VOOR OE JEUGD. VARIA. DAMMEN EN SCHAKEN. DE VREEMDE HOND. HET ZWAARD VAN DEN JAPANSEN RIDDER. EEN REEKS GEWICHTEN. doel. Het havenfort werd in een beteren staat van verweer ge bracht en het aarden werk De Re traite geslecht. Door de Staten was te Hoofd plaat een magazijn van brood, vleesch en fourage gevestigd. Zij meenden, dat deze artikelen per as gemakkelijker Sluis konden be reiken dan over zee, daar een zeereis door den tegenwind zeker eenige dagen zou duren. De ver binding met het overliggende Veer was echter verbroken, zoodat van uit Hoofdplaat niets naar Sluis kon worden afgezonden. Erger voor de bezetting der in gesloten stad was, dat de zoo ge vreesde landziekte of Zeeuwsche koorts reeds tal van slachtoffers onder de soldaten begon te eischen. Velen waren hierdoor niet in staat den dienst waar te nemen. Daarom was het onmoge lijk om uitvallen te doen. Van uit den stadhuistoren kon men echter de operaties van den vijand dui delijk waarnemen. Eiken dag werd de stad bescho ten. Verscheidene huizen werden vernield, doch menschenlevens vielen er nog weinig te betreuren. Op Donderdag 24 Juli wist de vijand zich meester te maken van het Havenfort. Doojr overmacht was de bezetting er van genood zaakt zich terug te trekken, Twee dagen later kwamen 3 schepen met buskruit voor de stad. Twee er van konden gelost worden. Het derde sloeg van zijn ankers en dreef bij vloed tot in de Aardenburgsche vaart. Spoedig maakte de vijand zich er van meester. Daar de buskruitvaten met het zoute water waren door drongen, kon er evenwel geen ge bruik van gemaakt worden. Aan den ingang van het Zwin, niet ver van de zee dus, lag aan de eene zijde het fort ,,H e t H a z e g r a s" en aan de andere zijde „Het Retranche- m e n t" van 't land van Cad- zand. Wij zeiden reeds, dat de bevel hebber van Sluis het eerste fort spoedig heeft laten slechten, op dat de vijand zich er niet zou nestelen. In het laatste fort op 't eiland van Cadzand lagen maar een 65 tal manschappen, te zwak dus om een mogelijken aanval te weerstaan. Daarom werden zij naar Sluis overgebracht. Dit was juist bijtijds, want de Franschen, die niet over het breede Zwin konden komen, wa ren den 28sten Juli op een an dere plaats Staatsch-Vlaanderen binnen getrokken, n.l. bij het ge hucht Turkije tusschen IJzendijke en Waterlandkerkje. Hier was het vaarwater, de zoogen. Linie, smal ler en ondieper. Deze post werd wel dapper verdedigd door den jongen prins van Nassau-Weilburg, doch deze moest voor de over macht zwichten. De prins trok met zijn troepen naar Breskens en stak den volgenden dag naar Vlis- singen over. De bezetting van 't naburige IJzendijke trok over Biervliet weg. Opmerkelijk dat in 1708 de Franschen op dezelfde plaats en ook op denzelfden datum het land waren binnengekomen. De vijand was nu spoedig op het eiland Cadzand en bezette het verlaten Retranchement. Hij was nu meester van de beide oevers van het Zwin, waardoor de toe gang uit zee voor Sluis geheel af gesloten was. Twee schepen, die juist naar deze stad op weg wa ren, waren genoodzaakt terug te keeren. Dit was voor de bezetting een groote teleurstelling; want het eene schip was geladen met rijs hout en schanskorven en het an dere met azijn en citroenen, die als geneesmiddelen werden ge bruikt voor de Zeeuwsche ziekte. Daar de Franschen meester wa ren van geheel Westelijk Staatsch- Vlaanderen, uitgezonderd het be legerde Sluis, viel het magazijn van levensmiddelen te Hoofdplaat ook in hun handen. Alzoo was Sluis aan alle zijden ingesloten. Er ging geen dag voor bij of de stad werd min of meer hevig beschoten. De bezetting be taalde met gelijke munt. Niettegenstaande een goede be looning werd uitgeloofd, durfde niemand de ingesloten stad verla ten om tijding naar Walcheren over te brengen of te halen. Einde lijk waren twee boeren, afkomstig uit het dorp Cadzand, hiertoe be reid. De eene zou de positie en den macht van den vijand waarne men en de andere zou een brief brengen aan den luitenant-gene raal De Brauw in Zeeland. De twee boeren werden 's- avonds in alle stilte met een schuitje overgezet. Behouden kwa men zij aan den overkant, maar verder hebben zij niets meer van zich laten hooren. Mogelijk was het hun alleen maar te doen om uit de ingesloten vesting verlost te zijn. (Slot volgt.) R. B. J. d. M. (Nadruk verboden). V eront waardigd. Och Ko, nu je de 100.000 ge trokken hebt, voer je immers niets meer uit Wat?Dat zou je denken; ik sta om één uur op, dan ont bijt ik, om zes uur eet ik brood, om acht uur gebruik ik mijn five- o'clock-tea, om negen uur eet ik avondeten, daarna beklaag ik een uur lang mijn arme familiele denen slapen doe ik volgens jou zeker óók niet meer o Geen kunst Vader, ik zag gisteren in het circus iemand, die een rijksdaalder in een bloem veranderde Geen kunst, jongen, je moeder verandert zoo maar een briefje van honderd in een hoed o Weer.... en weer, De penningmeester van een bil jartclub was er met de kas van door. In het clublokaal was men nu bijeengekomen om een nieu wen penningmeester te kiezen. Toen na de stemming de uitslag werd bekend gemaakt, stak een der aanwezigen zijn paraplu op. De voorzitter was uiteraard zeer verbaasd over de zonderlinge handeling en informeerde, wat dat te beteekenen had met die para plu. Ik vertrouw het weer niet, was het laconieke antwoord. Ondankbaar. Jonge arts (tot z'n vrouw): Ik dacht niet dat die Z. zoo'n ba nale kerel was. Bij ons aan tafel eet hij zich een idigestie, en nu laat hij zich bij 'n anderen dokter behandelen. o Na een concert te Londen werd den beroemden cellist Popper in een van de exclusiefste clubs een feestmaal aangeboden. Plotseling na de hors d' oeuvre tikte een deftig heer aan zijn glas en sprak: Geachte dames en heeren, wilt gij zoo vriendelijk zijn u allen Van uw zetels te verheffen Allen stonden op en Popper werd vreeselijk verlegen, daar al len hem aankeken en men een bi- zondere eerbewijs verwachtte. De spreker ging echter voort: En wilt u zoo goed zijn om eens na te kijken of er iemand op mijn bril heeft gezeten o De getuige. Een advocaat zou er een sim pel uitziend boertje, dat in een zaak was betrokken en als getuige moest optreden, eens tussen ne men en bewijzen, dat hij geen lo gisch besluit kon nemen. „Beste man," zei de advo caat, „zoudt gij een eenvoudig vraagstuk kunnen begrijpen „Misschien wel,'' antwoordde No. 102. L. BOON, Kortgene. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Wit speelt en wint. Probleem No. 100. W. LENTE. Zwart sch.: op 3, 7, 8, 10, 12, 14, 18, 22, 23, 26, 36. Wit sch: op 21, 24, 25, 27, 30, 33, 34, 37, 39, 42, 47. Wit wint door: 3429; 4741; 30—24! 24X4; 4X10 en wint. Verplaatst men schijf 22 naar 17 vervolgt Zwart Siu met 2329; 34X23; 18X20 Wit wint nu door: 47—41; 27—22; 30—24!; 24X13 en wint. No. 103. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 het boêrtje. ,-,Welnu dan", zei de advocaat, „als tien man een dag nodig heb ben ®m een perceel land om te spitten, hoe lang zullen dan twin tig man nodig hebben voor dit zelfde werk „Geen minuut", zei de boer, „Geen minuut „Weineen, want dan is het stuk grond immers al omgespit Tante probeerde haar nichtje over te halen vroeg naar bed te gaan. „Nu je zes jaar bent, moet je om 6 uur naar bed. Als je zeven bent mag je opblijven tot 7 uur, en wan neer je acht jaar zult zijn, tot 8 uur. Het nichtje staart in gedachte naar tante's grijze haren en merk te toen op: „Dan behoeft U zeker nooit naar bed, hè, tante o Goed begrepen. Instructeur: Hebt U nu begre pen hoe de motor van een auto werkt Leerling: Ja, het is heel duide lijk, alleen moet U mij nog even vertellen of U de benzine en het water in hetzelfde reservoir doet. o Ook wat gekregen. Je zuster heeft de honderd duizend getrokken. Wat heb jij ge kregen Een zwager In bovenstaanden partijstand speelde Wit als laatste zet. 1. 33—29! 3—9 De eenigste kans om een gelijk aantal schijven te behouden op 12—18'vervolgt Wit met 35—30; 18X27; 29X9; 3X14; 37—31 en wit wint een schijf. 2. 29X7 8—12 3. 7X18 11—17 4. 22X11 13X44 Wit vervolgde nu met 4641 om door 4339 de Zwarte schijf op 44 af te ruilen. Wit had nu aardig dam kunnen behalen door: 5. 37—31 26X28 6. 38—33 28X30 7. 35X4 dam! 6X17 Door schijf 43 te offeren ver volgt Wit met 4843 verhindert Zwart dam te halen. Een dam die Wit drie schijven kost maar met vrijwel gewonnen stand. Partijstand No. 99. Zwart sch: op: 1, 3, 5, 6, 8/11, 13/17, 19, 23, 26, Wit sch: op 22, 25, 28, 32/39, 42/44, 48, 50. In dezen partijstand speelt Zwart 1. 17—21? 2. 33—29 11—17 3. 29X18 15—20 Als goede voortzetting hadden wij aangegeven 1621! Op 16 21! wint Wit eenvoudig door het bekende kaatsingslagzetje. Een partijstand waarin Zwart dan ook altijd een schijf in verliest. Mijn dank aan opmerker. Eindspel. J. L. STROOBAND. Wit drie dammen op 6, 7, 26. Zwart een schijf op 36 en dam op 27. Wit speelt en wint. e door CARLY VOS. Vader had een betrekking in het dorp Aar gekregen en zo kwam de dag, dat wij met al ons hebben en houen naar onze nieu we woonplaats trokken. Van te voren had vader een leegstaande boerenwoning gehuurd, die er nogal verwaarloosd uitzag, maar wij jongens hadden tijd in over vloed om alles eens netjes op te knappen. Wij kwamen in het huis aan en lieten de straatdeur open staan, omdat de verhuizers ook reeds in aantocht waren. Nauwelijks wa ren wij boven om eens een kijkje naar de verschillende kamers te nemen en te zien, waar de grote meubelen het best neergezet kon den worden, toen wij een zacht gebrom hoorden, alsof--er, een hond in huis was. Wij openden de deur en zagen juist een hond de trap af lopen. Het dier had de kop van een terrier, het lichaam van een langharige spits en de poten van allerlei rassen door elkaar. Zijn grauwe huid was zwart-wit ge vlekt. Toen hij ons zag, bleef hij even stilstaan, bromde wat harder en liep het huis weer uit. Buiten zag hij de verhuiswagen staan, ging er heen, blafte en er kon geen enkel meubelstuk neergezet wor den, of hij rook er aan, terwijl hij met zijn hele aandacht alle bewe gingen in het huis scheen gade te slaan. Wij gaven hem op een bloe- menschotel een beetje water. Hij raakte het niet aan, voordat wij hem onze rug hadden toegedraaid, doch dronk het toen gulzig uit. La ter gaven wij hem wat brood en een paar velletjes van de worst en ook dat at hij op als wij niet keken. Of wij hem lokten of rie pen, het dier was niet te bewegen binnen te komen, of ons enige vriendschap te bewijzen. Iedere avond als de huisdeur werd geslo ten, zagen wij de hond achter in de tuin tussen het kreupelhout lig gen. Tenslotte namen wij geen no titie meer van hem en lieten hem zijn gang gaan. Toen wij binnen op orde waren, besloten mijn broers en ik het huis van buiten een verfje te geven, wat hard no dig was. De hond sloeg ook nu al onze bewegingen gade, gromde als wij te dicht bij hem kwamen, en at nog steeds alleen dan wat wij hem gaven op, als wij ons omge draaid hadden. Wij woonden nu reeds twee maanden in het huis en omdat alles er netjes uitzag, ook de tuin had een grondige beurt gekregen, werden de buren uitgenodigd kennis met ons te ko men maken. Wij hadden een bank, een paar tafels en stoelen in de tuin gezet en mijn moeder was druk bezig met thee inschenken en koekjes ronddelen, toen opeens de vreem de hond zijn kop tegen mijn hand wreef. Ik was ten zeerste ver baasd, want een dergelijke toena dering waren wij niet van hem ge wend, Hij kreeg wat lekkers en vroeg om meer, ja, hij liet zich zelfs over de kop strelen. Mijn moeder vertelde aan onze buur vrouw van de vreemde hond. De ze keek het dier zonder veel in teresse aan en zei toen: „Dat is de hond van de oude Klaas geweest, die hier heeft gewoond. Hij is ver leden jaar gestorven. De hond ver dween en dwaalde sindsdien in de omtrek van het huis rond, zonder baas en stal hier en daar wat eten, als wij het hem niet gaven. Sinds de dood van Klaas heeft het huis leeg gestaan tot U het hebt ge huurd." Dat was dus de oplossing van het raadsel, het dier miste zijn baas en paste nog steeds op diens huis. Na het vertrek van de bu ren overlegden wij gezamenlijk of wij het trouwe dier in huis zouden opnemen en hem een onbezorgde oude dag zouden geven, doch toen wij hem riepen, was hij weer naar buiten gegaan. Wij hebben de hond nooit meer teruggezien. Zou hij tevreden zijn geweest met de nieuwe bewoners Samoerai was de bekendste ridder van Japan. In tegenstelling met de andere Japanners, die slechts één zwaard mochten dra gen, droeg Samoerai er twee. Daarom was het, dat men hem al spoedig „De man met de twee zwaarden" ging noemen. En als de Japanse kinderen ver halen worden verteld van de vroe gere grootheid van hun land en van de heldendaden der ridders, dan neemt Samoerai daar steeds 'n grote plaats in. De verdediging van zijn vader land was hem opgedragen, en het wapen, waarmede hij zijn land diende, was zijn zwaard. Daarmee kon hij omgaan als geen ander. Wanneer de vijand pijlen op hem afschoot, dan wist hij deze met zijn zwaard op te vangen, en in de lucht middendoor te snijden. De geschiedenis veirtelt zelfs, dat hij met één slag drie lichamen zijner vijanden door midden kon slaan. De eerste vereiste daartoe was niet veel kracht, maar een uitste kend zwaard. En van zwaarden smeden, daarvan verstonden de Japanners de kunst Niet alleen vroeger, maar heden ten dage nog Het smeden van zwaarden is in Japan een heel oud beroep. Voor tweeduizend jaren hield men zich daar reeds mee bezig; het ging van vader op zoon over en meni ge wapensmid bezit op het oogen- blik een smederij, die reeds langer dan vierhonderd jaar in de familie is geweest. Het maken van de kling vereist zeer veel arbeid. Meer dan vijf en twintig maal wordt dit bewerkt. En na iedere bewerking wordt het bestreken met een mengsel slijk en as, waarna het op een vuur tot 800 graden verhit wordt De kern van de kling bestaat uit een stuk staal, dat slechts zeven- of achtmaal gesmeed wordt en derhalve tamelijk week is. Voor het lemmet neemt men staal, dat vijfentwintigmaal gesmeed en zo hard als glas is. De twee soorten staal worden vast aan elkaar gesmeed en zo wordt het zwaard niet alleen scherp, maar ook buigzaam vrijwel onbreekbaar. Een goede Japanse kling kan een helm door midden slaan zon der daarbij besdhadigd te wor den. Om een kling van anderhalf pond te smeden, heeft de smid ze ventien pond ijzer nodig en twee en twintig honderd pond houts kool. Wanneer het zwaard klaar is graveert hij op het handvest zijn naam. De beroemdste zwaardsme en den waren Masamoene en Soeke- sada; een zwaard van deze sme den kost tegenwoordig nog altijd (zondpr vers'erincJen) ongeveer ne gen duizend gulden. Nu de tech niek zo vooruit gegaan is, ook wat het smeden van zwaarden betreft, heeft een smid, geholpen door drie knechten, toch altijd nog minstens tien dagen nodig om een goed zwaard te smeden. De schede bestaat uit gelakt hout. Een pijl en' een licht mes, dat vroeger Samoerai naar zijn vijanden, welke op de vlucht ge slagen waren, wierp, steken dik wijls naast het zwaard in de sche de. De versieringen zijn dikwijls prachtig en zeer kostbaar, maar de kling is toch het voornaamste van het zwaard, en daarnaar wordt het ook verzorgd. De Ja panner bindt zich een doek voor de mond, wanneer hij zijn zwaard schoon maakt. Het staal mag niet beslaan door zijn adem De grootste onderscheiding voor een Japans ridder was vroeger, van zijn vorst een „edel zwaard" te ontvangen. En wanneer de vorsten in Japan elkander een cadeautje wilden ge ven als blijk van hun hoogachting, viel hun keuze altijd op een zwaard Om goed te begrijpen, waarom het bij dit probleem gaat, zullen wen een bepaald geval aannemen. We moeten b.v. 29 gram suiker af wegen. Welke gewichten moeten we nu gebruiken Men kan het natuurlijk zo doen, dat men op de ene schaal 30 gram zet en op de andere, bij de suiker 1 gram. Men kan ook verschillende gewichten gebruiken, zodat deze tezamen 29 gram vormen. De vraag luidt nu: welke gewichten zijn er nodig, om alle mogelijke aantallen grammen, van 1 gram af te kunnen vormen Geleerde mensen hebben dat uitgerekend en zijn tot de slotsom gekomen, dat daartoe nodig zijn: 1, 2, 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256, 512, 1024, 2048, 4096 enz. Zoals men ziet is telkens het volgende ge wicht het dubbele van het vooraf gaande. En men kan zelf nagaan, dat men deze gewichten werkelijk alle mogelijke voorkomende getal len kunnen worden gevormd. De bovenste tekening telt in het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 10