ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
n Ifpfpiè Ebbbbbbbbbbbbbm
VAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT!
ZEEUWSCHE KRONIEK.
toch niet zo goed wensen als ik,
en bovendien, ga ik voor."
„Nietwaar", zei Hans, „ik moet
eerst.
„Jij moet niets", zei Rudy ver
ontwaardigd en maakte de para-
pluie open. Beiden gingen er on
der staan. „Nu ik begin", zei Ru-
dy.
„Hou op, ik begin", antwoord
de Hans.
Engerd, ik wou, dat je in die
denneboom zat, vervelenderd",
zegt Hans daarna".
„Ik wou, dat jij op die schoor
steen lag" schreeuwde Rudy.
En hup, daar zeilden ze beiden
door de lucht.... Rudy kwam in
de dennebooir» terecht en Hans
spartelde op de schoorsteen. De
parapluie lag op de grond.
„Rudy", schreeuwde Hans ang
stig, „ik heb die lelijke woorden
niet gemeend, hoor."
„Ik ook niet", riep Rudy, die
veilig in haar denneboom zat. „La
ten wij allebei wensen, weer bij
de parapluie op de grond te
staan". En inderdaad binnen enke
le seconden stonden zij weer be
houden op de grond. „Ik heb er
schoon genoeg van", zei Hans. „Ik
wens voor ons huis te staan...."
en als een pijl uit de boog vloog
hij door de lucht naar huis. Rudy
was er van geschrokken. Zij wen
ste hetzelfde als Hans en weldra
stond zij eveneens voor de huis
deur, naast haar broer.
„Jammer, flat wij niet iets nut
tigs gewenst hebben", zei Rudy.
„Nu, morgen komt er weer een
dag, dan kan jij de eerste wezen".
Maar de volgende dag was het
mooi weer en heel druk thuis, zo
dat niemand meer aan de para
pluie dacht. Maar 's middags na
schooltijd schoot het Hans opeens
weer in de gedachte, welk avon
tuur hij had beleefd. Dadelijk riep
hij zijn zusje en samen zijn zij naar
de parapluiebak gegaan om de
toverparapluie te halen, maar....
wat een teleurstelling, de para
pluie was verdwenen.
Hoe zij ook zochten van de zol
der tot de kelder en omgekeerd,
alles was tevergeefs. De parapluie
was spoorloos verdwenen.
Vragend keken zij elkaar aan..
„Maar weten pullie het dan niet?"
vroeg moeder, toen ze haar over
de parapluie spraken, „Vader
heeft de rode parapluie gisteren in
de trein laten liggen en niet te
ruggekregen."
1. Met t ben ik in ieders mond,
Met z vindt men mij op de grond
Met m ziet men mij lang,
vierkant en rond.
Wie ben ik
■pueui 'puez 'puej :?uissoido
2. Ik ben niet in het bezit van
twee benen;
Ik heb er maar één, zonder
tenen,
Ik heb wel een hoofd, maar
geen haar,
En één oog slechts is dat
niet
•pjBBU uaa :?uisso]do
3. Een slang, dood en lang,
Die onversaagd het vuur
verjaagt,
Ra, Ra, wat is dat
■jmdspiiBjq
U33 UBA PuB|S 3Q '^UISSOjdQ
4. Ik ken een woord van vijf let
ters, dat een natuurverschijnsel
is. Keert men het om, dan is het
een bewoner van Afrika.
"jofiau uapaj :?uissojdo
MOPPEN.
Dirk en Jan, beiden bekend om
hun grote reizen, waren op een
avond erg aan het opsnijden. De
een wilde de ander overtreffen en
ten slotte zei Dirk: „Wat wil jij nu
nog vertellen Ik ben aan het ein
de van de wereld geweest".
Jan: En wat was daar te zien
Dirk: Een grote, hoge muur.
Jan: Juist, en achter die muur
zat ik te vissen.
Onderwijzer: (in de eerste
klasse) Jan, vertel jij me eens, wat
een tafel is.
Jan: een huismeubel, mijnheer.
Onderwijzer: Goed En jij, Piet,
wat is een stoel
Piet: Ook een huismeubel, mijn
heer.
Onderwijzer: Kees, wat is een
lelie
Kees: (denkt even na): Een tuin
meubel, mijnheer
OPLOSSING:
Op de walvisvangst,
(vorige week).
RAADSELS.
1. Wie kan het volgende lezen?
Piet
'Jjaoq
ap ui jbb^s :?uisso-[do
3. Wat doet men, eer men opstaat?
'uapaoM jaqqBM JpuissojdQ
4. Welk verscëil is er tussen een
toog en een lange jas
•jojs J3)3iu reed uaa :piooM}uy
BOMEN PLANTEN
Koos en Dick zijn pas verhuisd
en achter het huis bevindt zich
een heerlijke, grote tuin. Er stond
echter geen enkele boom in, zodat
moeder bij mooi weer nergens in
de schaduw in de tuin kon zitten.
Dat vonden de broers toch wel een
beetje te erg en onmiddellijk
werd besloten een boom midden
in de tuin te planten. Maar, of
moeder deze zomer nog in de
schaduw kan zitten, is haast niet
denkbaar.
2. Het is in de klok, maar niet in
de man,
Het is in de stok, maar niet
in de kan,
Het is in de vork, maar niet
in de kist,
Raad nu eens, wat of het is
3P :?uissojd()
a
81
<0
De boog niet steeds ge
spannen.
Wie een weinig op den levens
weg gevorderd is, weet uit erva
ring, dat het menschenleven veel
drukker, gehaaster, beladener ge
worden is. De oorzaken daarvan
laten wij hier buiten beschouwing.
Wij constateeren alleen maar het
feit.
Met het oude spreekwoord zou
den wij het ook zoo kunnen zeg
gen: de boog wordt hoe langer
zoo meer gespannen. Nu kan de
pees van een boog betrekkelijk
een groote spanning verdragen.
Maar tenslotte moet daaraan een
einde komen: de pees breekt en
de boog is waardeloos, tenzij, dan
dat daarop een nieuwe pees gezet
wordt.
Een menschenleven is anders.
Ook dat kan ongetwijfeld een zeer
groote spanning verdragen. Meer
dan menigeen denkt, wanneer bij
hjem veel van d,e spanning ge
vraagd wordt. Menigeen, '.terug
ziende op zijn levensweg met al
les wat hem daarop te doen en te
dragen gegeven werd, kan niet
anders dan zich verwonderen: dat
ik dat alles uitgehouden heb
Maar, niet zelden wordt ook hier
de spanning overbelast. De span
ning, de veerkracht breekt....
zulk een mensch wordt aan den
kant gezet van den weg, waarlangs
het wereldleven gaat. Wij noemen
zoo iemand een „gebroken" man.
Dat is de juiste uitdrukking: ge
broken. Geen eenheid meer, maar
een tweeheid, een veelheid, ter
wijl toch de kracht van het le
ven ligt in de geconcentreerde
eenheid.
De boog kan nu eenmaal niet al
tijd gespannen wezen. Een mensch
is maar een mensch, geen ma
chine en hoeveel machines
leggen het ook af, wanneer daar
van te veel gevraagd wordt, wan
neer ze niet voortdurend onder
houden worden.
Het is dit jaar een merkwaar
dig jaar geweest, wat het weer
betreft, feitelijk hebben wij het
voorjaar overgeslagen. Waar ble
ven dit jaar de mooie lentedagen
Hebben wij kunnen genieten van
de door de zon overgoten schoon
heid der ontwakende patuu,r
Niets van dat al Toen eindelijk
de zon kans kreeg haar volle
kracht te ontwikkelen, toen was
hét op eenmaal volle zomer.
Zomer, dat is vacantietijd. De
tijd der ontspanning. De boog kan
niet steeds gespannen wezen. Dan
gaat de rekkracht verloren. Niet
anders bij een mensch. Ook hij moet
zijn tijd hebben van rust, van ge-
heele rust, dat de geest of het
lichaam of dat beide rusten. Men
hoort wel eens van menschen, die
met vacantie gaan zonder hun
adres achter te laten. Zij willen
door niemand gestoord worden.
Geen courant willen zij lezen.
Geen brief ontvangen. Zij willen
volslagen rust hebben. Hun le
vensspanning had het hoogtepunt
bereikt. Het scheelde niet veel of
er was een breuk in hun leven ge
komen.
Welk een zegen is voor zulke
vermoeiden de vacantie
Maar men hoeft niet zoo ver te
wezen om den zegen der vacantie
te kunnen genieten. De man, die
in den sleur van het dagelijksche
werk opgaat en die door de een
tonigheid van het werk iedere
interesse begon te verliezen, de
huismoeder, die in den dagelijk-
schen gelijken gang van haar werk
langzamerhand verdoodde naar
den geest, en noem nog maar an
deren, wat hebben zij het noo-
dig om eens even uit den arbeid
gehaald te worden. Opdat zij zien,
dat de horizon verder ligt dan het
eigen leven. Dat er duizend en
één andere dingen zijn dan die zij
iederen dag gezien hebben. Heb
ben deze menschen niet noodig,
dat er eens per jaar vacantie voor
hen komt, voor hun lichaam en
voor hun geest
Wie zal die vraag tegenspreken?
Zeer zeker niemand, die weet. dat
de boog niet steeds gespannen kan
wezen. Niemands boog niet. En
daarom is het zoo goed, dat in de
laatste jaren vacantie geworden is
tot een contractueel vastgelegd
recht.
Wij lazen dezer dagen in een or
gaan van een werklieden-vakbond
een brief van de vrouw van een
der leden. Die vakbond heeft een
vacantieverblijf. Niet alleen voor
de leden zelf, ook voor hun vrou
wen. Die vrouw van den brief
schreef over-dankbaar en over-ge
lukkig over die ééne week, dat zij
eens heelemaal uit haar beslom
meringen van eiken dag geweest
was; over de heerlijkheid der na
tuur in de streek van het vacantie-
oord. Zij had in haar vele jaren
stads-leven zich nooit kunnen in
denken, dat er zulk een heerlijk
heid te genieten viel.... „Nu ga
ik weer dankbaar aan mijn werk".
Dus getuigde aan het einde van
haar korte vacantie deze vrouw
uit den arbeidenden stand. Maar
moet dat feitelijk niet de verkla
ring wezen, die iedereen na geno
ten vacantie aflegt
Zeer zeker: de boog kan niet
altijd gespannen wezen, maar een
boog, die heelemaal niet gespan
nen wordt, staat nutteloos in den
hoek.
Daarom willen wij dankbaar we
zen: èn voor den arbeid, èn voor
de rust. Beide hebben hun plaats
en hun roeping, omdat ieder
mensch een plaats en een Toeping
heeft. Want het groote wereldle
ven is tenslotte een geheel, dat al
leen in stand kan blijven, wanneer
de orde der dingen daarin gehand
haafd wordt.
J. Nagel.
11 JUNI 1687.
De kerkeraad van Mid
delburg klaagt bij de clas
sis Walcheren over de
ongebondenheden der
plattelandsbevolking.
Genoemde kerkeraad sprak zijn
droefheid er over uit, dat „op de
Pinksterfeesten in verscheidene
dorpen van het eiland door de
boersche jeugd naar den ring was
gestoken en vele wulps- en onge
rijmdheden van danserijen en drin-
kerijen waren gepleegd, zelfs met
verachting van de vermaningen
der predikanten."
De classis vernanl zulks met
droefheid, besloot op middelen be
dacht te zijn om dat ringrijden te
gen te gaan en wendde zich tot de
Gecommitteerde Raden van Zee
land en de ambachtsheeren, tot de
stedelijke regeeringen en de dorps
schouten, die echter niets deden
tegen dit volksvermaak, dat blijk
baar toen al een traditie was ge
worden.
12 JUNI 1587.
Parma slaat het beleg
voor Sluis.
Door zijn sluwe gematigdheid en
zijn groote krijgskunst had Parma
in Vlaanderen en Brabant veel
veroveringen gemaakt. Brugge,
Damme en Gent had hij weten te
bemachtigen. Toen Marnix van
St. Aldegonde als burgemeester
van Antwerpen niet de volle me
dewerking der Antwerpenaren
had, viel ook die stad in de han*-
den der Spanjaarden.
Reeds bij den overgang van
Brugge in 1584 had Parma 't oog
op Sluis geslagen. Noch de vroed
schap, noch de bevelhebber dezer
stad was tot verraad genegen en
daar Sluis door haar ligging aan de
monding van het Zwin een sterke
vesting was, zelfs onverwinbaar
werd geacht, durfde Parma toen
den aanval niet te wagen.
Tóen hij eenmaal bijna geheel
Vlaanderen in bezit had, ver
scheen hij onverwacht den 12den
Juni 1587 voor Sluis. Daar de Sta
ten geen voldoende schepen en
troepen tot ontzet zonden, moest
de bevelhebber Arend van Groe
nenberg zich na een dappere ver
dediging den 4den Augustus over
geven. Hierdoor kwam in deze
streken ook een eind aan de Her
vorming, die sinds 1578 zulk een
vasten voet had gekregen, dat er
geen Roomsch-Katholieke kerken
meer bestonden.
Door de verovering door Prins
Maurits in 1604 kwam en bleef
Sluis met de omliggende plaatsen
voor goed aan de Staten.
14 JUNI 1432.
Algevaardigden van Mid
delburg gaan met den abt
naar Westkapelle om den
toestand der duinen op te
nemen.
De Staten van Walcheren (thans
het polderbestuur genoemd) be
stonden vroeger uit den abt, de
ridderschap, de stad Middelburg
en vier breedgeërfden. Het is dus
te begrijpen, dat de abt met afge
vaardigden van Middelburg naar
de afname der duinen bij Westka-
pe?ie gingen kijken.
Door den eersten St. Elizabeths-
vloed (19 Nov. 1404) waren de
duinen aldaar zeer geteisterd. Dit
verlies ging door, totdat zij bijna
geheel waren weggeslagen. Op
verzoek van de regeering van
Westkapelle kwamen bovenge
noemde personen dien gevaarlij
ken toestand in 1432 opnemen.
Westkapelle „begheerde een cleen
dijcxkijn." Dit heeft blijkbaar niet
geholpen; want de toestand werd
later zoo gevaarlijk, dat in 1458
besloten werd de kerk en eenige
huizen af te breken. De nieuwe
Willebrordskerk, in 1831 afge
brand (haar toren is de tegen
woordige vuurtoren) was in 1470
voltooid. In 1460 werd begonnen
maatregelen te nemen om verder
grondverlies te bestrijden. De
oever werd opgevoerd en door
paalhoofden beschermd. De tegen
woordige beroemde Westkappel-
sche dijk werd eerst in 1540 ge
legd, al kreeg hij toen nog niet
den omvang van thans.
21 JUNI 1573.
Anthonie van Bourgondië,
Heer van Wackene, gou
verneur van Walcheren,
sneuvelt tijdens het beleg
van Middelburg.
Nadat Vlissingen op 6 April
1572 de zijde van Oranje had ge
kozen, spoedig gevolgd door
Veere op den 5den Mei, werd door
de Geuzen getracht Middelburg in
te nemen. Dit gelukte niet; een
aanval van uit Vlissingen onder
Blois van Treslong was reeds afge
slagen. Ook slaagden zij niet om het
sterke kasteel Rammekens te ver
overen, dat de toegang over zee
tot de stad openhield. Langzaam
maar zeker werd Middelburg nu
aan de landzijde ingesloten, terwijl
de Geuzenschepen op zee bleven
kruisen.
Bevelhebber van Middejlburg,
tevens gouverneur van Walcheren,
was Anthonie van Bourgondië,
Heer van Wackene, te voren Lui
tenant-Admiraal van Vlaanderen.
Hij was reeds in 1567 naar Zeeland
gezonden om maatregelen te ne
men, in geval de opstandelingen
zich er zouden nestelen. Hij had
dan ook weten te verhinderen, dat
Marnix van Toulouse en Pieter
Haeck, oud-baljuw van Middelburg
zich van Rammekens meester
maakten.
Na 't omslaan van Vlissingen
trachtte hij het volk aldaar met
zachte woorden wederom tot on
derwerping te brengen. Dit lukte
hem niet. Door spoedig de stad te
verlaten kon hij zich het leven
redden.
Bij het beleg van Middelburg
hoopte hij op een spoedig ontzet.
Dit kwam niet, omdat de Geuzen-
schepen zulks wisten te verhinde
ren. De Geuzen onder aanvoering