BINNENLAND. WEEKBERICHT. Plechtige herdenking van I Jan Pieterszoon Coen. NUMMER 26. TWEE BLADEN. MAANDAG EERSTE BLAD. 180e JAARGANG. Marionettentheater. Duitschland, Nederland en België 1 FEBRUARI 1937. |1 MIDDELBURGSCHE COURANT Dagblad Voor Middelburg, Goes en agent schap VJissingen 2.30, elders 2.50 per kwartaal -- Week-abonn. in Middelburg en Goes 18 ct. p. w. Advertentiën 30 ct. per regel, Ingez. mededeelingen 60 ct. p. r. Bij contr. voor beide veel lager; tar. op aanvr. S2& GOESCHE COUDANT^ Uitgeefster: Naamlooze Vennootschap ,,De Middelburgsche Courant Bureaux: Lange Sint Pieterstraat te Middelburg. Telefoon: Redactie 269, Administratie 139 Postrekening no. 43255 Kantoor te GOES: Turfkade, telefoon 1 7. Aangesloten bij het Bureau voor Publiciteitswaarde der Vereeniging de Nederlandsche Dagbladpers. Familieberichten en dankbetuigingen I7 regels 2.10, elke r. m. 30 ct. Rubriek nKleine Advertentiën", ten hoogste 6 regels, k 75 et. by vooruitbetaling Adv. met itBrieven" of „Bevragen bureau dezer cou rant" 10 ct. extra Bewijsnommers 5 cent. Onze oostelijke buren, de Duitschers, hebben velerlei voortreffelijke eigen schap. In meer dan één opzicht zouden wij er wel eens wat van kunnen leeren; niet alleen wat hun volharding en hun grondigheid in het doen der dingen die gedaan moeten worden, betreft, maar ook in nog een ander opzicht: het sterke nationaliteitsbesef van het eerste en het derde Rijk dwingt, tot op zekere hoog te, bewondering af. Tot op zekere hoog te; omdat wij er bij beseffen hoe groot het gevaar voor elk gezond en sterk nationaliteitsbesef is om in agressief en verblind nationalisme om te slaan. Er is evenwel één ding, dat de Duit schers als naar buiten optredende een heid, zelden toonen te bezitten: een juist gevoel voor internationale werkingen en terugwerkingen. Soms kan een zekere hooghartige on verschilligheid voor zulke dingen goed doen. Dat Duitschland zich zelf losge scheurd heeft uit al de domheden en ver nederingen, welke het te dezen opzichte allerverwerpelijkst verdrag van Versail les het op den nek heeft geschoven wij hebben het nimmer onder stoelen of banken gestoken, dat we het volkomen begrijpelijk achtten, en tenslotte goed ook. De ex-overwinnaars hebben dit door hun gebrek aan juist politiek in zicht uitgelokt, en men weet wanneer •wie waar op de blaren moet zitten, niet waar? Maar in menigerlei ander opzicht brengt deze minachting voor het oordeel van de buitenwacht een minachting die denkelijk wel eens uit gebrek aan inzicht voorspruit toch ook vaak groote schade toe aan het prestige, op welks hooghouden in de wereld Duitsch land altijd zoo gesteld was, en nog is. De gevallen die deze stelling bewij zen, liggen maar voor 't oprapen, van voor, gedurende als na den wereldoor log, van voor als gedurende het nazi regime. Nemen wij bv. het laatste geval: de belachelijke vertooning van den Rijks dag, M. Zaterdag in de Kroll-Oper nomen est omen opgevoerd. Hierbij schakelen wij Hitiers redevoe ring van onze beschouwing uit. Sommi gen vinden ook daar niets aan, anderen, de voorgedragen inzichten niet deelen- de, komen niettemin gaarne onder de bekoring van de stem en de voordrachts-: techniek van dezen grooten volksrede naar, die zich enkel door zijn redenaars talent van den steiger op den troon van het voormalige Keizerrijk Duitschland geredeneerd heeft, weer anderen luiste ren met afschuw en nogmaals anderen met diepe vereering naar een twee-uurs redevoering van Adolf Hitler. Maar daar niet van nu. Het belachelijke, ja het voor onze Ne derlandsche gevoelens krankzinnige, was de vertooning die aan de rede van den Leider voorafging. Wie dat aan de ra dio gevolgd heeft, zal een gevoel van wrevel toch moeilijk hebben kunnen on derdrukken. Met, naar wij hopen, er bij een opkomend besef: dat nooit in Ne derland! Welk een opera-comique: een zeven honderdtal mannen komt „in vergade ring bijeen", als hoogste vertegenwoor diging van het Duitsche volk, en ze laten zich als marionetten aan touwtjes en even stom als marionetten van hun stoelen optrekken en weer in hun stoe ien neerploffen, dusdoende zichzelven voor vier jaren weer als onmondige kna pen naar huis latende sturen. Het is belachelijk. Ln het is droevig. Belachelijk: omdat, wat bij 't lachwek- raat evmmu- het gevaI is' het we^n der zaak hier binnenste-buiten gekeerd en op z n kop gezet wordt Droevig: omdat een ieder zich af vraagt, hoe lang en, bovenal, tot welken hoogen prijs van bloed en tranen, het nog zal duren voor en aleer de immer levende vrije geest er ook hier wederom of uiteindelijk in zal slagen uit de kluis ters van de betooverde stof los te hro ken? re" Men kan, van nationaal nuttig heidsstandpunt bezien, van oordeel verschillen over de vraag om trent de wenschelijkheid van het regime des derden Rijks; hier staan wij, voor zoover dit dan de zaken van Duitschland zelf betreft, in onze waardeering mis schien wel iets minder ver ,van de Duit schers af dan men zou denken. Maar menschelijk-wijsgeerig bekeken, kan men niet anders zeggen dan: dat kan daar geen stand houden. j Het kan nog weken, nog maanden, nog jaren, nog decennia, ja misschien nog wel een menschenleven duren. Maar: de ach ter gevangenismuren, in concentratie kampen, tegenover de uiterlijke macht van S.A. en S.S. en Gestapo, terugge drongen, gekerkerde en gekluisterde geest kan onderdrukt, doch nooit ver nietigd worden. Het wezen van den geest is naar uiting en geformuleerde uitdrukking te streven en dit diepste wezen, door zijn onbereik baarheid onaantastbaar en dus onvernie tigbaar, is derhalve eeuwig. Evenwel: dit hooge goed, deze kos telijke vrijheid van den geest hebben wij nog in ons Nederland! Het wordt slechts van links en van rechts, door communisme en fascisme, bedreigd. En tusschen deze twee nu nog on machtige agitatorische groepjes staat het Nederlandsche volken het dommelt, zichzelven in slaap sussende met kin derliedjes van „Het zal zoo'n vaart niet loopen'.,,', „Rusland ligt zoover weg"...,., „Nationaal-socialisme is goed voor de Duitschers misschien, maar niks voor ons"...,, enzoovoorts, enzoovoorts, enzoo- voorts. Dit Nederlandsche volk vergeet even wel, dat lieden die in de techniek van 't vak der volksleiding en volks mis lei ding volkomen doorkneed zijn dit mis leiden wordt er gewoon, doodnuchter, per instructiecursus onderwezen, wist ge dat wel? dat zulke roode of zwart- roode lieden met een volksmenigte héél wat kunnen doen. Ze kunnen er mee lezen en schrijven, ja ze kunnen ze zelfs op commando laten opstaan en zitten gaan omzonder slag of stoot, zonder een kik te geven zelfs, wetten te laten aannemen waarbij ze zichzelven ontken nen. Voor wie er goed over nadenkt, is de even vernederend als afschuwwekken de, en voor de meesten hunner op den dood uitloopende, zelfbeschuldiging der beklaagden in het Russische Radekpro- ces even luguber en even dwaas als de zelfvernietiging van den vrijen Duitschen geest door de gymnastische oefening in het zitten en opstaan, die Zaterdag in de Berlijnsche opera vertoond is. „C'est le ridicule qui tue", zegt de Franschman: maak je niet belachelijk, want dan is het uit met je! HET PRINSELIJK PAAR TE KRAKAU. H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard zijn Zaterdagavond in Krakau aangekomen. Te hunner eere heeft het gemeentebestuur een illumi natie laten aanbrengen aan de voor naamste monumenten der' vroegere Poolsche hoofdstad. Prinses Juliana en Prins Bernhard hebben gisteren te Krakau het museum en eenige kerken bezichtigd en een be zoek gebr.acht aan het kasteel Wawel. In de kathedraal van Wawel betraden de hooge gasten de crypte van St. Leo nard en legden zij bloemen op de s.ar- cophaag van maarschalk Pilsoedski. In hun gezelschap bevonden zich de on- der-woiwode van Krak.au, Malaszynski, de stadspres'dent Kaplincki, en de gar nizoenscommandant, generaal Mond, In den namiddag vertrok 't Prinselijk paar per salonrijtuig naar Krynica. Een ,»garantie-verklaring" van Hitier. Hitier heeft Zaterdag in den Duitschen Rijksdag' een groote rede gehouden ter gelegenheid van het feit, dat het na- tionaal-sodialisme thans vier jaar in Duitschland regeert. Hij deelde daarbij o.a, mede, dat de Duitsche regeering aan de regeeringen van België en Neder land heeft te kennen gegeven, dat zij de neutraliteit dezer landen onder alle om standigheden volstrekt wil garandeeren. Faillissementen. De Rechtbank te Middelburg heeft he den failliet verklaard J. P. Kolijn, gara gehouder te Vlissingen. Rechter commissaris mr. A. v. d. Hoop. Curator mr. H. v. d. Beke Callenfels te Middel burg. J. L. Schroots, handelende onder den naam v.h, H. Rabbers en Co., te Mid delburg. Rechter-commissaris mr. C. E, Muller, Curator mr. F. W. Adriaanse te Middelburg. Als de drift de voordeur intreedt, gaat de wijsheid door de achterdeur uit. Een rede van dr. H Colijn. minister In tegenwoordigheid van veie autori teiten is heden op plechtige wijze de 350e geboortedag van Jan Pieterszoon Coen in zijn geboortestad Hoorn her dacht. Voor deze herdenking had zich een eere-comité gevormd, waarin o.a. zit ting hebben de heerén dr. H. Colijn, mi nister van staat, minister-president, jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, gouverneur-generaal van Ned-Indië, vier oud-gouverneur-gene raals van Ned.-Indië, de voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer der staten generaal, jhr. mr. F. Bee- laerts van Blokland, vice-president van den raad van state en vele anderen. Om kwart over twaalf ving in de groote kerk de plechtige herdenking aan. Ter inleiding speelde de organist de marche solemnelie van A, Maiily. Hierna hield de burgemeester van Hoorn, mr. H. C. Leemhorst, een korte openingsrede welke de spr. besloot, met den wensch, dat deze, ondanxs naren eenvoud, schoone immers bezielde herdenking in aller gedachten zal mo gen blijven voortleven als een daad van eenvoudige rechtvaardigheid jegens den grooten Nederlander Jan Pieterszoon Coen. De organist speelde hierop een fan tasie over Valerius' „Wilt heden nu tre den. Herdenkingsrede dr. H. Colijn. Vervolgens betrad de minister-presi dent, dr. H. Colijn het spreekgestoelte voor het houden van een herdenkings rede: „Dispereert niet. Spr. begon met op te merken, dat de vijftig tot zestig jaren, gegroepeerd ter weerszijden van den overgang van de 16e naar de 17e eeuw, in onze rijke volkshistorie de .belangrijkste zijn te achten. In het laatste kwart der 16de eeuw voltrekt zich weliswaar eene nog altijd betreurde sctjeiding tusschen noorde lijke en zuidelijke Nederlanden op zoo danige wijze, dat de gedeeldheid de eeuwen verduurd heeft, maar tegelijk zien we in dien tijd het architectonisch ietwat zqnderling uitziende, doch in den grond vrij hecht gebleken gebouw van de republiek der Noordelijke Zeven provinciën tot stand komen. Een bouw werk, dat twee eeuwen later boven- grondsch wel ineenstortte, maar op welks fundamenten weldra de moderne Nederlandsche staat verrees. Die fun damenten voor ons onafhankelijk volks- 'bestaan zijn gelegd in het laatste vierde deel van de i6e eeuw. En daaraan paart zich dan dit bijna ongeioofelijk verschijnsel, dat deze pas geboren, weinig volkrijke staat door den onbegrensden ondernemingsgeest van een deel zijner bewoners in den loop van het eerste vierde der 17de eeuw, dus een goede kwarteeuw na eigen ge boorte, er in slaagt den grondslag te leg gen voor de stichting van een groot ko loniaal rijk, dat, na ruim drie eeuwen, naar de grootte gerekend nog d e d e r- d e en naar economische beteekenis geoordeeld, zelfs detweede plaats onder de koloniale wereldgebieden in neemt. Als het klokgelui den overgang van de 16de naar de 17de eeuw aankondigt dan staat de jonge republiek gereed cm de stormen te weerstaan die haar in de nieuw geboren eeuw omgieren zullen, en bereidt zij zich tevens voor de eer ste schreden te zetten op den weg, die naar die grootheid voeren zal, welke haar, naar goddelijk bestel, onder lei ding van den Derden Willem, een eeuw later tot een beslissenden factor in de historie van Europa maken zal. De Oost- Indische compagnie zou naar het teekenend woord van Busken Huet daarbij het reddend zwemvlies worden voor den vogel der zeven provinciën. Spr. schetst dan de tocht van Hout man en de zijnen naar den Oost, Hoe na Houtman's terugkeer 'n 1597, behalve te Amsterdam, ook elders nieu we reederijen voor de groote vaart op gericht werden en dat Hoorn daarbij niet achter bleef, en ,als men dan verder weet, dat Pieter Jansz. „Van Twislc" in staat geweest is zijn zoon Jan een zoo danige opvoeding te geven dat deze 'n zes a zevental jaren te Rome op een handelskantoor werkzaam kon blijven, dan schijnt het niet al te gewaagd om aan te nemen, dat Coen u t een burger lijke omgeving stamt, niet van middelen ontbloot en dus waarschijnlijk behoo- rend tot dien kring van burgers wier belangstelling verder reikte dan hunne omiddellijke omgeving met dagelijksche kleine belangen. En dat dus ook deze 10-jarige kn,aap in 1597 heeft hooren spreken, niet slechts over Houtman en de zijnen, maar ook over de nieuwe plannen, waarvan men in die dagen rep te. Het heeft evenwel toch nog 10 ver dere jaren geduurd .alvorens het schip de „Nieuwe Hoorn" hem, als onder koopman voor de Oost-Indische com pagnie, naar het verre Oosten voerde om daar de loopbaan te beg'nnen, die hem maken zou tot den man van emi nent formaat, tot den grondlegger van het Nederdandsch g"ezag in Azië, wiens werk de eeuwen heeft verduurd en die daarom aanspraak m,aken mag op de dankbare herinnering van het nage slacht. Spr. bracht hiern,a de voornaamste feiten uit Coen's loopbaan 'n herinne ring. In 1607, op 20-jarigen leeftijd dus, ver trekt hij als onderkoopman met de vloot van Verhoeff, voor het eerst naar Indië. In 1610 naar het vaderland terugge keerd, gaat hij in 1612 ten tweeden male het zeegat uit, hans als opper-koopman en belast met het bevel over 2 schepen. In Februari 1613 in Indië gearriveerd wordt hij. in October van dat jaar reeds directeur-generaal over alle handelskan toren in het Oosten, d.i. van Arabië tot. Japan, om dan in 1617 door de bewind hebbers der Oost-Indische Compagnie tot gouverneur-generaal te worden be noemd. Dan komen de 5 jaren bewind als landvoogd welke de permanente ves tiging in Indië brachten, een tweede te rugkeer naar Nederland 'n 1623, vervol gens een tweede uitzending als gouver neur-generaal in 1627 en zijn dood te Batavia in 1629. Ziedaar, aldus spr., het geraamte van de loopbaan van den grootsten land voogd dien ons Indië heeft gekend; het jaartallenboekje zoo ge wilt. Niets zeg gend op z'chzelf, In wezen echter het geraamte waarbinnen het uitgroeien van de kleine republiek der Zeven Provin ciën tot groote wereldmogendheid zich voltrokken heeft. Het is voor ons, kinderen der 19de en 20ste eeuw, volgde spr., niet eenvoudig het werk der mannen uit de eerste jaren der 17de eeuw te waardeeren zooals dat zou behooren te geschieden. Toen moesten de gewichtigste beslis singen genomen worden zonder eenigë mogelijkheid van gedachtenwisseling en zonder dat men vaak zelfs gissen kon, dat de daden ginds buiten het kader vielen van den politieken toestand in het westen. Zoo zijn er voorbeelden te noemen, waarbij men in het Oosten elkaar be streed, terwiji in Europa vrede heersch- te, doch ook dat men elkaar in Azië on gemoeid liet, terwijl men-in het Westen op leven en dood met elkaar worstel de! Het welhaast niet te meten verschil met onzen tijd is ook hierin gelegen, dat men stond tegenover inheemsche volken en vorsten waarvan men zoo goed als niets afwist. Voelend en tas tend moest de weg, dien men te gaan had, worden verkend. Van een vooruit ontworpen regie, van een stelselmatig optreden is aanvankelijk geen sprake geweest, soms onbewust, vaak onvrij willig, dan weer door dringenden nood geboden, werd de eerste jaren stap na stap gezet op den weg, die Nederland binnen een kwart eeuw ten slotte toch het fundament deed leggen, waarop zijn groot koloniaal rijk kon worden opge trokken. Eerst met Coen begint een vaste lijn zichtbaar te worden. Niet slechts omdat hijzelf, in duidelijker omtrekken dan bij zijn voorgangers het geval was, het nieuwe gebouw voor zijn geestesoog zag verrijzen, maar ook omdat zijn krachti ge geest zijn meesters in het vaderland, de bewindhebbers der Oost-Indische Compagnie, den goeden weg wist op te drijven. Ontzaglijk noemde spr. de taak, waar- Verwachting tot morgenavond: Matige tot zwakke Z. tot Z.W. wind, zwaar bewolkt tot betrokken, met tijde lijke opklaringen, eenige kans op regen, weinig verandering in temperatuur in het Zuiden, in het Noorden zachter. Ma, 1 Febr. Zon op: 7 h 43; onder: 16 h 45, Licht op: 17 h 15. Maan onder: 9 h 12. L.K. 3 Febr. Hoog- Ma. Di. Wo. en 1 S 2 3 Laagwater te Hoogwater. Januari. 4.42 17.04 5.16 17.44 5.59 18.31 Vlissingeas Laagwater. 11.17 23.16 11.52 23 53 12.30 Hoog- en Laagwater te Wemeldragei Hoogwater. Laagwater. Januari." Ma. 1 6.34 18.52 12.16 Di. 2 7,04 19 29 0.26 12.50 Wo. 3 7.41 20.09 103 13.30 Westkapeiie is 28 min. en Domburg 23 min. vroeger: Veere 38 min. later, (b springtij.) voor Coen in 1618 gesteld was. Niet het minst, wijl hij bij de voltrekking van zijn plannen voortdurend de Eng'elscben op zijn weg vond en de beide naties in Europa met elkander in vriendschap leefden. Spr. ging uitvoerig in op de gebeur tenissen aan het einde van het jaar 1618, toen de open oorlog tusschen de Neder landers en de Engelschen in de wate ren van West-Java was uitgebroken en toen Coen een besluit nam, dat hem voor altijd rangschikt onder de groot ste bevelhebbers van vroeger en later tijd. De verspreide vloot wordt ver- eenigd, het dreigend gevaar afgewend: Bantam s macht wordt gebroken en wij hebben, zoo bericht Coen naar het va derland, „voet en dominie in 't landt van Java becomen". Spr. behandelde vervolgens Coen's beide Iandvoogdelijke perioden, waar van de eerst een militair, de tweede een staatkundig karakter droeg. Het militaire optreden droeg in dit tweede tijdvak een duidelijken staatkundigen achtergrond, waarbij Coen zekere denkbeelden hul digde, die eerst in later eeuwen, zij het in gewijzigden vorm, toepassing hebben gevonden. Spr. wees in dit verband op Coen's pleidooi voor een blijvende kolo nisatie van Nederlanders in verschillende deelen van den archipel. Wat Coen begon, is door een Van Diemen, een Van Goens, een Speelman en om er een van lateren tijd te noe men een Van Heutsz voltooid ge worden. Coen zelf stierf in den nacht van 20 op 21 September, na nog op den 20sten zelf van Batavia's wallen de verdediging van den strijd tegen Mataram te hebben geleid. De volledige overwinning heeft hij niet meer aanschouwd, maar in het geloof aan de zegepraal heeft hij de oogen mogen sluiten. Tien dagen na zijn verscheiden was zij werkelijkheid ge worden en de vrucht ervan is zichtbaar tot op dezen dag. Het weVk van de grooten uit onzen bloeitijd, aldus spr., dwingt het nage slacht tot dankbare erkentelijkheid. Ze waren talrijk, die bouwers van „Grooter Nederland". Zij allen dienden het vaderland met eere, bouwden aan zijn roem en groot heid, maar van die allen verdient Coen toch de eereplaats, wijl hij eens voor al de grondslagen legde vap ons Aziatisch rijk en daarmede voor de welvaart en de plaats onder de volken van het huidig Nederland. Groot en forsch is de figuur die voor ons oprijst indien we op de daden letten van den man, die op 42- jarigen leeftijd van de aarde scheiden moest ep toen een taak had volbracht die, door haar omvang en haar betee kenis, ons met verbazing vervult. Maar niet daarop alleen rust zijn faam. Een „ziener" mag men hem zelfs noemen als hij pleit voor ruimere deelneming van het Nederlandsche volk aan den op bouw van het Indisch rijk. De waardeering, die wij hem schuldig zijn, aldus spr., vermindert niet, maar stijgt als we dit leven bezien in het licht van zijn tijd, den vroeg-zeventiende- eeuwschen tijd. Want dan kunnen we

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 1