li Pintataf
aan Oma
ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
!D
\AM DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCME COUQAhTl
raEMiiiGEn
15 Mei 1937
PINKSTERWIJDING.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
De ware reden.
RAADSELS.
1. Met vr vaak eetbaar,
Met z nauw hoorbaar,
Met 1 onmisbaar,
Ik ben.... ja, raad maar.
'Hpnj '}ipnz 'npnjA. :fSuissojdo
i2. Wat lijkt het meeste op een hal
ve varkenskop
'ïRoq ajspue. op :?uisso[do
3. Het voorste is levend, het mid
delste is dood, het achterste lust
graag een stukjebrood. Wat is
dat
'jaiqob ja ubui uaa Jtoo[d
uaa jooa pjBBd uaa :?uisso[dQ
4. Er is een eiland midden in het
water; op het eiland is een koe.
Deze moet naar de stad, de brug
is weg. Hoe moet zij nu naar
de stad
•JÏ3AV }OJ
juaip }o p3M si piuq ap ijBB^s jeep
)qbm !?iuq ap J3AQ :?uissojdo
MOPPEN.
Vader: Maar Fransje, hoe kun
je nu zo huilen om een beetje kies
pijn
Fransje: Daarom huil ik niet,
vader.
Vader: Waarom huil je dan
Fransje: Omdat ik nu niets aan
imijn kiespijn heb, het is toch va-
cantie.
o
Boer (bij de barbier): Hoeveel
kost het als ik mijn haar laat knip
pen
Kapper: twintig cent.
Boer: Dat is me te veel, knip er
maar voor een dubbeltje af.
o
Meester: Jan, bij je vader in de
winkel krijgt men 5 broodjes voor
12 cent, hoeveel krijgt men er nu
voor 60 cent
Jan: Meester, U moet niet zo
veel broodjes ineens kopen, want
dan worden ze oudbakken.
o
Aan tafel slaat men bij vergis
sing de kleine Jan, een kereltje
van vijf jaar, over.
Vader, zegt Jan, het is hier net
als in een sneltrein, de kleine sta
tions gaat men voorbij.
o
Moeder: Jan, ik heb een koekje
op tafel laten liggen en nu zie ik
het niet meer.
Jantje: Dat heb ik goed opge
borgen, Moeder.
Moeder: Waar dan
Jantje: (wijst op zijn maag) Hier
moeder
o
Onderwijzer: Hoe komt het, dat
het zeewater zout is
Henk: Dat komt door de pekel
haring die er in zwemt, mijnheer.
o
Vader neemt op zekere morgen
hartelijk afscheid van zijn doch
tertje dat hem niet wil laten g^an.
Marietje: Moet U nu weer naar
dat akelige kantoor, vader
Vader: Ja, liefje, dat moet nu
eenmaal.
Marietje: Wat moet U daar dan
doen
Vader: Werken en brood ver
dienen.
Marietje: He, vader, wilt U dan
ook wat koek voor mij verdienen?
4
en inkt in handen kreeg en zoals
jullie zien, heeft zij een mooi por
tret van zichzelf voor Oma gete
kend, doch zonder dat zij het
merkte, viel er een grote druppel
inkt op de grond. Toen zij zich
omdraaide zag zij, wat er gebeurd
was en schrok natuurlijk heel erg.
Dit aardige prentje kan heel
mooi worden gekleurd, je kunt
De laatste dagen voor Pinksteren trekken in Zuid-Limburg de kinderen in grote groepen langs
de huizen, waarvoor zij ee n liedje zingen en als beloning geld of lekkernijen krijgen.
Tante: Zo, Wim, ik hoor, dat je
al naar school gaat.
Wim: Ja tante
Tante; En wat doe je het liefst
op school
Wim: Naar huis gaan, tante.
Het is mij, of mijn vaderland mij
roept, zei een vurig redenaar er
gens in een dorp.
Och nee, klonk het plotseling
uit de zaal, da's mien ezel, man,
die hé 'k mit de kar veur' de deur
vastgebonden.
Zusje was op de kleine school
en leerde daar met potlood aller
lei mooie figuurtjes en ook een
enkele letter maken. Nu liep het
tegen Pinksteren en omdat zij zo
veel van haar oma hield, zou zij
Oma een brief schrijven, maar met
inkt, want dat staat veel grote-
mensachtiger. Maar ach, het was
voor het eerst, dat zij penhouder
het haar van zusje bruin maken,
haar gezichtje, hals en beentjes
geel, het kraagje van haar jurkje
blijft wit, het jurkje roze met rode
bloempjes en groene blaadjes, het
strikje rood, haar oogjes blauw en
mondje rood. Schoentjes ook rood,
de rest blijft zo. Je zult eens zien
wat een aardig prentje dit wordt.
Oplossing: Robinson (legpl. vori ge week).
'z'\*
I*-*
De Dag van Pinksteren.
Pinksteren, de laatste in de rij
der Christelijke feestdagen. Zeer
zeker ook de minst begrepene.
Kerstmis en Paschen staan dich
ter bij het menschelijk begrijpen
dan de vijftigste dag na Paschen.
In den ouden tijd der Christelij
ke Kerk werd met Pinksteren de
dus genaamde feestelijke helft van
het Kerkelijke jaar afgesloten en
begon de feestlooze helft. Volgens
de feiten gemeten was dat juist.
Na Pinksteren toch komt er geen
feest meer. Naar de bedoeling van
het Pinksterfeest echter was dat
onjuist. Want deze dag mag met
zonsondergang niet eindigen, maar
moet zijn kracht ook verder in
het leven van al den dag gevoelen.
Pinksteren toch is de feestdag
van den Geest. Dat is wat heel
veel menschen niet kunnen begrij
pen. Zij zijn nog te veel gebonden
aan het stoffelijke, aan wat de
hand tast en het oog ziet en het
oor hoort dan dat zij zouden kun
nen verstaan de dingen, welke uil
den Geest zijn.
Toch ligt de tijd al verre ach
ter ons, dat feitelijk alleen maar
in de algemeene waardeering stof
en kracht het woord voerden. Men
is aan allen kant tot de overtui
ging gekomen, dat er nog een an
der gebied is, dat van den geest,
waar een mensch ook deel aan
hebbeij kan aan hebben moet, wil
zijn leven inderdaad diepgang heb
ben. En wat is nu een leven zon
der diepgang? Dat ligt wel bijzon
der vlak, zoo vlak, dat het opper
vlakkig is. En dat mag toch het
leven niet wezen. Dan mist het
zijn bestemming.
Pinksteren het feest van den
Geest.
Daarvan gewaagt het oude
Pinksterverhaal in den Bijbel op
een wijze, welke door veel men
schen niet wordt verstaan. Juist,
omdat het hier gaat om den geest.
Er wordt gesproken van een ge-
druisch als van een stormwinl, van
vurige tongen, van het spreken in
allerlei taal. En dit nu ligt geheel
buiten het gebied van het proef
ondervindelijke. Zoover, dat men
eenvoudig spreekt van niet waar,
van onbegrijpelijk, van fantasie..
Hier hebben wij het weer: wat
van den geest is verstaat de proef
ondervindelijke mensch niet. Bei
den toch staan diametraal tegen
over elkander.
Geest is tenslotte kracht, d e
drijft. Zoo is het met den geest in
ons eigen leven. Zoo is het in
gansch het bestaande. De geest is
het, die het al rechtop houdt.
Daarom spreken we bij een
mensch ook van geestkracht. De
geest is het ook, die omzetten
kan. Zeggen wij niet van iemand,
groot of klein, die een ander le
ven beginnen moet, dat er een an
dere geest in hem komen moet?
Kan dat anders dan wanneer een
sterke kracht in zijn leven zich
laat gelden?
Uit den geest leven, dat is wat
anders dan het gewone dagelijk-
sche leven leiden. Daar zit ge
meenlijk heel weinig geestelijks in.
En als gestreden wordt voor een
andere mentaliteit onder de vol
ken der aarde, wat is dat dan an
ders dan een strijd om de geest
verandering onder de menschen-
kinderen op aarde?
Hoe is dat? Als^een menschen-
kind, jong of oud, vermaand wordt
....als een roepstem tot de vol
keren komt voor verandering
waarom wordt die stem niet ge
hoord en klinkt die terug tot wie
het woord sprak? Maar ook,
waarom wordt die verandering
gezocht, wordt er gestreden? Wat
is de oorzaak van dat verschil?
Niet anders dan de geest. Het
is de geest, die afwijst of aan
vaardt. Die erkent of ontkent.
Dat is niet iets van koele bereke
ning, van kansoverweging. Dat is
een openzetten of een afsluiten
van het leven. Vaak zonder dat
men zelf de overwegingen ervan
kent of erkent. Dat is de geest,
welke, in een bepaalde richting
drijft.
Zoo moeten wij afgezien van
andere opvattingen, welke zeer
zeker ook recht hebben het
Pinksteren zien. Als een procla
matie tot de gansche menschen-
wereld van welk ras of bloed, van
welken bodem ook spreekt het
Pinksterverhaal niet van allerlei
talen, naardat de geest gaf uit te
spreken dat er een wereld van
den geest is, waarin ruimte is voor
alles wat goed is en edel en lief
lijk en kuisch, voor alles wat wel-
luidt. Dat een mensch dient te
bedenken tot hel van anderen
en zichzelf en daardoor voor heel
de wereld, dat daar een wereld is
van den geest, waarin niet de
strekkende en de vierkante en de
kubieke meter de maat aangeven,
waarin niet gerekend wordt in al
lerlei formules, maar waarin de
vraag aan de orde is: wat is het
geestelijk waard?
Indien dit ook in de zichtbare
wereld de maatstaf was, wat zou
die wereld veranderen, zij zou
schudden op hare grondvesten als
door een geweldig gedreven wind
bewogen en de menschen zouden
niet alleen hun eigen woord spre
ken maar ook gewagen van wat
de geest in hen getuigde.... de
wereld zou anders worden
Of moet de wereld onzer dagen
niet anders worden?
Indien wij wenschen, dat zij an
ders worden zal, dan is de eerste
eisch, dat wij een dag van Pink
steren voor onszelf beleven, dat
wij dan arbeiden, omdat die dag
ook voor de wereld kome.
J. Nagel.
DE PREDIKANT VAN
DRIEWEGEN DOOR EEN
COLLEGA DOODGESCHOTEN.
11 MEI 1687.
I-
De haat is een der meest boos
aardige uitingen van het zondige
menschenhart. Niet zonder reden
zegt daarom de Bijbel: „Wie zijn
broeder haat, is een doodslager
Dit zien wij bewaarheid in het ge
zin van het eerste menschenpaar.
In den loop der eeuwen is dat
niet verbeterd; wij zouden haast
zeggen, dat het erger geworden is.
En als zelfs een prediker van
't gebod der liefde jegens zijn
naaste zich vergrijpt aan het le
ven van zijn collega, dan zien wij
tot welk een groot kwaad een
mensch kan komen.
Elke moord brengt voor korten
of langen tijd ontroering onder de
menschen. Dit was in 't bijzonder
het geval, toen nu juist 250 jaar
geleden de predikant van de Her
vormde gemeente te Driewegen op
Zuid-Beveland ds. N. v a n de
V e 1 d e op Maandag 12 Mei 1687
dood in zijn studeerkamer werd
gevonden. De verslagene diende
zijn gemeente nog maar een goed
jaar. Door zijn aangenaam karak
ter en zijn boeiende prediking was
hij door zijn gemeenteleden spoe
dig bemind. Hij had dan ook steeds
een volle kerk.
Daar hij ongehuwd was, be
woonde de 29-jarige predikant de
pastorie met zijn huishoudster Tan
netje Veth. Hij was een zoon van
ds. Abraham van de Velde, die
van 16611663 te Arnemuiden en
daarna tot 1677 te Middelburg
stond.
Ongeveer drie kwartier gaans
van Driewegen ligt het dorp 's-
Heerenhoek, vroeger ook wel Ca-
leshoek geheeten. Hier stond in
1687 ook een ongehuwde predi
kant, n.l. ds. Jacobus de
C 1 i e v e r. Hij was slechts een
jaar ouder dan zijn ambtgenoot te
Driewegen. Zijn vader, eveneens
Jacobus geheeten, was ook predi
kant geweest, n.l. te Wemeldinge,
waar hij in 1680 was overleden.
Waren ds. N. van de Velde en
ds. Jac. de Cliever beiden predi
kant en zonen van predikanten,
hun arbeid in hun gemeenten was
zeer verschillend. Kon van den
eersten prediker gezegd worden,
dat hij waarlijk een herder voor
zijn gemeenteleden was, dit was
niet het geval met den laatsten.
Daar het leven van dezen niet on
berispelijk was, vond de laster
daarin een goeden voedingsbodem.
Zijn gemeenteleden schold hij dan
ook uit (al zal het denkelijk niet
van den kansel geweest zijn) voor
duivels, achterklappers, belha
mels, enz. Alzoo was hij niet be
mind, maar wel gevreesd.
Bij de classis Goes waren er wel
eens klachten over hem binnen
gekomen, maar hij moet zoo glad
van tong geweest zijn, dat hij zich
wist vrij te praten. Het aantal
kerkgangers van zijn toch al klei
ne gemeente was 's Zondags ge
makkelijk te tellen.
Wij zullen later zien, dat sommi
ge personen zóó onder zijn macht
stonden, dat hij hen tegenover de
overheid onder eede liet getuigen,
wat hij wenschte. Niet alleen op
zijn huishoudster Anna Keijzers,
maar ook op den heelmeester van
het dorp Jacobus Soetebier en den
schoenmaker Hendrikse had hij
grooten invloed.
Het was Zondag 11 Mei 1687.
Drie dagen te voren was het
Hemelvaartsdag geweest. Den vol
genden Zondag zou het dus Pink
steren zijn. Op genoemden Zondag
had elk der beide predikanten op
den kansel gestaan om het evan
gelie te verkondigen.
Had ds. Van de Velde zich des
avonds teruggetrokken in zijn stille
studeerkamer, ds. De Cliever had
bij zich uitgenoodigd zijn vriend,
den heelmeester Soetebier. Dit
vriendschappelijk samenzijn is niet
af te keuren, maar wel het booze
plan, dat hij met zijn huisvriend
besprak..
Op Maandagmorgen was het ge-
heele dorpje Driewegen in groote
verslagenheid. Van mond tot
mond ging de droeve mare: ds.
Van de Velde is van nacht dood
geschoten. Men heeft hem dood in
zijn studeerkamer gevonden.
Dit was maar al te waar. Toen
de dominee niet op den gewonen
tijd in de huiskamer kwam en zijn
huishoudster Tannetje Veth zijn
studeerkamer opende, zag zij haar
meester levenloos op den grond
liggen. Een plas bloed wees uit,
dat hij een gewelddadigen dood
was gestorven.
Dadelijk liep zij naar de buren
en spoedig was de schout van het
dorp, Zacharia Matthijsse, aan de
pastorie. Toen hij zich had over
tuigd van de waarheid van den
moord, nam hij dadelijk de noodige
maatregelen. Daar Zuid-Beveland
een eiland was, liet hij alle veren
bezetten, d.w.z. er moest onder
zocht en aangeteekend worden,
wie er werden overgezet. Ook
moesten de schepen, die te Goes
zouden afvaren, eerst onderzocht
worden. Eveneens zond hij direct
een bode naar den Hoog Baljuw le
Middelburg mr. Johan Godin.
De schout onderzocht daarna
nog eens nauwkurig de omgeving
van de plaats van het misdrijf. Hij
vond in de doornen haag, die voor
de pastorie stond een lapje oocc',
een soort crip, van welke stof des
tijds kamerjaponnen werden ge
maakt. Ook vond hij er dicht bij
een stuk laadstok van een geweer.
Beide voorwerpen nam hij als mo
gelijke bewijsmateriaal onder zijn
berusting.
(Wordt vervolgd).
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)