DEI
HET ZEEUWSCHE STANDBEELD
VOOR KONINGIN EMMA.
x*
vicToria
KRONIEK van den DAG.
Victor Hugo's Zeeuwse Reize
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 12 JUNI I93T. No. 136.
DAG.
ÏRZffii
BOND.
Het eigenlijke standbeeld is klaar. Midden
Juli wordt het tot onthulling gereed opgele
verd. Een onderhoud met den beeldhouwer.
Ik koop alleen maar goede waar,
want slechte waar, die vind ik naar.
ïk koop slechts goede. Kijkt U maar:
»l
ss i i
en net-
zooltjes
ïihak-
Electr.
M'burg.
1. slaap-
werk.
|tt, Mid-
ÏJsbeer,
|ok ver-
Liter
-iter 70
yurg 34,
scho-
buiten
len curi-
lersatie-
ÏN ook
in het
ad 1,
In f 1.40.
ïoenma-
strand,
Kondag?
wagens
en voor
liar, Tel.
|M'burg.
.REND"
leren 75
2 uur.
Gebrs.
lelburg,
auto-
idres in
llstalling
Telef.
/agens.
Iiten.
IKAAN7
{ar Rot-
bew,
[aarten
ider re-
oor rit-
r reizen
ïrvaren
MK-
Mbg.
beveili-
Spec.
iss. str.
sop'gaaf
perking
htinges.
uffrouv^
e Kad*
)urg.
Het midden-Europeesche wespennest.
Twee politieke visites hebben deze
week in de buitenlandsche pers veel
belangstelling genoten: Duitschland s
minister van buitenlandsche zaken, Von
Neurath, bezocht de hoofdstad van Joe-
öoslavië, Belgrado (hij vertrok inmid
dels vandaar naar Bulgarije); de presi
dent van Polen, M'oscicki vertoefde
eenige dagen te Boekarest, de hoofd
stad van Roemenië.
Wat deze laatste visite betreft: Po
len doet reeds geruimen tijd moeite om
op een zeer vriendschappelijkèn voet
met Roemenië te geraken Moscicki s
reis naar Boekarest is daar een
symptoom van. Op zich zelf zou dit van
betrekkelijk weinig beteekenis zijn, wa
re het niet, dat een derde land in deze
buurt, Tsjecho-Slovakije, er door in het
gedrang dreigt te raken. Tsjecho-Slova
kije onderhoudt heelemaal geen goede
betrekkingen met Polen (allerhande
oude politieke zaken spelen ten deze
een rol) en vreest nü, dat de Poolsche
staatslieden, in het bijzonder de mi
nister van buitenlandsche zaken, Beek,
ide goede verstandhouding tusschen
Tsjecho-Slovakije en Roemenië trach
ten te vertroebelen.. Hoezeer voor dit
wantrouwen reden bestaat, toont een
artikel in Beck's orgaan, de officieuze
Czas, waarin op het bezoek van Mosci
cki een verre van geruststellend com
mentaar wordt gegeven. De Czas be
toogt, dat de solidariteit tusschen Polen
en Roemenië zich niet tegen Frankijk
en zijn bondgenooten richt en ook geen
inschakeling in de Italiaansche-Duitsche
entente beduidt. Polen wil zich niet be
moeien met Roemenië's betrekkingen
tot andere landen, maar uit de anti-
Sovjet-richting van de vriendschap tus
schen Polen en Roemenië spruit als van
zelf een tegenstelling met
het verbond Tsjecho-Slo-
wakije Rusland voort.
Het is nu maar de vraag, wat Beek
met dergelijke uitlatingen precies be
doelt. Een politiek-op-eigen-houtje, die
zoo ongeveer het midden zou houden
tusschen wat eenerzijds Duitschland,
anderzijds Frankrijk in midden-Europa
nastreeft? We hebben er al eens eer
der op gewezen, dat de politieke positie
van Polen, als bufferstaat tusschen het
Derde Rijk en de Sovjet-Unie weinig
benijdenswaardig is. Warschau heeft
deze beide mogendheden om verschil
lende redenen te vreezen. Dat moet bij
na automatisch de Poolsche buitenland
sche politiek schichtig maken. Beek
zou het liefst toenadering tot Berlijn
willen; andere staatslieden te Warschau
beschouwen het nazi-régime echter als
den meest te duchten vijand. Zoolang er
geen geduchte wijzigingen in de politie
ke constellatie komen, zal Warschau
aan het scharrelen blijven.
Jammer is het nu echter, dat Beek er
heil in schijnt te zien, de politieke be
trekkingen met Tsjecho-Slovakije tame
lijk slecht te houden. In de gegeven om
standigheden zou het voor de politieke
stabiliteit in midden- en Oost-Europa
een goed ding zijn, indien de verschil
lende landen hier zoo veel mogelijk sa
menwerkten. De voornaamste Poolsch-
Tsjechische controverse is een erfenisje
van den wereldoorlog. Polen had 'n ge
bied willen hebben, dat Tsjecho-Slova
kije kreeg toegewezen. Al het gechica
neer tusschen Warschau en Polen is
hierop terug te leiden.
Wat stelt Beek zich nu alevel voor?
Omstandigheden te kupnen scheppen,
welke Polen alsnog het begeerde bezit
zouden kunnen verschaffen? Gevaar
lijker politiek lijkt ons in het midden-
Europeesche wespennest nauwelijks
mogelijk. Begrijpt Beek niet, dat als het
op een „corrigeeren" van grenzen zou
uitloopen Polen (dat 'n Dantziger Cor
ridor en een stuk Silezië aan Duitsch
land heeft te verliezen) meer dan welk
land ook het kind van de rekening kon
worden?
Von Neurath's bezoek aan Belgrado,
dat eenzelfde soort ongerustheid als
dat van Moscicki aan Boekarest in het
leven riep (het is er den Duitschen
minister natuurlijk om te doen Duitsch-
land's invloed in midden- en Oost-Euro
pa te versterken) verliep niet bijster
florissant. Althans naar het uiterlijk
niet: Te Belgrado hebben tijdens de vi
site tamelijk omvangrijke anti-Duitsche
betoogilegen plaats gehad. Men (mag
daar zeer zeker niet te veel waarde aan
toekennen, doch ze beteekenden voor
de Joegoslavische regeering, welke in-
tusschen meer op economische voordee-
len dan op politieke afspraken met
Duitschland uit is, een vingerwijziging:
dat de breede lagen van het volk niets
willen weten van al te innige betrekkin
gen met 'het nationaal-socialistische
Berlijn.
Te Sofia, waar Von Neurath thans
vertoeft, zal hij naar alle waarschijnlijk
heid, heel wat vriendelijker onthaald
worden. Bulgarije behoort, evenals
Duitschland tot de verliezers uit den
wereldoorlog. Ook nog na twintig jaar
„dank zij" de domme vredesverdra
gen houdt die gelijkenis van ervaring
gevoelens van saamhorigheid in het le
ven.
Het oogenblik waarop wij in de
hoofdstad onzer provincie "het stand
beeld voor de hier zoo beminde Ko
ningin-Moeder zullen kunnen onthullen,
nadert met rassche schreden; in het
plantsoentje op den Middelburgschen
Dam, aan het einde van den tot jacht
jeshaven hervormden inham, vroeger
droogdok v.an „De Schelde", tegenover
de glazen graanbeurs gelegen, is reeds
één, maar dan ook sléchts één, der
fraaie boomen aan 's houthakkers bijl
ten offer gevallen en, tusschen de an
dere, die zijn blijven staan, is het
groote betonvlak waarop het stand
beeld zal komen te rusten, gestort.
Zelfs de in Nederland onvermijdelijke
schutting staat er al
Toen verluidde, dat de beeldhouwer
met zijn werk gereed was gekomen,
althans wat de hoofdzaak: het stand
beeld zelf betreft, hebben wij ons
naar zijn atelier in Delft begeven, ten
einde haar eens poolshoogte te nemen.
Het was uiterst belangwekkend, uit de
reeks: maquette op ViOt maquette der
eigenlijke figuur op 1/s, kleimodel op
ware grootte, gipsafgietsel daarvan en
dan: het eigenlijke beeld in steen, dén
groei en de vervolmaking gade te
slaan; te zien, hoe, met behoud van
den reeds in den opzet gegeven grond
vorm, langzaam maar zeker de geest
des kunstenaars als het ware den doo-
den steen het leven wist in te gieten.
Want zoo js het: in den eindvorm, dien
wij nu beschouwden, is de geest over
de stof vaardig geworden, is, met na
me in het koninklijk gelaat, de adel
dom van deze eerbiedwaardige, alom
geliefde Vorstin, tot uitdrukking ge
bracht zoover d't den mensch, in de
doode stof arbeidende, slechts gege
ven kan zijn. Terecht, dunkt ons, heeft
Etienne er naar gestreefd in het ge
laat, hetwelk immers de spiegel der
ziel is, zonder eenig effectbejag, zon
der styleering of moderniseer'ng van
welken aard ook, de hoogste natuur
getrouwheid te bereikeii En dit is
hem gelukt: naast koninklijke rust
straalt van dit gelaat de lieftall'gheid
en de door ouderdom en levensonder
vinding verworven wijsheid zoo als
Koningin Emma in onze herinnering
was, en zoo als wij slechts zouden
kunnen wenschen, dat zij: voor het na
geslacht bewaard bleef. Het oordeel
van een der meest vooraanstaanden in
den lande op dit gebied, uitgesproken
op grond van een bestudeering der
maquette: Zeeland en Middelburg mo
gen blij zijn, dit monument te verwer
ven, zal zeker na de onthulling aller
oordeel zijn.
A
A
Dit standbeeld is tenslotte, gelijk dat
van Zijl voor Amsterdam, voortgeko
men uit de nationale prijsvraag voor
een Haagsch monument; zoodat gezegd
kan worden dat ondanks het ietwat
vreemde verloop van die Haagsche
z.aak, d e prijsvraag toch zeker in
meer dan één opzicht zijn nut heeft
gehad. Van de 65 inzendingen voor
Den Haag vormde dit, in het rapport
der jury, één der zes best geklasseer-
den. Toen verluidde, dat een commis
sie in Zeeland in de hoofdstad dier pro
vincie een monument voor de Konin
gin-Moeder wilde oprichten, heeft Etien
ne zijn ontwerp aan de commissie ter
uitvoering aangeboden, en, nadat er
eerst achter de schermen eenig verschil
van meening over het verstrekken van
de opdracht was, is tenslotte in een
voltallige vergadering van de groote
commissie bij schriftelijke stemming
met algemeene stemmen besloten den
heer H. J. Etienne te Delft de opdracht
tot het vervaardigen van hét monu
ment te geven. Dit was omstreeks
midden Juli 1936.
De keuze van de steensoort gaf
tweederlei moeilijkheid: van geldelij-
ken en van anderen aard. Wat het
eerste betreft: men wenschte een
blank monument, en daardoor verviel
de zandsteen, wijl die spoedig zwart
pleegt te worden. Graniet was veel te
duur; het kost ongeveer drie malen
zooveel. En de kas van de commissie
was klein. Hardsteen is, met zijn blauw
grijze kleur, verre van fraai: het be
droeft ons in Zeeland nog altijd, dat
het heusch niet onaardige standbeeldje
voor Jacob Cats te Brouwershaven van
dien minder oogelijken grondstof is
vervaardigd. Gieten van de figuur in
brons, hoewel niet onmogelijk, werd
voor dit standbeeld minder aan te be
velen geacht en zoo viel de keuze ten
slotte op Fransche kalksteen. Er is
veel keus in deze steensoort, maar
alleen in Anstrude J.aune zou het mo
gelijk zijn wat hoogst wenschelijk
werd geacht het beeld uit één stuk
te hakken. Ook de prijs kwam goed
uit, al heeft de devaluatie hier nog
net den verkeerden kant uit gewerkt,
zoodat enkele minder belangrijke stee-
nen banden van den buitenkant der
compositie moesten vervallen. Nadat
het oordeel van den man in Neder
land, die er meer van weet dan ,alle
andere tezamen, den geoloog dr. Van
der Veen, was ingewonnen (er zijn o.a.
vriesproeven met de Anstrude Jaune
genomen) viel de keuze uiteindelijk op
deze steensoort.
Half November werd de steen aan de
groeve, bij Pagani (Frankrijk) besteld;
zij werd geleverd, evenals het ruwe
steenhouwerswerk werd verricht, door
de N.V. Rotterdamsche Steenhouwerij
ter Hilligersberg. In (h<et geheel is er
10 m3 natuursteen voor dit monument
noodig. Het geleverde blok is voortref
felijk; ook aan den binnenkant, wat je
natuurlijk niet kunt weten voor je er
mee bezig bent.
Wat niet meeviel was dit. We mogen
het eigenlijk niet vertellen, maar het is
te aardig: gewoonlijk bepaalt de beeld
houwer zich tot het vormen van zijn
beeld in kei, laat dan het ruwe werk
aan een steenhouwer over, en geeft er
zelf slechts de finishing touch aan. De
beeldhouwers van de vorige generatie
konden dikwerf zelfs klophamer en bei
tel in het geheel niet hanteeren: dat
werk liet men een zoogenaamden „uit
voerder" over. Tegenwoordig is dat an
ders: de beeldhouwer van nu verlangt
zelf den steen te kunnen bearbeiden.
Maar bij een enorm beeld als het onder
havige (1% maal levensgroot) is het
toch wel gebruikelijk voor het zware
werk hulptroepen te laten aanrukken.
Doch dat liet de kas ditmaal niet toe,
en zoo kan Etienne letterlijk zeggen:
ziedaar het werk mijner handen, want
ik heb het geheele beeld uit den ruwen
steen gehakt.
De opbouw van het monument is als
volgt. Op een, uit eenvoudige bijna
rechthoekige, massaas samengestelde,
bank zit de Koningin-Moeder in beval
lige, losse, doch waardige houding; de
linkerhand (een waaier dragende) in
den schoot, de rechterhand ligt a.h.w.
beschermend op den zijvleugel der zit
bank. Van buiten gezien draagt die zij
vleugel den gestyleerden oranjeboom,
met, rechts het Nederlandsche wapen
met Rijkskroon, links het stamwapen
van Oranje met den Prinsenkroon. De
symboliek is duidelijk.
Hare Majesteit draagt de weduwen-
kap met achter afhangende sluier; een
meer aangeduid dan realistisch uit
gebeeld kanten doek en een halsket
ting. Aan de kleeding is, door studie op
het koninklijk paleis, de grootste zorg
besteed.
Aan het rechteruiteinde van de recht
hoekige zitbank is het persoonlijke wa
pen van ;de Koningifci-Moeder aange
bracht, met de wapenspreuk „Palma
sub pondere crescit". (In de verdrukking
groeit de boom toch). D't wapen bij
ons weten nimmer officieel vastgesteld
draagt den koningskroon, opdat ook
het nageslacht daaruit kunne zien, dat
deze Waldeck-Pyrmont koninginne was.
Naar de eigenlijke bank met de figuur
voeren enkele treden, ook van kalk
steen. Op den band van de hoogste tre
de is deze spreuk aangebracht: „Neder
land zij groot in alles, waarin ook een
klein volk groot kan zijn Men weet:
de bekende zinsnede uit de proclamatie
van de koningin-Regentes; het eerste
woord van dien zin luidt in dien tekst
„Het", doch dit slaat kennelijk op 't in
den vorigen zin te lezen: „Ons land en
zijn koloniën".
Op den achterkant komt nog een in
schrift, behelzende, dat van bijdragen
uit alle deelen van Zeeland dit monu
ment werd opgericht.... benevens,
maar dat is nog slechts een hoop,
geen weet, dat het monument op dien
en dien dag door H. M. de Koningin
onthuld werd!.
Het blok steen voor het eigenlijke
beeld was 4 m3 en het had een gewicht
van 10.000 kg. Nu het beeld voltooid is,
weegt het nog ongeveer 4000 kg; 6000
kg is dus met hamer en beitel wegge
hakt! Rondom het middenstuk met de
figuur loopen steenen. banden, die in
twee zware palen eindigen. In het oor
spronkelijke ontwerp waren hierop
dierfiguurtjes gedacht (honden en lam
meren, teneinde de trouw en de on
schuld symboliek weer te geven), maar
in de Zeeuwsche uitvoering zijn deze fi
guurtjes vervangen door twee kloeke
wapens: die 'van Zeeland en van de
hoofdstad der provincie, waar het initi
atief tot dit monument genomen werd
en waar het o"ok wordt geplaatst.
Dit bijwerk: de wapenpalen e.d., is
nu onderhanden; binnen enkele weken
kan alles gereed zijn. Dank zij, in den
letterlijken zin, „werken zoolang het
dag was", is dit kunnen gelukken: ver
moedelijk den 5en Juli zal het beeld
reeds naar Middelburg vervoerd wor
den en als er geen tegenslagen komen,
kan het midden Juli tot onthulling ge
reed zijn.
Dat zal, op begrijpelijk verlangen van
H. M. de Koningin, geen fééstdag wor
den het is immers om een geliefde
doode te eeren maar het zal niette
min een dag van voldoening zijn voor de
zeer velen, die hun krachten aan dit
werk hebben gegeven: voor de commis
sie die de teugels hield, voor Zeeland
en rijn hoofdstad idie een monument
krijgen dat als nationaal gedenkteeken,
uit artistiek oogpunt beschouwd, zeker
het Halagsche evenaart, en tenslotte
voor allen, die zich er, gelijk wij, over
verheugen, dat de beminde figuur van
onze Koningin-Moeder op zoo waardi
ge wijze in een van Nederlands Oranje-
lievendste provincies wordt vereuwigd!
Financieel economisch
weekoverzicht.
DE STAKINGEN IN AMERIKA EN
HET GOUDVRAAGSTUK.
Een verklaring van Simon, die
wonderlijk genoeg, ontspanning
bracht. Gunstige jaarversla
gen. De mogelijkheid van
conversie van staatsleeningen.
Het heeft er langzamerhand veel van,
dat er slechts twee factoren in het eco
nomisch leven zijn aan te wijzen, welke
dit op min of meer ingrijpende wijze ple
gen te beheerschen. Nummer één is het
goudvraagstuk en alles wat daarmede
samenhangt en nummer twee de schier
eindelooze reeks van arbeidsgeschillen
in het Amerikaansche bedrijfsleven. Wat
deze laatste factor betreft, deze heeft
in de afgeloopen week wederom in het
brandpunt der belangstelling gestaan en
men mag hopen, dat door de toespitsing,
van deze belangentegenstellingen, de
ontknooping in versneld tempo zal wor
den bereikt. Te betreuren blijft het ech
ter dat President Roosevelt zich met be
trekking tot de arbeidsgeschillen, in een
waas van geheimzinnigheid blijft hullen,
welke eerlijk gezegd weinig aangenaam
aandoet. Zoowel voor werkgever als
voor werknemer ware het wenschelijk
te weten waar zij aan toe zijn. Een lang-
B1MCITT- KIN CHOCOLADEFABRIEK
BOKIiRECUT
(Ingez. Med.)
te K.
BESCHREVEN DOOR ZIJN ZOON
CHARLES HUGO.
24).
Om half twee waren we aan de haven: de
Telegraaf was al in zicht. Dra waren we aan
hoord, nadat we de menigte volks op de kade
ten afscheid gegroet hadden. De heer Van
Maenen ontving ons met zijn gewone hartelijk
heid. Toen stak de stoomboot weer van wal. Op
het ogenblik dat de scheepsraderen zich in be-
weging zetten gaf de kapitein een stoot op de
stoomfluit en op dit sein ontplooide zich plotse
ling een gehele pavoiséring van de Telegraaf:
bonte vlaggetjes overal en in top de Franse
driekleur.
Te Uwer ere, mijnheer! zei de kapitein tot
Victor Hugo.
De dames en heren van ons reisgezelschap
dachten niet zonder weemoed aan het komende
afscheid. Onderweegs hadden we vriendschap
voor elkaar opgevat en in Brussel zouden we
weer uiteen gaan. Zwijgend zagen we de oevers
van Maas en Schelde aan ons voorbijglijden, die
we de eerste keer onder vrolijk gesnap aan
schouwd hadden.
zeven uur die avond waren we in Ant
werpen. En de schone maagd van Antwerpen
zoals Walter Scott ze zeker gedoopt zou
hebben hielp ons in Het Witte Kruis weer
lieftallig aan onderdak.
Onze laatste dag van de reis besteedden we,
gelijk de eerste, aan Antwerpen; we brachten nu
een bezoek aan den Antwerper schilder Leys;
Stevens had hier voor een introductie gezorgd.
Leys is een zestiger: eenvoudig en beminnelijk.
Hij is de grootste kenner van de zestiende eeuw.
In het stadhuis kan men zijn magistrale kunst
het best bewonderen. Knap, waardig, decoratief:
het is slechts te betreuren, dat Leys na Holbein
en Dürer geboren moest worden.
Stevens toonde ons later ook nog twee werken
van een jonge kunstenares, die later de Belgische
Rosa Bonheur zal worden: mejuffrouw Collart.
Ze hingen in de Venusstraat. Weest gerust: het
is een der meest kuise straten van Antwerpen.
Deze twee schilderijen droegen de namen:
Lente en Winter. Ze waren zeer oorspronkelijk,
van liefelijke kleur en stemming. Victor Hugo
offreerde de jonge schilderes zijn portret-kaart
met dit eigenhandige complimenteuze opschrift:
Door de Winter de Lente aangeboden.
We hebben ook de beroemde Antwerper
dierentuin nog bezien ik houd er niet van.
Een tijger in een kooi -is voor mij een beeld der
wreedheidvan de mens.
XVIII.
En zo zijn we dan terug in Brussel mijn
verhaal en z'n schrijver. Laat ons een terugblik
slaan op de afgelegde weg en ons even bezinnen.
Laten deze enkele woorden het natuurlijk besluit
zijn van dit uitstapje, met zoveel spontaan hulde
betoon, bewezen aan den dichter door het land
hetwelk hij bereisde.
Dan zou ik het zo willen zeggen: de wereld
wordt door twee stuwingen in beweging ge
houden, de brute kracht en de idee.
De brute kracht is in staat vorm te geven aan
de materiële wereld. Zij heerst over de ere
poorten Van het aardoppervlak, de toespraken
en de bloemen van de straat, de vetpotjes der
illuminatie rond de vensters en de sleutels van
de stad. Zij verovert de deuren, die zich toch wel
willend voor haar zouden openen, niettemin op
deze of gene wijze stormenderhand; zij laat zich
op een zilveren schaal de opgetogenheid des
volks presentéren.
In één woord: zij plant boven op des mensen
muur de venijnige degen van Mondragon.
De idee daarentegen heeft de ziel der wereld
tot grondgebied en tot koninkrijk. Waar is het
gelegen? Nergens! Waar heerst het? Overal!
De idee is het onverwachte maar met vreugde
begroete. Het is niet de taal die men spreekt,
maar altijd het juiste woord. De idee is de
algemene en eeuwige overwinning. En elke keer
als zij een stad binnen gaat ziet de idee haar
vlammende afdruk op de geest des mensen. En
wat is deze vlam? Dat is het woord, dat is de
eerste versregel van Homerus, dat is het
vlammende zwaard van de aartsengel.
EINDE.