T "EEEUWSCH ZONDAGSBLAD 1U VAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUOAhTl 3 April 1937 t I SBBBBBBB8BBÜBS EEN ONGEWONE MANIER VAN LIJSTEN. 7N EEN PAAR AARDIGE NATUURKUNDIGE PROEVEN. EEN GEHEIMZINNIGE BEKER. EEN SCHADUWPRENTJE. gM2£ïïKlïïG£H BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. ZEEUWSCHE KRONIEK. 1_W. j •»a:\4 v. i Wij krijgen soms tijdschriften in handen, waarin hele mooie pren ten voorkomen en die eigenlijk al leen maar behoeven te worden in gelijst, om heel wat te lijken. Een heel eenvoudige manier van in lijsten is om een stuk carton in de grootte van de plaat te snijden en dit alles te samen met een stuk band of lint rondom vast te plak ken. Er zijn verschillende soorten boorband, die men voor een der gelijk werkje gebruiken kan. Voor ronde of ovale lijsten is het mili taire galon zeer geschikt, omdat het rond getrokken kan worden, en is in de verschillende zaken in diverse kleuren en breedten ver krijgbaar. Ripslint kan men voor langwerpige of vierkante prenten gebruiken eveneens in de gewen ste kleuren. Voor ronde of ovale lijsten kan men goud- of zilver band kopen, of een van deze beide bewerkt met een zwarte draad of met een rode draad, wat voor sommige doeleinden een zeer bij zonder effect kan geven. Om nu het band te bevestigen nemen wij eerst een stuk karton, iets groter dan de plaat, b.v. 1Y* cm groter, daar leggen wij de plaat op en dan het glas, dat even groot moet zijn als het karton. Wij hebben dus rondom de plaat een rand van 1 cm zo breed moet dus de lijst worden. Wij kopen nu galon van 214 cm breedte, lijmen 1 cm rondom op het glas vast en als de lijm goed droog is vou wen wij de uitslaande rand van het galon om en lijmen dit aan de ach terkant op ,het karton. Wil men de lijst smaller of breder maken, dan is de bewerking eenvoudig, zoals duidelijk blijkt. De afbeelding geeft duidelijk de hele manier van werken aan. De spelden rondom, die het band aan het karton vasthechten, dienen al leen om dit gemakkelijker op het glas te kunnen plakken. Inplaats van lijm kan men de band ook met een draad strak om de te kening heentrekken en daarna af hechten. Dit moet echter stevig worden gedaan, anders loopt men kans, dat bij het ophangen van het schilderij de draad breekt en het glas naar beneden valt. Lijmen is wel een beetje knoeiwerk, maar het is veel steviger. De ringen om het schilderij op te hangen worden door het karton heen gehaakt, dit doet men na tuurlijk voor het vastlijmen; het lint ol het band heeft dus alleen het glas maar te dragen, want de tekening weegt practisch niets. Op de tweede tekening ziet men een paar schilderijtjes en een ovale spiegel op deze ongewone manier behandeld. Onder aan de spiegel is een gezellig, grote kwast bevestigd, wat weer eens iets heel anders is dan onze bekende spie gels met mooi geslepen randen. Het beste is, dat jullie dit werkje eerst met een klein prentje oefenen, b.v. een aardig silhouetje. Valt dit naar je zin uit, dan heb je natuurlijk de smaak te pakken en zal al heel gauw je hele kamertje vol eigengemaakte schilderijen hangen. Denk er om, breng er zo veel mogelijk va'riatie in. De dansende wijzer. Door de warmte zetten de voor werpen uit. Dit hoort men heel dikwijls vertellen, maar men denkt er nooit aan met wat voor een voudige middelen men de waar heid hiervan kan onderzoeken. Wij hebben voor deze proef niets anders nodig dan een kleine naald, een breipen, twee even- grote glazen, twee lucifers en een dik boek of een ander zwaar voorwerp. De glazen zetten wij zo op de tafel als de tekening laat zien, met de bodem naar boven, terwijl wij ze zo ver van elkaar afzetten, dat de breipen juist over de beide glazen heen steekt. Op het ene einde leggen wij het dikke boek, onder het andere vrije eind schui ven wij de naald, waaraan wij, over de rand van het glas heen een wijzertje hebben bevestigd. De punt van deze wijzer moet bij het begin van onze proef precies naar boven wijzen. Het wijzertje kan van een gewoon gepunt luci fertje gemaakt worden. Als wij nu de tweede lucifer aansteken en de vlam tussen de beide glazen te gen de breipen aanhouden, dan is deze geringe warmte reeds ge noeg om de uitzetting van het ijzer der breipen te veroorzaken. Door deze warmte draait de brei pen en daardoor eveneens de naald, die daaronder ligt, zodat de wijzer gaat draaien. Jullie zult er verbaasd van staan hoe goed deze eenvoudige manier het doet en dat enkele ogenblikken na het verwarmen de wijzer zich gaat draaien. Matigheid en eenvoudigheid. Admiraal de Ruyter was steeds matig in spijs en drank. Het aller liefst at hij gewone scheepskost, zodat de Spaanse heren, toen ze hem vorstelijk wilden ontvangen, naast de kostelijke gerechten ook die scheepskost moesten laten op dienen. Wij hebben hiervoor nodig een oud iampenglas, dat van onderen met een kurk afgesloten wordt, waardoor heen wij een langen gla zen buis een stuk in het lampen glas steken. Op deze glazen buis wordt een «reageerbuisje gezet. Zo'n reageerbuisje kan je voor 'n paar centen bij den drogist krij gen. Nu moet je proberen om het lampeglas van bovenlangs vol met water te gieten. Wat denk je, dat er gebeuren zal Dat zal je moeilijk kunnen ra den. Het water komt namelijk niet hoger dan de hoogte van de gla zen buis; dat zou nog te begrijpen zijn, maar het eigenaardige is, dat de hele cylinder leeg loopt. Hoe komt dat Is het water eenmaal aan het wegstromen, dan werkt het reageerbuisje ais zuiger en zoals bij de eenmaal lopende slang in een wijnvat, zo ledigt nu het eenmaal werkende reageerbuisje de hele cylinder. De werking hier van begint pas als het water de hoogte van de glazen buis bereikt heeft. HOEVEEL VOETEN WAREN ER IN DE MOLEN? Toen de molenaar zijn molen binnentrad, zag hij, dat een van zijn knechts in iedere hoek van de maalruimte, die vierkant was, een volle zak met graan had gelegd. Boven op iedere zak lag een poes met vier jongen. Reken eens uit, hoeveel voeten zich bij elkaar in de molen bevonden. •U3J -od jbbui uajaoA uaap uaqqaq uas -aod ap jubm. 'aamiguissojdQ o Deze keer geven wij nog 'n schaduwprentje om er een schil derijtje voor je kamer van te ma ken en wel: Klein duimpje met de zevenmijlslaarzen. Denk er bij het uitknippen om, dat de mooiheid van het plaatje juist ligt in de fijne lijntjes, zodat je vooral je best moet doen de zwarte lijntjes zo fijn mogelijk uit te knippen. •w .7 Een oude waarheid. De mensch van tegenwoordig is ontzettend knap; de omvang van zijn wetenschap overtreft alles, wat er ooit in eenigerlei historisch cultuur-stadium aan kennis be stond. Hij heeft de natuur won derbaarlijke geheimen ontrukt en haar met zijn biologie, zijn na tuur- en scheikunde, zijin tech niek en wat niet al voor een belangrijk deel dienstbaar aan zijn welvaart weten te maken. Typisch woord dit welvaart. Het drukt een hoedanigheid uit van 's menschen uiterlijke (maatschappelijke en geldelijke) omstandigheden. Waar welvaart heerscht, is bedrijvig heid, weelde en vertier. Waar welvaart heerscht jheeft de mensch de beschikking over veel stoffelijke waarden, welke hem het leven veraangenamen, of waarvan hij zich althans verbeeldt, dat ze zijn leven veraangenamen. En dus zijn geluk bevorderen Er zijn weinig menschen, diie niet r.ear welvaart streven; onop houdelijk met indienststelling van al hun geestelijke capaciteiten, en die zich daarbij het „Geluk" voor oogen stellen. Ze denken nauwe lijks aan iets anders dan aan hun maatschappelijken stand en de verhooging daarvan; dan aan hun geldelijke positie en de verbete ring derzelver. Heel hun wezen wordt er door in beslag genomen. Als ze aan politiek doen, is het (al of niet bewust) ter bevordering van eigen 'belangen. Geestelijke ontspanning beteekent bij hen zich onder narcose laten brengen van een plat of ruw vermaak. Een oogenblik aan zichzelf overgelaten krijgen ze een onbehagelijk ge voel. Godsdienst verwordt bij hen tot een doodsch ritueel, en tot een volkomen ontluisterde en verstan delijke belijdenis van bepaalde dogma's. Het „Geluk" is op dezen baan nimmer te vinden. Wie in de hui dige maatschappij om zich heen ziet, en scherp weet te onder scheiden, beseft hoe weinig wer kelijk levensgeluk er voorhanden is. De ongekende welvaart, welke sinds het midden der vorige eeuw des menschen deel werd, heeft hem in geen enkel opzicht geluk kiger gemaakt. Integendeel veel eer: die welvaart riep steeds snel ler jacht naar nieuw fortuin in het leven; die welvaart was voor een niet gering deel schuldig aan het ontstaan van datgene, wat de ja ren 19141918 met uiterste bar- baarschheid vulde; en daarna wist ze met haar overvloed geen raad en riep een „crisis" in het leven. De omvangrijke moderne weten schap heeft tegen deze paradoxale verschijnselen geen middelen we ten te vinden. Ze groef steeds die per in de geheimen der natuur; stapelde ontdekking op ontdek king en vermeerderde in steeds sneller mate het vermogen stoffe lijke goederen voort te brengen. Maar een mensch kan alleen bij brood niet leven. De wetenschap dacht er niet aan, dat al deze ver meerdering voor een waarachti ge maatschappelijke ontplooiing slechts beperkte beteekenis kon hebben, nademaal, de zedelijke, de moreele structuur der maatschap pij er geen gelijken tred mee hield. Wat heeft rijudom voor zin, al» hij slechts strekt tot het scheppen van een weelde, welke onverbid delijk tot een degeneratie moet leiden, tot een samenleving, waar in het goud der welvaart slechts klatergoud blijkt te zijn De mensch kan alleen bij brood niet leven. Het is een heel oud woord, zoo oud als de mensch zelf. Maar 't heeft voor onzen tijd nog allerminst zijn wijsheid verloren. Het is nog steeds een mene tekel, een vlammende waarschuwing aan den wand van een wereld, waar weer valsche goden worden aan beden; waar weer de jacht naar plat fortuin en pervers genot de kiemen van een ondergang in zich draagt. S. van Mariëngaarde. TUSSCHEN Poeldurp, April 1937. Vriend Jewannes Dae zit 'k noe wè, Jewannes Wae mo 'k noe over schrieve J' ei zeker in de Middelburger dat ingezonde stuk eleze van meneer Holleman, de meneer van de melk rikkelame en die zou willen da 'k 'n loflied gieng zienge op de lente, mè m'n lentegevoel stae stieve van d'n ival. Noe mo 'k toch eerelik zegge, Jewannes, dat dien meneer uut Veere 'n bitje te kwaedaerdeg uut z'n sloffe schoot, want as 'n m'n brief nog is be- daerd over leze wil, dan za d n ge- waer worre, da 'k nie schreef: „ge- bruuk minder melk", of „eet gin echte beuter". Ik vroeg alleenig: „wien kan dat aolles betaele Dae gaf 'n gin antwoord op, Af- fijn, me zulle over die melk bewe- gege varder mè zwiege. En dan kreeg 'k nog ies te lezen van 'n beuterboer uut Domburg. Die aelt 'r zelfs 'n meester en andere am- tenaers bie. 'n Gelok, dat die kaerels nie of-ankelik bin van dien beuterboer, want ik vreeze, da ze dan nie dikkels echte beuter zou- we proeve. Toe besluut zeit dien Domburgschen beuterboer nog, dat de natuurbeuter eigentlik nog vee te goedkoop is. Dae stae je dan Oe diere zou 'n dan wè nie motte weze nae die man s'n zin Net as in d'n oorelog: meer as twi gulden 't pond? 'k Ouwe d'r ök mè over op; 't is nie goed te be- griepen. Mè as je 'n elfde kind in de wiege leit, dan vaolt 'r a vee te vergeven. En wist 'k noe mè ies Jewannes, om je 'n „oogen te openen voor het schoone", dat in onze kriengen te vinden is. Mè de waereld zit vol mie „zorgen en verdriete lijkheden" en die dae z'n oogen en z'n ooren voe toe kan doe, ja, die leef makkelik. Mè ik kan 't niè. Zoo leesden 'k pas in de Middel burger 'n verslag over 'n mossche- gilde. Noe stel 'k op de voorgrond. Jewannes, da 'k eel goed begriepe kan, dat de boeren vechte tegen d'n overlast van de zwermen mos- schen. Mè ze moste dat anders doe nae.mien meenege. Ze moste ienkeld en alleenig eiers van mos- schen in laete levere, mè gin mos- sche.... pöötjes Wi 'k j' is n schandaal vertelle, Jewannes Ik kenne 'n veint, die strooiden in de winter eten voe de mosschen neer en dan gieng 'n mie z'n geweer om 'n oeksje stae en as t'r dan goed wat mosschen zaete.... de rest begriep je. Mè 't gemeenste kom nog. Mosschen, die 'nog leefden snee 'n tóch d'r pootjes of. Die leverde 'n dan in bie 't mossche- gilde. Is© 4at gin emeltergend schandaal En wor zoo ies noe nie in d' and ewerkt deur dat in leveren van pöötjes van mosschen, 't Most nie mogge en ik wou, dat aolle besturen van mossche gilden van dit oogenblik of bèpaelden, dat 'r alleenig eitjes van mosschen in-eleverd mochte worre. Weet je 't nog, Jewannes, dat Jaonetje flie zummer kampioen wier in 't boontjes-ofaelen 'k E ze nog bietieds ered, mè anders zat ze vast en zeker allank op Vrederust eele daegen te roepen: „boonen, boonen Dat ei je van dat gekampioen. Mè noe leesden 'k van 'n ander kampioenschap. Oor mè. Op Staevenisse ze in 'n erberge, die „toepasselijk ver sierd was", voe d' eeste keer 'n wedstried egouwe in 't pupe-roo- ken. Toen dat 't sein voe de wed stried egeve was, gienge d'r zes en sestig lucifers an en dae be- gonne ze. Uut lange steene pupen. 'n Bekende tebaksfabrikant in de pupen en de priezen beschikbaer esteld. Of da ze 't noe deeë wien dat 'r 't gauwste z'n paksje tebak öp a, of wien dat 'r langste van z'n pupe dee, dat stieng d'r nie bie. Mè de gedachte zelf is toch nog zoo zot nie. Dat moste de fabri kanten an wakkere, die wedstrie- den. 'n Wedstried in 't eten van zoetekoeke, brood mie echte beu ter en witte kaes; in 't drienken van sukelademelk, limmenade. Bier en zoo zou 'n bitje gevaerlik worre, Mè dae zouwe ze dan be slist motte bepaele, wien dat 'r langste mie toe kust. En da ze op Staevenisse tebak rookten uut lange pupen, dat dee m'n toch genoegen. Tebak Nie van die stienkende, kinderachtege sigeret- ten. Da 's geen rooken voe 'n dege veint. Ik ope da 'k nie van d' een of d' are sigerette wienkelier op m'n kop kriege, mè ik meene 't eerelik. Ik bin nie erg sigerett' achteg. Dae gae bie mien niks bo ven 'n lekker puupje. In de krante leesden 'k oedat 'r in Goes 'n kind dat mie z'n autoped over de straete ragden, overe was deur 'n auto. 't Is 'n groot wonder, dat zoo ies nie ielken dag gebeurt. Je mot de guus zie vliege op die gevaerlikke diengen. Je begriep 't d' ouwers nie, die zoo ies toestae en die d'r kinders zoo'n gevaerlik stik spelegoed geve. Ze bin 'n gevaer voe d'r eigen zoo goed as voe auto's en motorfietsen en ge wone fietsen. Guus bluve guus: ze zie gin gevaer en ze moste glad is nie mie zoo'n autoped op d' open- baere wegt magge komme mie ons drukke snelverlqeer. 't Zou ffiae mien gedachten o zoo goed weze as de gemeentebesturen in de steeën zoo goed as op de durpen in de peliesteverordenienge bel- paelden da 't verboo was om mie zoo 'n autoped op straete te kom men. Mie de groetenisse voe Jikke- miene en voe joe van Jaonetje je vriend, Jan de Smid. 6 APRIL 1809. De schorren, waaruit de bekende Wilhelminapol- der is ontstaan, worden voor 6 Z ton verkocht. Deze schorren waren een voort zetting van de verlanding tusschen de Zuidvliet en het Schenge, dicht bij de stad Goes. Tusschen de Sta ten van Zeeland en de heeren van de aangrenzende ambachten is lang getwist over het recht van eigendom. De eersten beschouw den de schorren als een opwas, de laatsten als een aanwas van hun ambacht. Eindelijk kwamen de partijen tot overeenstemming en kon tot den verkoop der rijpe schorren worden overgegaan. Een combinatie van 25 Rotter- damsche heeren kocht op 6 April 1809 de schorren voor 650.000. De bedijking kostte 500.000. De nieuwe polder, groot 1559 ha, werd Lodewijkspolder genoemd naar den toenmaligen koning van Holland. Het oude eiland Wol- faartsdijk werd door de inpolde ring met Zuid-Beveland verbon den. In 1812 verrees het dorp, dat zich in den geheelen aanleg onder scheidt van de meeste Zeeuwsche dorpen. Bij kon. besluit vaïi 8 Maart 1815 kreeg de vruchtbare polder den naam van Wilhelminapolder en het dorp Wilhelminadorp, aldus genoemd naar de vrouw van ko ning Willem I. 13 APRIL 1713. Vrede van Utrecht. Groo- te trek van Hugenoten naar Westelijk Zeeuwsch- Vlaanderen. Door het Edict van Nantes in 1

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 9