BUITENLAND. BELGIË ENGELAND OOSTENRIJK. RUSLAND PHILIPPIJNEN. VER. STATEN. VAN DE BELGISCHE KUST. Verhooging der ioonen in de mijnen De gemengde nationale comm'ssie -voor de mijnindustrie heeft besloterf de loonen der mijnwerkers met ingang van 6 Juni met 5 procent te verhoo- gen. HET HUWELIJK VAN DEN HERTGC VAN WINDSOR. Onedelmoedige behandeling door de autoriteiten De pers, die zweeg Maar de kerk valt niets te verwijten. Men schrijft uit Londen aan de N. R. C In wijden kring in Engeland heeft ■de opinie postgevat, dat de hertog van W'ndsor bij gelegenheid van zijn huwelijk door het officieele Engeland op weinig edelmoedige wijze is be handeld. Deze opinie baseert z ch op de verdenking, dat van de zijde der regeering pressie is uitgeoefend, om ■te voorkomen, dat leden van de ko ninklijke fam lie of de koninklijke huishouding bij het huwelijk aanwezig zouden zijn. Niet alleen de volksbla den, die zich bij de crisis van de ab dicatie aan de zijde van den ex-koning schaarden, maar ook verantwoordelijke ■weekbladen zooals Spectator hebben niet geschroomd te spreken van een offic eel ^verbod"! Het moet worden erkend, dat de verdenking van een verbod niet ongegrond schijnt. Het is immers moeilijk aan te nemen dat de broers en zuster van den ex-koning, wier betrekkingen algemeen geacht wor-den zeer hartelijk te zijn, niet het verlangen zouden hebben gevoeld bij deze groote gebeurtenis in het le ven v,an den hertog vertegenwoordigd te zijn. Men kan inderdaad allerlei rede nen van staat" aanvoeren, welke de houding der regeering zullen hebben bepaald. Het is dan echter de vr,aag. of de regeering het belang van den staat juist heeft beoordeeld, en of zij, door den hertog bij deze gelegenheid van zijn naaste familieleden te schei den, niet juist die publieke beroering en aandacht heeft gewekt, die zij wenschte te vermijden, want de hard heid van deze handelingen heeft in wijden kring die voor redenen van staat geen oog hebben, aanzienlijke verontwaardiging en beschaming ge wekt. Talloozen hebben hun meening uitgesproken, dat men den hertog, die toch als prins van Wales zooveel voor zijn land heeft gedaan, deze laatste bittere pil had kunnen bespa ren. De overtuiging, dat hij onedelmoe- sterkt door de houding van de kerk en van de serieuze pers. Wat deze laatste betreft is er inder daad reden tot ontevredenheid. In te genstelling met alle liberale, linksche en volksbaden, die den hertog bij zijn huwelijk hetzelfde geluk wenschen, dat men elk mensch bij deze gelegenheid gaarne gunt, bewaarden Times en Mor ning Post een ijzig stilzwijgen. Zij ne geerden het geval op een wijze, die even onnoodig als kleinzielig schijnt. Een paar hartelijke woorden van En- gelands machtigste orgaan zouden toch wel geen politieke catastrophe hebben veroorzaakt. Het is te vreezen, dat de felle wraakzucht, die zoo velen sinds de abdicatie hebben getoond, ,aan deze houding van de serieuze pers niet vreemd is. Het Engeland, dat zichzelf na de ab dicatie zoo eindeloos veel lof heeft toegezwaaid over de koele, verstandi ge manier waarop hét de crisis heeft doorstaan, toont zich in dit opzicht van een heel wat minder vérheffen- den kant. Ik heb intelligente lieden, en lieden wier levenswandel hun zeker geen recht tot het werpen van den eersten steen geeft, over den hertog en zijn vrouw hooren spreken met een moreele zelfgenoegzaamheid en hypocrisie, die een Pecksniff eer aan zou doen. Geen laster is hen te ab surd, geen veroordeeling van het ge val te scherp. Liefde en haat liggen 'n ïu^ Seval wel heel dicht bij elkaar Met de houding van de kerk ligt het geval eenigszins anders. Men heeft er den kerkelijken autoriteiten ieen Scherp verwijt ,van gemaakt, dat Izfiji hare medewerking hebben geweigerd i u!- Vi° -t!i ki?£ van de huwelijks plechtigheid en heeft daarin een bewijs van onedelmoedigheid en gebrek ,aan christelijke barmhartigheid jegens den hertog gezten. Strikt gesproken hou den deze verwijten geen steek. Daar de Engersche staatskerk haar dienaren verbiedt gescheiden menschen in den 'echt te verbinden, kan er van een on noodig harde behandeling van den her- tog geen sprake zijn. De kerk heeft niet .anders gedaan dan aan haar al gemeen geldenden stelregel vastgehou den. Men kan van meening zijn, dat die stelregel onbarmhartig is, maar zoo lang zij blijft gelden is het absurd de kerk hardheid te verwijten, wanneer zij weigert voor den hertog van Wind sor een uitzondering op haar stelregel te maken. Gasmaskers voor de bevolking. ■J?6 ,onderstaatssecretaris van het mi- Un-fT' JTkinnenlandsche zaken ver- wplto' xln ake steden of districten, van 3a u voorwerp kunnen worden van aanvallen uit de lucht gasmaskers worden opgeslagen om aan de bevo.lki.ng te worden uitgedeeld, wanneer de om standigheden zulks noodig mochten ma ken. Eventueel zullen deze maskers bij de burgers worden thuisbezorgd. Er zijn thans reeds acht millioen gasmaskers beschikbaar, FE GROEI VAN HET PROTESTANTISME. De voorzitter van den Evangelischen Kerkeraad te Weenen, Capesius, heeft naar aanleiding van een bespreking van een ontwerp voor een nieuwe kerkelijke constitutie mededeelingen gedaan over den groei van het protestantisme in het overwegend roomsche Oostenrijk. Tot 1933 nam het aantal leden jaarlijks met 2000 tot 3000 toe, in 1933 met 5.000 in 1934 met 23.500 in 1935 liep de stij ging van het ledental terug, hetgeen volgens Capesius waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan een wet, die den overgang' naar de protestantsche kerk aanzienlijk moeilijker maakte. Des niettemin groeide het aantal leden in dat jaar met bijna 9.000. Een burgemeester mishandeld. De burgemeester van het plaatsje Guerbach in het Burgenland, plaatse lijk le'der van het Vaderlandsche 'front, is aangevallen en mishandeld. Men veronderstelt, dat de daders nationaal socialisten waren, Onderminister ontslagen. Het presidium van het uitvoerend comité der Sovjet-Unie heeft Levitin, adjunct-volkscommiss,aris voor de le vensmiddelen-industrie, uit zijn func tie ontslagen. ZEILSCHIP MET 39 OPVARENDEN VERGAAN. Naar eerst thans wordt vernomen is op 11 Mei jl. nabij het eiland Dalupi- ri, Noordelijk v.an het eiland Luzon, het zeilschip „Rosario" vergaan met 27 passagiers en 12 man bemanning aan boord. Alle opvarenden waren Philippino's. EEN RECORD WINTERTARWE- OOGST VOORSPELD. Vijf deskundigen inzake den graan oogst hebben als hun meening te kennen gegeven, dat de Amerikaansche boer 'n record van zes jaren zal vestigen met zijn oogst van wintertarwe in 1937, wel ke naar schatting in totaal 649 millioen bushels meer zal bedragen dan sinds 1931 geoogst is, (Van onzen eigen cor respondent). Karei Van de Woestijne-hulde. Als het waar is, dat een land dat zijn groote mannen eert, niet verloren kan gaan, behoeft u voor Vlaanderen nog geen vrees te koesteren, w,at ik u ook overigens zou aanraden toch maar niet te doen. In ons land is men zelfs op dit gebied reeds aan de halfgoden toe en ik verdenk de inrichters van sommi ge dergelijke huldebetoogingen er een beetje van, dat zij zoo nu en dan be hoefte hebben aan een lekkeren maal tijd; immers, als het niet in spijs en drank e'ndigt, dan is het hier niet echt. Nu moet de lezer niet veronderstel len, dat ik in dit verband de Karei Van de Woestijne-hulde, die een dezer da gen te Oostende plaats greep, wensch te bespreken, want al bewijzen de fei ten dat men bv. slechts eên blauwen Maandag minister behoeft te zijn om reeds een banket te zijner eere te zien aanrichten, ik wil daarmede ganschelijk niet gezegd hebben, dat alle huldebetoo gingen dezelfde waarde hebben, inte gendeel. We hebben inderdaad nog groote mannen, het zij nu öf gehad, en als men zich opmaakt om aan hun ver diensten de noodige eer te bewijzen, zal ik mij wel onthouden daarover laat dunkend te spreken. Een dergelijke hulde is die hierboven reeds genoemde voor den in Noord- Nederland ook zoo bekenden Karei Van de Woestijne. Het is aanmoedigend voor het artis tieke gevoel van de Oostendenaars, dat nu eens niet op een verjaardag werd gewacht om hem te huldigen. Vier jaar heeft de dichter van ,.God aan zee" te Oostende gewoond. Ter gelegenheid dezer huldebetooging werd .aldaar ook een tentoonstelling van zijn handschriften ingericht, waar veel belangrijks te zien was. Op den' dag zelf werd het woord o.a. gevoerd door August Vermeylen, Tous- saint van Boelaere en Karei Jonck- heere. De Noord-Nederlander Victor van Vriesland belichtte hem uit Hol- landsch standpunt. Bij den dood van Van de Woestijne heeft een ander Oostendsch dichter, August Vanhoutte, hem een paar ver zen gewijd, waarvan ik er hier één overneem: Gij waart mij dierbaar als een vader En stierft, o vriend, zoo vroeg. Maar telkens ik uw werk doorblader Doe ik het ooit genoeg Dan voel ik dat uw hart mij nader Dan eenig ander sloeg. Uw wel, uw wee, uw geestlijk streven, Hóe meesterlijk vervat, Hoe menschlijk spreekt uw [lijdersleven Mij aan uit ieder blad. 't Is of elk vers, door U [geschreven. Iets eigens van mij had. En toont het lot zich strenger, [slechter, Kwelt het mij onverpoosd, De zware mensch in mij leeft lichter Nu ik wijl de avond bloost Uw verzen lees, geliefde dichter, En mij gevoel vertroost. Vertroost, m,aar ook met nieuwe [krachten Bedeeld, met nieuwen moed, Om alle lasten te verachten En, elk genot te goed, Verduldig op de komst te wachten Van Vrede's tragen voet. Jeremiades. Twee schrijvers van ingezonden stuk ken in een der groote Nederlandsche dagbladen stortten onlangs hun ge prangd gemoed uit over twee onderwer pen, waarvan ik ook ervaring heb. De eene schrijft, dat hij in een Haagsch „bekend restaurant" na der duidt hij het niet aan is ge weest en daar een twaalfuurtje heeft genuttigd (men noemt dat op z'n Hol- landsch een „café complet"). Hij be klaagt zich over de bediening (met veel moeite kon hij een versch kadetje krij gen), over de hoeveelheid eten die hij te verorberen kreeg (hij had lang niet genoeg) en het bedrag dat hij neer moest leggen (dat veel te veel was). Het is niet in Den Haag, maar het is in een andere goede schoone stad in Zeeland, dat ik verleden zomer een „bekend restaurant" bezocht, om daar wat te eten. Ik kreeg een koffiekop met warm wa ter, waarin een bouillonblokje gesmol ten was (ik heb nergens zoo'n hekel aan, als aan uit gesmolten bouillonblok jes samengestelde „soep"). Daarna volgde twee schijfjes kalfsvleesch met een beetje spinazie uit de bus en twee zeepachtige aardappels *(ïk heb ner!- gens zoo'n hekel aan als aan groente uit de bus en zeepaardappels). En ten slotte volgde er een pakjes-puddinkje, zoo groot als een theekopje, (ik heb nergens zoo'n hekel aan als aan pak jespuddinkjes). Daarbij dronk ik een fleschje mineraalwater en toen het op betalen aankwam, moest ik Gld. 2,35 neerleggen. De gulden was toen nog niet gedevalueerd, Met de fooi mee. kwam dit grapje mij dus op een dikke verleden zomer een beraamde fiets tocht Brugge-Maastricht, op grond van persoonlijke ervaring, nadrukkelijk ont raadde met een aanhaling van het be kende spreekwoord, waarin van bran den en „op de blaren zitten" sprake is Maar C. W. mee>nt het toch zeker zóó boos niet.... en heelemaal onge lijk heeft hij ook weer niet. Alleen ne men wij het voor den voetganger op die kan toch niet in de sloot gaan loopen Red,] LASTERLIJKE AANTIJGING. Naar aanleiding van ons pleidooi voer behoud van de breede nationale basis bij de kabinetsformatie bevat „De Zeeuw" van gisteravond een hoofdartikel, hetwelk ons geen aan leiding tot een wederwoord zoude ge ven, ware het niet, dat aan het einde daarvan, na reeds in het opschrift van dat artikel van „Ergerlijke profanatie" gerept te hebben, dit blad zich nie'. schaamt het volg'ci.de aan ons adres neer te schrijven: „De „Middelb. Crt." ontziel zich niet bij de bespreking van deze kwestie haar lust tot profanatie bot te vieren. Op deze wijze: Zij zegt niet te kunnen verstaan, waarom een kabinet op breede basis minder goed in staat zou zijn tot een krachtige werkzaamheid ter bewaring van'de hoogste goederen dan„een kabinet, hetwelk, door 't uitwerpen dezer linksche elementen in de bui tenste duisternisse, waar weening en knersing der tanden is, op een smal- leren grondslag zou komen te rusten." De „Middelb. Crt." meent waar schijnlijk, Sat zij au eens echt geestig is geweest. Maar het is een geestigheid waarte gen wij met kracht protesteeren. H'et ip toch wel ver gekomen als men een zoo diep ernstig woord van den Heiland op zoo ergerlijke wijze durft misbruiken." Tot zoover „De Zeeuw." Wij hebben naar aanleiding hiervan tweederlei op te merken. Het eerste, en het zwaarst wegende, is tegen de onderstelling v,an „De Zeeuw", zoo maar botweg neergeschre ven, dat wij een lust tot profana tie zouden hebben niet alleen, maar dat wij ons ook niet zouden ontzien dezen lust „bot te $eren." Het blad stelt ons dus in staat van beschuldi ging een genot te vinden in, en aan drang te gevoelen tot, heiligschennis of spot met het heilige, en, inplaats van zooals ieder behoorlijk mensch, mocht 50 fr. Met 50 fr. eet ik mij een ongeluk hji dezen^ lust al gevoelen, zou doen, in het Palace en in het Gr,and Hotel te Brussel en men zal mij dus moeten toegeven, dat ook ik wel eenigszins recht had op een ingezonden stuk, als daarmede mijn overkropt gemoed te ontlasten was. Deze mijn ervaring vertelde ik aan een vriend hier, die op zijn beurt mij meedeelde, dat hij in dezelfde Zeeuw- sche stad, in datzelfde „bekende res taurant" een dito ondervinding had op gedaan Alleen de afloop was bij hem anders dan bij mij:ik ben met een hongerige maag terug naar huis nl.: trachten dezen te beheerschen, la ten wij dien kwaden drang ook nog den vrijen teugel. Dat is, duidelijk gezegd, waarvan „De Zeeuw" ons be schuldigt Het blad kan gerust zijn: zoodanige lusten kennen wij niet. En zouden wij ze kennen, we zouden er ons met kracht tegen verzetten, inplaats van ons erin te verlustigen en ze bot te vieren. Ons dus zoodanigen verfoeilijken lust tot profanatie aan te wrijven is een gemeenheid, een lasterlijke aantijging, gaan, maar hij is n,a dat maal bij een! welJte tj)e Zeeuw" zonder voorbehoud bakker binnengestormd om zich wat t broodjes aan te schaffen. i zal hebben e nemen' mden Z1> Het gevolg van een dergelijke „ser- °P verdere bespreking van deze aan- v'ce" is natuurlijk, dat noch hij. noch ik gelegenheid met ons ^gesteld is. dat „bekende restaurant" meer zullen i bezoeken. En nu spreek ik maar v.an j Deze beschuldiging van gewilde profa- ons tweeën en hoeveel anderen zullen natie dus met verontwaardiging van ons er niet in hetzelfde geval verkeeren j werpende, blijft alleen de mogelijkheid i van ongewilde heiligschennis, zoo, dat De tweede inzender beklaagt zich dus een andersdenkende als profanatie over het feit, dat de weggebruikers in ervaart, wat door ons niet als zoodanig Nederland zich niet storen aan de ver- j gevoeld noch bedoeld werd, keersregels. Hij zegt, dat de wielrijders j Ook bij deze stelling van het vraag- niet op het rijwielpad rijden en dat de stuk meenen wij echter onschuldig te voetgangers ook den rijweg gebruiken. moeten pleiten. Het is toch een bekend Dezer dagen ben ik per auto via Brus- j jeiti dat de geheele Nederlandsche taal, sel, Antwerpen en Breda naar Amster- van vroeger en van nu, doorspekt is met dam gereden. l woorden en uitdrukkingen aan den bij- Als de bewuste inzender in het be- j..ej jer christenheid ontleend, wuste blad boos was over wat hij zag, In het algemeen zal dus het gebruik en ondervond, dan wJik wel zeggen, van bijbelsche woorden, zegswijzen en dat ik wanhopig was. V,an de grens af zinswendingen in geschriften, op politic al aan Rotterdam toe heb ik mogenke en niet_bijbelsche onderwerpen be rijden met een snelheid van niet meer r dan 30 kilometer. De heeren en dames rekkm^ hebbende, kwalijk als profana- fietsrijders en -rijdsters trokken zich j tie aangemerkt kunnen of mogen van rijwielpaden al een bitter klein wo.rde"- zulks het geval, beetje aan, integendeel, rijtjes van twee 00 de A R- pers zou hieraan, en drie in heengaand verkeer en rijtjes misschien wel dagelijks, schuldig staan, van twee en drie in tegemoetkomend j ^n<^le^ ™en a]thans niet uitgaat van het verkeer, gearmd en gezellig keuvelend, j nQUod heet Jovi, non licet bovi f het- peddelden lustig voort en het getoeter j Yelk dan vn) vertaald ^zou moeten lui- van mijn auto br,acht in de meeste ge vallen een medelijdend-glimlachend om kijken teweeg, zonder dat er ook maar aan gedacht werd, ruim baan te maken den, dat wat in een A.R, blad toege staan is, in een ander blad profanatie zou wezen. oIs in het algemeen het gebruik van Ik was dikwijls verplicht, de snelheid aan den bijbel ontleende zinswending dus van de „zoete jeugd' te volgen. stellig niet als profanatie aan te merken, Van Rotterdam tot Amsterdam ging dan rest nog de vraag, of zulks hier wel het beter, maar, zonder een snelheids- j het geval zou kunnen wezen. Ons dunkt, maniak te zijn (ver van daar), heb ik dat daarvan eenvoudig geen sprake is. toch uren langer gedaan over den rit j De geïncrimineerde uitdrukking kómt, dan noodzakelijk was. Geef mij dan maar het vrije België! D,aar weten de gendarmen er wel de tucht onder te houden. Cust Waghter. [Zelfs deze goede vriend van Neder land is niet vrij van nationale eigen dunkelijkheid ons de laatste jaren met man en macht verbeterde wegen net, onze vele de auto-strada's benade rende ruime snelverkeerswegen, onze steeds meer toenemende verplichte rij wielpaden zouden wij die moeten bij ons weten, drie malen in het Nieuwe testament voor, nl, in Matthëus VIII, vs. 12; XXII, vs. 13 en XXV vs. 3Q In hei eerste zou men nog rechtstreeks van een uitspraak van Jezus kunnen gewagen, Maar in het tweede en het derde geval reeds niet meer: daar worden de woor den in een g'elijkenis eenen derde in den mond gelegd: in Matth. XXII een koning, die aan een bruiloftsmaal „eenen mensch, niet gekleed met een bruilofts kleed" ontwarende, tot de dienaars zegt: „Bindt zijne handen en voeten, neemt stellen tegenover een goeden raad van hem weg en werpt hem uit, in de bui een goed vriend van België, die ons tenste duisternis: daar zal zijn weening en knersing der tanden". En evenzoo in Matth. XXV, waar van den derden dienstknecht in de gelijkenis der talenten sprake is, en de meester van dien „boo- Ze en luije dienstknecht" tot de anderen zegt: „En werpt den onnutten dienst knecht uit in de buitenste duisternis: daar zal weening zijn en knersing der tanden". Ons dunkt: er kan toch, voor wie niet met fanatieke blindheid geslagen is, re delijkerwijze niet van profanatie gespro ken worden, wanneer wij in ons artikel nu de eventueel uit te bannen „linksche" ministers vergelijken met dezen onnutten dienstknecht! Ten ware dan, dat ieder gebruik van bijbelsche woorden en uitdrukkin gen tóch als profanatie moest gelden. Maar mogen wij „De Zeeuw' dan eens, om één voorbeeld uit duizenden te ne men, wijzen op het volgende? Het blad kent natuurlijk de geschie de geschiedenis, in Daniël V te lezen, waar deze profeet voor koning Belsa- zar gevoerd wordt om hem op onver klaarbare wijze op den wand van het paleis geschreven woorden te verkla ren. En hoe Daniël dan verklaart, dat God zelf dit „Mene mene tekel uphar- sin" aan den wand deed schrijven.... En ziet, wanneer „De Z." dan pag. 247 van den zoo juist verschenen „Levens roman van Dr. H. Colijn" wil opslaan, dan zal zij daar een plaatje vinden van Colijn, die deze woorden in een geheel on-bijbelsche aangelegenheid nl, op de economische conferentie te Genève aan den wand schreef. En de toch ze ker onverdacht A.R. auteur van dat boek neemt die uitdrukking (pag. 246) over. Nu van tweeën één: ook dat is ergerlijke profanatie, of: wat w ij schreven is het evenmin! Trouwens: wij zouden „De Z." eenige voorzichtigheid in zijn oordeel hier in het algemeen wel willen aanbevelen: zoo licht acht de een profanatie waar den ander hetzelfde zulks niet is. W ij bv. achten het „voorlezen" van een „ambtsgebed" door een erkend paganis- tischen burgemeester, die door een Raadsbesluit eener rechtsche meerder heid hiertoe verplicht wordt, stuitend profaan. W ij bv. hebben ons er ten zeerste aan gestooten, toen minister Co lijn, te Middelburg voor 'n 3000 man in het openbaar sprekende en aan het ein de der vergadering in het gebed voor gaande, God ook smeekte om zegen op den stembusuitslag, dus: om zooveel mo gelijk A.R. stemmen te doen uitbrengen. Dat hindert ons, die te dezen meer op het standpunt van Matth. VI vs. 56 staan („En wanneer gij bidt, zoo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden: want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande te bidden, opdat zij van de menschen mo gen gezien worden. Voorwaar ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uwe binnen kamer en uwe deur gesloten hebbende, bidt uwen Vader die in 't verborgen is; en uw Vader die in 't verborgen ziet, zal 't u in 't openbaar vergelden.") Ziet, dat is de opvatting zooals die in liberalen of vrijzinnigen kring, meenen wij, gangbaar is. Maar wij hebben er niettemin geen oogenblik aan g e- dacht zelfs, dr. Colijn deswege van profanatie te verdenken, nog min der hem er gelijk „DeZ." ons klak keloos doet openlijk er van te be schuldigen! Daarom: „Oordeelt niet, op dat gij niet geoordeeld wordet." ONTVANGEN BOEKEN. i „Ik zie, ik zie wat Gij niet ziet", een zwerftocht door ons land, door J W. F. Werumeus Buning. Met talrijke illustraties. We rijden en reizen te over haast door het eigen land. En we weten zoo bijster weinig van onze eigen Neder landsche historie, die langs al onze we gen geschreven staat, in de Beemster, in Friesland, in Walcheren en in Lim burg. Daarmede kennis te maken en te wijzen op het vele schoone dat ons land bevat, doet dit boek. Ook Zeeland is in dit boek n'et vergeten,. De hoofd.stuk- ken „Kromme dijken achter Breskens" en „Rammekens, en allerlei op Walche ren" bevatten vele historische bijzon derheden welke den toerist zonder twij fel zullen interesseeren. Het boek met fraaie illustraties, verscheen bij Em. Querido's Uitgevers Mij te Amster dam. - Drie boeiende levensbeschrijvingen van groote Nederlandsche figuren ver schenen in een nieuwe reeks bij H. P. Leopold, Uitgevers Maatschappij te Den Haag. „Coen", door Johan van der Woude. De schrijver beeldt onzen grooten Gou verneur-Generaal uit als een „consequ ent koopman", een man, die vóór alles er op uit was handel te drijven voor zijn lastgevers, de O. I, Compagnie. „De Ruyter", door Constant van Wes- sem, beschreven als een geniaal vloot voogd, als een trouw dienaar van zijn vaderland en bovenal als een eerlijk vroom en zuiver mensch De schrijver geeft bovendien een duidelijk beeld van de politieke verwikkelingen in Holland's grootsten tijd, „Oldenbarneveldt", door Theun de Vries geteekend van zijn jeugd af, in zijn carrière, van simpel jurist tot Advocaat van Holland, in welke laatste hoedanig heid hij de machtige 'dictator werd, die jaren aaneen de leiding van ons land in handen hield. Het relaas van zijn op komst, zijn groote jaren en val, wordt geteekend in nauwen samenhang met de maatschappelijke en relig'euze stroo mingen in dien tijd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 7