VOOR DE JEUGD.
pH (Éi
li li II
1^1 ^Éi
■JU*
BIJ T AFSCHEID VAN
ZEELAND.
Walcheren,
ZEEUWSCHE KRONIEK.
ZONDAGSVIERING IN
VROEGER TIJD.
VARIA.
DAMMEN EN SCHAKEN,
HOOG OP HET PAARD ZITTEN.
EEN GROENTENPUZZLE.
Walcheren, ik houd van je.
Ik heb je doorkruist van zuid
[tot noord,
Ik heb de wind aan je stranden
[gehoord
en daar, waar populieren staan
en overal ben ik gegaan
En Walcheren, ik heb je lief
[gekregen.
Ik heb je kleurige schuren
[gezien
en je heldere erven heb ik
[gezien
en boeren, werkend op het
[land
En overal, waar ik ook ging,
sprak ik stil: ik houd van dit
[land.
Walcheren, je was me meer
dan enkel klei en strand en duin,
ik zag je als een groote tuin,
waar hier en daar wat steden
[staan.
Ik heb gewandeld vol geluk
bij avond langs een stille sloot,
toen nevels rezen uit het land
en toen een toren, ver aan
['t strand
een lichtstraal over 't eiland
[schoot.
En Walcheren, ik hield nog
[meer van je.
Cor Wiegel,
S.D.O.A.
II.
In het vorige artikel zagen wij,
hoe de twee partijen (voor of te
gen strenge Zondagsviering) zich
steeds meer toespitsten. Bjeide
wenschten een synodaal besluit
ten haren gunste.
Toen de tijd gekomen was, dat
de synode voor een nieuwe uit
spraak stond, grepen de Staten in.
Zij wenschten geen herhaling van
godsdiensttwisten met al haar
droevige gevolgen. Daarom ver
boden zij aan de synode over de
sabbatskwestie een beslissing te
nemen en legden aan de hoog
leeraren het stilzwijgen op.
En de kerk, steeds de gehoor
zame dienares der Staten, onder
wierp zich.
Op de preekstoel bleven even
wel de noodkreten opstijgen over
het schromelijk misbruik van den
dag des Heeren. Die kreten waren,
zoowel in de stad als op het plat
teland, niet altijd ongegrond. De
meeste Zeeuwsche predikanten,
vooral in de steden, waren Voe-
tianen. De kerkeraden waren hun
trouwe dienaars. In de steden
Middelburg en Vlissingen ver
voegden de kerkeraden zich bij de
magistraten met het verzoek
maatregelen te nemen om het hei
ligen van den Zondag te bevor
deren, zooals het sluiten van win
kels en herbergen en het verbie
den van allen handel of bedrijf op
Zondag. Het doel was natuurlijk
ook om het kerkbezoek daardoor
te bevorderen.
Daar de vroedschap wel eens de
hulp der predikanten noodig had,
werd aan het verzoek van den
kerkeraad voldlaan, al werd er
niet altijd streng de hand aange
houden.
De Zeeuwsche magistraten tra
den dus niet zoo streng op .tegen
de zoogen. Sabbatschenders als
b.v. de vroedschap in Arnhem.
Deze bepaalde n.l. in 1657, dat al
le burgers verplicht waren ter
kerk te gaan. De ontrouwe kerk
bezoekers werden met zware
straffen bedreigd. Zij, die zich on
der kerktijd op straat bevonden,
werden door de .surveilleerende
stadsdienaars voor den schout ge
leid. De eerste overtreding kon
met een geldboete betaald wor
den, bij herhaling werd vaak ge
vangenisstraf toegepast. Wij we
ten niet, of het besluit lang van
kracht is geweest.
Het was bij de kerkeraden ook
een doorn in 't oog, dat des zo
mers eiken Zondagmorgen vele
personen de stad uittrokken om
's avonds tegen het sluiten der
poorten terug te keeren. Dezulken
verzuimden natuurlijk ook de
kerkdiensten. Vooral hadden zij
het voorzien op degenen, die des
Zondags gingen „duinrijden". Wel
was Domburg toen nog geen bad
plaats, maar toch trok het dorp
met zijn boschrijke omgeving en
zijn strand veel stedelingen. De
kerkeraad van Middelburg
aangezet door de predikanten W.
Teellink en G. Panneel, wist van
de vroedschap gedaan te krijgen,
dat op Zondag de stadspoorten
van 8 uur 's morgens tot 4 uur
's namiddags gesloten bleven.
Ook te Vlissingen wist
ds. Joh. Teellink te bewerken,
dat het stadsbestuur aldaar het
zelfde besluit nam. Alleen aan
reizigers werd vergund 'door ft
klinket in de poort de stad te ver
laten of binnen te komen.
Een bekend voorvechter voor
de Zondagsviering was Jodocus
van Lodenstein, die van 1650 tot
1653 predikant te S 1 u i s was.
Niettegenstaande hij 2 jaar lang
een huisgenoot was geweest van
Coccejus, dien hij volgens zijn zeg
gen zeer geliefd en geacht heeft,
bestreed hij diens denkbeelden
over de ruime Sabbatsviering. Een
zijner opvolgers in Sluis was ds.
Jacobus Koelmans, die zich ook
als een vurige Voetiaan deed ken
nen.
Erger was het van dezen, dat hij
later ook de kerkelijke feestdagen
onbijbelsch en schadelijk voor den
godsdienst achtte. Toen hij zoo
ver ging om de voorgeschreven
formulieren bij kerkelijke plech
tigheden achterwege te laten,
werd hij door de classis Walche
ren, waartoe destijds Staats-
Vlaanderen behoorde, ter verant
woording geroepen. Ten laatste
werd hij in 1675 door de Generale
Staten uit Sluis en de generali
teitslanden gebannen.
Laten wij tot de stad Middel
burg terugkeeren. Wij zagen, dat
de kerkeraad van het stadsbe
stuur gedaan wist te krijgen, dat
de herbergen op Zondagen ge
sloten moesten blijven. Al was het
nu rustiger in de stad, toch was
iet kwaad niet uitgeroeid. Was
er i n de stad geen gelegenheid tot
ïerbergbezoek, dan werd zij ge
zocht buiten de stadspoor
ten.
Niet ver van elk der Middel-
burgsche poorten, die uitgang ga
ven naar een hoofdweg stond aan
dezen weg minstens een herberg.
Ook al waren de stadsherbergen
geopend, was er menig stedeling,
die zoo'n buitenherberg bezocht
om niet gezien te worden.
Dicht bij de Vlissingsche poort
aan den drukken verkeersweg
MiddelburgVlissingen stond de
herberg ,,'t Groene Woud". Een
herberg even buiten IJzendijke
droeg ruim 30 jaar geleden ook
dien naam. Buiten de Middelburg-
sche Dampoort stond: „Het Bijl
tje" en buiten de Langevielepoort:
„De Zaaiende Landman". Niet ver
van de Slijk- of Havenpoort stond
de herberg „Havenzigt" en buiten
de Noordpoort aan het begin van
den Noordweg bij de Singel kon
den de dorstigen zich lessen in de
hprberg „De Drie Totnnekens".
Mogelijk waren er nog wel andere
herbergen. Thans zijn zij alle ver
dwenen. De herberg aan den
Noordweg heeft nog het langst
bestaan. Eenige jaren geleden is
zij verbouwd tot een winkel.
Waren er alzoo herbergen niet
ver van de singels, dus dicht bij
de stad, zoo was er verderop ook
gelegenheid tot bezoek. Op den
Abeele stonden vroeger !zelfs 5
herbergen en aan den Seisweg
had men ,,'t Wafeltje". Vooral het
naburige Brigdamme met zijn 3
herbergen had des Zondags veel
bezoek uit Middelburg. Het waren
echter niet voorname burgers, die
er kwamen. Een gedicht uit de
17de eeuw zegt dan ook van
Brigdamme, dat het was:
Een dorp, bemind bij 't grauw,
dat hier ter kroege en kit
Zelfs onder preektijd sluipt
en halve nachten zit;
En dat bij iedereen
in Zeeland, wel te weten
Bekend is en berucht.
(Slot volgt).
R. B. J. d. M,
(Nadruk verboden.)
De Engelsche romanschrijver
Black had een merkwaardig slecht
geheugen ten opzichte van zijn
eigen werken. Het was, alsof hij
alles, wat in zijn romans staat, ver
gat, zoodat hij de laatste proeven
naar de drukkerij had gezonden.
Eens vertelde zijn vrouw een
anecdote, welke in een zijner ro
mans staat. Black lachte er harte
lijk om.
Waar heb je die aardige ge
schiedenis gehoord vroeg hij en
hij wilde niet gelooven, dat die in
een zijner boeken stond, vóór zijn
vrouw de plaats opgezocht en aan
hem getoond had.
Tijdens de belegering van
Geertruidenberg in 1593 door
prins Maurits zond deze een trom
petter als afgevaardigde naar Von
Mansfeld, die zich om de verschan
singen van den prins had gelegerd.
Von Mansfeld zei spottend tot den
trompetter:
Waarom houdt uw heer zich
achter de muren verscholen Zou
het hem, den jongen, eerzuchtigen
krijgsman, niet beter passen, wan
neer hij uit zijn verschansingen
kwam, om zijn krachten in een
open veldslag te beproeven
Waarom doet hij dat niet
Zeer tersnede gaf de tromp:etter
ten antwoord:
Omdat mijn meester een even
bejaard veldheer wil worden, als
uwe Excellentie is.
No. 98 N.N.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Wit speelt en wint.
Probleem No. 97.
W. LENTE.
Zwart sch. op 2, 8, 9, 10, 19, 20,
24 29 30 40,
Wit'sch! op 17, 18, 27, 28, 33, 36,
38, 39, 47, 50.
Wit wint door: 18—13; 27—22;
36—31; 47—41; 50-^4; 28—23;
23X5! en wint.
No. 99.
1 2 3 4 5
47 48 49 50
Bovenstaande stand is uit een
vriendschappelijk gespeelde partij.
Als laatste zet speelde Zwart:
1. 17—21?
2. 33—29 11—17
Om te verhinderen dat Wit een
schijf wint.
3. 29X18 15—20?
Zwart heeft hier twee tempo
zetten 1520 en 1924. Op bei
de tempo zetten wint Wit een
schijf. Hier komt duidelijk uit dat
1721 fout is. Een goede voort
zetting voor Zwart is 1621!
speelt Wit 3329 dan wint Zwart
door 21—27, 32X12; 23X41; 8X
28, Daar uit blijkt dat 3329 niet
speelbaar is waardoor Zwart aan
schijfverlies ontkomt.
4. 22X11 3X33
5. 38X29 16X7
6. 37—31!
Deze zet, die juist de verrassing
brengt.
6. 26X28
7. 39—33 28X30
8. 35X11
en Wit heeft een schijf gewon
nen.
In „Het Damspel" troffen wij het
volgende openingsspel aan:
1. 34—30 19—23
2. 30—25 20—24
3. 40—34 14—19
4. 4440 17—21?
Wit forceert schijfwinst door:
25—20; 24—29; op 24—30; 35X24
19X30; 34X25; 15X24; 32—27;
33X24; 19 X 30, 34X 25, '15X24;
32—27; 21X32; 37X30.
Als iemand hoogmoedig is en
zich over alles laatdunkend uit
laat, dan is er een spreekwoord,
dat,van zo iemand zegt: „dat hij
hoog op het paard zit". En ik ge
loof dat wij mensen van de 20e
eeuw allemaal nogal hoog op het
paard zitten. Wij lachen medelij
dend als wij horen, hoe men vroe
ger reisde met een hobbelende
postwagen, die tweehonderd jaar
geleden over slechte wegen
reed.... wij lachen ov.er onze
voorvaderen, die zo'n moeite had-
dén vuur te maken. wij lachen
over de vetpotjes en waskaarsen,
die vroeger de enige belichtings
middelen warenwij lachen
als wij horen hoe ontzettend lang
een brief nodig had om van Parijs
naar Amsterdam te kómen.wij
kunnen, om kort te gaan wel aan
het lachen blijven en denken met
een tevreden gevoel: Dan zijn wij
mensen uit de 20e eeuw toch een
heleboel knapper en vindingrijker
dan de mensen van het jaar 0. Wij
hebben vliegmachines en stroom-
lijnlocomotieven, wij hebben elec-
triciteit en snelpersen, ja, wij heb
ben alles, wat er voor het dage
lijks leven nodig is. Ach, wat zijn
wij toch knap tegenwoordig
Jongelui, het paard, waarop wij
dan zitten, is wel heel erg hoog,
en het kan geen kwaad om zo nu
en dan eens van die hoogte naar
beneden te vallen. Hoe ik dat be
doel O, heel eenvoudig. Daajr
zitten wij, knappe, verstandige
mensen om de tafel bij het mid
dageten en wat gebeurt er O,
niets bijzonders, alleen het licht
gaat plotseling uit. Hallo, wat is
dat Zou de stop doorgeslagen
zijn Heeft iemand een lucifer
Toevallig heeft iemand een luci
fer bij zich. Zo zitten wij in het
stikdonker bij elkaar. Dan opeens
lopen wij tegen elkaar aan, wij
stoten ons tegen de poten van de
stoelen en aan de hoeken dier
kasten, werpen allerlei voorwer
pen onderste boven, trappen el
kaar op de tenen, ja, ja, dat is
prachtig. Gelukkig rammelt er
iemand met een luciferdoosje en
wij begeven ons naar de electri-
sche meter. Eigenaardig, de stop
is nog goed Er is dus waarschijn
lijk iets met de leiding niét in or
de. Het blijkt nu, dat onze buren
ook geen licht hebben, zodat een
van ons naar een telefooncel gaat
en de electrische centrale opbelt,
waar de ambtenaar belooft, on
middellijk een electricien te zul
len zenden. Tot zolang zullen wij
dus in het donker moeten blijven
zitten, want een kaars of een pe
troleumlamp bezitten wij niet.
Een kaars, dat zou nog kunnen,
maar de ouderwetse petroleum
lampen hebben wij reeds lang ge
leden opgeruimd. Wij zouden nu
een koninkrijk voor een smerige
petroleumlamp willen geven Ja,
maar 't helpt nu allemaal niets, of
wij willen of niet, wij moeten in
het donker blijven tot de electri
cien is geweest.
En opeens moeten wij beken
nen, hoe hulpeloos wij mensen van
de 20e eeuw zijn, als de techniek
ons even in de steek laat, En zo
komen we van ons hoge paard af
en voelen ons nederig en klein.
Meestal echter, als even later
het licht weer aanfloept, zijn wij
het besef van hulpeloosheid weer
dadelijk kwijt en proberen welge
moed weer zo gauw mogelijk hoog
op ons paard te komen.
Ja, vrienden, zo gaat het, als de
techniek ons een ogenblik in de
steek laat. Wij moeten er daarom
•voor zorgen, dat wij niet op onze
voorouders neerzien. Integendeel,
wij moeten bewondering hebben
voor hetgeen zij met hun moeilijk
heden hebben bereikt. Tegenwoor
dig is een reis om de wereld kin
derspel, een ongevaarlijk iets, zo
dat ieder, die een dergelijke reis
onderneemt, zich niets behoeft te
verbeelden, maar vroeger was een
reis in een postwagen van Amster
dam naar Rome een daad, een
avontuur
Neen, wij willen werkelijk niet
spotten, als wij ons het leven van
vroegere generaties in de gedach
ten roepen. Als wij mensen van
thans knap zijn, nu goed maar
zij waren het op hun beurt even
eens. Zij hadden het veel moeilij
ker dan wij en daarom verdienen
zij geëerd en geacht te worden.
De aarde draait zich eeuwig om
haar as en de tijd draait mee. Hoe
zal het er hier over tweehonderd
jaar uitzien Ook dan zullen et
mensen leven.... mensen, waar
van wij de voorouders zijnEn
zouden wij het prettig vinden té
weten, dat zij ons dan weer be
spotten zouden
En dan te bedenken, dat zij la
chend zeggen: Tweehonderd jaat
geleden hadden de vliegtuigen
drie dagen nodig om naar Amerika
te vliegen, terwijl wij het thans itt
een kwartier doen ja, dan
zouden wij ons met recht beledigd
gevóélen. Ieder tijdperk heeft zijn
verdienste en mag daarom niet
bespot of belachelijk gemaakt
worden. Laten wij zo nu en dan
gerust eens van ons hoge paard
naar beneden klimmen, om be
scheidenheid te beoefenen. Dat
zal ons helemaal niet schaden
door
Carly Vos.
'0'
Juffrouw Rabarber geeft graag
tuinpartijtjes. Zij woont in een
mooie tuin en die wil ze graag aan
iedereen laten zien. Ze weet op
zo'n partijtje altijd de aardigste
spelletjes te verzinnen en haar
gasten doen er allemaal aan mee,
zowel de jeugd als de oudere
vrienden.
Op zo'n partij nodigt zij alle fa
milies uit haar groentekringetje
uit. De worteltjes zijn de trouwe
bezoeksters van haar, maar ook
de bloemkool, die dikke mijnheer
bloemkool, komt graag. De kleine
peultjes mogen altijd met de
mooiste kralen van juffrouw Ra
barber spelen en dat vinden ze
fijn. Juffrouw Rabarber is zeer
gevleid als de peultjes tegen el
kaar zeggen: „Hè, wat is het toch
heeHijk bij tante Rabarber, het
is hier veel prettiger dan op
school". Zij geeft de kleintjes dan
een heerlijk koekje en dat weten
die ondeugden natuurlijk
De oude oom Pompoen, die je
hier op het plaatje ziet afgebeeld,