ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
g-a B-
T
Z s
\AN DE PROVINCIALE ZEEUV5CHE MIDDELBUPGSCHE COUPAMTl
MfilKIÏÏÖÖf
17 April 1937
MOPPEN.
BIJ DE KABOUTER
GROENTEMAN.
Een aardig kleurprentje.
EEN BOEKOMSLAG.
EEN AARIG SPELLETJE.
sr;1IoS
c Pu
Redelijk inzicht.
S. van Mariëngaarde
BRIEFGESCHRIEF
KEUTERBOER AAN
JEWANNES.
Keuterboer.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
HET LAATSTE BELEG VAN
SLUIS.
2 Juli26 Augustus 1794.
O
geheel 6 gewichten en hiermede
kunnen alle gevallen van 1—j—2-|—4
16+32=63 opgelost worden.
„Gauw, geef me een schop, mijn
vriendje is in de moddersloot ge
vallen", riep een jongen tegen een
boer, die aan het spitten was.
Hoe diep is hij er ingezakt
vroeg de boer.
Tot zijn enkels.
Nu, dan kan hij er toch zelf
wel uitkomen
Neen, dat kan niet, want zijn
hoofd zit onderaan."
o
Kees was met zijn vriendjes in
de kamer, waar men speelde en
ook enkele kunstjes vertoonde.
Kees zette een glas water op tafel
en plaatste daar een hoge hoed
overheen. Nu vroeg hij: „Wie kan
het glas water leegdringen zonder
de hoed aan te raken T'
Niemand bood zich aan. Wel,
dan zou Kees het zelf even doen.
Hij kroop onder de tafel en maak
te een geluid alsof hij aan het
drinken was. Onder de tafel uitko
mend zei hij: „Licht de hoed maar
op en kijk of het glas leeg is."
Een der jongens nam de hoed op
en nu greep Kees het glas en
dronk dit leeg zonder de hoed te
hebben aangeraakt.
o
Huurder: Waar is nu het lom
merrijk uitzicht van deze kamer,
zoals in de advertentie staat
Verhuurder: Ach, nu heeft de
kleermaker juist zijn plantjes voor
het raam weggehaald.
-o
Kapitein: Zeg, hoe lang ben jij
al onderofficier
Onderofficier: Een meter zeven
tig, kapitein.
Voor 29 zou men b.v. kunnen ge
bruiken 16 en 8 en 4 en 1 gram,
voor 40 echter 32 en 8 gram.
In het „practische" leven re
kent men echter meer met ronde
getallen zoals 10, 20, 30, 40, 50,
100 gram enz. en om deze te vor
men met de „geleerde" gewichten,
is men nog niet zo gauw klaar.
Daarom heeft de koophandel
een ander stel gewichten, de
„practische", welke op de onder
ste tekening weergegeven is. De
eerste zes ervan zijn: 1, 2, 2, 5,
10, 20 gram, de getallen met twee,
komen hierbij steeds dubbel voor;
het gaat dus verder: 20, 50, 100,
200, 200, 500, 1000, gram enz. Ook
hiermede kan men alle aantallen
gewichten vormen, b.v. 29 gram:
20 en 5 en 2 en 2 gram.
Bij de eerste zes „geleerde" ge
wichten komt men, zoals wij reeds
zagen, tot 63, bij de „practische"
komt men tot 1 -)—2^—2—5-f-10—j—
20=40 gram.
De kabouters hebben natuur
lijk, evenals wij, eten nodig, om te
kunnen leven. Zij gebruiken echter
lang niet zoveel voedsel als wij,
maar toch zijn ze erg op lekkere
kostjes gesteld. De kabouters hou
den eenmaal per week een groen
te- en fruitmarkt. De tafeltjes,
waarop de groenteboeren hun
koopwaar ten toon spreiden, zijn
de paddestoelen, welke in het bos
groeien. Aan de paddestoel op
ons prentje kun je zien hoe klein
de kabouters zijn. De groenteboer,
die op dit plaatje zijn waar ver
koopt, schijnt het wel erg druk te
hebben. Nauwelijks heeft hij de
ene klant geholpen, of een ander
komt alweer de groente en het
kostelijke fruit keuren en kopen.
Op de tafel liggen prachtige
vruchten, zoals druiven, maiskol-
ven, gevuld met heerlijke maïskor
rels, citroenen, knolrapen en me
loenen. Onder de tafel zie je een
paar hele grote pompoenen liggen.
Die legt de man niet op zijn toon
bank, omdat die anders wel eens
in elkaar zou kunnen zakken on
der de zware vracht.
Het zijn de kleine elfjes, die bij
de kabouter-groenteman hun in
kopen gaan doen. Op het prentje
links zie je een klein elfenkindje,
dat voor haar moeder een bood
schap heeft gedaan en nu met een
grote meloen in de armen naar
huis gaat.
Het elfje, dat haar groente
mandje ophoudt, waarin de kabou
ter zijn heerlijke, blozende appels
gooit, is al heel handig, dat kun
je duidelijk zien.
Het is een aardig prentje, vindt
jullie niet en zeker de moeite
waard om er je best eens op te
doen en het zo mooi als je maar
kunt te kleuren.
van het borstelen gauw kaal
wordt; een stuk voering, waarvoor
wij linnen of een stuk overgescho
ten zijde kunnen gebruiken, wat
koord en drie knopen. Wij knip
pen nu van het materiaal zowel als
van de voering twee repen, die de
maat moeten hebben van een flink
boek, dan passen alle boeken, die
wij lezen, in de omslag. Zoals de
eerste tekening laat zien, wordt
het vilt in tweeën geknipt en zo
op de voering vastgenaaid, dat er
twee stukken vrij blijven, even
voorbij het midden. Dat moet na
tuurlijk het tasje worden. De zij
kanten van een der open stukken
worden nu eveneens aan de voe
ring vastgehecht, terwijl de klep
met drie knoopjes of met pen rits
sluiting gesloten kan worden. Ten
slotte maken wij de handvaten er
aan van het koord, zoals de andere
tekening laat zien, terwijl tenslot
te nog even een beeld wordt gege
ven van de boekomslag, zoals de
ze er aan de binnenkant uitziet,
dus het vilt aan beide zijden om
geslagen en aan de smalle kanten
vastgehecht, zodat de kaft van 't
boek in deze omslagen gestoken
kan worden.
Zie je wel wat een practische
boekomslag je nu hebt gekregen,
Vooral nu het weer tegen de zo
mer loopt is het prettig zoiets bij
de hand te hebben om op vrije da
gen naar buiten mee te nemen.
Een aardig handwerkje voor
meisjes, dat tevens practisch is.
Als wij een boek in de hand
met ons meedragen, dan wordt het
gauw smoezelig. Daarom gebruikt
men boekomslagen, die als een tas
in de hand gedragen kunnen wor
den. Ze zijn practisch en houden
het boek schoon, doch zij hebben
een klein nadeel. Als wij bijvoor
beeld uit gaan en wij nemen een
boek in omslag mee, dan hebben
wij ook nog een tasje nodig, om
al het benodigde in te doen; onze I
zakdoek, portemonnai, sleutels en
dergelijke. Nu is het lastig om
twee voorwerpen te moeten dra
gen. Wij willen nu een omslag
maken, waaraan wij tevens een
kleine tas vasthechten, zodat wij
slechts één ding te dragen heb
ben.
Wij hebben nodig vilt of laken,
desnoods fuweel, hoewel fluweel
erg aanhangt, zodèt de omsla:g
Als 's avonds de lamp brandt
en alle leden van het gezin gezellig
om de tafel zitten, en het is bo
vendien nog vacantie, zodat er
geen huiswerk geanaakt behoeft
te worden, dan doet men dikwijls
allerlei aardige gezelschapsspel
letjes. Om eens iets anders te spe
len is het grappig, als een
van de kinderen zich een ware
kunstenaar toont in het toveren
van schaduwbeelden op de muur.
Hierbij zien jullie een paar be
paald geslaagde voorbeelden; een
poes en een oude zeerob op z'n
Zondags, dat kun je aan het ring
baardje zien. De figuren kunnen
natuurlijk ook bewegingen ma
ken, de poes bijvoorbeeld kan met
zijn staart heen en weer zwaaien,
terwijl de Zeerob een etende be
weging kan maken, het is grappig,
want dan gaat natuurlijk ook zijn
baardje op en neer.
De tekening laat duidelijk zien,
hoe je je handen moet houden en
wat voor hulpmiddelen je te ge
bruiken hebt. Als deze twee
kunstjes gelukt zijn, probeer er
dan zelf nog verschillende andere
bij te bedenken.
r jr.
o
3 3
'S G
i rT f-nir x t
s-sT*
I 3
US. 'B lol
r S Sf
P r.
m, O."
om m
PP»
O
B
E. O. N o. P
3 3 r
p
er
P B
2§
D O O
w
f»
O (0
I-» p w
s» iS 58 S
SIS-
D3
8sr *-
3 p B
O. N <0
-3: a
■W
rl
3 W O
W* O
p o 3-
ss®
19
Er komt in onze samenleving
veel strijd, veel ongenoegen, niet
zelden ook tragiek voort uit de
omstandigheid, dat wij menschen
elkaar niet begrijpen, en daardoor
elkaar verkeerd gaan beoordee-
len, wantrouwen en haten. De par
tijen, bij zoon conflict betrokken,
meenen volkomen te goeder
trouw, dat ze allebei gelijk heb
ben en dat slechts onwil, gebrek
aan redelijk inzicht, of verdoling
den tegenstander belet zich van
zijn ongelijk te laten overtuigen.
Een verzoening is ten eenenmale
uitgesloten. Men blijft aan zijn op
vattingen vasthouden. Geen enkel
argument kan baten, om ze ook
maar aan andere te toetsen.
De zaak heeft talrijke aspecten
van godsdienstigen en politie-
ken aard b.v. welke hier niet
besproken kunnen worden. Slechts
op een ervan, dat waarbij het „re
delijk inzicht" nogal een groote rol
pleegt te spelen, willen we eenig
licht laten schijnen.
Met de woorden „redelijk in
zicht" moet men uiterst voorzich
tig zijn. Het gebeurt maar al te
vaak, dat degene, die ze in den
mond neemt, op dat oogenblik van
alle werkelijke, d.w.z. objectieve,
redelijkheid gespeend is. Wij ver
beelden ons graag, dat we ons
verstand, ontdaan van troebele
opwellingen des gevoels laten
spreken, zoo zuiver als het een
mensch ooit gegeven is. De zelf
controle schiet gewoonlijk echter
te kort. Wat ons verstand ons zoo
„objectief" mogelijk doet zeggen,
zijn meestal de influisteringen van
een bepaalde gemoedstemming,
een zekere geestesgesteldheid,
waarvan de aard en het karakter
ons allerminst duidelijk voor
oogen staan. Wie gewend is gere
geld acht op zichzelf te slaan
d.w.z. op dat, wat er in zijn bin
nenste omgaat door als 't ware
uit zichzelf te treden en zich dan
als een willekeurige vreemde te
beschouwen, ontdekt steeds weer,
hoezeer onze „redelijkheid" slavin
is van onze luimen, onze aandoe
ningen, van al die eigenaardige
bewegingen, welke tezamen het
gemoed vormen. Maar hij ontdekt
nog meer: n.l., dat het heel moei
lijk is, om los van die bewegingen,
die persoonlijke stemmingen te
komen, en in de huid van een an
der te kruipen, om aan te voelen,
zich een duidelijk beeld te schep
pen, van wat er in dien ander om
gaat, en hem daarnaar „redelijk"
te beoordeelen. Hier ligt de kiem
van honderden, duizenden, milr
lioenen, kleine en groote conflic
ten van allerlei aard. Ons gevoel,
onze geestesgesteldheid dringt on
bewust aan ons verstand een be
paald inzicht op, dat wij dan voor
redelijk en voor objectief houden.
Wij leggen anderen de maatstaven
daarvan aan en beseffen niet,
hoe onzuiver, en meestal onrede
lijk zulks is, welk een averechtsch
beeld wij ons daardoor van ande
ren scheppen, en hoe foutief onze
gevolgtrekkingen zijn. Dagelijks
kan men dit waarnemen. Het
grootste deel van al die wrijvingen
en spanningen, waarmee we in het
verkeer met onze medemenschen
te kampen krijgen, komt er uit
voort. Het karakter onzer samen
leving wordt er in belangrijke ma
te door bepaald. Men ziet geen
grooter vergissingen begaan dan
door lieden, die prat gaan op hun
„redelijk inzicht" en zich allengs
wijs maken, de objectieve wijs
heid in pacht te hebben.
Meneer de Redicteur.
Kriek asjeblieft een plekje in de
krante van joe voo een antwoord
en êen verzoek an Jewannes
Joen, Joen, Meneer Die Jewan
nes ou bos op mee schrieven zei
ten, E
Dat lêzêk van daege. Mè da
ou um nie vol oor. Te misten assen
nie versleten is. En dan zan um nog
wè nie weze. Ik dienke van um
ie eit de voorjaersziekte te pak
ken gekrege. Net as 't geveugelte,
Ie eit een nistje gemaekt en is an
eitjes leien bezig, ei ter a inkele,
en is net as de waeterhoentjes, die
van da ze der eerste eitje leie in
der eige gefabriseerd nistje,
broeds oore. Vind je zoon nistje
is mee tiene, bin der soms vier
eitjes goed, drie bebroed, en drie
aangezete. Me Jewannes ou mee
brieven schrieven nog nie op oor,
ie dienkt dat wè, mè da kan ie
toch nie laete, te misten as ie nie
versleten is. Mè Jewannes noe
moe jie mien is nie kwaelijk neme,
da ik gae zeie wa ik van joe dien
ke. 't Is voorjaer, veugeltjes leie
eitjes en mee Meien oore ze
broeds. Noe glook vast da jie Je
wannes ook in zoo un sitewatie
verkeerd. Te misten volgens dien
brief die ik van daege van joe las,
dan ou jie op, en zo mè bos. Das
jammer.
Mè gloove doe ker nog niks van
oor. Welnee. Ik dienke Jewan
nes, j;e bin net as de waeter
hoentjes, en dat oen bie ons van
flee weke half broes gezet op der
tien eitjes, gister rustig, van daege
nie mi net anders om, en jae bos
ineens kukeleku, 't oen der af, di-
poneert op d' eiers nog wat ook,
kiekt nog even achter zun en 't
was gebeurd. Geerte mun grootje
was ter bie, ze zei: Noe besch
dat stomme oen zun nist nog ook.
Ik zei tegen grootje ;toen: en of dat
oen dat goed en prentjes doet. Er
werentig Jewannes, op of 't kar
weet ik ook nie, op dertienè ge
zet, tien vule over en drie weg.
Wi zoue die gebleve weze Zei jie
dat is Misschien leeft 't oen we
onder den indruk van 26 Meie van
van 't jaar. Me noe jie Jewannes,
ons leesde joe brieven aoltied zo
graeg. Jie as 't ook wè is over
politiekussen en grooten der
aerde, meer as over politiek zelf.
Noe da vonde ons van joe zo mooi
en eel verstandig der nog bie ook.
En noe zou jie zo mè inees op
ouwe mee brieven te gae schrie
ven, as an Jan Kom, kom, en
zoovee mensen aoltied in joe brie
ven ulder eige verkneukele, nêe
Jewannes, da ou jie nie vol, te
misten as jie gezond bin. Je Dok
ter 't nie verbiedt.
Wan Jewannes as "t waere is,
da jie opoud, jammer zou 't zien,
mè dan binder en bluven toch mè
vier meugelikheden vo te vinden:
en wè deze:
1. Kan jie, Jewannes soms an
voorsjaersziekte lie en half
broeds wize
2. Kenne doe 'k je nie, mè kan
jie ook verslete wize, op tied gin
schande.
3. Gae Jikkemien en Endrik
joe verdure en zeie: Jewannes
ou op
4. Jij toch niks haod mee Jan of
Jannetje, dat tussen julder nie mi
„beutert"
Da bin vier vragen; mè noe ek
nog wat. Goed Zeeuws, Goed
rond.
Dien opper van de Middelbur
ger is un eel aordige vint. 'K der
vee respect vo.
Zet dien nog gin Dr. vo zun nae-
me ook. Ik hum is gezie en is
goore ook. 't Is een glatten. Ie
leidde toen ak hum zag un vergae-
derienge; 'k gloove 't liep over
pro en contra (wat of dat is weet
ik nie) boeresteun, op een Dunder-
dag in Stad, en Jewannes wr
dienk je De vergenoegienge
mart Middelburg. Mooie naeme.
Wat dee die vint dat leep. Wat
wist dien op 't land te laveeren.
Ik zie hum nog stae vo een eele
lange taefel, en ie aot me over zun
Buurman rechts en zun Buurman
lienks. En oordêele dee hum glad
nie. Gaf aollebei pro en contra 't
woord, en gliek.
Mé den anderen dag in de kran
te Dan was 't over. Toen was
ter één mee de kouse op zun kop
naer uus gegae. Nae mien gedach
te as hie daerom klompe ver
diend.
Me noe da 'k toch an schrieven
bin Jewannes, moe ik joe toch nog
is wa zeie.
Dien zelden opper is wè is an
ders ook. Ik schrieve julder ol-
lesten een brief, om da ik het mee
julder nie seens was, en om da
knie wist wr of julder weunde,
schrieve ik an Jan en Jewannes,
adres opper Middelburgsche
Krante, mee.de bedoelenge: den
opper weet wè wi ze weune, dus
ei wè zo vee-verstand, dat hum
dién brief wè ni die lui toestiert
Mè wat dienk je Jewannes Net
nie
Die vint zet dat schrieven
stomweg, zonder vraegen of be
danken zo mé in de krante.
En glad gin plekje vo gevroge.
Wat dienkt Jie Jewannes dr van
't Onderschrift deugd ook nog]
nie is. 't Is een schriel of drukfout
gewist. Afijn abuzen bin bie de
menschen. Die stieng onder Dom
burg boterboer.
Mè Jewannes da was fout.
Schrief of druk 't mog weze Dom-
durp, Keuterboer.
En noe meneer, den opper van
de Krante, a jie noe mien schrie
ven an Jewannes nog is een plekje
in je krante wou gee dan bin jie
a vast bedankt, dan dienkek a
vast Jewannes za 't wè leze, as
hum te misten nie al te siek is. En
dat oope ons glad nie. Is hum be
slist nie erg in orde dan oope ons
dat 't niks anders is as lente
broedziekziekte, en dae ons nog
een goeie remedie vo ook. Wat
Een steenkoudwater bat, dan twee
dagen in de wermte en doenker.
Jewannes praot er is over mee
Jikkemine en Endrik, Jan en Jan
netje zut nie tegenspreke.
Jao opper, 'k oore te lank, mak
Jan ook nog is schrieve.
Noe ouwe 'k op. Beterschap Je
wannes. En beter, oorek nog we
is wat
Domdurp, 12 April.
II.
Op Woensdag 9 Juli kwam een
Fransch officier met een trom
petter voor een der poorten der
stad. Hij gaf aan de wacht een
brief over van zijn generaal Al-
main, bestemd voor den bevelheb
ber van Sluis. Geëischt werd de
overgave der stad, zooals de ste
den Yp'eren. Oostende, Gent„
Brugge, enz. dat hadden gedaan.
Gewezen werd op de ontembare
dapperheid der Republikeinsche
soldaten^ Bij afwijzing van den
eisch werd gedreigd streng tegen
de stad op te treden.
Evenals het antwoord van den
beveLhebber Van Willemstad in
1793 was dat van den comman
dant van Sluis kort en krachtig.
Deze schreef namelijk: „Mijn ant
woord is, dat ik de eer heb een
stad als Sluis met een dapper gar
nizoen te verdedigen".
Zooals wij reeds schreven, stond
het water om de stad niet hoog.
Om het te doen rijzen werden de
kadijken bij de inundatiesluis
doorgestoken en werden in den
straatweg naar Aardenburg bij de
Zuidpoort twee. doorsnijdingen ges
maakt. Dit. èlles hielp wel, doch
leidde niet tot het gewenschte