VOOR DE JEUGD. ZEEUWSCHE KRONIEK. UIT 'N OUD KOOKBOEK. DAMMEN EN SCHAKEN. IN DE SCHOORSTEEN. HOE MAKEN WIJ EEN WINDMOLEN? RAADSELS. ook nog over en die ao flee zeu- mer 'n groot pappier gezie, dae prontjes de fermielje van Neeltje op te lezen was. Dae moste d'r nog ienkelde bie gezocht oóré en dan kunne ze beginne te deêlen. Lae me vö d'errefgenaemen ope, dat aol die twufelaers mer is gauw mi beschaemde kaeken zü stae. J' ebbe de groetenisse van Jik- kemien en je goeie vriend, Je wannes. ZEEUWSCHE STEDENSTEMMEN. BROUWERSHAVEN. 'k Ontleen mijn Naamsbegin van d'aanvoer veler bieren Uit Holland, in mijn schoot als palend naast daaraan. De visscherij deed mij ook tamelijk wel tieren; Doch 'k zag door watersnood mijn welstand meest vergaan. 1695—1770 P. de la Rue. Van vele plaatsnamen, zooals Vlissingen, Zierikzee, Domburg, Souburg, e.a. ligt de naamsoor- sprong vrijwel in het duister. Niet alzoo van de smalstad Brouwers haven. loen vroeger in Zeeland nog weinig bier werd gebrouwen (waarschijnlijk was er geen goed of voldoend zoetwater voor aan wezig) moest het gerstenat van elders worden aangevoerd. Het naburige Holland was de groote leverancier en wel voorna melijk de stad Delft, waar het wa ter uit de stadsgracht aan het bier een eigenaardige', pikantfc smaak moet gegeven hebben. De eerste haven in Zeeland, van uit Holland komende, was op Schouwen op de plaats, waar graaf Floris V in 1285 toestem ming had gegeven aan Pieter No bels en zijn broeder om bij de af damming van de oude Duvezee aan den dijk een stad met haven te stichten. Van uit deze haven werden de producten der Hollandsche bier brouwerijen verder over Zeeland gedistribueerd. Later werd het bier recht streeks van uit Holland naar de Zeeuwsche steden aangevoerd, Wij lezen dan ook vaak, dat de stad Middelburg b.v. met de brouwers van Delft een accoord aanging over het leveren van bier. Brouwershaven is lang een dorp gebleven, liggende in een am bachtsheerlijkheid, welke aan 3 verschillende edelen behoorde. Toen Wolfert van Borssele, Heer van Veere, een der bezitters, in 1477 de twee andere deelen kocht, kreeg Brouwershaven één heer. Na den dood van Maximiliaan van Bourgondië, heer van Veere, kwam het ambacht aan den graa om nooit weer als een heerlijkheid verkocht te worden. Willem van Oranje verhief Brouwershaven op 11 Sept. 1582 tot een stad. De omwalling en verdere versterking geschiedde eerst in 1590, nadat hiertoe octrooi was gekregen van de Staten van Zeeland d.d. 25 Maart 1589. Nu was Brouwershaven een zoogen. smalstad geworden, d.w. z. zij had stadsrechten, doch geen stem in de regeering van t ge west. Opmerkelijk, dat het antagonis me of tegenwerking, welke in vroegere tijden veelal tusschen twee naburige steden bestond uit concurrentievrees, zoowel in Hol land als in Zeeland (GoesRei- merswaal, VlissingenMiddelburg) ook op 't eiland Schouwen be stond tusschen Zierikzee en Brou wershaven. Op 't eind der 15de eeuw en in de eerste helft der 16de eeuw is Brouwershaven gaan ontwikkelen. Het was vooral de visscherij, die welvaart bracht. De visschers- vloot moet zelfs eens zoo groot geweest zijn, dat, als al de vis- schers thuis waren, er voor een handelsschip in de haven bijna geen plaats was. Een nieuwe vischmarkt werd opgericht. Ook nam de bloei toe door 't uitbreiden van het aantal meestoven, zoutkeeten en laken hallen. De eertijds zoo bloeiende bier- handel was echter in verval ge komen. Evenals bijna alle steden heeft ook Brouwershaven veel geleden door brand. In 1545 werden zelfs 300 huizen in de asch gelegd. Nog grooter ramp, welke zij nooit te boven is gekomen, was de groote watervloed van 26 Januari 1682. Tal van huizen stortten door het binnenstroomende water in, waar bij eenige menschen en veel vee verdronken; De oude Steenen poort en vier bruggen werden weggeslagen. De zeer diepe ves ten werden met zand en slijk ge vuld en nooit meer schoonge maakt. De vroegere bloei had de stad nu voor goed verlaten. Wel heeft zij nog haar oude wallen en grach ten behouden, doch haar laatste poorthuis werd in 1820 gesloopt. In dezen tijd telde zij maar ruim 900 inwoners meer. Toen in 1838 het Brouwershavensche Gat voor de Scheepvaart werd betond, werd dit vaarwater drukker be zocht en begon het stadje weer in welvaart toe te nemen, daar het in dien tijd van zeilvaart gebruikt werd als aanloophaven, In 1870 telde Brouwershaven zelfs 1740 inwoners. Toen de Zeilschepen meer door stoombooten wérden vervangen en deze niet meer te Brouwershaven aanlegden, ver minderde de welvaart en hier mee ook t aantal ingezetenen. In 1890 was dit reeds gedaald tot 1450 en thans is het ongeveer 1250. Landbouw, eenige handel en visscherij zijn de tegenwoordige middelen van bestaan. Eenige prachtige oude gebou wen herinneren ons nog aan der, vroegëren bloeitijd, zooals de op 10 pilaren rustende Hervormde Kerk, die grootendeels dateert uit de 15de eeuw. Verder het stac huis, welks voorgevel in 1599 moet gebouwd zijn. Boven den inganj. staat het beeld der Gerechtigheid met het bijschrift: Lex Reipubli :ae conservatio (De wet is he behoud van het vo'k). Het stadhu's :s in 189091 gerestaureerd. Tei: Matste noemen wij nog de Waa lateerend van 1646 en het vroe ere oudelieden- en weeshuis u; le 16de eeuw. Brouwershaven is de geboorte plaats van Jacob Cats. Aan het eind der haven werd in 1829 een standbeeld voor hem opgericht. R. B, J. d. M. (Nadruk verboden). Boerenmaaltijd, Op de boerderij waren twee ex traknechten aangenomen. Den eersten dag, dat die moesten eten (er was rijstebrei op tafel), had de vrouw nog maar één lepel over. De ander moest zich met een vork tevreden stellen. De eene knecht kreeg dus haast niets, terwijl de ander at, alsof het aangenomen werk was. Toen de pot zoowat tot op een derde leeg was, begon het de vork-man te vervelen. Hij trok den ander aan de mouw en zei: „Zeg, maat, ga jij nou eens harken, dan ga ik graven". Gedurende het verblijf van Bismarck te St. Petersburg, maak te de toen tot het hof behoorende adel eiken morgen in het voorjaar een wandeling in den zomertuin tusschen het Pauluspaleis en Ne- wa. Daar was het den keizer opge vallen, dat in het midden van een gazon een wachtpost stond. Daar de soldaat op de vraag, waarom hij daar stond slechts wist te zeg gen: „Het is order, liet de keizer door zijn adjudant aan de wacht informeeren, maar kon daar even eens slechts de verklaring krijgen, dat de wacht daar zomer en win ter stond. Het oorspronkelijke be vel was niet meer na te gaan. De zaak werd aan het hof het gesprek van den dag, en ook de dienstbo den hoorden het. Een van hen, een oude man, wist te vertellen, dat zijn vader hem eens in den tuin gezed h£\\I, terwijl zij den schild wacht passeerden: Daar staat hij nog altijd en bewaakt de bloem; Keizerin Katharina had eens buitengewoon vroeg in 't jaar een sneeuwklokje gevonden en bevolen, dat men zorgen zou, dat het niet afgeplukt werd. Dit be vel werd door het opstellen van een schildwacht tot uitvoering ge bracht en sedert dien stond daar jaar in jaar uit een wachtpost. Worst voor de vasten. Neemt paling of andere vis, doét ér de graten schoon uit, en kapt ze met petercelie, pry, zout peper chalotte en boter, wel door een; men legt ze in den azijn. Oesters voor de vasten. Neemt oesters, doet die open en neemt ze uit de schelpen, en wenteld ze in een weinig meel en fruit ze in booter. Neemt dan het oestervocht, en doet ér limoensap, peper en wat suiker in en fruit het tot een saus, daar men die oesters mede eet, is heel goed. Osse-tongen, hoe men die fruiten zal. Neemt Osse-tongen en laat die wit en schoon uittrekken, kookt die gaar en snyd die aan stukkent, en bestrooid die met gëstoote no- temuscaat met wat zout en klein g'esneedene limoenen, en fruit ze in booter is goed. Deze partij werd gespeeld in den winterwedstrijd 1936/1937 van de Schaakver. „Middelburg". Wit: P. M. de KLEIJN, Middelburg. Zwart: J. F, HEEMSKERK, Middelburg. Slavische verdediging van het Damegambiet. 1. d2d4 d7d5 2. c2c4 c7c6 3. Pblc3 Pg8—f6 4. Pgl—f3 Pb8—d7 5. Ddlc2 e7e6 6. Lel—g5 Lf 8e7 7. e2e3 00 8. Lf 1—d3 Tf 8—e8 Zwart had zich hier direct kun nen vrijmaken met 8 d5Xc4. Hierop moet volgen 9. Ld3Xc4, Pf 6d5, 10. Lg5Xe7, Dd8Xe7 enz, 9. 0—0 Pd7f 8 10. Tal—cl Pf 8g6 11. Tfl—dl Pf 6d7 12. Lg5Xe7 Dd8Xe7 13. a2a3 Pd7—f 8 14. Tdld2 f7—f6 15. e3e4 Pg6f 4 16. g2g3 Beter was Ld3f 1 en daarna zoo mogelijk g2g3. 1 6Pf 4Xa3 17 Dc2Xd3 Te8d8 18. c4Xd5 e6Xd5 !9. e4Xd5 c6Xd5 >0 Td2e2 De7—f 7 H. Tel—el Lc8g4 12 Te2e3? Direct 22. Te2e7 was hier ge boden immers na 22.Df 7 h5 volgt 23. Pf 3h4, b7b6; 24. f 2f 3, Lg4d7 en het Witte paard van c3 gaat via e2 naar f 4. 22Df 7—h5 23. Pf 3h4 a7a6 24. Pc3e2 Td8e8 25. Pe2—f4 Te8Xe3 26. TelXe3 Dh5—f 7 27. Ph4—f5 Lg4Xf5 Gedwongen. Er dreigt Te3e7 28. Dd3Xf 5 Ta8—d8 29. Te3c3? g7—g5 30. Df 5g4 Df 7d7 31. Dg4Xd7 Naar alle waarschijnlijkheid heeft Wit hier de winst laten gaan. Na 31. Pf 4h5 was Zwart ge dwongen tot 32Kg8f7. Waarna 32.' Dg4f3 te spelen is. Nu moet de pion f 6 worden ver dedigd b.v. met Dd7c6, maar dan volgt 33. Kgl—g2, waarna Wit het zwakke punt f 6 kan gaan aanvallen. 31. Td8Xd7 32. Pf 4e2 remise. Piet, die pas van school was ge komen, werd door zijn vader bij een schoorsteenveger in de leer gedaan, hoewel hij zelf voor dat zwarte baantje niets voelde, te gensputteren hielp echter niet en zo was hij dan naar zijn nieuwe baas gegaan. De eerste paar we ken, dat hij aan het werk was, leerde hij met de ijzeren kogel omgaan, die van het dak af door de te vegen schoorstenen aan een stevig touw naar beneden werd gelaten; eerst de kogel alleen, daarna met een veger er aan; hij leerde haarden schoonmaken en een paar dagen geleden mocht hij met de baas mee naar een fabriek, waar de fabrieksschoorsteen ge veegd moest worden. Dat was een hele klimpartij, eer zij boven wa ren, maar het loonde de moeite, want wat kon hij daarboven ver over de stad kijken. Hij moest het vak verder leren en daarbij hoorde ook, dat de schoorsteenveger soms in schoor stenen moest kruipen, die niet van het dak af geveegd konden wor den, omdat het rookkanaal niet recht naar boven liep. Zo stond Piet nu in de keuken van een boerderij, aan de rand van de stad; gelukkig was hij er alleen, want toen hij eens in het grote, gapen de, zwarte schoorsteengat geke ken had, zonk zijn hart in zijn schoenen. Moest hij daarin klim men Even later kwam zijn baas bin nen. Zakelijk en rustig, alsof het de eenvoudigste zaak van de we reld was, legde hij Piet nog eens uit, hoe deze zich in de schoor steen moest bewegen, hoe hij ho ger moest klimmen en dan, boven aangekomen, zich langzaam naar beneden moest laten zakken, ter wijl hij boven zijn hoofd de bezem hanteerde. Hij moest er verder op letten, dat hij inademde door zijn mond, waar een witte doek voor gebonden was en uitademde door zijn neus. Hij had dus heel wat te onthouden. „Zo, vooruit maar", zei de baas, „je bent toch niet bang „Neen," zei Piet, maar hij keek zijn baas bij deze woorden niet aan. Hij vermande zich, klom in de schoorsteen, richtte zich op en voelde zich nu omringd door hoge muren, waardoor hij het gevoel kreeg, dat hij er tussen bekneld raakte. „Gaat het riep de baas weer. „Denk er om, eerst je eene knie tegen de muur vóór je, dan je rug en voetzolen tegen de muur achter je en je vastklemmen met de elle bogen tegen de zijmuren, daarna je andere knie wat hoger, je op trekken en weer vastklemmen." Piet deed wat hem werd gezegd, maar het viel hem vreselijk moei lijk, zijn adem stokte, zijn polsen klopten en in zijn ogen kwam een angstige blik, want hij had het ge voel, dat de muren hoe langer hoe dichter naar elkaar toe kwamen; zijn handen grepen hulpeloos in het niet, maar hij wist het niet, hij wist niet, dat hij knieën en el lebogen met vertwijfelde kracht tegen de muren aandrukte om zich tot het laatst toe te verweren te gen het gevoel, dat hij fijngedrukt werd, hij was zo verdoofd, dat hij niet eens bemerkte, dat zijn knieën geschaafd waren. Hij steun de hardop. Zijn baas, die een meter lager dan hij, eveneens de schoorsteen in klom, omdat hij bang was, dat Piet voor de eerste keer de hele klim partij niet kon volbrengen, zou hem, als Piet naar beneden viel, kunnen opvangen. „Gaat het Piet vroeg hij, „probeer naar boven te klimmen", liet hij er op volgen, toen de jon gen wat lang stil hield. Een ge kreun was het enige antwoord. „Waarom zeg je niets, kom naar beneden, als het niet meer gaat riep de baas weer. Dat was het laatste wat Piet hoorde, want er klonk plotseling een vreselijk gesuis in zijn oren, hij werd draaiierig, alles werd donker voor zijn ogen. „Ik zal nog heel wat met hem te stellen hebben, voordat hij kan klimmen", hoorde hij opeens zijn baas zeggen. Hij sloeg de ogen op en bemerkte, dat hij in de keuken op de grond lag, terwijl de boerin met zijn baas stond te praten. „Van de acht jongens, die ik als leerling heb gehad, is hij de twee de, die bang is voor de klimpartij in de nauwe schoorsteen". De boerin streelde Piet eens over het voorhoofd en antwoord de: „Kom, kom, hij is nog jong, hij zal het wel leren „Ik hoop het zei de baas, die zich omkeerde en Piet aan de zorg van de boerin achterliet, om intus sen de beide andere schoorstenen van het huis te vegen. Piet lag nog enkele minuten met gesloten ogen, hij schaamde zich heel erg voor zijn onverklaarbare angst en toen de boerin hem weer over het voorhoofd streek, sprong hij op en mompelde: „Ik ben hele maal niet bang meer; ik weet zelf niet, hoe het kwam Hij liep naar de schoorsteen en zei: „Ik ga naar boven, ik kan het, ik zal het U en mijn baas bewijzen." De boerin wilde hem tegenhou den, maai vlug verdween hij in de schoorsteen. Toen dt baas boven uit de laat ste schoorsteen luchthappend een blik in het rond wierp, riep Piet hem vanuit de eerste schoorsteen toe, wel is waar bleek van inspan ning, maar met een trotse blik in de ogen: „Baas, ik heb het ge daan Voor deze windmolen hoeven wij niet op een speciaal jaargetijde te wachten, want vooral in ons land is er immers haast altijd wind. Als jullie het prentje zien, dan denk je misschien, dat zo n molen moeilijk te maken is, maar dat is toch niet zo. Wij hebben nodig: een stok, liefst een oude bezemsteel, als je moeder die kan missen, dan 2 dunne latten en wai carton. Om te beginnen wordt de be zemsteel van boven recht afge zaagd, terwijl je er dan een tame lijk lange, dunne spijker inslaat, waarvan later de kop wordt afge knepen. Dat is dus vast één stuk. Dan nemen wij de twee dunne lat ten, leggen die in de vorm van een kruis en maken ze met een kleine spijker in het midden aan. elkaar vast. De spijker mag er aan de on derkant niet uitkomen. Nu zien jullie op de tekening, dat aan ieder uiteinde een punt zit, het lijken wel puntzakken van de krui denier. Maar, deze punten zijn niet van papier doch van carton, om dat dat steviger is, natuurlijk. Je neemt dus een gewone puntzak van papier, maak die voorzichtig langs de gelijmde kant open, je hebt nu een goed model. Dit mo del wordt op een stuk karton ge legd en vier maal uitgeknipt daar na, evenals de zak, vastgeplakt. Zo, nu spijkeren wij de punten aan de uiteinden der latten, zetten het hele kruis op de spijker, waarvan wij eerst de kop hebben afgekne pen, en de windmolen is klaar. Hoe komt het nu, dat het kruis gaat draaien Wel heel eenvou dig. De wind blaast in een van de punten, waardoor deze punt naar achteren wordt gedrukt, hier door komt de volgende punt weer in de windrichting, zodat de wind daar weer in blaast en zo krijgt men een draaiende beweging. Wij kun nen de windmolen nog mooier ma ken en nog verder uitbreiden ook. Daarvoor kijken vrij naar de af beelding rechts onderaan. Boven op het eerste kruis is een ander, veel dunner stuk houl bevestigd, waarvoor je mooi een klei stuk'e houten roede-kunt febrtiken. Mis schien hangen de keukengordijn tjes bij jullie wel op een rond hou ten roe'tje, en is er er een stukje overgebleven. Nu maken wij weer een, kruis, precies als het eerste, alleen spijkeren wij de punten naar de andere kant vast. Zet je nu dat kruis op het tweede hou ten steeltje vast, dan blaast de wind precies als bij het andere kruis ook in de opening van zo'n punt, maar tot je grote verrassing zie je opeens, dat het kruis de andere kant opdraait. De kruisen draaien dus tegen elkaar in, waar door je den indruk krijgt, dat al les nog veel sneller draait. Sommige jongens, die erg han dig zijn met de figuurzaag, kunnen kleine aardige ruitertjes te paard uitzagen en die op het bovenste kruis vastmaken, zodat je op die manier een draaimolen krijgt. Heb je tijd genoeg en nog wat verf over, beschilder het geheel dan met bonte kleuren; je zult zien, hoe mooi zo'n windmolen dan is. Alleen moet ik jullie één raad ge ven, haal, als het buiten vochtig is, de molen of anders de beide kruisen naar binnen, want carton kan niet tegen water, terwijl de gezaagde poppetjes er ook niet mooier van worden. En nu maar aan de gang. De baas was blij. „Je bent een dappere jongen" zei hij prijzend en als beloning kreeg P:et die mid dag vrijaf. Verborgen steden. Doe eerst het touwtje er om en verzend dan het pakje. Een uil, is geen valk, maar toch een roofvogel. ■jeemqjy 'auioy :^uissoido Het is een rivier, zet er een ,,s" achter en het is nog een rivier. •suiag 'mag ^uissojdo Tweemaal g, driemaal n, een maal r en eenmaal i, eenmaal e en eenmaal o, welke stad spelt men zo •uafuiuojQ :j?uisso]do Ik heb vier poten en een rug, Maar romp noch staart, En kop noch baard, Wie raad het nu eens vlug qaojs uaa ijfuissojdQ

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 9