5u;ssojdo
2. Gedierte der aarde, wat doet
ge hier
De mannen hierboven zij
zenden mij hier.
Als ik U pakte, wat zou je dan
zeggen
Dan zouden de mannen van
boven U hebben.
Wat betekent dit
■U3UIJOM jaui
uajoouoij aip 'sjsssia ua sia uag
3. Mijn geheel bestaat uit 17 let
ters.
1 2 3 4 5 6 7 verkoopt men in
mijn geheel.
De 5 6 7 is een boom
2 6 7 14 16 7 doen de paarden
12 13 14 7 9 14 doet ieder gaar
ne in de loterij
De werklieden 1 2 3 4 6 7 het
zand met kruiwagens.
Wat is het gevraagde woord
'U3IIU3I uau
-uiM U3UU0.1 uap uapmjjj
'lajjniAYSjaiuapnu^ :§uisso[do
4. Wat is in Amsterdam de hoog
ste betrekking
J3Ï
-q3BMU3JOJ UBA 3JQ ipJOOAVJUy
MOPPEN..
Onderwijle*: Aan welke kant
van de borst zit je hart, Wim
Wim: Aan de binnenkant, mijn
heer.
Moeder: Maar Paultje, wat zie
je er uit. Heb je nu toch weer met
de jongens gevochten
Paultje: Neen, moeder, deze
keer heb ik ze stil hun gang laten
gaan.
o
Fritsje heeft in een pepermuntje
gebeten. Hij loopt naar zijn moe
der en zegt: „Dat suikertje lust ik
niet, moeder, want het maakt zo'n
tocht in mijn mond,
o
Peter moet naar de tandarts.
„Je moet een flinke, jongen zijn",
zegt moeder", laat die zieke tand
trekken, dan ben je van de pijn
af".
„Ja," zegt Annie zijn zusje, „en
dan heb je in het vervolg een tand
minder te poetsen ook".
Kleine Jan: Ja, er loopt een
vlieg tegen het plafond.
Vader (druk aan het schrijven)
Stoor me nu niet, Jan, trap het
dier liever dood.
Herman vraagt aan zijn vader
een trommel voor zijn verjaardag.
Vader: Neen jongen, ik' wil dat
getrommel de gehele dag niet ho-
•zp&m*
laJ!
ren.
Herman: O vader, maar ik zal
heus alleen trommelen, als U
slaapt.
De leugen.
Er zijn menschen, die meenen,
dat wij het in de wereld zonder
den leugen zouden kunnen stellen.
Zij vergissen zich.
Maar het inzicht, dat naast de
waarheid, de geheele waarheid en
niets dan de waarheid, ook aan de
halve waarheid, ook aan den leu
gen om bestwil een plaatsje in de
werkelijkheid moet worden inge
ruimd, mag niet leiden tot de ver
keerde opvatting dat „een leugen
tje er niet zoo op aankomt' In
tegendeel, de leugen, ook die,
waarvan helaas wel eens een en
kele maal in het leven gebruik ge
maakt moet worden, is en
blijft niettemin een opzichzelf ge
heel verkeerd, een tegennatuurlijk
iets. Hoe goed of hoe slecht de
mensch in zijn innerlijkste wezen
ook moge zijn, dit goeds valt er in
ieder geval van hem te zeggen,
dat de leugen, de on-waarheid
strijdig met die diepste natuur is.
Het is zaak, dit altijd voor oogen
te houden.
Ook in de zeldzame gevallen,
waarin hoogere belangen den men-
nisten-leugen, de halve waarheid
of zelfs den onverbloemden leugen
schijnen te rechtvaardigen of zelfs
gebiedend voorschrijven. Ook dan
nog dient men zich er te allen tijde
van bewust te zijn, dat de onwaar
heid een verfoeilijk middel is, dat
het uitspreken ervan op zichzelf
slecht is en, onder alle omstandig
heden, op zichzelf slecht blijft.
Maar: het verlevendigen van
het bewustzijn der slechtheid van
den leugen is ten alle tijde noodig,
óók om te voorkomen dat men, in
de gevallen, wiaarin mogelijker
wijze belangen van boven-per-
soonlijke orde dezen leugen zou
den kunnen eischen, niet te licht
vaardig handelen. Dat zulke ge
vallen zich kunnen voordoen, is
duidelijk. Stel slechts, dat in oor
logstijd U door den vijand ge
vraagd wordt: waar zijn Uw lands
lieden, opdat wij ze zullen kunnen
dooden? Met een leugen kunt Gij
uw broeders, uw vader en de broe
ders en vaders van uw vrienden en
landgenooten redden, de waarheid
zal hun dood zijn. Dan is de leu
gen noodzakelijk, de waarheid
zeggen zou laag en laf zijn.
Maar: ook dan nog, wanneer
dus andere, en naar men meent,
hooger'e belangen op het spel
staan, moet een zuiver besef om
trent de verfoeilijkheid van den
leugen blijven bestaan Ik denk
bijvoorbeeld aan zekere gebeurte
nissen, die onlangs hebben plaats
gevonden rondom een oorlogsschip
van een Europeesche mogendheid
en bombardements-vliegtuigen van
een andere Europeesche mogend
heid. Daarvan staat buiten alle
politieke waardeering der aange
legenheid om, waar ik mij volgaar
ne buiten houd zoo vast als een
huis, dat een der twee betrokke
nen liegt dat hij zwart ziet. Want
de een zegt: wij wierpen bommen
omdat de ander ons beschoot. En
de ander zegt: wij hebben geen
schot gelost, maar toen we vreed
zaam doende zijnde met bommen
bestookt werden, die velen onzer
kameraden doodden.... toen zijn
wij als antwoord gaan schie
ten.... enzoovoorts enzoovoorts.
Enwat is nu de waarheid
Wij weten het niet.
Maar: gelogen is er, wordt er,
door deze of door gene.
En, dat moge hier bij gezegd
worden: hier kunnen en mogen
geen vermeende belangen
van hoogere orde, namelijk de be
vordering van dit of dat politiek
inzicht, ter rechtvaardiging aange
haald worden.
Hier geldt alleen: de waarheid
kan slechts uitkomst brengen,
voor wie of wien dat ook onplei-
zierig zij.
Want wèl zegt het spreekwoord,
dat de waarheid de snelste leugen
achterhaalt, maar als vóór de in
haling plaats vond misschien een
wereldoorlog over den aardbol
veegde.dan heeft zoo'n leugen
toch wel veel op z'n geweten.
Ontkenning van den leugen ge
tuigt van gebrek aan wereldwijs
heid, maar zelfs de noodzakelijke
aanvaarding van den leugen ont
neemt hem zijn verderfelijk karak
ter niet.
Philonous.
ZEEUWSCHE VERTALERS
VAN DEN STATEN-BIJBEL
1637 16 JUNI 1937,
De eigenlijke herdenkingsdatum
van het derde eeuwfeest van de
bijbelvertaling is echter 17 Sep
tember, daar op dezen datum van
het jaar 1637 een verguld exem
plaar in paars fluweel, gebonden,
verguld op snee, aangeboden werd
aan de Algemeene Staten, op wier
last en kosten de vertaling was ter
hand genomen.
Het Nederlandsch Bijbelgenoot
schap zal op 16 Juni in een afzon
derlijke vergadering de totstand
koming van den Statenbijbel her
denken. Daarom hebben wij dien
datum boven deze kroniek gezet.
Vóór 1637 waren er reeds enke
le Nederlandsche vertalingen van
den Bijbel, waarvan de zoogen.
Emdener bijbel, zijnde een verta
ling van Luther, 't meest gebruikt
werd.
Mede door de uitbreiding der
Hervorming in ons land in de laat
ste twintig jaren der 16de eeuw
werd de behoefte gevoeld om een
Nederlandsche vertaling te heb
ben, rechtstreeks uit de oorspron
kelijke talen overgezet.
De Synode, in 1586 te 's Graven-
hage gehouden, droeg daarom de
bijbelvertaling op aan M a r n i x
van St. Aldegonde, een
bekwamen kenner der Hebreeuw-
sche en Grieksche talen, destijds
wonende op zijn kasteel te
West-Souburg. Hij meende
echter er niet aan te kunnen vol
doen.
Toen een latere synode aan hem
het verzoek herhaalde en ook de
Algemeene Staten dit verzoek on
dersteunden, liet hij zich er toe
overhalen en vertrok in September
1594 met zijn gezin naar Leiden
om zijn gewichtig en moeilijk werk
aan te vangen. Hem werd door de
Staten toegelegd een jaarwedde
van 2400, benevens 300 voor
huishuur.
In 't begin van 't volgende jaar
was hij reeds gereed met het boek
Genesis, dat door hem werd inge
leverd.
Hij heeft te Leiden niet onge
stoord aan den arbeid kunnen blij
ven. Vaak werd hij als scheids
rechter geroepen in kerkelijke ge
schillen. In 't begin van 1598
maakte hij voor Prins Maurits een
reis naar 't prinsdom Oranje. Hij
kwam ziek en zwak te huis om
niet weder te herstellen. Den
15den December 1598 overleed hij
te Leiden.
Twintig jaar later, n.l. op den
lOden November 1618 werd door
de bekende Nationale Synode te
Dordrecht het besluit genomen om
den bijbel uit de oorspronkelijke
talen in het Nederlandsch over te
zetten. Met meerderheid van
stemmen werden tot vertalers van
het Oude Testament gekozen de
predikanten Johannes Bogerman
te Leeuwarden, de voorzitter der
synode, Wilhelmus Baudartius te
Zutfen en GersonBucerus
sinds 1588 predikant te V e e r e.
Tot vertalers van het Nieuwe
Testament werden gekozen Jaco
bus Rolandus te Amsterdam, Pe
trus Cornelü te Enkhuizen en
Hermanus Faukelius.
De laatste was sedert 1595 predi
kant te M i d d e 1 b u r g en lid
van de synode. Hij was ook tevens
benoemd tot plaatsvervanger van
de vertalers van het O. T., in ge
val een der vertalers („aflijvjig"
werd. Hij moet dus een bekwaam
godgeleerde geweest zijn.
Opmerkelijk dat al de benoemde
vertalers dienstdoende predikan
ten waren en geen leeraars aan
een hoogeschool, een bewijs, dat
hun opleiding deugdelijk was ge
weest.
Al de benoemde vertalers heb
ben echter het h)un opgedragen
werk niet kunnen voltooien, een
tweetal zelfs niet kunnen aanvan
gen. Ds. P. Cornelü overleed reeds
in 1619 en de Middelburgsche pre
dikant ds. H. Faukelius stierf in
1625, terwijl eerst in 1626 met de
vertaling van het Nieuwe Testa
ment werd begonnen. In zijn
plaats werd benoemd A n t o -
nius Walaeus, destijds
hoogleeraar te Leiden, In Zeeland
was hij echter ook geen onbeken
de. Van 1602 tot 1604 was hij pre
dikant te Koudekerkeen
van 16041619 te Middel-
burg. Walaeus was in deze stad
ook hoogleeraar in de wijsbegeer
te en in de Grieksche taal aan de
doorluchte school, in 1610 opge
richt. Hij wist te bewerken, dat
zijn vroegere leermeester Fran-
ciscus Gomarus, die zijn ambt te
Leiden had neergelegd en bekend
is uit de godsdiensttwisten, te
Middelburg benoemd werd als pre
dikant en hoogleeraar in de He-
breeuwsche taal aan de genoem
de school.
Bij de vertaling van het Nieuwe
Testament zijn voornamelijk de
bekende kantteekeningen van de
hand van Walaeus. Hij overleed 9
Juli 1639.
De magistraat en de kerkeraad
van Veere wilden aan ds. G. Bu-
cerus eerst geen ontslag geven
voor den tijd, dien hij voor de ver
taling zou noodig hebben. Eerst
na toezegging van een derde pre
dikantsplaats werd toestemming
verleend.
Ds. Bucerus heeft zijn arbeid te
Leiden niet kunnen voltooien. Hij
overleed op 7 Augustus 1631, toen
hij niet de vertaling van het boek
Ezechiël bezig was. Hij werd niet
door een anderen vertaler vervan
gen. In 1608 had hij te V e e r e
het huwelijk voltrokken tusschen
Hugo de Groot en Ma
ria van Reigersberg,
dochter van den Veerschen burge
meester.
Op 8 September 1634 was het
Oude Testament vertaald en nage
zien.
Toen de vertalers van het Nieu
we Testament nog aan hun werk
bezig waren, brak er te Leiden
een hevige pestziekte uit. Van
Januari tot November 1635 stier
ven er binnen de stad bijna 12500
personen. Vele burgers verlieten
dan ook hun woonplaats. De bij
belvertalers bleven rustig aan den
arbeid. Geen hunner werd door
de gevreesde ziekte aangetast.
Ds. Joh. Bogerman, die zoo met
hart en ziel aan de vertaling had
deelgenomen,! heeft het groote
oogenblik n.l, het aanbieden van
den bijbel aan de Staten-Gene-
raal, niet mogen beleven. Hij over
leed op 61 jarigen leeftijd den
llden September 1637, dus zes da
gen te voren, De zoogen. Staten
vertaling heeft op t geestelijk le
ven en op de vorming van de Ne
derlandsche taal een grooten in
vloed gehad.
De nieuwe vertaling werd „in de
kercken ende publijcke schooien
der Vereenichde Nederlanden en-
de andere Rijcken ende Landt-
schappen, onder hun gehoorzaem-
heyt resorterende, worden aenghe-
nomen ende ghebruyckt".
Dit aannemen en gebruiken ging
echter in 't eerst met vele moei
lijkheden gepaard. Velen waren er
tegen, omdat het nieuw was. Aan
de predikanten werd van hooger-
hand geschreven de nieuwe ver
taling „met zoetigheid in te voe-