VAN HOUTENS CACAO ZEE LAND. KRONIEK van den DAG. Hel helsch complot TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 9 FEBRUARI 1937. No. 33 HET ANTWOORD DER REGEERING AAN DE EERSTE KAMER. «iDDELBURB. WALCHEREN. gaat het wetsontwerp terug naar dc Kamer, die het eerst over drie maandei andermaal in behandeling' mag nemen Verleent hij ze wel, dan kan de wei na onderteekening door de Grootherto gin, in het Mémorial komen. Uit deze geheel andere pos'tie van dit hooge regeeringscollege volgt nu 'n begrijpelijke andere waardeering van de benoeming van den prins-gemaal in den feitelijken senaat des grootl.ertogdoms, Men vreest, dat, door den echtgenoot van de Groothertogin zoo nauw in staats zaken en in den wetgevenden arbe d rechtstreeks te betrekken, de Kroon wel eens meer dan wenschelijk is van boven de politiek i waar zij nu onbetwistbaar staat i n de poli tiek betrokken zou kunnen worden. Men zou hier bv. kunnen denken aan de kor telings plaats gevonden hebbenden aan koop van belangrijke Kroondomeingoe deren door den Staat, en zoo meer. Maar ook deze soep zal wel weer niet zoo heet gegeten .worden, als zij werd opgediend. Nederland begint thans ten vol le te profiteeren van het ge voerde beleid. Verschenen is het antwoord der re geering op het voorloopig verslag der Eerste Kamer inzake de rijksbegrooting 1937. Wij ontleenen daaraan het volgende: De regeering is zich allerminst be wust van het gebruik van een vage ter minologie en van het maken eener scheiding tusschen problemen van eco- nomischen en financieelen aard ter eene en vragen van wereld- en levensbe schouwing ter andere zijde. Immers is zij volkomen overtuigd, dat ook de die pere levensbeginselen van invloed zijn op de beoordeeling van economische en financieele problemen. Intusschen was en is daarbij de waarschuwing volko men op hare plaats, dat men voorzich tig moet zijn met het maken van gevolg trekkingen, wanneer het er om gaat de mate van den invloed der christelijke beginselen op de min of meer techni sche vraagstukken vast te stellen. Een heid van gevolgtrekking is zelfs bij geest verwanten in engeren zin niet altijd aanwezig. Ongetwijfeld wint de gemeenschaps gedachte ook op economisch terrein veld, maar als het gaat om de wijze waarop deze gedachte moet worden toegepast, dan blijkt vaak diepgaand meeningsverschil te bestaan, vooral wanneer men toekomt aan een over denking met betrekking tot de belan gen van onzen uitvoer, die ongetwij feld bij een vrijere economie dan thans gangbaar is meer gebaat zal zijn dan bij een sterk doorgevoerde ordening. Dit neemt intusschen niet weg, dat de re geering een open oog houdt voor het geen ter zake in het eigen land en el ders groeiende is. Alleen meent zij de waarschuwing niet achterwege te mo gen laten, dat men zich te hoeden heeft voor het creëeren van beginseltegenstel lingen die niet aanwezig zijn. Het ver schil bestaat niet hierin, dat de eene zijde voor en de andere tegen maat schappelijke ordening is, maar het uit zich veeleer bij de beoordeeling van de concrete toepassing. Natuurlijk denkt de regeering er geen oogenblik aan te ontkennen, dat in haar beleid fouten zullen zijn aan te wijzen, maar nog altijd is zij van meening, dat de politiek van aanpassing door haar gevolgd de juiste is geweest. Die aanpassing toch heeft er reeds voor het verlaten van den gouden standaard toe geleid, dat Neder land mede kon profitee ren van het herstel van de wereldconjunctuur en dat het thans van diever beterde conjunctuur de volle vruchten geniet. Uit een staatje van de opbrengst der verkochte rentezegels over de laatste 10 jaren, blijkt, dat de werkgelegenheid weder den zelfden omvang benader van dien van de laatste jaren voor he intreden van de crisis, waaruit de ge volgtrekking is te maken, dat d t huidige werkloosheid voor een zeer belangrijk gedeelte kan worden toe geschreven aan toename der bevolking en aanver- dere voortschrijding der mechanisatie in het pro ductie-proces. De regeering en de N.S.B. Juist met het oog op een wonderlijke gedachtev'erwarring betfleurt de re geering het, dat de aanhangers van het nationaal-socialisme hebben nagelaten om een principieele uiteenzetting te ge ven van het door hen bepleite regee- ringssysteem. Ook de grieven, die hunnerzijds tegen het bestaande bewind werden inge bracht, geven blijk van op zijn minst ge nomen zonderlinge opvattingen. Wan neer toch de klacht wordt geuit, dat de regeering bij hare gezagshandhaving een bepaalde volksgroep blijkt te onder drukken, dan mag de wedervraag wor den gesteld of in een dictatoriaal gere geerd land het voor de wildste verbeel ding denkbaar kan worden geacht, dat eenige partij zich een vrijheid van cri- tiek zou zien toegestaan als in Neder land aan de nationaal-socialistische par tij wordt gelaten. En wanneer van die zijde het alterna tief wordt gesteld: communisme of na tionaal-socialisme, dan wijst de regee ring zulk een alternatief met beslistheid af. Niet allee.n omdat geen van beide richtingen in Ne derland ooit een rol van beteekenis spelen zal, maar vooral omdat depro- bleemstelling zelve niet deugt, omdat men niet behoeft te kiezen, omdat er een betere weg is, o m- dat ons huidig staatsbe stel, gelouterd van enke le euvelen die het aan kleven, voor het Nederland se h e volk het meest ge schikte is. Het nationaal-socialisme kan, wil het ooit iets bereiken in den geest van het fascistisch gekleurde staatsidee, onmo gelijk in overeenstemming met de christelijke beginselen regeeren, zal daarentegen voortdurend in botsing ko men met wat door christenen tot de heiligste goederen gerekend wordt. Soc. dem. burgemeesters. De in deze paragraat ondergebrachte opmerking, dat de sociaal-democraten vrijwel zouden zijn uitgesloten van be noembaarheid tot burgemeester is een stelling, die alleen grond kan vinden in het feitelijk verloop der benoemingen en niet in eenige uitlating te dien aanzien van regeeringswege. Verwezen moge worden naar hetgeen dienaangaande door den minister van binnenlandsche zaken bij de behandeling van hoofdstuk V der rijksbegrooting is medegedeeld. Daaraan kan worden toegevoegd, dat de ontwikkeling van zaken thans veel eer gaat in een voor de aanspraken van sociaal-democratische candidaten gun stige dan ongunstige richting. Defensiepolitiek. De regeering blijft van oordeel, dat bijzonder ingrijpende maatregelen op het gebied van s lands defensie niet vlak voor de verkiezingen aanhangig behooren te worden gemaakt, vooral dan niet, als de gelegenheid tot afhan deling van zulke voorstellen ontbreekt. Zij erkent, dat het eenigen tijd zal du ren vooraleer de door haar ten opzichte van de landsverdediging ontworpen plannen volledig tot uitvoering zullen zijn gekomen. Dit is echter met derge lijke plannen altijd het geval. Financieel beleid. De ontwikkeling van zaken als gevolg van de monetaire gebeurtenissen in September 1936 zal moeten worden af gewacht. Voorloopig heeft de regeering den indruk, dat de loop der rijksmidde len (niet-kohierbelastingen) tot eenige tevredenheid aanleiding mag geven. De regeering heeft tot nu toe gepoogd om alle tekorten van noodlijdende gemeen ten voor rekening van het rijk te ne men. De middelen om daarin effectief te voorzien, zijn echter bij een bedrag, dat zoovele millioenen zou moeten gaan be- loopen, niet meer aanwezig. Intusschen wil de regeering de gemeenten, welke ondanks bijzondere bijdragen uit het werkloosheidssubsidiefonds en/of rijks- onderstand haar begrooting niet slui tend kunnen krijgen, helpen bij de finan ciering van de nog overblijvende tekor ten. W erklooshei dsl asten. Het streven der regeering is er op ge richt om te zorgen, dat bij toenemende vraag naar arbeidskrachten zooveel mogelijk ook gesteunden worden te werk gesteld en dat het aantal perma nente werkloozen, zoo het niet geheel kan verdwijnen, dan toch zoo klein mo gelijk wordt. De vraag, in hoeverre voor de ondersteuning van mogelijk permanente werkloozen op den duur speciale regelingen noodig zijn, maakt de regeeiing nog een punt van overwe ging uit. Sociaal-economisch regeerings- beleid. De kwestie van de voortzetting van de aanpassingspolitiek ziet de regee ring in hoofdzaak aldus, dat het ook thans nog noodzakelijk zal zijn, ervoor te zorgen, dat de op het stuk der aan passing aan het internationale prijspeil reeds bereikte resultaten niet teniet ge daan worden door een ongemotiveerde stijging van de binnenlandsche kosten en prijzen. Het gevolg immers hiervan zou zijn, dat opnieuw een prijsdispariteit met het buitenland zou ontstaan. De maatrege- 'en, welke de regeering reeds genomen heeft, hebben de doelmatigheid dezer politiek bewezen. De stijging van de kosten van levensonderhoud is binneu zeer nauwe grenzen beperkt gebleven. Wat betreft het niveau, waarop te zijner tijd tot stabilisatie van den gul den zal moeten worden overgegaan, meent de regeering zich op dit oogen blik nog niet te kunnen uitspreken. Zij is evenwel voornemens zich daarbij te laten leiden door de eischen, welke de rentabiliteit van het bedrijfsleven en de financieele positie des lands ter zake zullen stellen. Intusschen kan echter reeds op me nig gebied worden geconstateerd, dat het Nederlandsche bedrijfsleven op in ternationaal gebied de concurrentie met succes kan voeren. Wijziging van eenige crisis- wetten. Naar aanleiding van de door verschei dene leden gestelde vragen kan mede gedeeld worden, dat. binnenkort een ontwerp tot wijziging van de crisisin- voerwet bij de Staten-Generaal zal wor den ingediend. Dit ontwerp zal, indien tot wet verheven de mogelijkheid geven het aantal onderhandelingsobjecten te vermeerderen. De wijziging van de re- torsiewet maakt nog onderwerp van verder departementaal onderzoek art, zoodat de regeering te dien aanzien op het oogenblik nog geen verdere mede deeling kan doen. DE MEER-WERK-ACTIE, Op een viertal plaatsen in de s,tad nmk op den hoek Langedelft-Burg; Segeer- straat-Kade, Noordstraat-Hofplein en Lange G'ststr. van de zijde van de Dam zijn heden doeken gespannen, geschilderd en opgehangen door werkloozen, waarop herinnerd wordt aan de meer-werk- actie, in de bioscopen wordt van heden af reclame voor het zoo hoog noodige en nuttige werk geprojecteerd. Dit alles naast de meer d:rect tot het publiek ge richte opwekking door middel van een circulaire, waarin o.a, er opgewezen wordt, dat velen aan een gelijken oproep elders gehoor hebben gegeven en hebben laten werken. Voor vele arbeiders werd werkgelegenheid geschapen. De com missie vraagt nu aan de Middelburgers. Doet het ook! Terecht vraagt zij te be denken, dat elke medewerking niet al leen kan le'den tot vermindering van de werkloosheid, wat beteekent meer koop kracht voor de tewerkgestelde arbei ders, doch ook, dat daardoor de uitgaven van Rijk en Gemeente, voor de werkloo- zenzorg dalen, tengevolge waarvan de door de burgerij op te brengen lasten eveneens kunnen worden verminderd. Pakt aan met ons aldus de circu laire en helpt velen aan werk! Elke herstelling, elke aanschaffing, van wel ken aard ook, kan bijdragen tot vermin dering van de werkloosheid Werkt mede aan dit mooie doel! Laat werken! Hon derden werklooze medeburgers en vele ambachtslieden wachten op U! Men denke er aan en sture bij het ge ven van een opdracht aan de commissie de bij de circulaire ingesloten kaart in gevuld toe. Dit deden reeds verschillen de personen en men volge dit goede voorbeeld. Er is bij velen wel eenig werk op te sporen, dat men zonder al te groo- te financieele bezwaren thans kan laten uitvoeren. Men denke er aan dat vele- kleintjes een groote maken. OOSTKAPELLE. Maandagavond ver gaderde het ondersteuningsfonds „On derlinge hulp" in 't café „De Vriend schap" onder voorzitterschap van den heer C. Wondergem. Volgens het ver slag van den secretaris telt de vereeni- ging 49 leden waarvan er 22 ter verga dering tegenwoordig waren. Het finan- tieel verslag van den penningmeester (Ingez. Med.) i- Rumor rond Luxemburgs Raad van State. Dezer dagen bevatte het Luxembur ger „Mémorial", staatsblad van het groothertogdom, de benoeming van niet minder dan zeven nieuwe leden van den Raad van State. Daardoor werd dit college, dat langen tijd niet meer dan acht v,an de bij de wet voor ziene vijftien leden telde, weer op volle sterkte gebracht. Men zou zoo zeggen, dat iedere goede Luxemburger zich daarover diende te verheugen. Maar dat is toch niet het geval. Daarvoor zitten er aldaar teveel haken en oogen aan deze benoemingen. In de eerste plaats: er waren reeds eenigen tijd twee initiatief-voorstellen bij de Kamer aanhangig om tot een hervor ming van dit hooge staatscollege te ko men. Het eene behelsde dat voortaan de benoeming door de Kroon voor alle leden van den Raad van State slechts op voordracht van de Kamer zou ge schieden (thans heeft zij slechts d:t recht voor de afdeeling geschillen van bestuur); het tweede wilde de leden van laatstgenoemde afdeeling voor le venslang doen benoemen. Het advies van den onvolledigen Raad van State over dit zijn e'gen sta tus betreffende wetsontwerp was ge reed; zonder de behandeling ervan af te wachten, benoemt de Regeering ech ter eensklaps zeven nieuwe leden, waaronder als novum Prins Felix van Luxemburg! De oppositie spreekt hier zelfs van een staatsgreepmaar dat moet men zoo letterlijk niet nemen. De minister president verklaarde bij de algemeene beschouwingen, dat men hieromtrent wat al te zeer van leer trok; het w,as hoog tijd voor de aanvulling en werden de wetsontwerpen aangenomen, dan kon de Raad van State immers altijd nog ontbonden worden. Behalve dit gebrek aan deferentie voor de volksvertegenwoordiging, zijn er echter nog twee andere gr'even. De eene is: dat, op den prins-gemaal na dan, alle leden van den Raad van State juristen zijn, de andere deskundigen om trent de landsbelangen er niet in ver tegenwoordigd zijn; de andere, schijn baar gezocht, maar in werkelijkheid toch zwaarder wegend, is: dat het niet juist was den prins-gemaal der Groot hertogin in dit college te benoemen. Dit laatste zal den Nederlander vreemd klinken: bij ons h,ad Prins Hendrik toch ook zitting in den Raad van State, evenals Prinses Juliana nog en Prins Bernhard zelfs reeds, schoon hij nog maar luttele weken Nederlander is? Om dit geopperde bezwaar te ver staan, d:ent men echter te weten, dat de t,aak van den Raad van State in het groothertogdom Luxemburg niet de zelfde is als die bij ons. Schoon ook weer niet heelemaal, is hij er toch nl. min of meer een Eerste Kamer. Niet alleen brengt de Raad van Sta te, vóór een door de administratie uit gewerkt wetsontwerp aan de Kroon, ter indiening bij de Kamer, wordt aangebo den, even,als in ons land zijn advies er over uit, maar bovendien moet de Raad van State zijn oordeel kenbaar maken omtrent alle door de Kamer op wetsont werpen aangenomen amendementen. En ook dan nog is zijn bemoeienis met den wetgevenden arbeid niet ten einde. Om nl. een twee-Kamerstelsel te ver mijden, is in de Grondwet van Luxem burg bepaald, dat door de Kamer over elke wet twee keer gestemd moet worden, met een tusschenruimte van drie maanden. De Kamer kan echter zelf bepalen, dat deze tweede stemming overbodig geacht wordt, doch, ge schiedt zulks, d,an gaat het aldus van de tweede stemming ontheven wetsont werp wederom naar den Raad van Sta te, die in openbare vergadering beslist, of hij met deze ontheffing van de ver plichting tot een tweede behandeling genoegen neemt. Dat komt dus vrijwel overeen met de behandeling-zonder- recht-van-amendement in de Nederland sche Eerste Kamer, Verleent de Raad van State deze ontheffing niét, dan door ANNIE s. swan, 36) Hoewel zijn naam haar niets zei, her kende zi, onmiddellijk het magere, vriendelijke, intelligente gedicht van W arburton. Hij beviel haar. Zijn grijze oogen had den een oprechten, eerlijken blik en zijn mond, hoewel vastberaden, had toch een zekere, beweeglijke zachtheid, wat op een goed hart duidde. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u lastig val, miss Harman", zei Warbur- ton in antwoord op haar vriendelijke begroeting, „Het bericht in de kranten van vanmorgen heeft me hierheen ge bracht." „O, hebben ze het er in laten zetten?" vroeg ze, lichtelijk verbaasd. „Ik heb nog geen krant ingezien vanochtend. Ziet u, ik heb nauwelijks tijd gehad om aan de Noordelijke kranten te wennen". Onder het spreken opende ze de krant, die netjes opgevouwen op de ta fel lag. De eenvoud van de advertentie beviel haar en het was interessant ein delijk den juisten leeftijd van haar tante te weten. „Heden overleed miss Katherine Dempster, in den ouderdom van 68 jaar. George Plein 84. ,U hebt mijn tante gekend, mr. War- burton", zei ze, terwijl ze hem aankeek. „Ik herinner me dat ze bij u geweest is, den laatsten keer, dat we samen uit waren. Nadat we dien dag thuisgeko men waren, is zij ziek geworden." Warburton knikte. „Het was de eerste keer, dat ik het genoegen had miss Dempster te ont moeten, hoewel mijn ouders haar, ge loof ik, jaren geleden gekend hadden. Ik had er geen idee van, dat het de laatste, zoowel als de eerste keer zou zijn, „Ik ook niet. Ze leek zoo goed, dien dag. Ik had haar in geen weken zoo opgewekt gezien, eigenlijk niet, sinds ik bij haar in huis gekomen ben. We heb ben sinds dien dag heel moeilijke weken gehad, mr. Warburton." „U weet waarschijnlijk, wat het doel van miss Dempster's bezoek aan mij dien dag was?" vroeg hij vriendelijk. Zij schudde haar hoofd. „Nee. Mijn tante heeft mij nooit over haar zaken gesproken. Ze is nooit erg mededeelzaam geweest over dingen, die haar zelf aangingen en, gelukkig voor mijzelf ben ik niet nieuwsgirig aange legd." „Het onderhoud was toch, in zoover re het u betrof, heel belangrijk. Eerlijk gezegd, betrof het u heelemaal." „Hoe kan dat? Ik begrijp u niet", zei ze eenvoudig. „Hebt u er werkelijk geen idee van?" vroeg hij. „Ik weet, dat u hier nog niet lang in huis bent, maar u moet toch wel gemerkt hebben, dat uw tante heel rijk was?" „Ik heb het wel hooren zeggen, maar hier in huis heb ik er geen enkel bewijs van gezien, mr. Warburton. Het huis houden werd heel zuinig, ja zelfs gierig bestierd en hoewel mijn tante, nadat we elkaar beter leerden begrijpen, de vrien delijkheid zelve was, heeft ze me nooit den indruk gegeven, dat ze veel weg te geven had en ik heb nooit eenig geloof geslagen aan de praatjes, die mij zoo nu en dan ter oore kwamen". „Toch heeft ze meer dan vijftig dui zend pond achtergelaten miss Harman, het huis en haar persoonlijke bezittingen nog daargelaten". Alice sloeg haar handen ineen en keek hem ongeloovig aan. „Ik kan het nauwelijks gelooven! Hoe kunt u dat zoo positief beweren? Ik dacht, dat de zaken van mijn tante ge heel en al in de handen van mr. Ruth- ven, uit de St. Andrewstraat, waren. Dat heeft hij me gisteren nog gezegd". Warburton sperde zijn oogen open en verscheidene kleinigheden, waar hij niet zeker van geweest was, werden onmid dellijk opgehelderd. „Ruthven! Ah, dat verklaart veel. Maar ik ben wel bang, dat, tenzij miss Dempster dien dag nog zaken met mr. Ruthven afgehandeld heeft, het docu ment, dat ik in mijn bezit heb, alles wat hij nog kan hebben, zal veranderen, of liever gezegd, geheel waardeloos ma ken". „Daarover kan ik niets zeggen. Het is zeker, dat mijn 'tante sinds dien dag geen zaken met mr. Ruthven besproken heeft. Ze is zelden in staat geweest meer dan een paar zinnen achtereen te spre ken. En mr. Ruthven is niet meer bij haar geweest, behalve gisteren, nadat ze gestorven was. En dat nog wel, terwijl zijn zoon haar behandelde". 'Hét verbaasde Warburton, dat te hooren Hij kende den naam Ruthven wel en had er nooit veel goeds van ge hoord. Dat een zoo belangrijk leven, als dat van miss Dempster, aan een onerva ren dokter als Patrick Ruthven overge laten was, verbaasde hem meer dan hij had kunnen zeggen. „U verbaast me; maar waarschijnlijk waren ze al oude vrienden. Vertelt u me eens, heeft miss Dempster ooit laten merken, dat ze mr. Ruthven niet ten volle vertrouwde?" Weer schudde Alice haar hoofd. „Nooit. Ze was zeer gesloten. U hebt geen idee, hoe gesloten ze wa6". „Dan zal de inhoud van het document, dat zij mij heeft laten opstellen, voor u allen wel een verrassing zijn". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 5