VOOR DE JEUGD.
O.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
VARIA.
UIT 'N OUD KOOKBOEK.
DAMMEN EN SCHAKEN.
DE EZELIN YELLA.
,o
HET POESENBAL.
KLEURPLAATJE.
DE KOSTER.
Voor de Hervorming.
Van de kerkelijke geschiede
nis vóór de Hervorming in ons
land en in 't bijzonder in Zeeland
weten wij betrekkelijk weinig.
De bescheiden, die ons vrij nauw
keurig zouden- kunnen inlichten,
werden door de geest'elijkheid,
die door de vestiging van den
Hervormden godsdienst genood
zaakt waren hunne parochies te
verlaten, meegenomen en moge
lijk vernietigd. Toch zijn er nog
enkele bronnen, d e ons iets mede-
deelen over de kerkelijke toestan
den voor de Reformatie, waar
door wij eenigszins ons kunnen
voorstellen hoe die waren.
De middeleeuwen, dus de jaren
voor de Hervorming, zijn niet zoo
du ster geweest als wel wordi
voorgesteld, maar evenmin heeft
de latere zoogenaamde eeuw zoo
geschitterd als men wel denkt.
Toch is de overgang tusschen bei
den zeer groot geweest.
Het doel van dit artikel is iets
mede te deelen over den persoon,
die in de kerk wel niet de eerste
viool speelde, maar d'e toch van
beteekenis was voor het kerke
lijk leven. Wij zullen hierbij voor
namelijk op 't oog hebben den
eenvoudigen kerkedienaar op het
platteland, daar in de stad de
kerkelijke toestanden en verhou
dingen eenigszins anders waren.
De dorpsgeestelijke en de koster
werden door denzelfden persooi.
voor hun leven in hun ambt be
noemd, nl. door den collator oi
patroon der kerk. Deze ontleende
hiertoe meestal het echt, doordat
hij de kerk uit eigen m ddelen had
gestticht. Het waren vaak de am-
bachtsheeren, d e door het stichten
van een kerk in het in wording
zijnde dorp van hun ambacht aan
hun onderhoorigen het reizen
naar het naastbijgelegen bedehuis
bespaarde. Ook hadden zij nu ir,
hun eigen kerk de vooraanzitting
Het couatierechtt of patronaat kan
aan anderen overgaan. Zoo hadden
veel kloosters of abdijen, de groote
s adskerken en zelfs de gr,aaf dat
recht verkregen.
De stichter van de kerk moest
ook zorgen, dat de pastoor en de
koster een inkomen hadden. Voor
een groot deel kwam echter dit
inkomen van de parochianen.
Daar de sociale toestanden op 't
platteland zeer afwisselend wa
ren, kunnen wij goed begrijpen,
dat die ook van invloed waren op
het loon van genoemde kerkelij
ke personen. De pastoor had het
niet breed. Om rond te kunnen
komen moest hij vaak nog land
bouwer zijn, al was het, dat hij
zelf niet op den akker werkte,
De verschillende bronnen van in
komsten van den pastoor zullen
wij niet opnoemen, daar het ons
om den koster te doen is. Hett
loon van dezen voor al zijn werk
zaamheden was zoo laag, dat hij
nog andere betrekkingen moest
waarnemen, al brachten deze ook
niet veel voordeel,
In hoofdzaak zal zijn werk als
koster wel hetzelfde geweest zijn
als dat van den tegenwoordigen
kostor in een Roomsche dorps
kerk. Hierop gaan wij dus niet
verder in.
En wat was nu zijn loon voor al
dat werk?
Hij mocht twee maal, in sommi
ge parochies driemaal 's jaars 'n
omgang doen langs de deuren der
parochianen. Deze waren vrij wat
en hoeveel zij hem wilden geven.
Geld ontving hij niet veel. Meestal
schonken zij hem tarwe, ham,
spek, vleesch en andere levensbe
hoeften.
Nu hadden de kosters van som
mige parochies nog een klein vast
inkomen. Behalve de Pastoor- en
de Heilige Geest (of Armen) goe
deren waren er nog Koster'egoe-
deren, niet grooter'dan een paar
gemeten lands.
Verder werd den koster vergund
het drijven van een kleinen han
del in beelden en kaarsen in de
kerk tot verbeterig zijner inkom
sten. Dan was de koster ook nog
schoolmeester, ofschoon hij zelf
nauwelijks lezen of schrijven kon.
De ganzepen werd echter zelden
op het papier gezet en het lezen
bestond voornamelijk in het leeren
van het alfabet. De resultaten van
't onderwijs waren dus niet te
best. Het aant,al analphabeten was
bijzonder groot. Behalve aan het
opzeggen van gebeden werd ook
veel zorg besteed aan het zingen,
rnaar hierin was de koster-school
meester ook bedreven. Het doel
van dit zangonderwijs was niet
verbetering v,an den volkszang
doch om de jongens geschikt te
maken voor den koordienst in de
kerk. Ook zong de koster geregeld
mede op het koor. Bij plechtige
godsdienstoefeningen traden al
de scholieren in het kerkkoor op
om de koorknapen in hun zang te
versterken. Het geven van onder
wijs was dus ook een bron van
'nkomsten voor den koster, In
den zomer was die bron langen
tijd opgedroogd, daar de leerlin
gen dan op het land werkten. Van
het onderwijs op het platteland
vóór de Hervorming kwam dus
weinig terecht. In sommige Wal-
chersche dorpjes, waar na het ver-
'rek der Roomsche geestelijkheid
het nog lang duurde voor de Her
vormde kerkdienst werd gehou
den, was het ,een zeldzaamheid,
dat enkele dorpelingen konden le-
*en en schrijven.
In bovenstaand artikel hebben
wij geen bepaalde Zeeuwsche dor-
oen of parochies met name ge
noemd. De geschetste toestanden
golden over 't algemeen voor ge
heel heb platteland.
Later hopen wij nog eens mede
e deelen welke werkzaamheden
le koster-schoolmeester na de
Hervorming, maar dan als school
meester-koster te doen had. Dan
bestond zijn loon echter uitslui-
end in klinkende munt.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
In het oude Duitschland hiel
den de vorsten oude tradities
steeds in eere. Zij vonden het
noodzakelijk, af en toe tegenover
hun onderdanen als doodgewone
menschenkinderen op te treden.
Dit verhoogde natuurlijk in vele
gevallen hun populariteit, doch
gaf ook vaak aanleiding tot zon
derlinge gebeurtenissen.
Zoo bracht bijvoorbeeld een
boer, die in een in de buurt van
Postdam gelegen dorp woonde, elk
jaar in den tijd, dat de peren rijp
waren, den koning en de koningin
van Pruisen een mand met een
met zorg uitgezochte keurcollectie
van deze vruchten.
Altijd, wanneer het boertje op
Sanssouci kwam, ,grepen koning
Frederik Wilhelm en zijn gemalin
gretig naar de kostelijke peren en
noodigden den boer uit, ook toe te
tasten,
Deze deed het zonder zich te ge-
neeren.
Eens gebeurde het dat, terwijl
de koning en de koningin zonder
aarzelen hun tanden in de heer
lijke vruchten zetten, om ze met
schil en al op te eten, het boertje
een zakmes uit zijn broekzak op
diepte en met zorg zijn peer begon
te schillen.
Man, wat is er nu aan de
hand Vroeger heb je toch ook
altijd de peren met schil en al op
gegeten vroeg de koning.
De boer keek verschrikt op.
Eerst durfde hij geen woord te
zeggen,
Na even te hebben geaarzeld
zeide hij:
Een van die peren is in den
mestput gevallen. Ik heb ze er
uit gehaald, maar ik weet waar
achtig niet meer, welke peer het
was
Ontlediging van een Kreeft.
Breekt de regter en linker
schaar af; legt die een voor een
op uw hand, die wat hol houden
de, en slaat die met de rug van het
mes open. Snydt het agterste van
de staart af.
Geeft aan wederzijde van de
staart een snede, en ligt 'er het
middelste stuk schil af.
Breekt de zijd-pooten aan
weerskanten af. Ligt dan de bo
venste schaal geheel behendig op
zonder het binnenste te schenden.
Snyd het bovenste van de kop
weg.
In „Het Damspel" van 1935
vonden wij enkele spelsystemen
samengesteld door J. R. M. J.
Eekhoud.
De randschijf en de combinaties,
welke daarop mogelijk zijn.
Reeds bij den aanvang van het
spel tellen beide kleuren 3 rand-
schijven: voor Wit zijn deze 35,
36 en 45 voor Zwart 6, 15, 16. De
stukken 46 en 5 zijn centrumstuk
ken. De mogelijkheid bestaat hier
tijdens het spel meerdere stukken
naar veld 26 voor Wit, resp. 25
voor Zwart op te brengen. Bij pas
beginnende dammers komt het
veel voor zijn stukken naar den
rand van het bord te schijven:
„Daar staan zij veilig en kunnen
niet geslagen worden Alleen
door het practische spel te spelen
komt men tot de conclusie dat
dergelijke stukken een gedurend
gevaar voor hen zelf blijven.
Terecht wordt de waarde van
de randschijf bepaald door de om
standigheden, waaronder zij aan
vaard wordt.
Men spele vanuit den aanvang-
stand:
1. 33—28 20—25
2. 39—33 18—23
3. 31—27 12—18
4. 37—31 7—12
5. 44—39 1—7?
6. 27—22 18X27
7. 31X22
en Zwart verliest een schijf door
22—18 en 34—30.
No. 86.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Zwart speelde als laatste zet:
1. 9—13
Het randstuk lijkt van Zwart
zeer sterk daar Wit er niet op
combineeren kan. Terwijl er op
3933 een „coup Royal" volgt
door 2429 of 30. 3833 is fout
wegens 2429 en 4136 door 24
30 terwijl 2822 eenvoudig ver
liest.
Wit won nu door:
2. 27—22!! 32X21
3. 34X43!! 40X16
wint.
De schijnbaar sterke schijf op 25
blijkt dus toch nog de oorzaak van
het verlies te worden.
No. 87.
1 2 3 4 5
47 48 49 50
In laatst gespeelde competitie
wedstrijd speelde Wit bij den 14de
zet 3126. Na 15 zetten verder te
spelen is het Wit nog steeds niet
gelukt die lastige randschijf weg
te krijgen.
Zwart vervolgde nu met:
1. 21—27
2. 37X21 16X27
Een uitruil die voor Zwart sterk
is en waardoor het grootte nadeel
van de Witte randschijf duidelijk
uitkomt.
3. 44—39
Wit heeft hier blijkbaar niet
anders want op 42—37 volgt 24
29 op 39—34 volgt 24—30
3. - 38
De Zwartspeler heeft het spel
goed doorzien en Wits stand staat
dan ook nu vrijwel hopeloos.
4. 39—34 ,1923!!
5. 28X30 27—32!!
6. 38X27 22X31
7. 26X37 15—20
8. 25X14 13—19
9. 14X23 18X47
dam.
op 4034 van Wit volgt 2732,
38X27, 22X31, 26X37, 15—20 en
Zwart haalt dam.
Deze dam kost Zwart 3 schij
ven maar de dam op veld 47
staat zéér sterk. Terwijl Wit tot
vleugelspel gedwongen is.
Na 25 zetten was dit moeilijke
eindspel remise hierbij is opge
merkt dat Zwart met goede voort
zetting kan winnen.
v
Dit verhaaltje speelt aan de
grens van een kleine Balkanstaat.
Aan die grens is natuurlijk ook
een douanehuisje. En de douanen
passen er op, dat er geen sigaren
gesmokkeld worden, want de ta
bak-industrie is een der voornaam
ste industrieën. Wanneer je door
een kleine tuin zou gaan van het
station naar het douanehuisje, dan
staat daar midden op het pad een
douane-beambte en naast hem
staat een grijs dier. Het is een
ezelin en ze draagt de mooie naam:
Yella.
Yella is een zeer bijzonder dier.
Ze is wat men noemt een uitzon
deringsgeval. Want terwijl haar
familie dol is op hooi en op kool,
eet zij het liefst tabaksbladeren
en ook sigaren versmaadt zij niet.
Verder heeft Yella nog een zeer
goede eigenschap. Yella voelt
als het ware wanneer er si
garen in de buurt zijn, net zoo
als paarden dat hebben bij water
bronnen. Wanneer er nu een rei
ziger komt, die voor een paar goe
de vrienden sigaren over de grens
wü smokkelen, dan steekt Yella
haar kop in de lucht en snuffelt
net zoo als wij dat wel doen wan
neer we erg verkouden zijn. De
tolbeambte weet dan, dat er iets
niet in orde is, en let extra goed
op. Yella heeft de aanwezigheid
van sigaren al bemerkt in auto
banden en in vioolkisten, in ba
zuinen en in, wandelstokken,
Maar eens is er iemand geko
men, die Yella te slim af is ge
weest.
Die man was onlangs aangehou
den, omdat hij een aantal sigaren
over de grens wilde smokkelen.
Het was niet heel erg, want het
waren maar weinig sigaren, maar
toch rook Yella tabak, en zoo
doende moest de man invoerrecht-
ten betalen en dat beviel hem niet
al te best, Hij koesterde daarom
wraakgevoelens. Hij zou dit en hij
zou dat om dat ondeugende beest
eens mores leeren.
Een paar weken later kwam hij
weer.
„Iets aan te geven?" vroeg de
tolbeambte.
„Neen, niets!"
„Wilt U even naar het tolhuis
gaan
De reizigers gaan weer den weg
van het station naar het tolhuis,
door het aardige tuintje.
Ze gaan voorbij Yella, die weer
snuffel-klaar is. Nu passeert de
overtreder van de vorige keer het
nieuwe dier. Yella werpt haar
kop in de lucht en begint luide te
snuffelen. De beambte, die haar
vasthoudt, wisselt een snelle blik
met zijn collega. Deze fouilleert de
man zorgvuldig. Alles wordt on
derzocht. Maar niets. Niets. En
toch ruikt de man naar tabek. En
hoe
„U ruikt naar tabak, kunt U dat
verklaren
„Heel graag zelfs riep de ex-
overtreder. „Uw helpster heeft
me een paar weken geleden be
snuffeld. Ze heeft me erin laten
loopen. Nu heb ik haar erin laten
lopen. Mijn wraakzucht is bekoeld.
Ik heb parfum gekocht, dat naar
tabak ruikt. Mögge heren
Wat het toeval of afkeer Maar
toen de man weer uit 't douane
huis kwam, keek Yella hem woe
dend met haar ezelsogen aan.
sloeg achteruit en trof hem juist
daar, waar de rug ophoudt.
Als Yella had kunnen spreken,
dan had ze vast en zeker gezegd,
dat ze nu quitte waren
HET IDEAAL VAN PIET.
Willen jullie weten, wat het is, verbindt dan de cijfers van 154.
Boven op de Muizenzolder
Is 't vanavond poesenbal.
Ik weet vast; je vindt het prettig,
Dat 'k j'ervan vertellen zal.
Juffrouw Zwartkop speelt viool.
J a,
Dansjes uit de oude doos.
En de poesendames dragen
Op de linker schouder 'n roos.
Zie ze dansen, zie ze zwieren,
Keurig-netjes in de maat
Wist je, dat het op zo'n bal net
Als bij mensenkind'ren gaat
Simon Sprietsnor maakt een
buiging
En vraagt: Deze dans,
juffrouw
Miesje Langstaart wil heel graag,
hoor
Duid lijk zegt ze dus:
Miauw
Alle muisjes door een gaatje
Kijken naar het poesenfeest.
Zóveel poesen zijn op zolder
In geen tijden meer geweest
Grijs, de oude Muizen-Opa,
Zegt: Blijf allen in je hol
En je waagt je niet naar
buiten,
Haal dat toch niet in je
bol!
Lang nog blijven poesjes dansen
Bij het held're manelicht,
Maar de muizenoogjes vallen
Eén voor één toch eind'lijk
dicht.
Muisjes dromen nu van dansen,
Maar dat spreekt onder
elkaar I
Als de poesjes allen weg zijn.
Nergens dreigt dan meer gevaar.
D'and're morgen vragen muisjes:
Droomde ik of was het echt?
Was er poesenbal op zolder
Wat heeft Opa toch
gezegd
Hier is een landloper, doen jul
lie je best eens om hem mooi te
kleuren.