VOOR DE JEUGD. LUILAK-DAG. VARIA. DAMMEN EN SCHAKEN. WAT PINKSTERMORGEN BRACHT. PINKSTERGEBRUIKEN VOORHEEN EN THANS. PINKSTERKLEREN VOOR DE POP. Een paar honderd jaar geleden was de Zaterdag voor Pinksteren in ons land „Luilakfeest". Dien morgen, bij het krieken van den dag, kwam uit een dorp of stads buurt de heele jeugd bijeen, O Wee, wie zich het laatst bij het geaelschap voegde. Die was (de „Luilak Hij kreeg een kroon van brandnetels op het hoofd en werd door de joelende stoet dorp of buurt rondgeleid, onder het geroep: „De leuielak, de leuielak!' Op sommige plaatsen maakte men er vroeger zelfs een rijmpje van: Luilak Slaapzak Hij is te laat opgestaan, Hij mag wel weer naar bed toe [gaan Over den oorsprong van den feestdag, is men het niet eens Waarschijnlijk is hij van Germaan- schen oorsprong. Van het brandnetelsplukken zelt werd nog vroeger ook al een soort feestje gemaakt. Vrijdags hee vroeg ging het jonge volkje er reeds op uit, om ze te verzamelen Bij het terugkomen werden de ne tels in de hand rondgedraaid on der het zingen van: De leuyelak De groote slaapzak Hij is opgestaan. Hij mag weer naar bed toe gaan! Aluijn, aluijn Een dief in den tuin. allarm, allarm Een dief in je arm. Al schoon, al schoon, De roze boom. De eglantier. Dan werden 's Zaterdagsmor gens alweder heel vroeg en onder het luid zingen van het zelfde lied, de deuren van de brave burgers toegebonden, met touwen, ge vlochten uit schillen van wilgetak- ken. Daarna werden zij opgepord door stompen en steenworpen op de deur. De rustige slapenden, door het rumoer gewekt, versche nen dan aan het venster, en smeekten den eersten den besten voorbijganger, die er een beetje goedgezind uitzag, de deur los te maken en hen aldus te bevrijden, Had men in de stad zijn lust bot gevierd, dan ging het naar buiten, om allerlei onzin te plegen aan graan- en houtzaagmolens en der- gelijke. tiet spreekt van zelf, dat zulk soort gebruiken op den duur ontaardden in moedwil en balda digheid. Luilak werd in vele stre ken een volks- en kwajongens- feest, waar de „Bollenbakkers en slokjestappers" het beste bij voe ren. Hij, die dien ochtend het laatst uit „De Witte Doelen" kwam, de luilak, moest op warme bollen tracteeren. De werkman, die het laatst in de werkplaats verscheep, tracteerde zijn colle ga's op een hartigen dronk. Ook de schooljongens hadden hun lui lak, en wilde deze niet van den school weggeranseld worden, dan tracteepde hij op „drieduits- korstjes". Maar in de 15de en 16e eeuw ging het op Luilaksdag nog heel wat rumoeriger toe. Troepen jon gens en mannen trokken dan met vaandels op en leverden op brug gen en pleinen, vooral in Am sterdam was dit gebruik in zwang een waren slag. Deze begon toen zelfs al op Vrijdag en ging Zaterdag den geheelen dag voort. De regeering maakte er zelfs keu ren, politie-verordeningen zouden we thans zeggen", tegen. In die van 22 Mei 1597 en van 5 April 1600 komt de naam Luilak niet voor, maar werd er gesproken van „toe- comende, Pinxternacht". In die dagen schenen vooral de weesjongens tamelijk lastige ele menten te zijn, die moeilijk onder appèl gehouden konden worden Waar iets kwaads, maar ook waar iets goeds gedaan werd, waren zij haantje de voorste. Tenslotte ontaardde het Luilak- feest in Amsterdam zoodanig, dat men op Luilakdag de poorten ge sloten hield, om het vernielen en schenden van gebouwen tegen te gaan. Zoo werd langzamerhanc het gebruik teruggebracht tot het meer onschuldig gebruik, den Lui lak onder de kameraden te kro nen, en zelfs dit is thans reeds zoo goed als uitgestorven. Alleen op afgelegen plaatsjes wordt het nog gehandhaafd. Toch is het aan de Zaan nog we de gewoonte, dat Zaterdag voor Pinksteren, welke dag men daar looielak noemt, de jongens zeer vroeg, meestal reeds om een uur of twee, opstaan en in troepjes langs de straten trekken, terwijl ze dan niet zelden balddadigheden uitvoeren, als brandnetels en kik- vorschen aan (deurknoppen bin den. Ook gaan ze nog wel naar een naburig dorp om daar met de jongens een gevecht te leveren, waarbij wel geen dooden vallen maar 'toch flinke knuppelslagen uitgedeeld worden. Op den terug tocht worden de bruggen en de huizen van de langslapers voor zien van looilakken of meitakken, terwijl men de langslapers zelf begroet met het eentonig gezang van: Looielak, sleepzak, alle dag [weeran Alfred Nobel, de beroemde che mische uitvinder en stichter van de naar hem genoemde Nobelprijs, sneed zich eens in zijn vinger. Hij nam wat schietkatoen, doopte dit in ether-alcohol en streek daar mede over de wond. Hij had reeds lang naar een stof gezocht, waar door het mogelijk zou zijn ni troglycerine te absorberen en te verdichten. Opeens bemerkte hij, dat de kleverige stof op zijn vin ger langzaam tot een elastisch laagje verhardde en zoo kwam hij op de gedachte, dat dit misschien de gezochte vloeistof kon zijn. Hij mengde nu Collodium met ni- troglyerine, daaruit ontstond een stevige gelei en de springgelatine was uitgevonden. Een kleine sne de had Nobel dus tot de ontdek king van een zeer explosieve springstof gebracht. Een Amerikaansche boer, een zekere William H. Painter, bestu deerde het gebied van flesschen- sluiting en kwam tenslotte op 't idee van een metalen deksel met een gekartelde rand, die men thans op bijna alle flesschen met bruisende dranken vindt. Een Amerikaansche fabriek maakt jaarlijks ongeveer 80 millioen gros van deze dekseltjes. De Amerikaan Humphrey O'Sul- livan hoorde op zekeren dag van een man praten, die gummistuk ken voor schoenen verkocht. Hij kocht het patent van deze gum mistukken, die in den vorm van zolen en hakken in den handel werden gebracht en wij gaan let terlijk hierop door de werled. De wereldbekende uitvinder van het veiligheidsscheermes King Champ Gillette was reiziger van de Crown Cork and Seal Compa ny. Hij kreeg op zekeren dag de opdracht van zijn firma eens iets te bedenken, dat na eenmaal ge bruikt te zijn, weggegooid werd: een gangbaar massa-artikel. In het jaar 1895 schoor hij zichzelf eens ongelukkigerwijze gelukkiger wijze met een bot scheermes. Dat was het oogenblik, waarop Gilettc een prachtige inval kreeg. Hij ont wierp het model van een veilig heidsscheermes uit messing en horlogeveren. Nu ja, om eerlijk te zijn, het was toen ter tijd geen pretje om je met zoo'n apparaat te scheren: maar in den loop van zes jaar werd het toen bestaande mo del een klein wonderwerk, dat wij thans ook nog als het veiligheids scheermes kennen. Het inkomen van de Gillette Company bedraagt per jaar ongeveer 4.5 millioen dol lar. De tandenborstel is een uitvin ding van een Engelschman, Addie genaamd. Deze man had er behoef te aan, zijn tanden te poetsen, dat is ongeveer 150 jaar geleden. Toentertijd reinigden de menschen de tanden met 'n lapje, terwijl de rijke lui een aan het eind uitgeplo zen houtje gebruikten, een instru ment, dat de tandartsen gebruik ten. Er bestaat thans nog een fir ma Addie in Engeland en vervaar digt nog steeds tandenborstels. No. 105. C. J. LOCHTENBERG. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 J. H. VOS. In den wedstrijd om het Kam pioenschap van Nederland kwam bovenstaande partijstand voor. Wit had als laatste zet gespeeld. 1. 43—39? 15—20? Na 4339 had Lochtenberg een mooie kans om te winnen door 18—22! (17X28); 29—33; (38X18); 13X44. Op Wit 40—34 mag Zwart niet met 4450 vervolgen daar Wit zou winnen door 2722 32 28 en 35X4 maar Zwart kan nu vervolgen met 1420! om daarna 4450 te spelen waarna Wit ver loren staat. Hieruit blijkt dat 4339 als lokzet faalt terwijl op 1822 Zwart wint. 2. 40—34 29X40 3. 45X34 20—24 4. 34—30 14—20 In aanmerking komt 38 om daarna met 812 schijf 17 af te ruilen waardoor Zwart zich meer speelruimte verschaft, 5. 25X14 9X20 6. 3(3—23 24—29 7. 25X14 19X10 8. 35—30 29—34 9. 30—24 34X43 10. 48X39 10—14 11. 39—34 3—8 12. 34—30 23—29 13. 24X33 13—19 14. 30—25 19—24 15. 19—24 33—28 Zwart gaf het op. (Vervolg rubr. 24 April) Stand na 13, 3126 van Wit I. I. COHEN. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 B. F. MONTENARI. In dezen stand forceert Zwart schijf- of partijwinst door 14. 14—20 15. 25X14 9X20 16. 26X17 12X21 terwijl Wit nu geen enkele goe de voortzetting heeft{ 17. 37—31 21—27 18. 31X22 (gèdw.) 18X27 19. 32X21 23X32 20. 38X27 24—30 21. 35X24 20X49 22. 40—35 49X40 23. 35X44 Op Zwart 812 1117 wint Zwart schijf 21 en Wit gaf op. W. LENTE. Probleem No. 104. Zwart sch.: op 2, 6, 8/10, 12, 14, 18/20, 22/24, 29. Wit sch.: op 11, 16, 26, 27, 30, 31, 35, 38, 39, 40, 43, 47, 48, 50. Wit wint door: 3933; 2621; 43—39; 40—34; 35X44; 44—40; 38—32; 33X13; 48—42; 42—37; 47X7; 16X7 en wint. Hieronder laten wij nog een aardig eindspel volgen. Zwart sch. op 16, 17, 18, 25, 43, Wit sch. op 10, 41. Zwart speelde in dezen stand 4348. Een mooie lokzet is hier 1721! Op 1721 wint Zwart in dien Wit dam haalt. Op 4741 door 1822 en 21 27 op 4146 door 1823 en 2127 en wint. Door overmacht van schijven wint Zwart de partij. Jeanne zei altijd, dat zij zeker wist, dat meneer Lijster speciaal haar gezelschap op'zocht, omdat hij had gehoord, dat zij een speel makkertje zocht. Op zekere dag, dat er veel sneeuw was gevallen, kwam hij in de tuin en at van de kruimels, die Jeanne elke dag voor de vogels strooide. Hij dacht natuurlijk, dat al die kruimels voor hem waren neergelegd. Na dat hij verzadigd was, ging hij naar Jeanne toe, die lange tijd naar hem had staan kijken en pikte in haar schoen, 1,0, jij kleine grappenmaker!" zei Jeanne, „dat kan je toch niet eten!" Maar mijnheer Lijster pik te nog eens in haar schoen, alsof hij zeggen wilde: „Dank je wel hoor, voor die kruimels, ik zal te rugkomen!" En inderdaad kwam hij in het begin iedere morgen en daarna verschillende malen per dag. Hij ging op de vensterbank zitten, tik te met zijn snavel tegen de ruit en riep, zo hard hij kon: „Eten, als jeblieft, ik heb honger!" Eens op een ochtend had het raam open gestaan en mijnheer Lijster was brutaalweg naar bin nen gevlogen en zat rustig op de eettafel van het brood te pikken. Dat duurde zo geruime tijd en iedere "3ag kreeg hij zijn maaltijd, tot hij opeens vergezeld was van een andere vogel, een kleine, bruine, met witte spikkels. „O, wat ben jij een schatje!" riep Jeanne uit. Én alsof mijnheer Lijster haar verstond, tjilpte hij: „Ja, vindt je ook niet, dat is mijn vrouw." De kleine mevrouw Lijster was in het begin erg bang, maar heel gauw volgde zij het voorbeeld van haar man en werd met Jeanne dikke vrienden. Op een heerlijke lentemorgen werd Jeanne wakker en zag dat de beide vogels samen op de vensterbank van haar slaap kamerraam zaten, en het scheen of zij in een druk gesprek gewik keld waren. Opeens vlogen zij weg, maar voor zij opgestaan was, kwamen de dieren alweer terug, ieder met een paar strootjes in hun snavel, dat ze op het kozijn neerlegden en vlogen daarna weer heen om nog meer strootjes te zoeken. Jeanne had gemakkelijk de strootjes op de grond kunnen gooien, maar dat deed ze niet, in- plaats daarvan had ze haar aan dacht zó bij de vogels, dat ze ver gat zich verder aan te kleden. Ze vloog naar beneden en riep: „Mammie, ik geloof, dat mijn heer Lijster zijn nestje op de ven sterbank van mijn kamer gaat bouwen." En zo was het. De lijsters werkten samen hard en voordat de laatste dag in Maart aangebroken was, hadden zij hun woning gereed. „Wat zijn jullie toch lief om mijn raam uit kiezen, jullie weet zeker, dat ik veel van vogels houd", fluisterde Jeanne, Na een paar dagen lagen er vier eitjes in het nestje en hoewel mijnheer en mevrouw Lijster heel waakzaam waren, hadden zij toch niet de minste angst als Jeanne haar raam open of dicht maakte, of het licht aan- of uit deed. Inte gendeel, het was alsof ze haar ie dere dag vriendelijk aankeken, alsof zij zeggen wilden: „Wat zijn we gelukkig!" Daarna bleef het mooie weer aanhouden en zo brak de Eerste Pinksterdag aan. Heel vroeg op de ochtend werd Jeanne gewekt door een ontzettend leven en kabaal, en zij dacht minstens, dat de bei de lijsters ruzie hadden. Maar dat was niet het geval. Toen Jeanne uit bed stapte en door het open raam naar het nestje keek, ont dekte zij vier jonge vogeltjes die zo juist uit het ei waren gekro pen. En het was alsof die kleintjes dadelijk riepen: „Honger! Honger, eten alsjeblieft!" Mijnheer en mevrouw Lijster waren vreselijk trots op hun kin deren en deze groeiden zo hard, dat Jeanne zich vaak verwonderd afvroeg, hoe het mogelijk was, dat zo n klein nestje zo veel van die grote kinderen kon bevatten. Het aardigste van alles was echter, dat het vier Pinksterkin- dertjes waren en Jeanne vond, dat zij dan ook maar een heel bij zonder Pinksterfeest vierde, dit jaar. Het Pinksterfeest is altijd met veel vreugde gevierd geworden. Het is dan ook waar, dat er het gehele jaar geen tijd is, welke zich zich zó tot feestvieren leent als de Pinkstertijd, als de natuur weer in fris groen prijkt. Vooral in vroe ger dagen, toén men meer met de natuur meeleefde dan thans werd het Pinksterfeest op bijzondere wijze gevierd. Iedere streek had zo zijn eigen Pinkstergebruiken. Een algemeen verspreid Pinkster- gebruik was het Pinksterbloem- kiezen, hetgeen ook thans nog in sommige dorpen wel gebeurt. Het mooiste meisje van het dorp werd tot Pinksterbloem gekozen. De deur van haar woning werd met bloemenslingers versierd en iede re inwoner bracht aan de Pink sterbloem de haar toekomende hulde. Geen wonder dan ook, dat de jonge meisjes er trots op waren, als haar de eer te beurt viel tot Pinksterbloem te worden gekozen. Te Schermerhorri werd de Pink sterbloem, die omhangen was „met twintig zilveren tuigen, tien zilve ren bellen, drie beugeltassen en vijf en twintig bloedkoralen ket tingen", op een schild rondgedra gen. In haar rechterhand had zij een zilveren kommetje, in de lin kerhand een zilveren bel, welke zij luidde als de omstanders een kleinigheid offerden. De sieraden, welke de Pinksterbloem droeg, waren door de buren geleend, die er trots op waren, dat zij de Pink sterbloem mochten tooien, Tegen woordig worden de Pinksterbloe men opgeschikt met linten, bloe men en gekleurd papier. Een variant op de Pinkster bloem is de Pinkster luilak. Het Luilakkenfeest werd dein Zater dag voor Pinksteren gevierd. Wie in een huisgezin het laatst op stond, was de luilak en moest de heele familie tracteren. Doch niet alleen in de huisgezinnen, ook op de werkplaatsen en scholen moest de luilak het ontgelden. Vooral in de 16e en 17e eenw was de Lui- lakkendag berucht. De straatjon gens maakten een dol rumoer, hingen vuile voorwerpen, zelfs do de honden en katten aan de deur knoppen en ontzagen zich niet de ruiten der langslapers in te gooi en. Aan deze baldadigheid is thans gelukkig een eind gekomen. In de plaatsen waar het Luilak kenfeest nog in eere wordt gehou den, wordt volstaan met het woord „Luilak" met krijt op een deur of heining te schrijven. Een oud gebruik, dat nog in de Geldersche achterhoek voorkomt is het z.g. „Hagelkruis". Hiervan komt reeds een afbeelding voor in een atlas der bezittingen van de heeren van Bergh in 1727. In het buurtschap Kilder kwamen de boeren op Pinksterzondag met hun broden samen, welke onder de ar men werden verdeeld. Deze plech tigheid heeft thans het karakter gekregen van een processie, de z. g. „Hagelkruisprocessie." Typisch is het op het eiland Marken gekende gebruik, om met Pinksteren in plaats van nieuwe Pinksterpronkkleren te dragen, welke de voorouders der Marke naren vóór drie eenwen droegen. Ter Gouw vertelt, dat in 1869 bij een verkoping op Marken een hemd, hetwelk reeds jaren in de familie was geweest, voor 35 gul den was verkocht. Bijna alle' kinderen krijgen met Pinksteren iets nieuws, hetzij een jurk, 'n paar schoenen of 'n hoed, maar iets nieuws hoort nu een maal bij het Pinksterfeest. Maar als jè er nu zelf zo netjes uitziet, dan kan de pop er toch niet zo slordig bij blijven lopen, nietwaar. Welnu, hier is 'n papieren popje, dat verschillende nieuwe jurkjes, manteltjes en hoedjes krijgt. We ten jullie hoe het popje aangekleed moet worden? Eerst de heele tekening op een briefkaart plakken voor de stevig heid, de lijm goed laten drogen. Dan het popje zelf en natuurlijk ook al de kleertjes precies langs de omtreklijn uitknippen, dat is een secuur werkje, want het mooie van de kleertjes hangt af van de netheid van het uitknip pen. Overal zie je nu van die lip jes zitten. Welnu, krijgt de pop een jurkje of jasje aan, dan 'hoef je niets anders te doen, dan het kledingstuk voor het popje te hou den en de lipjes om te slaan naar achteren, waardoor de jurk of manteltje vanzelf blijft zitten. Bij het hoedje wordt de stippellijn opengeknipt en het hoefdje van de pop er door gestoken. Het hals kettinkje wordt om het halsje ge legd en ook met de lipjes naar achteren omgevouwen. Zo, en nu maar aan het werk, anders zijn de kleertjes met Pinksteren nog niet uitgeknipt. Kleuren kan je ze na tuurlijk naar verkiezing.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 12