ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD Hoe vinden jullie ons mei ons vijven? \AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT OT)EMin<3ETf 6 Maart 1937 EEN SCHILDERIJTJE VOOR JE KAMER. BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. VARIA. er opeens, opgedoken uit een van de hoeken van een magazijn, en op het laatste moment heeft zij haar plaats op het schip ingeno men en zal nu waarschijnlijk een reis om de wereld maken. Deze kat was een typische vertegen woordigster van het soort, dat de Engelsen en Amerikanen „pi,er- jumpers" noemen. En zoals in het scheepsboek staal, is zij ct scheepskat. Over het algemeen is men ge neigd aan te nemen, dat scheeps katten makke dieren zijn, die door de matrozen worden vertroeteld en tot de vaste inventaris van dit of dat schip behoren. Dan vergist men zich echter. De kat is van aard een echte avonturierster, zij heeft nergens zo'n hekel aan als aan dwang. De „huis -kat is een cultuurdier. Het zou te veel plaatsruimte kosten om hier die per op in te gaan, doch even wil len wij er op wijzen, dat reeds in het oude Rome de kat gold als het symbool van vrijheid en ongebon denheid. De treklust zit de dieren in het bloed en een echte scheeps kat is een groot avonturier. Vaak overdekt met lidtekens, met één oer of zonder staart, trekt zij de hele wereld rond, neemt een schip, dat haar lijkt, en begint haar tocht. Zij heeft een speciaal zintuig om te weten wanneer het schip geladen of gelost wordt, wanneer het ogenblik van vertrek is aangebroken. Op het laatste moment springt zij aan boord. Bet zal geen zeeman invallen om een kat te doden, dat weten de die ren heel goed. Soms blijft zo'n vierbenige vriendin jarenlang op hetzelfde schip, dan opeens is zij echter verdwenen, heeft een an- der schip opgezocht. Het is zelfs 1 wel eens voorgekomen, dat de zelfde kat jaren later weer op haai eerste schip terugkwam. Waar schijnlijk had zij het in Honkong verlaten om het in Hamburg weer op te zoeken. Zo trekken deze dieren door de wereld. Er zijn talrijke verhalen over scheepskatten in omloop. Vooral over zwarte katten. Over het al gemeen houden de zeelieden niet van zwarte katten, omdat ze den ken, dat deze dieren ongeluk aan brengen. Doch dit zijn maar ba kerpraatjes. Maar 't scheepsvolk is nu eenmaal nog heel bijgeloovig. Zo zweert bijv. de bemanning van het Amerikaanse stoomschip „San Pablo" van de United Fruit Com pany, dat zij het schip veilig door een hevige orkaan hebben kunnen brengen, omdat er vier zwarte katten aan boord zijn. Een ander verhaal is dat van het vissersvaar tuig „Clifton". Ook hier was een zwarte kat aan boord gesprongen en was de lieveling van de kapi tein geworden. De matrozen kon den het dier echter niet zien, zi, voorspelden, dat het ongeluk zou aanbrengen en verlangden van de kapitein, dat hij de kat overboord zou gooien. Natuurlijk deed hij dit niet. Om echter te zorgen, dat het dier niets overkwam, sloot hij het in zijn hut op, maar eigenwijs als katten nu eenmaal zijn op ze kere dag zag zij kans te ontsnap pen en klom boven in de mast. De kapitein, die aan geen van de ma trozen wilde vragen het dier voor hem naar beneden te halen, klom zelf naar boven. Door de macht der gewoonte liet hij zijn ogen in het rond dwalen en ontdekte niet ver van het schip een reusachtige school makrelen. De boten wer den onmiddellijk uitgezet en bin nen drie uur keerden zij met een vangst terug, die 7000 dollar op bracht. Nu had de bemanning op eens een andere meening over de zwarte kat, natuurlijk was zij juist de oorzaak van dit buitenkansje. De matrozen hielden onder el kaar een collecte en kochten van het geld een zijden kussen. Hoewel er veel katten zijn, die graag van schip verwisselen, komt ook het tegendeel voor. Minnie was een zwart-witie kat, die niet minder dan vijftien maal met het stoomschip „Fort St. George" de reis van New York naar de Ber muda-eilanden maakte. Zij werd soms met geweld van 't schip afge zet, doch vijftienmaal kwam ze te rug. Men wilde haar niet meer aan boord hebben, omdat zij te dik wijls jongen had. Toen echter geen middel tegen de aanhankelijkheid van Minnie voor het schip hielp, bracht men haar diep in New York, waar zij werd opgesloten, totdat het schip de haven verlaten had. Minnie verdween echter onmid dellijk en bleef weg, hoe men ook naar haar zocht. Nauwelijks was het schip echter aan de kade van Hamilon-Har'oour op de Bermuda eilanden gemeerd, of zij kwam heel rustig en vergenoegd aan dek, zij had zich gedurende de hele reis verborgen gehouden. Van Londense katten, die de wereld rondtrekken, beweert men, dat zij in de mist door een groot heimwee worden overvallen. Hier is het verhaal van een ka ter, die Tinker heette. Tinker ging het liefst met zeilschepen mee. Iedere keer ais er mist kwam op zetten, kroop hij in de fokra en hief een oorverdovend gehuil aan. Deze gewoonte werd hem nood lottig. Het schip, waarop Tinker zich bevond, was in het Kanaal in een dichte mist geraakt en het fokzeil werd gehesen en zou vast gemaakt worden, Tinker zat op de ra, was niet te verdrijven en viel bij de manoeuvre in zee. Iedereen deed zijn best het dier te redden, maar bij de dikke mist konden zij Tinker niet vinden. Een schaduwprentje, ook wel silhouetprentje genaamd, is altijd een aardige versiering voor je ka mertje. Wij geven hier Asse poester met haar prins, terwijl zij pas van het stadhuis afkomen. Het is een uiterst fijn prentje, zo als jullie ziet. Nu kun je het na tuurlijk helemaal uitknippen, wat een secuur werkje is, je kunt het ook overtekenen en met Oost-In dische inkt invullen, zodat je dus het prentje zelf hebt gemaakt. In beide gevallen wordt het daarna op een stevig stukje carton ge plakt, je vraagt aan je ouders een stuk glas, misschien heeft vader wel een glassnijder, zodat je het glas precies op maat kunt krijgen en nu plak je met een randje ste vig zwart papier het glas en het carton, dat achter het plaatje zit, aan elkaar. Is de lijm goed droog, dan plak je aan de achterkant nog een lusje van een stukje zwart band, ook laten drogen en klaar is je schilderij. Misschien zal het eer ste schilderijtje niet dadelijk zo netjes worden, daarom zullen wij nu en dan nog enkele van deze aardige prentjes laten afdrukken, zodat je je kunt oefenen. Zelfmisleiding, Wij leiden onszelf graag om den tuin; soms zijn we ons er zelfs meer of minder bewust van dat we het doen en dringen dan dat bewustzijn weg in de onderbe wuste diepten der ziel. Omdat het zooveel prettiger, gemakkelijker, en streelender voor een geheel misplaatst gevoel van eigenwaar de is, een onjuist beeld van het eigen ik te aanschouwen. Eerlijk tegenover zichzelf staan, eerlijk probeeren zichzelf te spiegelen in den spiegel, welken men anderen pleegt voor te houden, hoe weini gen zijn er, die het kunnen en het doen. Dat vergt niet alleen veel geestelijke inspanning, doch ook moed: den moed tot zelfontnuch- tering. Want nietwaar: het resul taat der eerlijke weerspiegeling zal altijd zijn, dat men van een voetstuk tuimelt; van dat voet stuk, waarop men zijn zelfgevorm- de abstracte beeltenis eenmaal plaatste en dat dan veel en veel te hoog, te verheven blijkt. Het is soms heel merkwaardig waar te nemen, tot welke tragi- comische vertooningen de virtuosi teit der zelfmisleiding den mensch niet zelden brengt. Wij hebben eens een dame de kwaadsprekerij hooren veroordeelen in een an dere, met name genoemde dame, over wie ze tenslotte zoo te keer ging, dat ze wegens.... laster voor den rechter gedaagd had kunnen worden. Toen ze hierop opmerkzaam werd gemaakt, maakte ze zich boos, zoo boos, dat ze den volgenden dag bij derden den man, die haar tot de orde had geroepen, over den hekel haalde. En dit geschiedde dan, om zoo te zeggen, volkomen te goeder trouw. De vrouw was op haar ma nier eerlijk verontwaardigd, meen de alles eerlijk, wat ze zei; en de kwaadsprekerij was haar eerlijk een gruwel. Ze heeft vermoedelijk nooit begrepen, hoeveel laster praat ze zelf in de wereld bracht, hoe ze bijna dagelijks zich aan laster bezondigde. Was haar veld tocht tegen de kwaadsprekerij wellicht een ve'rholen vteldtocht tegen zichzelf; trachtte ze vol komen averechtsch dan goed te maken, wat ze onbewust mis schien wist te misdrijven Zooals er ook menschen zijn, die den vol- ijverigen zedenapostel uithangen, zonder te bevroeden, dat ze een zeker beeld van eigen sexueel- moreele tekortkomingen in de genen, die ze achtervolgen, pro jecteeren. Het is vermoedelijk voor de meeste menschen ondoenlijk om ooit van het euvel der zelfmislei ding althans op eigen krachten verlost te worden. Wij lazen eens in een beschouwing van S. Gorter: „Maar wat te zeggen van mannen en vrouwen met grijze haren, die altijd vreemdelingen voor zich zeiven zijn, die oud worden, zegeningen ontvangen, beproevingen ondergaan, die de makkers hunner jeugd aan hunne zijde zien vallen en nog altoos als de kleine kinderen zijn: grillig, luimig, onstandvastig, onervaren, op verstrooiing gezet, kleingeestig en door het ernstige leven wande lende als ware het kinderspel Misschien zal de wetenschap der moderne psychologie op deze vraag eenmaal het antwoord ver mogen te geven. Want dit staat voor ons vast: de oeroude eisch, die in het: Ken-U-zelven ligt ver vat en die natuurlijke voorwaarde voor de genezing van de zelfmis leiding moet heeten, is voor een wel zeer groot deel van het menschdom een onvervulbare eisch. S. van Mariëngaarde. TUSSCHEN Poeldurp, Maerte 1937. Vriend Jewannes In je lesten brief a je 't over dien meneer van 't geriffermeerde vraeguurtje deur de kristelikke radio. Ei je d r wel is erg in egad, Jewannes, oe dat 'r lui van aol- derleie richtegen (Roomsche ök a) geregeld nae z'n luustere. En waf- foe vraegen kriegt 'n dikkels te beantwoorden. Soms liekent 't wè, of dat 'r bin, die d'n Biebel be- schouwe as 'n soort van wet-boek en üm die vraege meneer as 'n affekaat, die sommegte arti kels van dat wetboek is uut mot legge. Leden van Jongeliengsver- eenegen komme mie vraegen, da je bie je 'n eigen dienkt: zukke lui gin domenie op t'r durp of in d'r stad om mie d'r vraegen nae toe te gaen; öf zoeke ze wat op om ók is 'n burte deur de radio te kunne kriegen Op 'n are keer bin 't vraegers of vraegsters die mie dit of dat d'r geweten be- zwaerd Voe d'r éigen domenie durve ze mie d'r overtredegen nie voe d'n dag komme, da 's dude- lik, en dan, dan schrieve ze 'n brief. Dien vremden meneer ként ulder ommers nie en dan krupe ze wig en ze schrieve. Waevoe Wét maeke ze anders van dien onzicht- baeren beantwoorder as 'n biecht- vaoder Zeker, ik g'loove vast, dat die man zeit wat da z'n arte ingeeft, 'k G'loove, dat 'n 't eere- lik meent en tóch gaet 't op die meniere meschien tégen z'n be- doelege de verkeerde kant uut. De meneer van vraeguurtje dienkt 'r züs of zóó over, dus.zoo za 't wè weze. En 't geweten is esust. Om nog mé te zwiegen van de vele keeren, dat 'n d'r zoo 'n bitje rond éne draait en de menschen nie vee wiesder worre. Wat ök wee nie te verwonderen is, want sommegte vraegen bin nie ofdoen- de te beantwoorden, vooraol nie, as 't bezwaerde gewetens betreft. En wat of dien meneer 't beant woorden dikkels onmogelik maeke mot is dit: dat n de vraegers nie kent in d'r daegeliksche doen en laeten en da 's bie 't beantwoor den a dikkels 'n eerste vereischte. Voe mien staet 't vast, dat 'r o zoo vee menschen bin, die gin ver trouwen stelle in d'r éigen dome nie en da ze 't daerom zoeke bie 'n totaal vremden. Meschien, dat 'r voe sommegte domenies uut te leeren vaolt, dat ze motte prom- beere om meer 't vertrouwen van d'r volksje te winnen. Dae mot toch bepaeld ies zitte, dat nie deugt. De vraegen die ze stelle an die radio-meneer bin d'r 't be wies van. Noe da 'k toch zoo min of meer op dat gebied bin, mo 'k nog even over wat anders schrieve. J' ei kunne leze in de Middelburger, oe dat ze in de Groote Kerke op Ooskapelle 'n vergaderienge g'ouwen om rikkelame te mae- ken voe 't prottestansche zieken- uus in Vlissege. J' oort 'r tegen- wooreg oe langer oe meer van, dat ze de kerkgebouwen voe van aolles en nóg wat gae gebruke en oe dat ze bliekbaer vergete, wat of t'r staet in Jesaja zeven en vuuftig, vers zevene: „Mijn huis zal een bedehuis genoemd wor den" en in 't Nieuwe Testement lees je op verscheie plekken, oe dat Jezus de koopmans en de wis- selaers uut d'n tempel joog. ,,'n Huis des gebeds", dat is de kerke in mien oogen, mé géén gebouw om d'r rikkelame in te maeken voe 'n ziekenuus; voe de kristelik ke radiovereenge; zooas tegen- wooreg' op zoo vee plekken ge beurt, „Propaganda-avonden", mie aolderande „aantrekkelijkheden; zang en declamatie", tegen zoo en zoo vee entree; Geen gebouw om d'r 'n film in te vertoonen, ók al is 't de film van prinses Juliana en prins Bernard; geen gebouw om d'r zanguutvoeregen te geven, zelfs nie deur kristelikke zangver- eenegen; geen zanguutvoeregen voe 't een of 't are „liefdadige" doel. En zoo kan 'k deurgae. Want in aol die gevallèn is 't toch eigentlik te doen om vermaek in d' een of are vurm of om rikkela me voe dit of dat, dus....' om gèld. Mé in geen ienkeld van aol de gevallen, die a 'k noemden (en je zou d'r nog eel wat meer óp kunne noeme) wordt de kerke ge- bruukt ienkeld en alleenig as ,,'n bedehuis", a worre de voorstelle- gen, of as je dat liever eit de saemenkomsten geopend en geslo te mie gebed. Dat root dan de vlagge weze, die de laedege van 't schip mot dekke, mé zükke lae- degen oore nae mien gedachten nie in ,,'t Huis des gebeds", in ,,'t Bedehuis". Uut die woorden klienkt voe mien 'n ander ge- bruuk. De kerken moste nergenst anders voe open stae as voe de domenies om te preeken. As t'r tegenwooreg wat te doen is: de kerke wordt 'r „welwillend voor afgestaan". Nóg 'n klein stapje en z' ouwe d'r saemenkomsten voe d' anstaende verkiezegen. Die vast in z'n schoenen staet mot de ker ke deur de weke nét eender zie as op Zondag, 'n Kerke is geen konsertgebouw of 'n schouwburg. Op de durpen nét zoo min as in de steeën. En noe sprieng 'k mie recht van 'n domenie op 'n droogen aerek. Liek as je weet, is t'r in ons land overaol gebrek, groot gebrek an degelikke Nederlansche dienstbo den. 't Is nét of as ónze misjes 't as 'n soort van schande, as ies minderwaerdigs beschouwe om as fersoendelikke dienstmeid de kost te verdienen. Zou de steun dae meschien ok 'n bitje schuldig an weze Meer as dertig duzend vremde neme de plekke in van flienke Nederlansche misjes. Oevee geld gaet 'r op die meniere 't land uut Goed. In Amsterdam wou 'n kommitee van eeren en dames prombeere om dae verbe- terienge in te briengen. Ruum fuuftig duzend gedrukte brieven wiere d'r verspreid om de misjes óp te wekken om deel te nemen an kurzussen tot opleidege van dienstbode. Dat v/as 'n goed doel. En wat was d'n uutslag dienk je van die fuuftig duzend brieven Gin duzend, gin onderd.... veer tien misjes d'r diploma ekrege. Veertien Amsterdamsche misjes van die vele duzende die d'r voe in anmerkege kuste komme, wae- re d'r, die op 'n eerlikke meniere d'r brood wille verdiene en de rest van 't eele leger loop liever as opgeproenkte niksnutten langs de straeten mie prachtege kleeren, betaeld van wat En zou dat al- lèèneg in Amsterdam zoo weze In Middelburg, in Vlissege, in Goes nie De groetenisse van Jaonetje voe Jikketniene en voe joe, ök van je vriend, Jan de Smid. Het was een liefhebberij van Keizer Jozef II geheel alleen, een voudig gekleed, door de straten van zijn residentie te wandelen, met dezen of genen burger een ge sprek aan te knoopen, hulpbehoe venden weldaden te bewijzen en elke gelegenheid die zich voor deed, te benutten om met zijn volk in aanraking te komen. Op een dezer wandelingen ont moette hij een jong meisje, dat bit ter weende. Op zijn vriendelijke vragen vertelde zij, dat zij de dochter van 'n overleden officier was en met haar moeder in de grootste ellende verkeerde. Jozef gaf haar den raad, zich tot den keizer te wenden om ondersteu ning, waarop zij antwoordde, dat zij al zoo dikwijls verzoekschrif-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 9