TJ/OK/LAT CHOCOLADE
TJÖKLAT CHOCOLADE
TJOKLATCHOCOLADE
Dit is het BEGIN van de fabricatie van de
De kroning van Koning George VI
PERSKRONIEK.
STAÏEN-GËNËRAAL
Te houden aanbesteding.
Geadverteerde merkartikelen geven
U de hoogste waarde.
Gaat U zelf maar na. Door zijn ar
tikel te merken en het in de couranten
te adverteeren, maakt een fabrikant
iiet voor iedereen direct herkenbaar.
Dat kan voor den fabrikant alléén
maar voordeelig zijn, wanneer bet
artikel werkelijk goed is. Valt het
artikel tegen, dan zou immers de
fabrikant door zijn merk te adver
teeren juist in de hand werken, dat
men zich kan hoeden het ooit nog
een keer te koopen.
Koopt daarom bij voorkeur de merk
artikelen, die U in dit blad ziet ge
adverteerd.
Geadverteerde merkartikelen
hebben een naam te verliezen!
FOTO I.
en de daarvoor gebruikte GRONDSTOFFEN
Alleen de beste kwaliteit kerngezonde grondstoffen worden voor de Fabricage van
gebruikt Bij de cacaoboonen nemen de edelcacao-soorten uit Zuid-Amerika en
van Java een zeer belangrijke plaats in, terwijl de geurige
INDISCHE RIETSUIKER
bij deze chocolade de beetwortelsuiker vervangt.
Foto I. Fabriekszaal van 50 M. lengte voor den opslag van cacaoboonen, met aan
het einde:
Foto II. Cacaobranderij, waar de cacao, na eerst machinaal van stof en andere
onreinheden ontdaan te zijn, (zie foto I bij pijltje) gebrand en van doppen
en kiemen ontdaan wordt. - A. de cacaobranders. - B. de machine, waarin
de cacaoboonen van doppen ontdaan worden.
FOTO II:
KNIPT DEZE ADVERTENTIE UIT EN BEWAART ZE
OOK ZIJ NEEFT WAARDE
VOLGENDE WEEK EEN VERDERE WANDELING DOOR ONS BEDRIJF.
In de historie gewortelde tra
dities, De oorsprong van de
Court oi Claims. Gebruiken
die toch verloren gingen.
I.
(Van 'n specialen Reuter-correspondent)
LONDEN, April. De Court of Claims,
het speciale Kroningshof, dat de aan
spraken had te onderzoeken van de ver
schillende candidaten, die bij de kro
ningsplechtigheid een officieeie hande
ling hebben te verrichten, is onder lei
ding van den Earl Marshal, den Hertog
van Norfolk, met zijn taak gereed geko
men.
Nu men na deze formeele voorberei
ding van het Kroningsfeest met man en
macht aan het werk is gegaan om met de
daadwerkelijke voorbereiding tijdig ge
reed te zijn, stuit men herhaaldelijk op
tal van traditioneele instellingen en ge
bruiken, die indertijd stellig eenigen
practischen zin hebben gehad, doch
waarvan men zich thans bij herhaling
afvraagt, waaraan zij hun ontstaan te
danken hebben.
De oudste kroning, die in de geschie
denis der Britten bekend is, is die van
Koning Aidan, in het jaar 520. Deze kro
ning, die geschiedde door den later hei
lig verklaarden St. Columba, vindt men
uitvoerig beschreven in het nog bestaan
de handschrift van St. Adamnan, Abt
van Iona, waaruit blijkt, dat Aidan zoo
wel gezalfd als gekroond werd.
Maar alle hoofdlijnen van de kronings
plechtigheid, zooals deze op 12 Mei a.s.
zal plaats vinden, vindt men reeds terug
in de kroning van Willem den Verove
raar in 1066, toen de plechtigheid in de
Westminster Abbey in wezen reeds be
stond uit dezelfde reeks van gebruiken,
die men door de eeuwen heen bijna dui
zend jaar lang tot op dezen dag heeft
bewaard.
Veel daarvan, wat thans slechts als
eerbiedwaardige overlevering deel van
de plechtigheid uitmaakt, blijkt ont
sproten te zijn uit de noodzaak van die
verre dagen. Tenslotte was de kroning
van Willem den Veroveraar de kroning
v,an een zegevierenden vreemden in
dringer, die er op moest rekenen, omge
ven te zijn door tal van hem vijandige,
van wraakgevoelens bezielde tegen
standers. Daarom werd een ieder, die
uit hoofde van ambt of rang in aan
merking wenschte te komen voor het
waarnemen van een functie bij de kro
ningsplechtigheid door een speciaal
voor dit doel ingesteld hof aan
een scherp verhoor onderworpen, waar
door moest komen vast te staan, dat
men niets kwaads in het schild voerde.
De Court of Cla ms is sedert dien tot
op den huldigen dag blijven bestaan
en nog steeds moeten de voornaamste
hoogwaardigheidsbekleeders er voor
verschijnen, waarvan zelfs de Aartsbis
schop van Canterbury niet wordt vrij
gesteld.
In vroeger dagen maakte de Court
of Claims zelfs uit, wie den Koning op
den kroningsdag van wijn en voedsel
zou voorzien. Een groote verantwoor
delijkheid drukte op de schouders van
dezen functionaris en van hen, die hem
aanwezen, want het was zijn taak er
voor te waken, dat geen van de vijan
den des Konings, waarvan heel de bloe
dige geschiedenis van Engeland vol is,
de kans zouden krijgen den vorst juist
or> dezen bijzonderen feestdag te ver-
gift'gen.
?e>n s^dderachtig gebruik, dat zich
niet heeft kunnen handhaven en dat men
na de kroning van George IV heeft la
ten vervallen, is de uitdatOnd door den
kampioen des kon ngs. Dit was een
traditioneel onderdeel van het kronings
feest, dat de Koning direct na de plech
tigheid aan bet hof en de Peers aanhond
in de oude Westminster Hall.
De door de Court of Claims daartoe
waard'g gekeurde ridder reed in een der
fraaiste wapenrustingen des konings tij
dens het feest te paard de Westminster
Hall binnen, wierp kletterend een zij
ner zware, metalen handschoenen tegen
den grond en daagde een ieder uit, die
het w.aagde de rechten des Konings te
betwisten
Natuurlijk bleef de handschoen on
aangeroerd op den grond liggen omdat
degenen, die inderdaad op de rechten
des. koiiings iets hadden, aan te mer-
(Adv.)
ken, gewoonlijk wel een betere gelegen
heid afwachtten om daaraan uiting te
geven, zooals ons de Engelsche geschie
denis leert.
Wanneer het duidelijk was, dat nie
mand de uitdaging wenschte aan te ne
men, dronk de Koning uit een daarvoor
gereedstaande gouden beker op het
welzijn van zijn ridderlijken kampioen,
die achteraf den beker, paard en wa
penrusting als belooning van den ko
ning geschonken kreeg.
Met het feest in Westminister Hall
is ook dit oude gebruik vervallen na de
kroning van George IV in 1820.
Andere oude gebruiken zijn vervallen
of gewijzigd als gevolg van de wisse
lende structuur van het Britsche Rijk.
Ditmaal moest zelfs een speciale Do
minion Kroningscommissie worden inge
steld om de oude bepalingen, waarbij
de overzeesche deelen van het Rijk zijn
betrokken, aan te passen aan den nieu
wen status der Dominions, zooals deze
geregeld is door het Statuut van West
minister.
DE VERLAGING VAN DE
MONOPOLIEHEFFINGEN OP
GRANEN.
Men schrijft uit kringen van den
graanimporth,andel aan de N. Rott. Crt.
(lib.):
,,Het is geen wnoder, dat het bericht
omtrent de verlaging van de monopo
lieheffingen, welke op de belangrijkste
granen bij invoer worden geheven, niet
alleen bij den graanhandel, maar ook
bij alle daaraan verw,ante bedrijven,
groote voldoening heeft gewekt, daar
nu eindelijk een begin schijnt te zijn
gemaakt met het afbreken van de cri
sismaatregelen, waarnaar men al zoo
geruimen tijd verlangd had.
Niet alleen de handel en het bedrijfs
leven, dat granen als grondstoffen ver
werkt, mogen dankbaar wezen voor
deze eerste verlaging, maar ook de
verbruikers, omdat hierdoor ten minste
eenigszins de stijging van de prijzen der
producten in vele gevallen eerste le
vensbehoeften wordt opgevangen. De
naarstige pogingen van belanghebben
den en van de groote pers om te trach
ten de regeering er van te overtuigen,
hoe noodzakelijk een verlaging was,
zijn eindelijk beloond.
In de hierbij betrokken mededeeling
stond vermeld, dat de verlaging van de
heff'ngen het gevolg is van de stijging
der wereldmarktprijzen. Dit verdient
bijzondere aandacht. Immers, terwijl
men vrij algemeen overtuigd was van
de billijkheid eener verlaging van de
rechten, nadat de graanprijzen sterk ge
stegen waren, omdat in de laatste vier
jaren op een prijsverlaging telkenmale
een verhooging van de rechten was ge
volgd, werd de aanval op deze vesting
steeds afgeslagen. De tegenwerp'ng
luidde dan, dat het onmogelijk was de
heffingen te verminderen, aangezien
men deze inkomsten niet kon missen;
ze waren noodig voor versterking van
het Landbouwcrisisfonds. Uit dit laat
ste worden mede vele bedrijven ge
steund, die of met den landbouw in het
geheel niets uitstaande hebben of daar
mede al in zeer los verband staan, wat
veelal niet als een juiste crisispoftiek
werd beschouwd.
Het is zeker een gelukkig feit, dat nu,
blijkens de desbetreffende mededeeling,
de reden tot de verlaging werkelijk de
stijging van de prijzen der granen is,
want h eruit mag men dan toch wel aflei
den, dat als de granen nog duurder
worden, een verdere vermindering van
de rechten zal volgen. En juist dit heeft
in den graanhandel een optimistische
stemming gewekt, want als eenmaal het
rechtengebouw zal zijn gesloopt, zal
daarvan het gevolg moeten zijn een
méér vrije handel. Dit zal ten goede
komen niet alleen aan dezen tak van
handel zelf, maar ook aan alle graan-
verwerkende bedrijven en dan ten
slotte aan de verbrifkers, wat toch een
ieder is.
Toch moge er hier op worden gewe
zen, dat, hoewel de verlaging voor tar
we en haver van f 1 per 100 kg van be
lang is bij de sterke prijsstijging van
den laatsten tijd een vermindering van
f 0,50 per 100 kg voor rogge, maïs en
gerst slechts we nig beteekent. Gaar
ne zou men zien, dat ook deze vermin
dering f 1 per 100 kg zal bedragen.
In zeer korten tijd en wel in den loop
van deze en de vorige week zijn deze
artikelen op de wereldmarkt weder
circa f 0,30 per 100 kg gestegen, zoodat
de verlaging' van rechten eigenlijk slechts
op een- prijsvermindering van f 0,20 per
100 kg neerkomt. Hoe snel kan deze
weder worden te niet gedaan, als de
prijzen verder oploopen, wat velen ver
wachten, in verband met de statistisch
vaste positie van deze graansoorten.
Al is men dankbaar voor het feit, dat
de stem van den graanhandel en van
zoovele anderen dan toch ten slotte
weerklank heeft gevonden, voldaan is
men nog niet, en het dringende verzoek
blijft bestaan, dat onze verantwoorde
lijke minister er vooral rekening mede
zal houden, dat een verdere verlaging
in het belang van de geheele bevolking
is. Hieraan zou men nog willen toevoe
gen den wensch, dat de bedrijven, die
het sterkst lijden onder de hooge heffin
gen en dan wordt in de eerste plaats
de pluimveeteelt bedoeld weer op 'n
looner.de basis kunnen gaan werken en
er geen nieuwe maatregelen worden ge
troffen en bijslagen veranderd, waardoor
voor hen van geen verbetering sprake
zal zijn.
Er is in den laatsten tijd herhaaldelijk
betoogd, dat de landbouw zelf op het
oogenblik niet meer de behoefte heeft,
omringd te blijven door crisismaatrege
len en crisisambtenaren. Laat men dan
nu van de stijging der wereldmarktprij
zen gebruik maken om deze naweeën
van de crisis zoo spoedig mogelijk te
doen verdwijnen, al begrijpt een ieder,
dat daarmede eenige tijd gemoeid zal
zijn en de opheffing geleidelijk zal moe
ten geschieden.
Een begin is Zondagavond gemaakt.
Het is te hopen, dat men op dezen weg
zal voortgaan en wel vooral om te ver
mijden, dat de eerste levensbehoeften
verder in prijs stijgen. De voorboden
daarvan beginnen zich nu overal te ver-
toonen, wat trouwens geen wonder mag
heeten, nu de grondstoffen allerwegen
duurder worden".
Elders stelt de N. R. C. de vraag, wel
ken invloed het recente besluit op de
positie van het Landbouwcrisisfonds
heeft.
„Volgens de ramingen in de begroo
ting voor het dienstjaar 1937 berekenen
wij globaal een inkomstenderving van
ten minste f 10,000,000. De vraag rijst, op
welke wijze het begrootingsevenwicht
zal worden gehandhaafd.
Een eerste veronderstelling is, dat er
een overschot op deze begrooting is ont
staan als gevolg van verminderde uit
gaven, respectievelijk geringere verlie
zen. Blijkens de memorie van antwoord
inzake de begrooting van 't Landbouw
crisisfonds 1937 waren de voornaamste
voor- en nadeelige verschillen van het
fonds, welke direct of indirect samen
hangen met de depreciatie, in totaal ge
nomen, nagenoeg met elkaar in evenwicht.
Deze mededeeling dateert echter van
5 December 1936. Sedertdien zijn de we
reldmarktprijzen verder gestegen en is
de uit het fonds te betalen steunbijslag
op rogge geheel afgeschaft Dok is de ver
goeding om een prijsstijging van brood-
bloem te verhinderen verlaagd.
Al deze maatregelen zullen de positie
van het Landbouwcrisisfonds ongetwij
feld hebben versterkt. Hiertegenover
staat echter weer, dat de verlaging van
den Vita-prijs met f 1 per 100 kg derving
van pl.m. f 3.000.000 beteekent.
Hoewel het dus niet uitgesloten is, dat
de positie van het Landbouwcrisisfonds
een versteviging heeft ondergaan, hou
den wij toch ernstig rekening met de
kans, dat de regeering de vermindering
van inkomsten als een gevolg van de
verlaging der monopolieheffingen geheel
of ten deele uit andere middelen zal
moeten aanvullen. Met deze mogelijk
heid voor oogen, maken wij reeds bij
voorbaat bezwaar tegen een nieuwen
vorm van landbouwcrisisheffing op de
eerste levensbehoeften, resp. verhooging
van crisislasten.
Zooals wij reeds meer hebben be
toogd, zal ernstig moeten worden nage
gaan, of in dat geval tijdelijke aanvulling
van het tekort uit de Rijksmiddelen niet
de voorkeur verdierit"r
DE GRONDWETSHERZIENING IN DE
EERSTE KAMER.
De Eerste Kamer is gistermorgen om
11 uur begonnen met de behandeling
der grondwetsherzining en toen zij 's
middags om 4 uur naar huis ging was
men reeds gevorderd tot het antwoord
van den minister, die heden aan het
woord zou komen.
De waardeering voor de beteekenis
der voorstellen bleek nog al uiteen te
loopen, doch algemeen achtte men de
belangrijkste punten het instellen van
openbare lichamen voor beroep en be
drijf, \het weren van revolutionaire
volksvertegenwoordigers en de gedeel
telijke opheffing der parlementaire on
schendbaarheid in geval van opruiing of
schending' van geheimen.
De heer Van Lanschot (r.k.) consta
teerde dat de publieke belangstelling
voor deze grondwetswijziging zeer ge
ring was. Delegatie van macht kon zeer
moeilijk in de grondwet geregeld wor
den doch regeling der administratieve
rechtspraak achtte hij noodig. Het lid
maatschap van het parlement voor re
volutionairen noemde hij in strijd met
het wezen van het parlement zelf.
Prof. Anema (a.r.) weerlegde sommi
ge bezwaren door te betoogen, dat de
grondwet geen registratie moet zijn van
verschillende kwesties, doch concrete
rechtsregeling moet aangeven. Voor een
ingrijpende grondswetswijziging was de
tijd niet gekomen en de thans voorge
stelde was vooral van psychologischen
aard.
De heer Werker (v.d.) noemde de
bepalingen inzake rev. volksvertegen
woordigers te vaag en maakte bezwaar
tegen de gedeeltelijke opheffing der
parlementaire onschendbaarheid, waar
door het parlement onder controle zal
komen van het openbaar ministerie.
De heer De Zeeuw (s.d.) was teleur
gesteld over het feit dat de katholieken
niet meer hadden gedaan om hun ver
langens in zake grondwetsherziening in
vervulling te doen gaan. Van de N.S.B.
had hij verwacht dat ze bij deze gele
genheid nu eens precies zou aangeven,
waarheen zij het Nederlandsche volk
wil voeren. Ook deze spr. had bezwaren
tegen de door den heer Werker bespro
ken punten.
De heer Pollema (c.h.) kon zich in het
algemeen met de regeeringsvoorstellen
vereenigen al achtte hij de bepalingen
inzake de openbare lichamen overbodig.
Ook de heer Drooglever Fortuyn (lib.)
zag de nGodzaak van deze lichamen niet
in.
De heer Kropman (r.k.) meende, dat
de regeeringsvoorstellen beneden de
eischen blijven van dezen tijd, die het
zwaartepunt van het gemeenschapsleven
van staatkundig naar economisch en so
ciaal terrein heeft verplaatst.
De heer Knottenbelt (lib.) meende,
dat in het parlement geen groepsbelan
gen vertegenwoordigd mochten worden.
Zoolang de s.d.a.p. arbeiderspartij bleef
vertegenwoordigde deze partij een
groepsbelang. Hij betreurde, dat er geen
meerderheid is voor het weren van ver
tegenwoordigers van bepaalde belan
gengroepen.
Tenslotte vy>rkU*,arde «de heer Van
Vessem (N.S.B.), dat de geheele grond
wetsherziening slechts tegen het natio- r'
naal-socialisme zou zijn gericht en be
doeld is als een barricade der „demo-
liberale oligarchie" tegen de aanstor
mende nieuwe krachten in ons volk.
Aan het slot van zijn rede, gedurende
welke hij eenige malen door den voor
zitter tot de orde werd geroepen, ver
klaarde hij dat hij uit deferentie jegens
de Koningin voor het voorstel inzake
het inkomen van de kroon zou stemmen,
doch tegen de overige voorstellen.
ZA 10 Apr. door den Bouwk. H. J. Bets,
te Vlissingen voor rek. opdracht
gever: 't verbouwen Perc. Wal-
straat 79 te Vlissingen, Zie Mid-
delb. Crt. 27 Mrt. 1937.
MA 12 Apr, 14 h. bij wed. J. J. v, Over-
beeke te Kapelle door bestuur
Waterk. Calm. Willem Anna-
polder 't aanvullen en onder pro
fiel brengen dijksgedeelte tusschen
dijkpalen 15 en 18 en opruimen
b:nnendijks gelegen „Kistdam"
enz. Raming f 46,000,
Zie Middelb. Crt. 23 Mrt. 1937.
Centraal. Bureau voor Courantenpubliciteit van De Nederlandsche Dagbladper*