VOOR DE JEUGD. r j 1 ""1 ~s ZEEUWSCHE KRONIEK. DE LEPROZEN. VARIA. DAMMEN EN SCHAKEN. üt m m m STEL NIET UIT TOT MORGEN, WAT GIJ HEDEN NOG KUNT DOEN. VOOR TEKENAARS. r r_ i i Lil F L- "•-J;! W. 4 *1 I 5 nï J 1 =8 m i Sgtfis 10— XT ST J Xié, j T \\1 1 i X w i t mi J MOOIE BIETEN TE KOOP. I. Dat vroeger meer besmettelijke ziekten voorkwamen dan tegen woordig is te begrijpen, als men bedenkt, dat met de zindelijkheic van lichaam, kleeren, levensmid delen, enz. het niet zoo nauw were genomen. Ook stond de genees kunde op een zeer lagen trap, teoofdat veelal de oorzaken der epidemiën niet bekend waren en hierdoor ook niet de middelen ter bestrijding, jirlet aantal slachtof fers was doorgaans groot en de ziekte hield niet op, voor zij „uit gewoed" was. Verleden jaar schreven wij in de kroniek over zoo'n vreeselijke ziekte, n.l. de pest. Deze trad meer epidemisch op, maar dan ook in zoo'n hevige mate, dat het aan tal sterfgevallen in korten tijd ont zaglijk groot was. Een andere veel voorkomende besmettelijke ziekte in ons land gedurende de middeleeuwen en ook later was de leprozerij. Deze had niet zooveel slachtoffers als de pest, maar zij was ook be smettelijk. De leprozerij of lepra werd ook genoemd lazarij naar Lazarus, die door Jezus met name genoemd wordt in de gelijkenis van den rij ken man en den armen Lazarus (Lucas 16 1931). In den Bijbel staat echter niet, dat de bedelaar voor de poort van den rijke aan genoemde ziekte leed. Wij lezen enkel, dat zijn lichaam bedekt was met zweren. Zijn ziekte werd la ter vereenzelvigd met de me laatschheid, die ook ten tijde van Jezus' omwandeling op aarde veel voorkwam. Het ligt niet op onzen weg uit te maken of de leprozerij dezelfde ziekte was als de melaatschheid, waarover vaak in den Bijbel ge sproken wordt. Opmerkelijk is het, dat bij de genezing van een melaatsche, hetgeen werkelijk een wonder was, nooit van een gene zing gesproken werd maar van een reiniging. Toch schijnt de leprozerij of de melaatschheid, hoe men de ziekte ook noemen wil, in de 12de eeuw met de kruistochten uit het Hei lige Land naar West-Europa en ook in ons land te zijn overge bracht. Het moet een verschrik kelijke ziekte zijn. Eerst verschij nen vlekjes, dan zweren; de uiter ste ledematen rotten weg; de ar men zijn ten laatste stompjes; 't aangezicht is verdorven. De lij ders verspreiden een ondraaglijke lucht en sterven eindelijk aan de wondkoortsen in benauwdheid weg. Reeds in het Joodsche land werden de melaatschen buiten de samenleving gesloten. Hun .ver blijf was buiten de stad bij de gra ven. Ook in ons land werd wegens het besmettelijke en het afzichte lijke aan de lijders en de lijderes sen een woonplaats buiten de mu ren der stad aangewezen. De on dervinding had uitgewezen, dat alleen door afzondering het uit breiden der ziekte eenigzins was tegen te gaan. Zoo woonden de leprozen te Middelburg in 't begin der 15de eeuw buiten de Noordpoort, die destijds stond, waar nu de water toren staat. Ook andere Zeeuwsche steden, waar leprozen waren, stond hun huis buiten de stad, zooals te Zie- rikzee. Zuidwaarts van Brouwers haven, in den Grooten Jacobpol- der, lag het huis, „De Leprozen". Doorgaans kwamen de leprozen voort uit de laagste standen der maatschappij. Het spreekwoord zegt: Nood leert bidden. De onge- lukkigen kregen van de stadsover heid toestemming om voor zich te bidden of te bedelen. De eene stad trad veel stren ger tegen de leprozen op dan de andere, In sommige plaatsen wer den de stakkers eenvoudig dood verklaard en mochten zij zich nooit meer in het publiek vertoo- nen. Te Leiden b.v. mochten zij al leen op vastenavond op straat ko men en zoogen. verlooningen hou den. Te Amsterdam op Kopper maandag (de 2den Maandag van het jaar) en den daaropvolgenden Dinsdag. Met muziek van trom men en pijpen werd dan door de stad getrokken, zoodat hun ver schijning op straat meer een fees telijk karakter droeg dan een werk van barmhartigheid. Daar er een groote toeloop van men- schen was, stroomde het geld toe, ten blijke ook van deelneming in het ongelukkige lot der leprozen. Omdat die vertooningen later tot allerlei uitspattingen aanleiding gaven en ook voor de talrijke nieuwsgierigen gevaar van be smetting opleverden, werd door de overheid der genoemde steden aan dergelijke verschijningen der leprozen op de straat paal en perk gesteld. Minder streng was men te Nij megen, waar de bewoners van het leprozenhuis drie dagen in de week de stad door mochten gaan om te bedelen. De vroedschap te Middelburg bewandelde den middenweg. Daar gezorgd werd dat de leprozen geen gebrek leden (wij zullen later zien hoe) mochten de Middelburg- sche leprozen niet in de stad ko men om te bedelen. Als er perso nen waren, die aan de ongelukki- gen aalmoezen wilden geven, kon den zij dit doen bij het leprozen huis. Hier stond of zat dagelijks een persoon aan den weg om de giften van de voorbijgangers in ontvangst te nemen. Om de aan dacht van dezen tot zich te trek ken had hij een klep, de zoogen. lazarusklep in de hand. Hij zelf mocht niet met leprozerij besmet zijn. Daar er in de eerste helft der 16de eeuw voorbij de Noordpoort „weynich ende luttel ganck van volck" was, vroegen de leprozen in 1539 aan de stadsregeering om hun woonplaats te mogen over brengen naar den Veerschen weg, even buiten, de Noorddampoort. Deze poort stond toen ter plaat se, nu gelegen tusschen de Rot- terdamsche kade, de Schuitvlot- straat en de Breestraat, Daar Veere toen al een plaats van be- teekenis was geworden, was er destijds langs den Veerschen weg een drukker verkeer dan langs den Noordweg. Het verzoek werd toegestaan en in 1540 werd op een terrein buiten de Noorddam poort aan den Veerschen water gang een nieuw leprozenhuis ge bouwd. Op de bekende kaart van Middelburg, geteekend door Ja cob van Deventer in 1550, staat het huis der leprozen aan den Veerschen weg aangegeven. De herinnering aan dat terrein wordt nog bewaard door de La- zarijstraat. Door de uitbreiding der stad in 1591 werd een deel van de landerijen, behoorende aan de leprozen, aangekocht, n.l. 12 gem. 146 r. voor 416 p.vl. 2496). Hier werden huizen ge bouwd en een molen gesticht, waartoe de Lazarijstraat toegang gaf. (Wordt vervolgt). R. B, J, d, M. (Nadruk verboden). Koning Friedrich Willem III had in het jaar 1828 het ongeluk den voet te breken en was dien tengevolge langen tijd aan het ziekbed gekluisterd. In dien zelfden tijd had overste Von Massenbach een langdurige vestingstraf opgeloopen wegens zijn schriftelijke aanvallen op den koning. Op een goeden morgen kreeg de minister van oorlog plotseling be richt van den commandant der vesting, dat Von Massenbach in gevolge eener bij hem ingekomen kabinetsorder op vrije voeten ge steld was en reeds naar zijn land goed was afgereisd. De minister wist hier niets van; hij was zeer verbaasd en dacht aan een ver- valschte order. Hij begaf zich aan stonds naar den koning, die nog steeds bedlegerig was. Wilhelm III glimlachte en zei: Het is toch in orde. Eenige dagen geleden lag ik hier 's nachts en kon van pijn niet slapen. Ik dacht: wie zou je wel 't meest vij andig gezind zijn Wie zou je het bitterst gekrenkt hebben Hem mocht je wel eens vergiffenis schenken en eens blij maken. Von Massenbach viel mij in en ik gaf bevel hem op vrije voeten te stel len. Moderne oceaanreis. Mister Brown heeft een oceaan reis met het nieuwste zeekasteel gemaakt. En hoe was het ouwe jongen, vraagt hem bij terugkeer een vriend. Wunderful, zegt Brown, ik zou beslist niet gemerkt hebben, dat ik op zee was, als ik niet de geheele reis door zeeziek was ge weest. No. 88. W. LENTE, Middelburg. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Wit speelt en wint. Probleem no. 84 W. LENTE. Zwart: 1, 3, 6/10, 15, 21, 26. Wit: 16, 20, 23, 24, 27, 28, 31, 37 42 44. Wit wint door: 4439 (21X41); 23—18 (26X48); 16—11 (48X33); 11X4 (15X24), 4X36 en wint. No. 89. 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Als laatste zet speelde Wit 1. 20—15? Wit probeerde dam te halen daar op 1014, 2520 volgt ter wijl Wit met schijf 15 dam haalt. 1. 2—8!! Een „zeer-fijne zet! Waardoor Zwart een mooie damslag maakt. 2. 15X4 dam 22—27 3. 33X31 23—29 4. 34X23 18X29 5. 4X45 12—18!! 6.. 45X12 8X48 dam. In een competitie-wedstrijd ont stond het volgende eindspel. Zwart 4 sch. op 3, 4, 22, 29. Wit 4 csh. op 14, 37, 38, 39. Wit speelt 3933 waarna Zwart eenvoudig 49 speelt Zwart 33X 24 Wit 9X29 en Zwart wint. In het volgend eindspel ver zuimt Zwart de winst en Wit maakt remise. Zwart 3 sch. op 4, 15, 26 en dam op 8. Wit 4 sch. op 10, 28, 34, 37. Zwart speelt 817 Wit remise door 105! speelt Zwart 819 Wit 105, 19X45 en Zwart wint door 410. Op 819 kan Wit la ten volgen 37—32, 19X5 en Zwart wint. Hieronder volgen de standen le en 2e klasse Z. D. B. le klasse. (X 5 w G> a> "oo -oe tw u O a o o. Souburg I 5 4 1 0 9 59 41 Vlissingen I 6 4 0 2 8 66 54 Middelburg I 5 3 0 2 6 56 44 Goes I 4 2 0 2 4 38 42 Aagtekerke I 6 2 0 4 4 56 64 Kruiningen I 6 0 1 5 1 45 75 2e klasse: CL, r—£j- co O G> C»> O 0) G O •ao "oo *OJO a, er <0/) <D Middelburg II 5 3 0 2 6 58 42 Aagtekerke II 4 2 1 1 5 41 39 Souburg II 4 1 1 2 3 35 45 Vlissingen II 3 1 0 2 2 26 34 - door Carlij Vos, Elli was een lief meisje, maar zij had een groot gebrek, zij stel de alles uit tot later. Als moeder aan haar vroeg: „Elli, heb je je huiswerk al klaar?" dan antwoordde zij: „Nog niet, moeder, ik zal het straks wel ma ken." Zo ging het met alle dingen, die Elli moest doen. Zij werden ver schoven naar „straks" of „mor gen" of helemaal niet gedaan. Of moeder haar nu al beknorde, het gaf allemaal niets, tot op zekere dag de vreselijke gebeurtenis plaats vond. Elli's moeder, die weduwe was, woonde in een klein huisje aan de buitenkant der stad. In de onmid dellijke nabijheid was 'n landweg, waarover dagelijks ontelbare auto's en andere voertuigen reden. Behalve Elli woonde er ook nog een klein bro.ertje in het huis, een bleek ventje van ongeveer drie jaar, die niet erg sterk was. Op zekere dag werd Wimpie ziek, roodvonk had hij. Moeder legde hem in een kamer, die op de tuin uitzag en zei tegen Elli, dat zij daar helemaal niet mocht komen, omdat zij het anders misschien ook kreeg. Het duurde weken eer Wimpie eindelijk beter begon te worden. Op een van deze dagen riep moe der Elli bij zich en vroeg: „Ruik je niets, Elli „Ruiken Wat ruiken, moe der Zij stak haar neusje in de lucht. „Neen De moeder schudde het hoofd. Zou zij zich zo vergissen Zij had toch duidelijk 'n gaslucht waarge nomen, enfin, misschien had' zij zich toch vergist. Nauwelijks een uur later stelde zij dezelfde lucht vast. Het rook in huis naar gas. Wel heel zwak, maar toch duide lijk merkbaar en met zulke din gen kan men niet voorzichtig ge noeg zijn. Zou het gaskraantje misschien niet goed dicht zijn Moeder liep naar de keuken, maar daar was alles in orde. „Ga eens gauw naar de stad, Elli en haal een gasfitter." Elli vertrok haar gezicht. Zij was juist van plan om met haar •uajads uenp 3} ura; 3p ut uaddod „Hé, moeder, waarom „Omdat er iemand moet komen om de gasleiding te onderzoeken." „Dat kan toch wel tot morgen wachten, moeder •„Neen, dat moet nu direct ge beuren." „Waarom nu, moeder Niemand zal er zich over ver wonderen, dat haar moeder onge duldig werd en dus liet Elli zuch tend haar poppen in de steek en ging op weg. Terwijl zij over de landweg liep verloor zij weer de lust om naar de stad te gaan. Waarom was daar nu zo n haast mee. Morgen, als zij uit schooi kwam, moest zij er langs, dat was toch tijd genoeg. Zo gedacht, zo gedaan. Inpiaats van naar de stad te gaan, ging zij naar de weide, een eindje verder op en plukte met een paar andere meisjes, die zij daar aantrof, een ruikertje bloemen. Zij hadden veel pret onder elkaar en het was al laat geworden, toen zij weer naar huis terug ging. „Wanneer komt de gasfitter, El li „Morgen, moeder." De moeder was boos, zij had ge dacht, dat vandaag nog een vak kundig gasfitter naar haar toe zou komen, en intussen had zij vastge steld, dat zij zich in geen geval vergiste. Het rook werkelijk naar gas, maar zij kon niet vaststellen, waar het lek kon zijn. Toen, midden in de nacht, ge beurde het ongeluk. Elli werd wakker door een eigenaardig geluid. Het was, alsof er iets in huis was omgevallen. Een doffe valdaarop een zacht steunen. Verschrikt sprong Elli haar bed uit. Naar moeder Zij hwd geen enkele andere gedachte. Zij rende in haar nachtjapon over de gang en struikelde over een lichaam. Gelukkig scheen de maan in de gang en zo zag Elli, dat haar moe der bewegeloos op de grond lag Zij had zeker naar Wimpie willen gaan en was onderweg flauw ge vallen. Flauw gevallen Een vreselijke gedachte door trilde het meisje. Werkelijk, het rook naar gas- En hoe Gas stijgt naar boven en moeder, die veel groter was dan zij, was het slacht offer geworden. Nu moet het gezegd worden, dat Elli iets heel verstandigs deed. Zij gooide alle ramen in het huis open, zodat het flink kon door tochten. Toen greep zij haar man tel en rende de deur uit. over de landweg, die door de maan be schenen werd.... naar de stad. De tranen liepen over haar ge zicht. Haar moeder.... o hemel tje.... haar lieve moeder.En Wimpije Een dokter.... vlug naar een dokter. Er kwam haair een auto achter op gereden, waarvan de bestuur der zich verwonderde, dat er een meisje midden in de nacht op de weg liep. Hij stopte en vroeg, waar zij naar toe moest. Toen zij ver telde, wat er bij haar thuis ge beurd was, liet de man haar in stappen en reed haar naar den dokter. Aan dezen man was het te danken, dat twintig minuten later een ziekenauto voor de deur stil hield om moeder en het kleine broertje, die beiden intussen weer wat bijgekomen waren door de frisse lucht mee naar het zieken huis te nemen. Een week later kwamen moeder en Wimpie gelukkig weer naar huis, geheel hersteld, maar Elli huilde nog lange tijd, want zij wist maar al te goed, dat het aan haar uitstellen had gelegen, waardoor een bijna niet meer te herstellen ongeluk was gebeurd. Was zij, zoals haar moeder haar had opgedragen, die middag naar den gasfitter gegaan, inpiaats van te aan spelen, dan zou er niets gebeurd zijn. Gelukkig is alles nu goed afge lopen, maar na dezè vreselijke nacht, die Elli haar hele leven niet zal vergeten, is zij een ander meisje geworden. En nooit ver schuift zij meer tot morgen, wat zij vandaag nog kan doen. - 1/rODJé: - -! De groenteboer had een kist met bieten te koop gezet en nu kwam een liefhebber om ze te ko pen. Wie denken jullie dat hij was Jij kunt dit ontdekken door als volgt te doen. Je neemt 'n pot lood en begint op 't punt waar lijn E lijn 14 kruist, nu trekt je een lijn naar punt B11 en vervolgens naar B-8, D-9, E-12, 1-12, H-ll, H-9, K-12, K-ll, 1-10, K-9, M-9, 1-6, K-4, M-7, N-5, S-l, X-5, Y-9, Z-8, Z-13, Y-10, Y-14, X-16, Q-14, P-13, P-10, R-12, T-10, P-5, M-7, 0-9, M-ll, M-12, P-10, P-14, 0-15, N-14, N-12, K-14, K-13, M-ll, K-12, K-15, L-15, 1-12, K-14, J-16, 1-17, F-16, F-15, C-14, A-12, A-ll, B-ll. Zo, nu hebben jullie de omtrek van den koper, probeer hem nu maar zo mooi mogelijk te kleuren.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 10