■P
VOOR DE JEUGD. o„der redactie van
m*
ZEEUWSCHE KRONIEK.
VARIA.
UIT 'N OUD KOOKBOEK.
DAMMEN EN SCNAKEN,
m ittxiv
Gift
Ui
"■"fill
*«8
M PIS
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
EEN HARTJE VAN GOUD.
STOUTE MOORTJE.
DE OUDE WALCHERSCHE
DORPSKERKEN.
I
In niet veel streken van ons
de oude kerk
Bijna overal staat de kerk op de
hoogste plaats van het dorp. Wie
dit nog nooit heeft opgemerkt
schenke hieraan eens zijn aan
dacht.
Waar de weg zich splitste en
land liggen de dorpen zoo dicht I het terrein wat hooger lag dan de
bij elkaar als op Walcheren. I omgeving, werd dit een geschikte
Nauwelijks heeft men het eene I plaats geacht om samen te wonen
dorp verlaten of een vriendelijk I Bij mogelijke overstrooming zou
kerktorentje van een ander wenkt I den de bewoners tijd hebben zie"
ons toe. I het leven te redden
En dan waren er vroeger min-1 Het is zeer waarschijnlijk, dat
stens een dozijn dorpen meer, zoo-1 eerst een terrein werd afgebakenc
dat toen de afstanden onderling I voor de kerk met het kerkhof
nog kleiner waren. I Het is dan ook opmerkelijk, dat
Hoe geheel anders zouden de I dit terrein meestal werd omringc
dorpen er uitzien, als hun kerkto-l door een weg. Van een Roomsch
rens met de hooge leien daken Katholiek vernam ik, dat vóór de
niet boven de huizen uitstaken. De I Hervorming, toen alles nog
kerk met den toren vormt als het I Roomsch was, op den Sacraments-
ware de kroon van het dorp. Sa-1 dag, den tweeden dag na Pinkste
men vormen zij een geheel. I ren, het heilig sacrament uit de
Stonden eertijds alleen enkele I kerk door de geestelijkheid langs
kleine huisjes er om heen ge-1 dezen weg in processie werd rond
schaard, lage woninkjes met ra-1 gedragen. Deze plechtigheid were
men met kleine ruitjes en daken I begeleid met klokgelui,
met riet .gedekt, langzamerhand I De Walchersche kerken bestaan
verdwenen ze om plaats te ma- I uit 4 of 5 traveeën. Een travee is
ken voor meer moderne woningen. I een ruimte tusschen twee steunpi
Alles bleef echter één geheel vor-1 laren. In elke travee zit een raam
men. Kerk en toren hebben dus de I vroeger van gekleurd glas in lood
oudste brieven. J De bouw van de kerk te Grijps
Wij vergeten vaak, dat zij, n.l. I kerke is geheel anders dan die van
de reusachtige kerkgebouwen in I de andere kerken. Deze hebben
de stad zoowel als de kleinere be-1 maar één schip. Die van Grijps-
dehuizen op het dorp, gesticht zijn I kerke bestaat uit twee schepen
in de middeleeuwen, toen de be-1 met de lengtezijden aan elkaar
volking nog gering was en de wel-1 zoodat de kerk van binnen vier
vaart niet altijd tierde. Aanzien-1 kant is. Zij is een zoogen. Hal
lijken en geringen, rijken en armen I lenkerk
gaven met een naïeveteit en een I Daar de kerkmuren zeer dik
offervaardigheid aan dien tijd I zijn, kunnen de gebouwen bij vol
eigen. I doend onderhoud zeer langen tij1"
Kerk en toren hebben geslach-1 dienst doen. De torenmuren zijn
ten na geslachten zien komen en I bijzonder dik; die van den toren te
gaan. Zij zijn stomme getuigen ge- Oost'kapelle bijv. 1.99 m, dus zoo
weest van de vreugde maar ook I goed als 2 m. Men bouwde vroe-
van het leed der dorpelingen. I ger ook voor het nageslacht.
De ouders brachten binnen de I De kerken hadden langen tijd
kerkmuren hun kinderen ten doop, I geen koepel of zoldering. Men
Jonge menschen deden er hun I keek dan van binnen tegen het
commune of hun belijdenis des ge-1 kerkdak aan. In den zomer was
loofs. Ook werd onder biddend op-1 een groote kerkruimte wel frisch,
zien tot God door de jonge echt- I maar 's winters was het er koud,
paren trouw beloofd. I daar de kerken niet verwarmd
Bidstonden in tijden van oor-1 werden. De bekoepeling is alge
logsgevaar, van verdrukking of 1 meen aangebracht na het midden
duren tijd, maar ook dankstonden I der vorige eeuw
voor behouden uitkomst werden I (Wordt vervolgd)
er gehouden. I R. B. J. d. M
Ook was het van oudsher de (Nadruk verboden)
plaats, waar men zijn dierbare
dooden bracht, 't zij in of om het
gebouw. De geheele kerkvloer ligt
dan ook vol graven en ook het
omliggende kerkhof is gebruikt tot
laatste rustplaats der dooden.
Daar de bevolking van het plat
teland van Walcheren zeer ge
hecht is aan haar geboortegrond
Eens, toen August de Sterke,
keurvorst van Saksen en koning
van Polen een bezoek van
Friedrich Wilhelm I, koning van
en soms ook in sterke mate aan I Pruisen, op Königstein ontving,
haar geboorteplaats (Westkapel-1 waren de voorname heeren door
le) is er nooit een vlottende bevol-1 het gebruik van goeden wijn en
king geweest. De groot geworden I een lekkeren maaltijd in een vroo-
kinderen namen in de kerk de I lijke vertrouwelijke stemming ge-
plaats in hunner ouders, zoodat I komen. De koning van Pruisen be-
Ln de oude kerkboeken de namen I kende zijn gastheer, dat hij hem
voorkomen van de tegenwoordige I zulk een vesting als Königstein en
families. I vooral zulke bergen benijdde, Ko-
In de Walchersche dorpen staat I ning August was door den wijn in
de kerk letterlijk in het midden. I een zeer vrijgevige stemming ge-
Van uit de verte lijkt het soms of I bracht en vroolijk riep hij zijn
de huizen er tegen aan leunen. I zuinigen koninklijken gast toe;
Figuurlijk staat er de kerk ook I Welnu, ik heb er genoeg en
in 't midden, als wij onder kerk I als ik u er een plezier mee doe,
verstaan het kerkelijk leven, al is I schenk ik u een mijner bergen. Gij
het, dat na de Afscheiding en I kunt hiervandaan Liliënstein zien,
vooral na de Doleantie, het ker-1 die nog hooger is dan Königstein:
kelijk leven van het geheele dorp wilt ge hem hebben, dan behoort
zich niet meer concentreert om hij u toe
Meent ge dat, riep Friedrich
uit. In ernst Ik houd u aan uw
woord.
Afgedaan, sprak August. Een
geringer geschenk kan ik zulk een
vriend toch niet geven; dus Liliën
stein is van u
Nadat echter de Pruisische ko
ning vertrokken was, had de mil
de August diep berouw van zijn
belofte. Wel leefde Pruisen en
Saksen in vriendschap en viede,
doch men koji nooit weten.
Kortom, het lichtzinnig aanbood
baarde den koning ernstige zor
gen.
Toen hij kort daarop den com
mandant zijn bedenkingen mee
deelde, troostte de joviale Kyau
hem met de belofte, dat hij dc
zaak wel in orde zou brengen, als
de koning hem naar Berlijn wilde
zenden. Dit gebeurde en Kyau
kwam te Berlijn aan.
Nadat hij een audiëntie had ver
zocht en bij den koning was toe
gelaten, zei hij, schijnbaar ernstig,
dat zijn heer, koning August, zijn
viiend beleefd liet verzoeken den
hem geschonken Liliënstein zoo
spoedig mogelijk te laten wegha
len; het ding stond hem in den
weg, daar hij de plaats voor wat
anders noodig had.
Liliënstein is nooit weggehaald
en dus niet Pruisisch geworden.
Karper,
Neemt Karper, en schraapt en
maakt die wel schoon, vlekt ze in
de rug, en haald 'er de rugge-graad
uit, en doet 'er wat zout op, en
wenteld ze in meel, en bakt ze in
varsche boter en fruit ze, is heel
goed met limoensap gegeeten.
Kavejaar,
Neemt drooge Kavejaar, en
wrijft die klein en mengt die onder
versche kuit van vis, en doet 'er
wat peper, wat water, en wat ge
raspt brood by, en fruit het in
booter, en doet er wat limoensap
over.
-
Zelfkennis.
Jonge advocaat bij het begin
van zijn eerste proces: „De be
klaagde heeft mij aangezocht tot
verdediger. Ik stel voor hem aller
eerst te laten onderzoeken op zijn
geestesvermogen".
o
Meyer koopt een pak
„Kunnen er ook veranderin
gen aan gedaan worden
„Natuurlijk, mijnheer, en dat
zelfs kosteloos".
„Goed, dan neem ik dit pak".
„En wat wensch mijnheer
veranderd te hebben
„Vóór alles den prijs".
Partij, gespeeld in den winter-
wedstrijd seizoen 19361937, van
de Schaakvereeniging „Middel
burg".
Wit: P. M. DE KLEYN,
Middelburg.
Zwart: W. DE GRAAF,
Middelburg.
Slavische Verdediging van het
Damegambiet.
1. d2d4 d7d5
2. Pgl—f3 Pg8—f6
3. c2c4 c7c6
4. Pbl—c3 d5Xc4
5. a2a4 Dd8—a5
Het nemen op c4 op den vorigen
zet is slechts doelmatig, in combi
natie met de ontwikkeling van den
looper c8 naar f 5.
Na den tekstzet verkrijgt Wit
iet voortdurende initiatief
6. Lel—d2 e7e6
7. Pf 3e5 Pb8d7
8. Pe5Xc4 Da5c7
9. g2g3 Lf 8b4
Het beste is dit niet.
Na 9e6e5; 10. d4X
e5 Pd7Xe5, 11. Lel—f4, Pf6—d7
en eventueel vervolgd met f 7
i; 6, was het spel van Zwart nog
goed, al is het dan dat door het
tempoverlies de looper op c8 niet
werd ontwikkeld.
10. Lel—f4 Dc7—d8
11. Pc4dóf Ke8—e7
12. Pd6Xc8f Ta8Xc8
13. Ddl—b3
Dit is totaal fout.
De zet Ddlc2 was noodig
13a7a5
Zwart overziet de verkeerde
opstelling van de dame.
Immers na 13Dd8b6
moet Wit de pion op d4 geven. Zie
de volgende variant.
13Dd8b6; 14. e2—e3,
'f 6d5 met de dreiging van da-
meverlies door Lb4Xc3f of wel
Wit krijgt een dubbel pion op de
lijn.
Ook de verdediging van de d4
pion door de Witte toren op dl,
geeft aanleiding
moeilijkheden.
14. Lf 1—g2
15. 0—0
16. Tal—dl
17. Lf 4d2
18. e2e4
19. Pc3e2
20. Pe2—f4
21. Ld2—c3
22. Tf 1—el
23. Lg2—h3
24. Pf 4Xe6!
tot de zelfde
Th8—e8
Ke7—f 8
Pf 6d5
b7—b6
Pd5—f6
Lb4—e7
Kf 8—g8
Dd8—c7
Pd7—f 8
g7—g5
8
7
6
5
4
3
2
1
WW//, w/Ws, 0^5?
a b cdefg h
Wit offert zijn paard voor twee
pionnen en verkrijgt een stelling
die altijd gewonnen is,
24f 7Xe6
25. Lh3Xe6f Pf8Xe6
Dat is wel het beste. Na Kg8
g7 zou niet alleen de kwalitief ver
loren gaan maar ook de pionnen
b6 en a5.
26. Db3Xe6 Kg8—g7
Het beste was Kg8f 8 waar
na Wit dan met 27, De6f 5 even
eens wint.
27. d4—d5 c6Xd5
28. TdlXd5 Dc7—c6
Het eenige maar echter onvol
doende.
29. Lc3Xf 6f Le7Xf6
30. Td5—d7f Lf 6—e7
Na Kg7h6, of h8 of g6 volgt
mat in 2 zetten.
31.
Td7Xe7f
Te8Xe7
32.
De6Xe7f
Kg7g6
33.
Tel—dl!
Dc6c2
34.
Tdl—dóf
Kg6h5
35.
De7Xh7f
Kh5g4
36.
Dh7f5f
Kg4h5
37.
Df 5h3 mat.
„Die arme Oma zei Dik met
een ernstig gezichtje, terwijl hij
met z'n Moeder de brede laan
naar huis terug liep. Moeder knik
te even met haar hoofd. Akelig
was het, dat die arme Oma nu al
zo lang ziek was en de dokters
haar niet beter maken konden
Vroeger, toen ze nog gezond was,
had ze altijd zo prettig met Dik
gespeeld, „en niemand, die zó
prachtig vertellen kon als Oma
vond h,ij.
Moeder keek Dik eens aan.
„Wel Dik, waar denk je aan
vroeg ze vriendelijk.
,,'t Is zo naar, dat Oma ziek is
zei Dik, „en het duurt al zo
lang....!"
„Kom", beurde Moeder hem op,
misschien heeft het nu de langste
tijd wel geduurd, Dik Die nieuwe
dokter heeft Oma een drankje ge
geven, dat beslist wel helpen
zal.
Hoopvol keek Dik z'n Moeder
aan.
„Denkt U, moeder vroeg hij.
„Ik hoop het maar, jongen" zei
Moeder ernstig en meteen duwde
ze het hekje van de tuin open en
liep ze op het huis toe.
„Mag ik nog even buiten blij
ven. Moeder vroeg Dik, ,,'t is
nog zo'n mooi weer
„Goed, Dik, maar je weet het
hè, niet de tuin uit en de weg
opf
„Neen, Moeder beloofde Dik.
En nadat z'n Moeder in huis ver
dwenen was, liep hij de tuin ver
der in. Wacht, even over de heg
kijken, of Tini, z'n buurmeisje er
was. Dik nam een bankje, klom er
op en kon zo net boven de heg uit
zien.
Daar zat Tini voor het huis en
ze luisterde aandachtig naar haar
Moeder, die uit een gezellig dik
boek zat voor te lezen.
„Tini riep Dik, „kom je spe
len
„Nee, Dik, Moeder leest veel te
fijn voor!" riep Tini, „ik blijf lie
ver luisteren.
„Kom ook maar" hier, Dik 1" zei
mevrouw, toen ze Diks teleurge
steld gezicht zag.
„Even vragen, of het mag....
en metéén was Dik het bankje al
af en geen twee minuten later zat
hij naast Tini met evenveel aan
dacht te luisteren als Tini zelf
Mevrouw was een nieuw ver
haal begonnen; een sprookje van
een klein meisje, dat in bet bos
bloemen g^at zoeken, die haar
zieke grootmoeder beter moeten
maken.
Dik luisterde aandachtig; hij kon
best begrijpen, dat het meisje dat
gedaan had, hij zelf hield immers
ook zoveel van z'n grootmoe
derOmaop eens ging
Diks hartje vlugger slaanzijn
grootmoeder was immers ook
ziekHij kreeg er een kleur
van; nu eens goed luisteren, hoe
of het afliep.... of de zieke
grootmoeder uit het verhaal wer
kelijk beter was geworden
Met alle aandacht luisterde hij,
om toch maar geen woord te mis
sen.
En Tini's Moeder las verder:
„en het kleine meisje zocht en
zocht en ze voelde zich heel een
zaam en een beetje bang in het
grote, donkere bos, maar eindelijk
vond ze het bloempje toch, dat
grootmoeder beter maken zou. Op
een open plek groeiden ze; kleine
witte bloemetjes met gouden har
tjes. Of het meisje blij was en
ze plukte er zoveel ze dragen
kon....!" En daarna kwam het
einde van het sprookje: grootmoe
der kookte thee van de bloemen
en toen ze er van gedronken had,
werd ze helemaal beter....!
Het verhaal wêis uit.
„Hè zuchtte Dik en ook Tini
zuchtte, zó prachtig hadden ze het
gevonden.
Dik was er stil van; steeds ging
het door z'n kleine bol....
„waarom zou ik die bloemen niet
zoeken....' stel je voor, dat Oma
beter werd.
„Zit je te dromen, Dik lachte
mevrouw. Dik kreeg een kleur en
keek een beetje verlegen.
„Kom, Dik, ga je mee nog wat
ballen Moeder leest nu toch niet
meer vroeg Tini.
Langzaam stond Dik op.
„Nee", zei hij, „ik ga naar
huisdagdag me
vrouw...." en vóór dat Tini nog
iets zeggen kon, was hij de tuin al
uitgehold.
„Flauwerd riep Tini hem na.
„Kom, Tini, hij moet zeker naar
huis", zei haar moeder, „morgen
komt hij wel weer spelen....!"
Dik was ondertussen weer in
z'n eigen tuin beland en lag lang
uit in het gras bij de heg. Hij dacht
na.Hoe hij het beste Oma hel
pen kon en waar hij die bloemen
wel zou kunnen vinden.Dik
overwoog, dat ze misschien wel
in het bos, aan de overkant van de
hei, konden staan.er groeiden
daar wel bloemen, maar hij had
er nog nooit op gelet, of ze gou
den hartjes hadden. wie weet.
En Dik sprong plotseling over
eind. Hij had een besluit geno
men. hij zou ze zoeken.
Ziezo, nu er als de wind vandoor;
vóór Vader thuis kwam, wilde hij
terug zijn
Op een holletje ging het.. De
laan was tamelijk vlug ten einde
en zo kwam hij aan de hei. Dik
kende de weg goed; hij wandelde
er vaak met Vader en Moeder.
Vlug liep hij de hei over en een
beetje moe bereikte hij ten slotte
het bos, dat donker en groot voor
hem lag. Even aarzelde Dik, het
lag er zo donker.... maar dat
duurde niet lang, meteen liep hij
er in.
„Nu goed uitkijken zei Dik tot
zichzelf; „misschien vind ik ze dafï
wel heel gauw....!" want een
beetje angstig vond hij het wel,
zo alleen in dat grote stille bos'.
En Dik liepen keeken
zocht.en hij zag wel veel bloe
metjes, ook wel witte, maar bloe
metjes met gouden hartjes vónd hij
niet
„Bloemen toet gouden hartjes.
hartjes van echt goud. beston
den die eigenlijk wel vroeg Dik
zich een heele poos later een
beetje moedeloos af: „de meeste
bloemen hadden wel een geel
hartje, maar ze waren niet van
goud Maar Tini's Moeder had
het zelf voorgelezen, dus zou het
toch wel waar zijn.
Het was een klein, verdrietig
jongetje, dat nog een poos later
in het nu geheel donker geworden
bos dwaalde, doodmoe en o, zo'
droevig, omdat hij de bloemen met1
de gouden hartjes niet vinden
konEindelijk ging hij tegen
een boom zitten,
„Even uitrusten dacht hij,
„even maar
Het was een hevig ongeruste
VOOR DE KLEINTJES.
Ons kleine poesje Moortje
Was gist'ren toch zo stout
Het kwam, doordat ons Moortje
Van melk zo heel veel houdt.
Maardat het niet mag
snoepen,
Weet zelfs een p o e s e kind,
Ook, dat er niemand heus is,
Die snoepen aardig vindt.
Ik denk: Moor was 't vergeten,
Ja dat moet het wel zijn
Het kan wel eens gebeuren.
En Moor is nog heel klein
Maar hoe het kwam, weet 'k
nog niet:-
De melk viel eensklaps om
Moor spartelde toen onder....
De grote, witte kom
Juist kwam ik in de kamer,
De kom nam 'k haastig op.
Ons Moortje was nu Witje,
Melk droop hem van zijn kop
Hij was wel erg geschrokken
En likte alles af.
Wat denk je, is zo'n melk bad
Voor 'n p o e s j e wel een straf?