ZEEUWSCH
- ZONDAGSBLAD
Kam de provimciale zeeuvsche middelbupgsche coupamti
29 Mei 1937
70
VARIA.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
te zien duikelen. Natuurlijk heeft
hij gewonnen van wie de zakjes
het langst in dé lucht blijven. Om
nu dadelijk te weten, wiens punt
zakje het is, brengen wij te voren,
vooral als het witte zakjes zijn,
voor ieder kind een apart teken
aan, ook kan natuurlijk een ieder
een andere kleur papier gebrui
ken, dat is maar net, zoals je dat
zelf wilt.
MOPPEN.
Willem: Waarom zouden de vis
sen toch stom zijn?
Kees: Nou zeg, probeer jij eens
onder water te praten
Onderwijzer: Het is een bekend
verschijnsel, dat de warmte de din
gen doet uitzetten en de koude ze
doet inkrimpen. Jan, noem jij mij
daar eens een voorbeeld van.
Jan: In de zomer hebben wij
vier weken vacantie, in de winter
maar twee weken.
Verstrooid.
Klant bij de kapper: Het tocht
hier erg, kapper, ik zal mijn hoed
maar ophouden.
Verdacht bewijs.
Tante: En Piet, hoe gaat het op
school
Piet; (eenigszins 'bang, dat zijn
moeder zal antwoorden, vlug) O,
best tante, de juffrouw, houdt zo
veel van me, dat ik na'schooltijd
altijd nog een poosje mag blijven.
Rechter: Gij zegt zelf, dat de
dokter Uw arm heeft behandeld.
U bent een rijk man, waarom be
taalt U hem dan niet
Beklaagde: Op zijn deur staat:
armen gratis.
Vader: Zeg Jan, ik zie, dat je
broertje de kleinste appel heeft.
Je hebt hem toch wel laten kie
zen
Jan: Zeker Pa Ik zei tot hem,
dat hij kon kiezen tussen de klein
ste appel of niets en toen heeft
hij de kleinste appel gekozen.
o
Hoeveel maanden hebben acht
en twintig dagen vroeg de on
derwijzer aan Kees.
Kees: Allemaal meneer, ant
woordde hij lachend, waarop de
meester hem goedkeurend toe
knikte.
Kleine Zus, die haar broertje
nog nooit anders heeft gezien dan
kruipende op handjes en voetjes,
ziet hem nu overeind staan. Vlug
roept zij: Mammie, kom eens gauw
hier, broertje staat op zijn achter
beentjes.
KNIPPRENT: OP DE
WALVISVANGST.
Ten tijde van de zeilschepen
was de walvisvangst een gevaar
lijk beroep, omdat de moeilijk te
besturen zeilschepen de walvis
niet snel genoeg konden volgen.
Er moesten roeiboten worden uit
gezet, waarin voorin de harpoenier
stond, die de walvis een harpoen
in het lichaam moest jagen. De
roeiboten moesten dus dicht bij de
walvissen komen en het door
meerdere harpoenen verwonde
dier kon voor de bemanning
der kleine roeiboten, door het
slaan met zijn staart vaak levens
gevaarlijk zijn. Thans vangt men
de walvissen met stoombooten en
inplaats van de handharpoen ge
bruikt men een harpoenachtig wa
pen, dat door een klein kanon
wordt afgeschoten, terwijl het wa
pen door een lijn met het schip
verbonden blijft. De moderne wal
visvaarders hebben ook ketels aan
boord, om de buit onmiddellijk ter
plaatse van het traan te ontdoen
en zijn bijproducten te verwerken.
Op het kleiije plaatje zien jullie
een schip, dat op de walvisvangst
is, tenminste, als jullie al de
stukjes netjes hebben uitgeknipt
en als een langwerpig vierkant in
elkaar hebben gelegd. En nu, veel
succes (met dit prettige werkje,
hoor.
'V
N
0
O
cn
2- CO <J
jf iT g
i."*
«O.
O B
M»
P 2
O
5 pt
i» T3
G-i
HITl r-
oo
3 m
Kuddemensch en ge-
meenschapsmensch.
Onze tijd schrijdt naar den col
lectieven mensch, naar de kudde,
hoort men heden ten dage in ve
lerlei toonaard verkondigen. In
derdaad: geljbt op diverse vter-
schijnselen in onze samenleving,
verschijnselen, welke in sommige
landen als Rusland, Duitschland en
Italië al heel merkwaardige ge
stalten gekregen hebben, zou men
het volmondig moeten beamen. Al
die verschijnselen tezamen geven
uitdrukking aan een uitgebreiden
stjrijd tegen het individualisme,
het laissez-aller-principe, dat in
de vorige eeuw zijn grootste tri
omfen leek te zullen vieren in een
economische, sociale en financieele
beheersching van de wereld; en
deze dan op den grondslag van
een wonderba&rlijke technische
wetenschap. De uitkomst is even
wel een beetje anders geweest
dan de schijn en het geloof in het
individualisme en de machine
voorspelden. De mensch is de sa
menleving niet gaan beheerschen.
Er ontstond een chaos, op alle mo
gelijke levensgebied. De mensch
van de 20e eeuw kent niets meer
van de zekerheden en de (overi
gens tamelijk goedkoope), ver
wachtingen der 19e eeuw. Hij
heeft veelal allen grond onder de
voeten verloren, tast blindelings
door het leven; wanhoopt.
Wat lag meer voor de hand dan
al de narigheid te wijten aan het
individualisme, aan de opvatting,
dat elk mensch een ding op zich
zelf zou zijn en de gelegenheid
moest worden geboden, zich ten
volle te ontplooien Bewees de
praktijk niet, dat die zelfontplooi
ing gewoonlijk tot stand kwam ten
koste van andere mindere gewiek
ste individuen Bewees de prak
tijk niet, dat de rijkdommen der
aarde slechts aan een klasse van
bevoorrechten ten deel vielen in
dit stelsel; dat de groote massa
aan bittere armoede en ontbering
werd prijs gegeven
Inderdaad: het sociale beeld
van de tweede helft der vorige
eeuw is weinig gunstig voor de fi
losofische overwegingen, waaruit
het als te voorschijn gekomen kan
worden beschouwd. En het hoeft
daarom allerminst te verbazen,
dat er zich thans alom een streven
naar collectiveering, naar een eco
nomische praktijk, welke de ge
meenschap als uitgangspunt
neemt, heeft baan gebroken. En
evenmin, dat de filosofie onzes
tijds zich van het individualisme
afwendt en den mensch weer gaat
zien als een kleine cel van een
ontzaglijk groot lichaam. In poli-
ticis leidt dat dan naar staatkundi
ge vormen, waairin ,'de mensch
volkomen ondergeschikt wordt
gemaakt aan de begrippen van
„totalen staat", „bloed en bodem"
etc.
De kwalificatie „kudde-mensch",
waaraan een zekere mate van re
deloosheid inhaerent is, ligt daar
bij tot zekere hoogte voor 't grij
pen. Indien de huidige ontwikke
ling zich consequent in de geschet
ste richting zou voortzetten, zou
men bij een samenleving, een in
ternationale samenleving, terecht
komen, welke eenige merkwaar
dige gelijkenis met een verzame
ling van blatende, door weinige
herders met hunne hoeden ge
leide kudden zou vertoonen. Het
staat echter allerminst vast, dat
de huidige ontwikkeling daarop
moet uitloopen. De reactie op het
19e eeuwsche individualisme
heeft, als alle reacties, de neiging
om te ver door te slaan. Maar zoo
dra zooiets geschiedt, plegen on
middellijk ook correctieven op te
treden. Wie wil, kan vandaag aan
den dag zulke correctieven reeds
ontwaren. Alom rijst verzet tegen
de strooming, welke er op uit is,
den mensch zijn „ik" als 't ware
geheel te ontriemen. En tegelijker
tijd ziet men daarbij het besef
doorbreken, dat in de plaats van
het losbandige individualisme, dat
aan het eind der 19e eeuw ont
stond, een stelsel moet komen, dat
dat aan beide factoren recht laat
wedervaren: eenerzijds aan de
gemeenschap,, anderzijds aan den
afzonderlijken mensch. Dat wat
wij onder samenleving verstaan, is
iets meer dan de rekenkundige
som van zooveel millioenen indi
viduen. Maar het individu hoeft
aan den anderen kant geen slaaf
te worden van profane en mis
bruikte begrippen als: „staat",
„natie" en op wat hooger plan:
„gemeenschap". Wat voor zwart
gallige opvattingen men 'nog
steeds uit de tegenwoordige le
venspraktijk meent te kunnen af
leiden, er is hier wel degelijk het
prille licht van een nieuwen dage
raad. Zoo duidelijk reeds, dat
dagelijks het aantal dergenen, die
er hun hoop mee vermogen te voe
den, met honderden toeneemt.
S. van Mariëngaarde.
De hertogin van Richmont
zat aan een diner eens naast een
rijke Amerikaansche. Deze had
zich behangen met al haar edelge
steente en ze werd niet moe over
haar juweelen te spreken.
Ik verzorg mijn diamanten
met ammoniak; mijn robijnen met
oude Bordeaux; mijn smaragden
met Danziger goudwater en mijn
saffieren met melk, vertelde ze de
de verveeld luisterende Engelsche
aristocrate. Op de vraag waar
mee de hertogin haar edelsteenen
verzorgde, gat deze ten antwoord
Als ik een stofje op mijn
diamanten ontdek, gooi ik ze ge
woon weg
o
DE PREDIKANT VAN
DRIEWEGEN DOOR EEN
COLLEGA DOODGESCHOTEN.
11 MEI 1687.
III
(Slot).
Na het spoorloos vertrek van
den dorpsdokter van 's Heeren-
hoek was en bleef alles nog even
duister, tot dat de justitie op ze
keren dag een eigenhandig schrij
ven van den gevluchten dokte,r
Soetebier ontving. Hij verklaarde
hierin, dat de door hem afgelegde
verklaringen onwaar w&ren. Hij
had ze afgelegd onder pressie van
ds. De Cliever.
De waarheid is, dat hij op Zon
dag 11 Mei des avonds vrij lang bij
dominee De Cliever op bezoek is
geweest. Dan zijn ze samen, toen
het al zeer laat was, naar het dorp
Driewegen gegaan. De predikant
had zich vHj zonderling aange
kleed. Zoo droeg hij een oude ka
merjapon,
öp Driewegen gekomen was de
^lokter plotseling van den domi
nee weggeloopen. Kort daarop
hoorde hij gerinkel van glas en te
gelijk een schot. Toen de dominee
hem later op den dijk inhaalde,
zeide hij: „Ik heb hem in zijn
ba.... geschoten."
Nog was bij de justitie ingeko
men een schriftelijke verklaring
van den heelmeester van Kapelle-
Biezelinge, Adolphus van Oosten
en zijn vrouw Catelijntje Vissers
Beide personen verklaarden, dat
op den 3den Juli bij hen was
geweest Jacobus Soetebier, chirur
gijn te 's Heerenhoek. Deze ver
telde hun, dat hij samen met ds.
De Cliever op Zondag 11 Mei des
nachts naar Driewegen was ge
gaan, doch dicht bij de pastorie
gekomen zijnde, was teruggekeerd.
Spoedig hoorde hij, dat ds. De
Cliever de glazen in het huis van
ds. Van de Velde stuk sloeg en er
geschoten werd.
Bovengenoemde mededeelingen
waren zware beschuldigingen te
gen ds. De Cliever.
Nogmaals toog de Hoogbaljuw
mr. Godin naar 's Heerenhoek,
Ds. De Cliever was juist naar
Den Haag vertrokken. Abraham
Meeuse, bij wien dokter Soetebier
had ingewoond en de schoenmaker
Hendrikse werden nog eens nauw
keurig ondervraagd, daar beide
personen verklaringen ten gunste
van ds. De Cliever hadden afge
legd. Bij'dit verhoor herriepen zij
hun vroegere verklaringen, welke
zij hadden gedaan uit vrees voor
den dominee.
Zooals wij reeds schreven zou
ds. De Cliever op 7 Juli voor het>
Hof van Holland verschijnen om
zich te zuiveren van alle beschul
digingen en laster. Toen hij den
dag te voren in Den Haag aan
kwam, werd hij dadelijk gear
resteerd en op de bekende, nog
bestaande Gevangenpoort gevan
gen gezet. Zijn gevangenkamer
was dezelfde, waar 15 jaar geleden
de gebroeders Jan en Cornelis de
Wit gruwelijk door het grauw wa
ren vermoord.
Hier schreef hij brieven aan zijn
verloofde en aan zijn familieleden.
Hij deelde o.a. mede op God te
blijven hopen, want hij was on
schuldig. Ook schreef hij bekom
merd te zijn over zijn gemeente te
's Heerenhoek, daar hij nu haar
niet kon dienen. Voor den dood
meende hij niet te moeten vreezen,
daar 't leven hem Christus was en
't sterven zijn gewin.
Op verscheidene voorwerpen in
zijn gevangenkamer schreef hij
Bijbelsche spreuken.
Hem werd in de eerste dagen
vergund te gaan wandelen, doch
onder geleide van twee perso
nen. Verder bracht hij den tijd
door met in den Bijbel te lezen,
Psalmen te zingen en brieven te
schrijven.
Daar de rechtzaak door de be
zwarende verklaringen van dokter
Soetebier in een ander daglicht
kwam te staan, waren de rech
ters in het eerst het niet eens,
waar geprocedeerd moest worden,
te Middelburg of in Den Haag.
Toen de aanklachten positiever
waren geworden en tegen ds. De
Cliever een nieuwe aanklacht
werd ingediend, n.l. van een
brandstichting, werd besloten hem
in Den Haag te houden. Op 29
Juli werd hij „in strickter gevan-
chenisse" overgebracht. Nu werd
hij dus strenger bewaakt en werd
hem ook het wandelen niet meer
toegestaan. Zelfs het schrijven van
brieven moest hij staken.
Door de zware beschuldigingen,
die tegen hem werden ingebracht,
begon Ds. De Cliever in te zien,
dat verdere ontkenning hem niet
meer zou helpen. Hij wachtte het
vonnis niet af, maar zocht en vond
zelf den dood.
In den morgen van Vrijdag 1
Augustus vond de bewaker hem
dood op zijn bed liggen.
Nog denzelfden dag werd zijn
lijk geschouwd. Het onderzoek
wees uit; dat ds. De Cliever zich
had vergiftigd. Blijkbaar had hij
het te voren vergif onder de zool
van zijn schoen verborgen.
Nu volgde spoedig de uitspraak
en het vonnis. Het Hof van Hol
land veroordeelde hem schuldig
aan den moord op ds. N. van de
Velde. Aan zijn lijk zou geen eer
volle begrafenis worden gegeven.
Het moest naar het galgenveld,
dat buiten de stad lag, worden ge
bracht. Dit mocht niet met een rij-
of voertuig gescjiieden, maar op
een horde gesleept worden, ge
trokken door twee paarden.
De familieleden vroegen het
lichaam zelf ter aarde te mogen
bestellen en zijn bezittingen te
mogen aanvaarden. Beide verzoe
ken werden geweigerd.
Het is te begrijpen, dat het
drama, dat zich op 't stille dorpje
in Zuid-Beveland had afgespeeld,