BUITENLAND.
BELGIË
ENGELAND
OOSTENRIJK.
RUSLAND
PHILIPPIJNEN.
VER. STATEN.
VAN DE BELGISCHE KUST.
Verhooging der ioonen in de mijnen
De gemengde nationale comm'ssie
-voor de mijnindustrie heeft besloterf
de loonen der mijnwerkers met ingang
van 6 Juni met 5 procent te verhoo-
gen.
HET HUWELIJK VAN DEN HERTGC
VAN WINDSOR.
Onedelmoedige behandeling
door de autoriteiten De
pers, die zweeg
Maar de kerk valt niets te
verwijten.
Men schrijft uit Londen aan de N.
R. C
In wijden kring in Engeland heeft
■de opinie postgevat, dat de hertog
van W'ndsor bij gelegenheid van zijn
huwelijk door het officieele Engeland
op weinig edelmoedige wijze is be
handeld. Deze opinie baseert z ch op
de verdenking, dat van de zijde der
regeering pressie is uitgeoefend, om
■te voorkomen, dat leden van de ko
ninklijke fam lie of de koninklijke
huishouding bij het huwelijk aanwezig
zouden zijn. Niet alleen de volksbla
den, die zich bij de crisis van de ab
dicatie aan de zijde van den ex-koning
schaarden, maar ook verantwoordelijke
■weekbladen zooals Spectator hebben
niet geschroomd te spreken van een
offic eel ^verbod"! Het moet worden
erkend, dat de verdenking van een
verbod niet ongegrond schijnt. Het is
immers moeilijk aan te nemen dat de
broers en zuster van den ex-koning,
wier betrekkingen algemeen geacht
wor-den zeer hartelijk te zijn, niet
het verlangen zouden hebben gevoeld
bij deze groote gebeurtenis in het le
ven v,an den hertog vertegenwoordigd
te zijn.
Men kan inderdaad allerlei rede
nen van staat" aanvoeren, welke de
houding der regeering zullen hebben
bepaald. Het is dan echter de vr,aag.
of de regeering het belang van den
staat juist heeft beoordeeld, en of zij,
door den hertog bij deze gelegenheid
van zijn naaste familieleden te schei
den, niet juist die publieke beroering
en aandacht heeft gewekt, die zij
wenschte te vermijden, want de hard
heid van deze handelingen heeft in
wijden kring die voor redenen van
staat geen oog hebben, aanzienlijke
verontwaardiging en beschaming ge
wekt. Talloozen hebben hun meening
uitgesproken, dat men den hertog,
die toch als prins van Wales zooveel
voor zijn land heeft gedaan, deze
laatste bittere pil had kunnen bespa
ren.
De overtuiging, dat hij onedelmoe-
sterkt door de houding van de kerk
en van de serieuze pers.
Wat deze laatste betreft is er inder
daad reden tot ontevredenheid. In te
genstelling met alle liberale, linksche
en volksbaden, die den hertog bij zijn
huwelijk hetzelfde geluk wenschen, dat
men elk mensch bij deze gelegenheid
gaarne gunt, bewaarden Times en Mor
ning Post een ijzig stilzwijgen. Zij ne
geerden het geval op een wijze, die
even onnoodig als kleinzielig schijnt.
Een paar hartelijke woorden van En-
gelands machtigste orgaan zouden toch
wel geen politieke catastrophe hebben
veroorzaakt. Het is te vreezen, dat de
felle wraakzucht, die zoo velen sinds
de abdicatie hebben getoond, ,aan deze
houding van de serieuze pers niet
vreemd is.
Het Engeland, dat zichzelf na de ab
dicatie zoo eindeloos veel lof heeft
toegezwaaid over de koele, verstandi
ge manier waarop hét de crisis heeft
doorstaan, toont zich in dit opzicht
van een heel wat minder vérheffen-
den kant. Ik heb intelligente lieden, en
lieden wier levenswandel hun zeker
geen recht tot het werpen van den
eersten steen geeft, over den hertog
en zijn vrouw hooren spreken met
een moreele zelfgenoegzaamheid en
hypocrisie, die een Pecksniff eer aan
zou doen. Geen laster is hen te ab
surd, geen veroordeeling van het ge
val te scherp. Liefde en haat liggen
'n ïu^ Seval wel heel dicht bij elkaar
Met de houding van de kerk ligt
het geval eenigszins anders. Men heeft
er den kerkelijken autoriteiten ieen
Scherp verwijt ,van gemaakt, dat Izfiji
hare medewerking hebben geweigerd
i u!- Vi° -t!i ki?£ van de huwelijks
plechtigheid en heeft daarin een bewijs
van onedelmoedigheid en gebrek ,aan
christelijke barmhartigheid jegens den
hertog gezten. Strikt gesproken hou
den deze verwijten geen steek. Daar de
Engersche staatskerk haar dienaren
verbiedt gescheiden menschen in den
'echt te verbinden, kan er van een on
noodig harde behandeling van den her-
tog geen sprake zijn. De kerk heeft
niet .anders gedaan dan aan haar al
gemeen geldenden stelregel vastgehou
den. Men kan van meening zijn, dat
die stelregel onbarmhartig is, maar zoo
lang zij blijft gelden is het absurd de
kerk hardheid te verwijten, wanneer
zij weigert voor den hertog van Wind
sor een uitzondering op haar stelregel
te maken.
Gasmaskers voor de bevolking.
■J?6 ,onderstaatssecretaris van het mi-
Un-fT' JTkinnenlandsche zaken ver-
wplto' xln ake steden of districten,
van 3a u voorwerp kunnen worden
van aanvallen uit de lucht gasmaskers
worden opgeslagen om aan de bevo.lki.ng
te worden uitgedeeld, wanneer de om
standigheden zulks noodig mochten ma
ken.
Eventueel zullen deze maskers bij de
burgers worden thuisbezorgd. Er zijn
thans reeds acht millioen gasmaskers
beschikbaar,
FE GROEI VAN HET
PROTESTANTISME.
De voorzitter van den Evangelischen
Kerkeraad te Weenen, Capesius, heeft
naar aanleiding van een bespreking van
een ontwerp voor een nieuwe kerkelijke
constitutie mededeelingen gedaan over
den groei van het protestantisme in het
overwegend roomsche Oostenrijk.
Tot 1933 nam het aantal leden jaarlijks
met 2000 tot 3000 toe, in 1933 met 5.000
in 1934 met 23.500 in 1935 liep de stij
ging van het ledental terug, hetgeen
volgens Capesius waarschijnlijk moet
worden toegeschreven aan een wet, die
den overgang' naar de protestantsche
kerk aanzienlijk moeilijker maakte. Des
niettemin groeide het aantal leden in
dat jaar met bijna 9.000.
Een burgemeester mishandeld.
De burgemeester van het plaatsje
Guerbach in het Burgenland, plaatse
lijk le'der van het Vaderlandsche 'front,
is aangevallen en mishandeld. Men
veronderstelt, dat de daders nationaal
socialisten waren,
Onderminister ontslagen.
Het presidium van het uitvoerend
comité der Sovjet-Unie heeft Levitin,
adjunct-volkscommiss,aris voor de le
vensmiddelen-industrie, uit zijn func
tie ontslagen.
ZEILSCHIP MET 39 OPVARENDEN
VERGAAN.
Naar eerst thans wordt vernomen is
op 11 Mei jl. nabij het eiland Dalupi-
ri, Noordelijk v.an het eiland Luzon,
het zeilschip „Rosario" vergaan met
27 passagiers en 12 man bemanning
aan boord. Alle opvarenden waren
Philippino's.
EEN RECORD WINTERTARWE-
OOGST VOORSPELD.
Vijf deskundigen inzake den graan
oogst hebben als hun meening te kennen
gegeven, dat de Amerikaansche boer 'n
record van zes jaren zal vestigen met
zijn oogst van wintertarwe in 1937, wel
ke naar schatting in totaal 649 millioen
bushels meer zal bedragen dan sinds
1931 geoogst is,
(Van onzen eigen cor
respondent).
Karei Van de Woestijne-hulde.
Als het waar is, dat een land dat zijn
groote mannen eert, niet verloren kan
gaan, behoeft u voor Vlaanderen nog
geen vrees te koesteren, w,at ik u ook
overigens zou aanraden toch maar niet
te doen. In ons land is men zelfs op
dit gebied reeds aan de halfgoden toe
en ik verdenk de inrichters van sommi
ge dergelijke huldebetoogingen er een
beetje van, dat zij zoo nu en dan be
hoefte hebben aan een lekkeren maal
tijd; immers, als het niet in spijs en
drank e'ndigt, dan is het hier niet echt.
Nu moet de lezer niet veronderstel
len, dat ik in dit verband de Karei Van
de Woestijne-hulde, die een dezer da
gen te Oostende plaats greep, wensch
te bespreken, want al bewijzen de fei
ten dat men bv. slechts eên blauwen
Maandag minister behoeft te zijn om
reeds een banket te zijner eere te zien
aanrichten, ik wil daarmede ganschelijk
niet gezegd hebben, dat alle huldebetoo
gingen dezelfde waarde hebben, inte
gendeel. We hebben inderdaad nog
groote mannen, het zij nu öf gehad, en
als men zich opmaakt om aan hun ver
diensten de noodige eer te bewijzen,
zal ik mij wel onthouden daarover laat
dunkend te spreken.
Een dergelijke hulde is die hierboven
reeds genoemde voor den in Noord-
Nederland ook zoo bekenden Karei
Van de Woestijne.
Het is aanmoedigend voor het artis
tieke gevoel van de Oostendenaars, dat
nu eens niet op een verjaardag werd
gewacht om hem te huldigen.
Vier jaar heeft de dichter van ,.God
aan zee" te Oostende gewoond.
Ter gelegenheid dezer huldebetooging
werd .aldaar ook een tentoonstelling van
zijn handschriften ingericht, waar veel
belangrijks te zien was.
Op den' dag zelf werd het woord o.a.
gevoerd door August Vermeylen, Tous-
saint van Boelaere en Karei Jonck-
heere. De Noord-Nederlander Victor
van Vriesland belichtte hem uit Hol-
landsch standpunt.
Bij den dood van Van de Woestijne
heeft een ander Oostendsch dichter,
August Vanhoutte, hem een paar ver
zen gewijd, waarvan ik er hier één
overneem:
Gij waart mij dierbaar als een vader
En stierft, o vriend, zoo vroeg.
Maar telkens ik uw werk doorblader
Doe ik het ooit genoeg
Dan voel ik dat uw hart mij nader
Dan eenig ander sloeg.
Uw wel, uw wee, uw geestlijk streven,
Hóe meesterlijk vervat,
Hoe menschlijk spreekt uw
[lijdersleven
Mij aan uit ieder blad.
't Is of elk vers, door U
[geschreven.
Iets eigens van mij had.
En toont het lot zich strenger,
[slechter,
Kwelt het mij onverpoosd,
De zware mensch in mij leeft lichter
Nu ik wijl de avond bloost
Uw verzen lees, geliefde dichter,
En mij gevoel vertroost.
Vertroost, m,aar ook met nieuwe
[krachten
Bedeeld, met nieuwen moed,
Om alle lasten te verachten
En, elk genot te goed,
Verduldig op de komst te wachten
Van Vrede's tragen voet.
Jeremiades.
Twee schrijvers van ingezonden stuk
ken in een der groote Nederlandsche
dagbladen stortten onlangs hun ge
prangd gemoed uit over twee onderwer
pen, waarvan ik ook ervaring heb.
De eene schrijft, dat hij in een
Haagsch „bekend restaurant" na
der duidt hij het niet aan is ge
weest en daar een twaalfuurtje heeft
genuttigd (men noemt dat op z'n Hol-
landsch een „café complet"). Hij be
klaagt zich over de bediening (met veel
moeite kon hij een versch kadetje krij
gen), over de hoeveelheid eten die
hij te verorberen kreeg (hij had lang
niet genoeg) en het bedrag dat hij neer
moest leggen (dat veel te veel was).
Het is niet in Den Haag, maar het
is in een andere goede schoone stad
in Zeeland, dat ik verleden zomer een
„bekend restaurant" bezocht, om daar
wat te eten.
Ik kreeg een koffiekop met warm wa
ter, waarin een bouillonblokje gesmol
ten was (ik heb nergens zoo'n hekel
aan, als aan uit gesmolten bouillonblok
jes samengestelde „soep"). Daarna
volgde twee schijfjes kalfsvleesch met
een beetje spinazie uit de bus en twee
zeepachtige aardappels *(ïk heb ner!-
gens zoo'n hekel aan als aan groente
uit de bus en zeepaardappels). En ten
slotte volgde er een pakjes-puddinkje,
zoo groot als een theekopje, (ik heb
nergens zoo'n hekel aan als aan pak
jespuddinkjes). Daarbij dronk ik een
fleschje mineraalwater en toen het op
betalen aankwam, moest ik Gld. 2,35
neerleggen. De gulden was toen nog
niet gedevalueerd, Met de fooi mee.
kwam dit grapje mij dus op een dikke
verleden zomer een beraamde fiets
tocht Brugge-Maastricht, op grond van
persoonlijke ervaring, nadrukkelijk ont
raadde met een aanhaling van het be
kende spreekwoord, waarin van bran
den en „op de blaren zitten" sprake is
Maar C. W. mee>nt het toch zeker
zóó boos niet.... en heelemaal onge
lijk heeft hij ook weer niet. Alleen ne
men wij het voor den voetganger op
die kan toch niet in de sloot gaan
loopen Red,]
LASTERLIJKE AANTIJGING.
Naar aanleiding van ons pleidooi
voer behoud van de breede nationale
basis bij de kabinetsformatie bevat
„De Zeeuw" van gisteravond een
hoofdartikel, hetwelk ons geen aan
leiding tot een wederwoord zoude ge
ven, ware het niet, dat aan het einde
daarvan, na reeds in het opschrift van
dat artikel van „Ergerlijke profanatie"
gerept te hebben, dit blad zich nie'.
schaamt het volg'ci.de aan ons adres
neer te schrijven:
„De „Middelb. Crt." ontziel zich
niet bij de bespreking van deze kwestie
haar lust tot profanatie bot te vieren.
Op deze wijze:
Zij zegt niet te kunnen verstaan,
waarom een kabinet op breede basis
minder goed in staat zou zijn tot een
krachtige werkzaamheid ter bewaring
van'de hoogste goederen dan„een
kabinet, hetwelk, door 't uitwerpen
dezer linksche elementen in de bui
tenste duisternisse, waar weening en
knersing der tanden is, op een smal-
leren grondslag zou komen te rusten."
De „Middelb. Crt." meent waar
schijnlijk, Sat zij au eens echt geestig
is geweest.
Maar het is een geestigheid waarte
gen wij met kracht protesteeren.
H'et ip toch wel ver gekomen als
men een zoo diep ernstig woord van
den Heiland op zoo ergerlijke wijze
durft misbruiken."
Tot zoover „De Zeeuw."
Wij hebben naar aanleiding hiervan
tweederlei op te merken.
Het eerste, en het zwaarst wegende,
is tegen de onderstelling v,an „De
Zeeuw", zoo maar botweg neergeschre
ven, dat wij een lust tot profana
tie zouden hebben niet alleen, maar
dat wij ons ook niet zouden ontzien
dezen lust „bot te $eren." Het blad
stelt ons dus in staat van beschuldi
ging een genot te vinden in, en aan
drang te gevoelen tot, heiligschennis of
spot met het heilige, en, inplaats van
zooals ieder behoorlijk mensch, mocht
50 fr. Met 50 fr. eet ik mij een ongeluk hji dezen^ lust al gevoelen, zou doen,
in het Palace en in het Gr,and Hotel
te Brussel en men zal mij dus moeten
toegeven, dat ook ik wel eenigszins
recht had op een ingezonden stuk, als
daarmede mijn overkropt gemoed te
ontlasten was.
Deze mijn ervaring vertelde ik aan
een vriend hier, die op zijn beurt mij
meedeelde, dat hij in dezelfde Zeeuw-
sche stad, in datzelfde „bekende res
taurant" een dito ondervinding had op
gedaan Alleen de afloop was bij hem
anders dan bij mij:ik ben met een
hongerige maag terug naar huis
nl.: trachten dezen te beheerschen, la
ten wij dien kwaden drang ook nog
den vrijen teugel. Dat is, duidelijk
gezegd, waarvan „De Zeeuw" ons be
schuldigt
Het blad kan gerust zijn: zoodanige
lusten kennen wij niet. En zouden wij
ze kennen, we zouden er ons met
kracht tegen verzetten, inplaats van
ons erin te verlustigen en ze bot te
vieren.
Ons dus zoodanigen verfoeilijken lust
tot profanatie aan te wrijven is een
gemeenheid, een lasterlijke aantijging,
gaan, maar hij is n,a dat maal bij een! welJte tj)e Zeeuw" zonder voorbehoud
bakker binnengestormd om zich wat t
broodjes aan te schaffen. i zal hebben e nemen' mden Z1>
Het gevolg van een dergelijke „ser- °P verdere bespreking van deze aan-
v'ce" is natuurlijk, dat noch hij. noch ik gelegenheid met ons ^gesteld is.
dat „bekende restaurant" meer zullen i
bezoeken. En nu spreek ik maar v.an j Deze beschuldiging van gewilde profa-
ons tweeën en hoeveel anderen zullen natie dus met verontwaardiging van ons
er niet in hetzelfde geval verkeeren j werpende, blijft alleen de mogelijkheid
i van ongewilde heiligschennis, zoo, dat
De tweede inzender beklaagt zich dus een andersdenkende als profanatie
over het feit, dat de weggebruikers in ervaart, wat door ons niet als zoodanig
Nederland zich niet storen aan de ver- j gevoeld noch bedoeld werd,
keersregels. Hij zegt, dat de wielrijders j Ook bij deze stelling van het vraag-
niet op het rijwielpad rijden en dat de stuk meenen wij echter onschuldig te
voetgangers ook den rijweg gebruiken. moeten pleiten. Het is toch een bekend
Dezer dagen ben ik per auto via Brus- j jeiti dat de geheele Nederlandsche taal,
sel, Antwerpen en Breda naar Amster- van vroeger en van nu, doorspekt is met
dam gereden. l woorden en uitdrukkingen aan den bij-
Als de bewuste inzender in het be- j..ej jer christenheid ontleend,
wuste blad boos was over wat hij zag, In het algemeen zal dus het gebruik
en ondervond, dan wJik wel zeggen, van bijbelsche woorden, zegswijzen en
dat ik wanhopig was. V,an de grens af zinswendingen in geschriften, op politic
al aan Rotterdam toe heb ik mogenke en niet_bijbelsche onderwerpen be
rijden met een snelheid van niet meer r
dan 30 kilometer. De heeren en dames rekkm^ hebbende, kwalijk als profana-
fietsrijders en -rijdsters trokken zich j tie aangemerkt kunnen of mogen
van rijwielpaden al een bitter klein wo.rde"- zulks het geval,
beetje aan, integendeel, rijtjes van twee 00 de A R- pers zou hieraan,
en drie in heengaand verkeer en rijtjes misschien wel dagelijks, schuldig staan,
van twee en drie in tegemoetkomend j ^n<^le^ ™en a]thans niet uitgaat van het
verkeer, gearmd en gezellig keuvelend, j nQUod heet Jovi, non licet bovi f het-
peddelden lustig voort en het getoeter j Yelk dan vn) vertaald ^zou moeten lui-
van mijn auto br,acht in de meeste ge
vallen een medelijdend-glimlachend om
kijken teweeg, zonder dat er ook maar
aan gedacht werd, ruim baan te maken
den, dat wat in een A.R, blad toege
staan is, in een ander blad profanatie zou
wezen.
oIs in het algemeen het gebruik van
Ik was dikwijls verplicht, de snelheid aan den bijbel ontleende zinswending dus
van de „zoete jeugd' te volgen. stellig niet als profanatie aan te merken,
Van Rotterdam tot Amsterdam ging dan rest nog de vraag, of zulks hier wel
het beter, maar, zonder een snelheids- j het geval zou kunnen wezen. Ons dunkt,
maniak te zijn (ver van daar), heb ik dat daarvan eenvoudig geen sprake is.
toch uren langer gedaan over den rit j De geïncrimineerde uitdrukking kómt,
dan noodzakelijk was.
Geef mij dan maar het vrije België!
D,aar weten de gendarmen er wel de
tucht onder te houden.
Cust Waghter.
[Zelfs deze goede vriend van Neder
land is niet vrij van nationale eigen
dunkelijkheid ons de laatste jaren
met man en macht verbeterde wegen
net, onze vele de auto-strada's benade
rende ruime snelverkeerswegen, onze
steeds meer toenemende verplichte rij
wielpaden zouden wij die moeten
bij ons weten, drie malen in het Nieuwe
testament voor, nl, in Matthëus VIII, vs.
12; XXII, vs. 13 en XXV vs. 3Q In hei
eerste zou men nog rechtstreeks van een
uitspraak van Jezus kunnen gewagen,
Maar in het tweede en het derde geval
reeds niet meer: daar worden de woor
den in een g'elijkenis eenen derde
in den mond gelegd: in Matth. XXII een
koning, die aan een bruiloftsmaal „eenen
mensch, niet gekleed met een bruilofts
kleed" ontwarende, tot de dienaars zegt:
„Bindt zijne handen en voeten, neemt
stellen tegenover een goeden raad van hem weg en werpt hem uit, in de bui
een goed vriend van België, die ons tenste duisternis: daar zal zijn weening
en knersing der tanden". En evenzoo in
Matth. XXV, waar van den derden
dienstknecht in de gelijkenis der talenten
sprake is, en de meester van dien „boo-
Ze en luije dienstknecht" tot de anderen
zegt: „En werpt den onnutten dienst
knecht uit in de buitenste duisternis:
daar zal weening zijn en knersing der
tanden".
Ons dunkt: er kan toch, voor wie niet
met fanatieke blindheid geslagen is, re
delijkerwijze niet van profanatie gespro
ken worden, wanneer wij in ons artikel
nu de eventueel uit te bannen „linksche"
ministers vergelijken met dezen onnutten
dienstknecht!
Ten ware dan, dat ieder gebruik
van bijbelsche woorden en uitdrukkin
gen tóch als profanatie moest gelden.
Maar mogen wij „De Zeeuw' dan eens,
om één voorbeeld uit duizenden te ne
men, wijzen op het volgende?
Het blad kent natuurlijk de geschie
de geschiedenis, in Daniël V te lezen,
waar deze profeet voor koning Belsa-
zar gevoerd wordt om hem op onver
klaarbare wijze op den wand van het
paleis geschreven woorden te verkla
ren. En hoe Daniël dan verklaart, dat
God zelf dit „Mene mene tekel uphar-
sin" aan den wand deed schrijven....
En ziet, wanneer „De Z." dan pag. 247
van den zoo juist verschenen „Levens
roman van Dr. H. Colijn" wil opslaan,
dan zal zij daar een plaatje vinden van
Colijn, die deze woorden in een geheel
on-bijbelsche aangelegenheid nl, op
de economische conferentie te Genève
aan den wand schreef. En de toch ze
ker onverdacht A.R. auteur van dat
boek neemt die uitdrukking (pag. 246)
over. Nu van tweeën één: ook dat
is ergerlijke profanatie, of: wat w ij
schreven is het evenmin!
Trouwens: wij zouden „De Z." eenige
voorzichtigheid in zijn oordeel hier in
het algemeen wel willen aanbevelen:
zoo licht acht de een profanatie waar
den ander hetzelfde zulks niet is. W ij
bv. achten het „voorlezen" van een
„ambtsgebed" door een erkend paganis-
tischen burgemeester, die door een
Raadsbesluit eener rechtsche meerder
heid hiertoe verplicht wordt, stuitend
profaan. W ij bv. hebben ons er ten
zeerste aan gestooten, toen minister Co
lijn, te Middelburg voor 'n 3000 man in
het openbaar sprekende en aan het ein
de der vergadering in het gebed voor
gaande, God ook smeekte om zegen op
den stembusuitslag, dus: om zooveel mo
gelijk A.R. stemmen te doen uitbrengen.
Dat hindert ons, die te dezen meer op
het standpunt van Matth. VI vs. 56
staan („En wanneer gij bidt, zoo zult
gij niet zijn gelijk de geveinsden: want
die plegen gaarne in de synagogen en
op de hoeken der straten staande te
bidden, opdat zij van de menschen mo
gen gezien worden. Voorwaar ik zeg u,
dat zij hun loon weg hebben. Maar gij,
wanneer gij bidt, gaat in uwe binnen
kamer en uwe deur gesloten hebbende,
bidt uwen Vader die in 't verborgen
is; en uw Vader die in 't verborgen ziet,
zal 't u in 't openbaar vergelden.")
Ziet, dat is de opvatting zooals die in
liberalen of vrijzinnigen kring, meenen
wij, gangbaar is. Maar wij hebben er
niettemin geen oogenblik aan g e-
dacht zelfs, dr. Colijn deswege van
profanatie te verdenken, nog min
der hem er gelijk „DeZ." ons klak
keloos doet openlijk er van te be
schuldigen! Daarom: „Oordeelt niet, op
dat gij niet geoordeeld wordet."
ONTVANGEN BOEKEN.
i „Ik zie, ik zie wat Gij niet ziet",
een zwerftocht door ons land, door J
W. F. Werumeus Buning. Met talrijke
illustraties. We rijden en reizen te over
haast door het eigen land. En we weten
zoo bijster weinig van onze eigen Neder
landsche historie, die langs al onze we
gen geschreven staat, in de Beemster,
in Friesland, in Walcheren en in Lim
burg. Daarmede kennis te maken en te
wijzen op het vele schoone dat ons land
bevat, doet dit boek. Ook Zeeland is in
dit boek n'et vergeten,. De hoofd.stuk-
ken „Kromme dijken achter Breskens"
en „Rammekens, en allerlei op Walche
ren" bevatten vele historische bijzon
derheden welke den toerist zonder twij
fel zullen interesseeren. Het boek met
fraaie illustraties, verscheen bij Em.
Querido's Uitgevers Mij te Amster
dam.
- Drie boeiende levensbeschrijvingen
van groote Nederlandsche figuren ver
schenen in een nieuwe reeks bij H. P.
Leopold, Uitgevers Maatschappij te Den
Haag.
„Coen", door Johan van der Woude.
De schrijver beeldt onzen grooten Gou
verneur-Generaal uit als een „consequ
ent koopman", een man, die vóór alles
er op uit was handel te drijven voor zijn
lastgevers, de O. I, Compagnie.
„De Ruyter", door Constant van Wes-
sem, beschreven als een geniaal vloot
voogd, als een trouw dienaar van zijn
vaderland en bovenal als een eerlijk
vroom en zuiver mensch De schrijver
geeft bovendien een duidelijk beeld van
de politieke verwikkelingen in Holland's
grootsten tijd,
„Oldenbarneveldt", door Theun de
Vries geteekend van zijn jeugd af, in zijn
carrière, van simpel jurist tot Advocaat
van Holland, in welke laatste hoedanig
heid hij de machtige 'dictator werd, die
jaren aaneen de leiding van ons land in
handen hield. Het relaas van zijn op
komst, zijn groote jaren en val, wordt
geteekend in nauwen samenhang met de
maatschappelijke en relig'euze stroo
mingen in dien tijd.