Dhrisiiaan X regeert 25 jaar.
Slechts bij een krachtige gezagsoefening is
liberale politiek mogelijk.
Victoria
Victor Hugo's Zeeuwse Reize
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 15 MEI 1937. No. 113.
Een koning, die eiken och
tend zijn volk goeden mor
gen komt zeggen. Een
centrale verwarming en
een fiets als jubileumge
schenken.
Als ik op tijd naar bed toe ga,
dan krijg ik altijd van mijn ma
als troost biscuits of chocola:
Op het bovendek van de boot hadden we een
prettig ontbijt in de mooiste eetsalon ter wereld.
(Van onzen tforresipondeat)
In Denemarken, het land van den
sprookjesdichter Andersen, begint elke
dag met iets, dat in dezen boozen tijd een
sprookje lijkt.
Dan rijdt de koning de stalpoort
van het paleis uit, in zijn lange officiers-
jas, 't blauw-witte huzarenmutsje 'n tikje
scheef op het zon-gebrulnde hoofd, zon
der gevolg, zonder één oppasser zelfs,
en doorkruist hij op een fier zwart paard
de ochtend-drukke straten van Kopen
hagen orm zijn volk goeden-morgen te
zeggen. Het gaat over breede boule
vards, waar de hoeven vroolijk over 't
asfalt klepperen tusschen zoevende
auto's en voorbij-glijdende, trams door,
door oude, stille straten, waar 't stap
voets gaat over de hobbelige keien, door
drukke winkelstraten vol fietsers, die
zich bellend naar kantoor of school spoe
den. Wisselt dan het verkeerssein van
groen en rood, dat., moet de koning na
tuurlijk eveng'oed wachten als de fiet
sers en de chauffeurs en 't kan dan zijn,
cjat hij, den bles op den glanzenden nek
klappend, een bewonderende opmerking
van een martialen koetsier van een bier
wagen van Carlsberg, die naast hem de
teugels inhoudt, beantwoordt mat woor
den van lof over diens prachtige twee
span. En goed een uur lang rijdt de ko
ning zoo ropd door de stad vol ochtend-
rumoer en velen groeten hem. de bak
ker tikt even tegen z'n pet, 't school
meisje zakt lichtjes door in de knieën,
de .gepensionneerde officiër gaat voor
zijn vorst stram in de houding staan en
ontbloot zijn hoofd en zegt „Goeden
morgen, majesteit", wat Zijne Majesteit
met een duidelijk „goeden morgen" be
antwoordt terwijl hij salueert, z'ooals hij
wat later ook vriendelijk glimlachend
salueeren zal voor het blonde typistetje
op een kantoor vlak bij het paleis, dat
eiken morgen met een knikje over haar
schrijfmachine heen haar koning groet.
Het lijkt een sprookje, maar dan een
sprookje dat waar is en daardoor ook
Wel eens een minder sprookjesachtigen
kani kan hebben, zooals een week of
wat geleden, toen het paard van koning
Christiaan schrok van een dxhtsmak-
kend auto-portier, steigerend uitgleed op
de tramrails en opzij viel. Iemand greep
het trappelende paard bij het hoofdstel
en werd en eind mee de straat over ge
sleurd; de koning, die een paar meter
weg was geslingerd, klopte zijn jas af,
wreef even zijn schouder, kalmeerde het
paard, stapte in den stijgbeugel en reed
door alsof er niets was gebeurd, na te
gen den chauffeur, die 't portier dicht-
g'esmakt had, de opmerking gemaakt te
hebben, dat paarden levende wezens
zijn en dus ook kunnen schrikken. Den
volgenden morgen wachtte een pers
fotograaf den koning op om een kiekje
te maken. Hij kreeg nog een interview
op den koop toe, althans de mededee-
ling van den koning, dat het den vorigen
dag maar een haar gescheeld had of 't
was mis gegaan, dat die schouder nog
wel wat pijn deed en dat 't paard een
bést paard was;
Nog eens eerder, irr 1920, was de mor
genrit van koning Christiaan niet zoo
sprookjesachtig als die nu lijkt. Er was
een conflict gerezen tusschen dan ko
ning en zijn ministers, het broeide in de
hoofdstad en er hadden relletjes plaats
er was een sterke opinie voor invoering
van de republiek en de toestand werd
in hofkringen zoodanig geacht, dat men
er krachtig bij den koning op aandrong
niet uit te rijden, zich niet alleen op
straat te begeven. Maar hij maakte zijn
morgenrit zooals altijd, alleen met zijn
paard door de drukke straten van Ko
penhagen en ook nu groetten velen
hem. Dat conflict is vrij spoedig bij
gelegd.
Eenigen tijd later, in de eerste dagen
vein Juli, reeds koning Christiaan op
een sch inmel de vroegere Zuidgrens
over en het nu met Denemarken her-
eenigde Noord-Sfeeswijk binnen met
een meisje, dat hem bij den ouden
grenspaal bloemen had aangeboden,
voor zich in het zadel. Dat beeld, dal
haast symbolische beeld van het met
zomerbloemen behangen witte paard
met den koning van Denemarken en
het jonge, blonde kind van Noord-
Sleeswijk, is allen Denen, die deze
groote, vreugdevolle gebeurtenis mee
gemaakt hebben, voor altijd in het net
vlies geëtst. En niemand denkt er nu
nog ernstig aan „Kong Christian" af te
zetten en de republiek in te voeren.
Heden, Zaterdag viert de koning zijn
zilveren jubileum.
De eerste, die hem gelukwenschte
met zijn vijf-en-twintig-jarig koning
schap zal de sociaal-democratische pre
mier Stauning geweest zijn, die inder
tijd waarschijnlijk ook overtuigd repu
blikein was, maar nu eerlijk en uit den
grond van zijn hart den koning kan
huldigen. Het is nog niet zoo lang ge-
ledent dat Stauning in een sociaal-de-
mocrat'sche publicatie uiteen zette,
dat de tijden, zoodanig veranderd zijn,
dat men de constitutioneele monarchie
een der waarborgen voor de democra
tie moet achten. En bij herhaling heeft
Stauning ook getuigd van zijn groote
waardeering en zijn d'ep vertrouwen in
dezen vorst, met wien hij nu al meer
dan tien jaar als premier zeer nauw
én zeer aangenaam heeft samenge
werkt.
o
Vijf-en-twintig jaar heeft koning
Christiaan nu over Denemarken gere
geerd, vijf-en-twintig jaren, die veel
moeilijkheden brachten en waarin De
nemarken in vele opzichten een be
langrijke ontwikkeling heeft ondergaan.
5 Augustus 1914 moest de kwestie van
mijnversperringen in de Groote Belt
onverwijld beslist worden en koning
Christiaan greep toen in en bewees zijn
land daarmee een moeilijk te over
schatten dienst. Het volgende jaar werd
de belangrijke grondwetswijziging door
gevoerd, waarbij de Deensche vrouwen
kiesrecht kregen, vijf jaar later volgde
op de dreiging van een algemeene sta
king de vreugde over de herwinning
van het grensland Noord-Sleeswijk en
het is vooral in dat moeilijke èn vreug
devolle jaar 1920 geweest, dat kon ng
Christiaan de warme sympathie ver
overde van zeer vielen, die voordien
vrii koel of afwijzend tegenover hem
hadden gestaan. Men kan nu zeggen
en zulks heelemaal niet omdat er nu
een jubileum gevierd wordt, maar zon
der de waarheid te kort te doen dat
maar we:nigen in Denemarken den ko
ning geen genegenheid toedragen, dat
hij bij zoo goed als zijn geheele volk
geliefd is.
Het gemoedelijke, dat voor een bui
tenlander licht iets van gemeenzaam
heid zou kunnen hebben, wanneer hij
de Denen en hun koning niet kent
bevalt de gewone, gemoedelijke men-
schen van dit lage land van weiden en
water en akkers en bosschen. Zij vin
den het sympathiek, dat de koning in
zijn jonge jaren als gewoon soldaat bij
de garde begonnen is, als de andere sol
daten van de garde stram als een tin
nen soldaat op wacht gestaan heeft
voor het paleis, waar hij nu in woont
en toen eens, evenals zijn wapenbroe
ders, een blinkend twee-kronen-stuk
gekregen heeft van een Russischen
grootvorst, die op bezoek kwam en de
jongens van de wacht ook graag wat
gunde. De Denen houden er van, dat
Het communisme en het nationaal-socialisme doen tezamen een aan
slag op de ziel van ons volk. Beide zijn revolutionair. Beide verheerlijken
den Staat als het hoogst goed, waaraan alle zedelijke waarden onderge
schikt zijn en zoo noodig ten offer gebracht moeten worden. Beide pogen
den indruk te wekken, alsof men tusschen hen beiden kiezen moet, unjl zij
dit de gemakkelijkste manier vinden om zich aanhangers te verwerven.
Zij hebben er een gemeenschappelijk belang bij, om eikaars macht als
onweerstaanbaar voor te stellen, opdat het verschrikte publiek het zij
vluchte in een „volksfront"waarin de communisten de eerste viool spelen,
het zij schuile onder de vleugelen van een Führer
Er zijn sommige kleinmoedigen, die zich in deze fuik hebben laten
vangen.
Niemand onzer volge dit voorbeeld.
Ons volk is, ondanks doorstane beproevingen en begane misslagen, in
zijn kern veel te gezond gebleven om door rondwarende besmetting ernstig
te worden bedreigd.
Maar zelfs al ware het anders!
Dan nog zouden wij ons niet gewonnen mogen geven!
Jhr. mr. D. J. DE GEER.
MAANDAG (2en Pinksterdag) ZAL
ONS BLAD NIET VERSCHIJNEN.
Daar wij Dinsdag vroeg ter perse gaan,
moeten advertentiën voor dien dag
vóór 10 uur v.m. in ons bezit zijn.
LEGER EN VLOOT.
Bij Kon. besluit is aan den luit. ter
zee 2e kl. J. P| Korthals Altes met in
gang van den 1 Juli a.s. eervol ontslag
uit den zeedienst verleend; is met ingang
van den 30 M'ei a.s. de officier van ge
zondheid le kl. W. J. Bronsveld be
vorderd tot hoofdoffcier van gezondheid
2e kl. en hem op zijn verzoek ter zake
van langdurigen dienst, eervol ontslag'
uit den zeedienst verleend; is met in
gang van 16 Juni a.s., aan den kapitein
luitenant ter zee J. C. H. H Mackaij
wegens langdurigen dienst eervol ont
slag u t den zeedienst verleend, bevor
derd tot kapitein-luit. ter zee luit, ter
zee le kl. J. Varkevisser.
hun koning elk jaar weer met zijn witte
jacht „Dannebrog" door zijn kleine
waterlandje reist om er in stadjes en
dorpjes als de offic eele ontvangst met
toespraken, muziek en zang afgewerkt
is, alleen of mét koningin Alexandrine
eens rond te gaan kijken, eens binnen
te stappen bij een ouden boer of een
praatje te maken met menschen, die op
't land aan het werk zijn. En 't doet
hun hart goed, dat hun koning ook van
tooneel en muziek, ook van zeilen en
fietsen en van 't bijwonen van voet
balwedstrijden houdt. Maar men weet
ook, dat koning Christiaan zich loyaal
en strikt aan de rechten en de plich
ten van den constitutioneelen monarch
houdt. En dat is voor de Denen een
belangrijk ding.
Het is een beetje afgezaagd een ko
ning landsvader te noemen, maar als
één koning dien naam verdient, dan is
koning Christiaan van Denemarken dit
zeker. Hij heeft iets heel vaderlijk»,
deze lange, nu 67-jarige koning met
zijn ernstige en toch vriendelijke ge
laat, dat gebruind :s van 't veel bui
len zijn, deze koning, die zooals ik al
vertelde daar eiken morgen zijn volk
goedenmorgen gaat zeggen, die zich
vaak onder den menschen beweegt, hun
leven met al zijn nooden en vreugden
mee-leeft voor zoover een koning dat
kan, die ook een enkele maal van het
balkon van zijn paleis een toespraak
houdt, welke dan gemakkelijk overgaat
in een samenspraak tusschen den vorst
Een 50-tal personen was gisteravond in Nederland niet geheel in den smaak
naar St. Joris te Middelburg gekomen,
waar de Liberale Staatspartij „De Vrij
heidsbond" een openbare vergadering
hield met als spreker mr. W. C. Wende-
laar, de partijvoorzitter, die verwel
komd werd door den voorzitter der pl.
af deeling, mr. dr. B. D. H. Tellegen.
Mr. Wendelaar had zijn rede getiteld'
„Slechts bij een krachtige gezagsoefe
ning is liberale politiek mogelijk".
Gezag en vrijheid, aldus spr., hangen
ten nauwste samen. Gezag zonder vrij
heid is niet mogelijk. En even onmoge
lijk is het een staatkundig systeem te
ontwerpen dat voor alle landen en alle
tijden zou kunnen gelden.
Wij, Nederlanders, kunnen niet nauw
keurig aangeven hoe Rusland moet ge
regeerd worden, al weten wij, dat liet
niet moet zooals het nu geschiedt. Is het
echter niet eigenaardig, dat de huidige
regeering van Rusland in veel toch weer
overeen komt met die van het czarisme?
Dit wijst er op, dat men ten zeerste
rekening moet houden met de mentali
teit van de Russen, hetgeen dan na
tuurlijk ook voor andere'volken geldt.
Komende tot het Duitsche volk zei-
de spr. dat dit in verschillende opzich-
en zijn volk, waarbij dit laatste in koor ten overeenkomt met het Nederland
met ja en nee pleegt te antwoorden sche. Of het nu erg tevreden is met den
op vragen als „vinden jullie dit ook 1 huidigen toestand kan daarom betwij
feld worden. Wel heeft men ook in
Duitschland een krachtig centraal ge
zag noodig; dat was al zoo voor den
oorlog: de verhouding tusschen keizei
en Volksvertegenwoordiging in dien ti;c
niet of „zullen we nu maar zóó doen?"
Koning Christiaan staat d cht bij zijn
volk, en dit volk draagt hem een warm
hart toe. Daarom zullen de feesten,
die nu met Pinksteren ter gelegenheid
van het zilveren regeeringsjub leum ge-s wijst het uit.
vierd worden, grootsche, algemeene j
volksfeesten zijn. Uit heel het land zijn Engeland, het is pas weer gebleken.
geschenken en gften toegestroomd; 'n j 15 het !and van §lans en PraaI' dat hler
picnickoffer voor het nieuwe zeiljacht j
„Rita", zeven paarden, een centrale j
verwarming voor een der paleizen in j
de provincie, geld voor kinderspeel-
plaatsen in de hoofdstad, een fiets, zil
verwerken, schilderijen en zoo veel
meer. Koppenhagen is versierd en geïllu-
m:neerd als nimmer te voren, er wa
ren vandaag grootsche plechtigheden
en feestelijkheden: een rit door de
stad en een fakkeloptocht van duizen
den studenten langs Christiansborg,
waarna de koning zijn volk toe zou
spreken. En vannacht, als de offi-iesla
feestelijkheden ten einde zijn, blijf I.
voli open, gaat het feest door, wordt
er gedanst rond den Meiboom voor
het Raadhuis tot het Pinksterzonnetje
over de blauwe Sont opgaat.
Bertil J.
zou vallen. Het is ook h-t land der tra
ditie.
Frankrijk kent niets van die pracht
en praal, doch ook niets van de rust van
ons land, alles is er druk en rumoerig.
Het Nederlandsche volk is vooral een
goedmoedig en bezadigd volk. En de
Nederlander is over 't algemeen intel-
l gent. De natur in ons land brengt de
noodzaak eener eigenaardge aanpassing
mede. Wij kennen den strijd tegen het
water van rivieren en zeeën. Vooral
eknmerkt het Nederlandsche Volk zich
door zijn grooten vrijheidszin, die da
teert van eeuwen her.
Spr herinnerde aan Philips va.: Bour-
gondië, den machtigen regeerder, die
echter toch reeds rekening moest hou
den met den Vrijheidszin van de Nader-
landers. Ook Karei V wist de privile
gies der Nederlanders te eerbiedgen.
anders werd het echter onder zijn zoon,
Philips II, die in Spanje geboren en op
gegroeid was. Toen deze zich liet gelden
als een om het modern te zeggen
dictator, kwam het volk in verzet. Het
was vooral Willem-Vader, zooals de
Alkmaarders* gaarne Willem den Zwij
ger noemen, die in dien tijd den geest
van Vrijheidszin begreep en daardoor
zijn voorname rol in onze geschiedenis
kon spelen. Tot op den huidigen dag is
het volk gehecht gebleven aan zijn vrij
heden. Daarom komt men thans in ver
zet, al blijft men er kalm onder, tegen
de N.S.B. Het gros van het volk weet,
dat de N. S. B. geen voet zal krijgen
in Nederland.
Ook de liberalen staan afwijzend te
genover Mussert. Zij staan pal voor de
O RDRECHT
(Ing. Mea.j
BESCHREVEN DOOR ZIJN ZOON
CHARLES HUGO.
5).
an tijd tot tijd zette een voorbijkomende
stoomboot ons in z'n rook en in de stoom van
z n fluit; hier en daar gleden brede, diepliggende
tja en, waaronder we dikwijls de dikbuikige
sc epen van Gilliat in zijn; les Travailleurs de
la Mer herkenden, zachtkens over de stroom,
wolken meeuwen streken met korte, schelle
kreetjes neer op de zandbanken; de groene,
vlakke oevers van de Schelde strekten zich te
onzer rechter- en linkerzijde uit en de kronke
lingen van de stroom verdwenen koket in het
uitgestrekte groen, waar ze zich oplosten in de
weiden en als het ware vluchtten naar de wilge
bomen, waar in een horizon op hetzelfde
schilderij de schepen en de kudden zich door-
eenmengden.
Het was schitterend weer. Alles om ons henen
was opgewekt en vrolijk. Waar vindt men hier
beneden iets heerlijkers en liefelijkers, dan een
ochtendlijke afvaart op een schone rivier onder
een schone zomerhemel. Met eet, men drinkt,
men keuvelt wat ook een vorm van eetlust is.
Het schijnt, alsof men te gast is bij de najaden
en alsof de tiis gespreid is op het zilveren laken
van de stroom.
Wij hadden onzen kapitein niet meer gezien,
maar al met al begon de reis voortreffelijk. Te
Antwerpen hadden wij in het jonge meisje van
het Witte Kruis, een engel-bewaardertje ge
troffen. Tot dusverre waren, door haar toedoen,
alle moeilijkheden de een na de ander over
wonnen. Dank zij haar waren we gespijzigd en
van onderdak voorzien, dank zij haar hadden
wij met den kapitein kunnen overleggen en ons
inschepen. Haar vriendelijke welgezindheid ver
gezelde ons nog in de zachte straling van heel
deze betoverend schone ochtend.
Dit jonge meisje waarvan het me spijt, dat
ik de naam niet weet schijnt tenslotte een
soort heldin uit een roman te zijn. Zij bedient
vrijwillig in de herberg, ze is verstandig en ze
wordt geëerbiedigd door heel de Antwerper
haven en men weet van haar te vertellen dat, als
't moet, twintig knuisten als in een opéra-
comique zich zouden opheffen om haar goede
naam van zuivere deugdzaamheid te verdedigen.
Ze is van een onaantastbare ongekunsteldheid,
die haar nimmer verlaat en die in al haar be
wegingen tot uitdrukking komt. Ze bedient de
matrozen uit de haven met een onbeschrijflijke
gratie en onbevangenheid. Als ze, bescheiden en
kuis, met tabak en bier komt, en ze heeft op de
tafel in de gelagkamer de kroes bier, die men
haar bestelde neergezet, dan kan men zich als
men maar een beetje verliefd op haar zou wezen,
makkelijk voorstellen, dat men bier uit de kelk
van een lelie zou drinken.
Deze beeldspraak kwam des te gereder in
mijn geest op, waar ik haar er sterk van verdenk
niet ongeletterd te wezen. Want toen ze Victor
Hugo aankeek, deed ze dat met de oogopslag
van een kleine fee, die verstand van genieën
heeft
Na twee en een half uur stomens meerde de
Telegraaf in Wemeldinge. Enkele ogenblikken
tevoren was kapitein Van Maenen bescheiden
op het bovendek verschenen.
Wij zetten voet aan wal. Daar stonden een
omnibus en een elegante koets, bespannen met
twee flinke paarden, Toen wij onze schreden
naar de omnibus richtten, onderwijl begerige
blikken op die fraaie equipage werpende, zagen
wij een onbekende op Victor Hugo toekomen.
Met de hoed in de hand en onmiskenbaar een
man van de wereld, richtte hij zich in voor
treffelijk Frans tot hem, wijzende op de mooie
koets
Ziehier Uw rijtuig, mijnheer Victor Hugo.
Dit was het droevig einde van het den
reizenden dichter zo dierbare incognito. Victor
Hugo meende Zeeland te gaan ontdekken, maar
Zeeland ontdekte in de plaats daarvan Victor
Hugo.
IV.
De onbekende, die ons zo te rechter tijd aan
sprak stelde zich dadelijk voor.
Het was iemand van belang.
Op Victor Hugo's vraag:
Met wie heb ik de eer te spreken?....
antwoordde hij:
Ik ben de heer Fransen van de Putte1),
zoon van den senator van Zeeland.
Dat was zo in z'n werk gegaan. De heer Van
Maenen, die Victor Hugo wel degelijk herkend
had, zelfs zonder daartoe de hulp van het jonge
meisje van het Witte Kruis van noode te
hebben, had zich onmiddellijk na ons gesprek
gehaast naar Goes te telegraferen en onze komst
aldaar aan te kondigen. Hij had zijn agent, den
heer Van der Bilt la Motte,2), verwittigd, maar
deze, aan het ziekbed zijner moeder gekluisterd,
had zijn vriend den heer Van de Putte opge
dragen hem te vertegenwoordigen en ziedaar
hoe wij, bij onze eerste schrede op Zeeuwse
bodem, door de senaat verwelkomd werden.
H J. A. A. Fransen van de Putte, wethouder van
Goes, zoon van het lid der Eerste Kamer J. Fransen
van de Putte.
2) Z. D. van der Bilt la Motthe, o.a. Ook gemeente
ontvanger van Goes.