KRONIEK van den DAG. DE GOUDEN RAT GEMENGD NIEUWS. STATEN-GENERAAL. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 13 NOVEMBER 1936. No. 269. Het Liberalisme in stormgetij. Waarover Beek te Londen heeft gesproken. Polen's minister van buitenlandsche zaken, Beck, is van zijn bezoek ,aan Lon den te Warschau teruggekeerd. Of hij veel politieke winst heeft meegebracht? Het communiqué, dat omtrent zijn be sprekingen met Eden werd uitgegeven, bevat geen aanwijzingen daaromtrent. Het is magerder dan mager; constateert niets anders dan d,at de beide ministers het over tal van vraagstukken roerend eens waren. Zooiets kon men in alle offi- cieele communique's v,an de laatste ja ren aantreffen, vaak in klaarblijkelijke tegenspraak met duidelijke feiten. Beek moet met Eden o.a. hebben ge redekaveld over de kwestie van een nieuw Locarno, de mogelijkheid van Joodsche emigratie uit Polen naar Palestina en het probleem van Dantzig. Wat de Loc,arno-aangelegenheid be treft: Polen is steeds een tegenstander van het voormalige Locarno-pact ge weest, nademaal het eenzijdig waarbor gen schiep voor den vrede in West- Europa. Het bevatte immers garanties inzake "de Duitsch-Fransche en Duitsch- Belgische genzen, zoo,als die bij he verdrag van Versailles werden vastge steld. Engeland en Italië beloofden tegen een eventueelen schender dier gren zen in het geweer te zullen komen. Po len had indertijd eenzelfde waarborg- stelsel voor Oost-Europ,a, dus o.a. voor de DuLtsch-Poolsche grenzen gewild, doch daar kon toen n'ks van komen. Het Locarno-pact ligt nu aan stukken. Men kan er inkomen, dat de Polen ho pen te beleiten. dat er weer zooiets eenzijdigs voor in de plaats komt. Ver moedelijk heeft Beek te dezen aanzien een gewillig oor te Londen gevonden. Eden staat op het standpunt, dat de onderhandelingen over een n'euw „Lo carno-pact" moeten uitloopen op over eenkomsten, waarbij niet alleen Wer- Europa, -doch ook het Oosten van ons werelddeel betrokken is. Aangezien de Duitschers daar niets van willen we ten, is het, voorshands vrij onwaar schijnlijk, d,at eventueele onderhande lingen een'g resultaat zullen opleveren. Of Beek eenige toezegging heeft los gekregen inzake de migratie van Pool- sche Joden naar Palestina, mag men betwijfelen. Polen wil graag een deel zijlner ^n ét-Arische" bevolking kwijt; de toestand in Palestina laat momen teel echter geen uitbreiding der immi gratie-mogelijkheid toe. Men kreeg dan zeer waarschijnlijk 'n herhaling van de revolutionnaire gebeurtenissen der laats!e maanden. De Dantziger kwestie is sinds een p,aar weken in een stadium gekomen, dat den Polen zeer onwelgevall g moet zijn. Van de maatregelen welke de nazi- regeering der vrije stad tegen de oppo- sitioneele partijen nam, trok men zich te Warschau indertijd niets aan. Die maat regelen zijn nu echter gevolgd door 'n actie tegen Poolsche bewoners en cor- porat'es. Zelfs kw.amen mishandelingen van ernstigen aard voor. Een en ander riep reeds Poolsche protestbewegingen in het leven, welke in Duitschland weer „veronwaardiging" schiepen. De betrek kingen tusschen Berlijn en Warschau worden onder invloed van dit alles reeds zichtbaar slechter. Wat moet Eden echter op eventu eele klachten van Beek hebben geant woord? De Polen hebben het lijde lijk aangezien, hoe de Dantziger naz - regeering de opposiiie-partijen en daar mee het door den Volkenbond „gega randeerde" statuut der vrije stad ver trapten. Ze vonden het niet eens noodig daarover een klacht bij den Volken bondsraad in te dienen. Kunnen ze dat met goed fatsoen doen, nu een stuk of wat Poolsche onderdanen aan terreur bloot staan? Warschau lijkt ons een belangrijk deel van zijn rechten in deze zaak verspeeld te hebben. Trouwens het hoeft niet te verbazen, dat het met Dantzig loopt, zoo,als het loopt. Ook hier wreekt zich de kortzichtige geest van Versailles op de makers van het ,,vredes"-verdrag. door H. D. LOUWES Lid der Tweede Kamer. II. Welke welvaartspolitiek moeten wij voeren? Onze leidende gedachte is hier: be houd van het besef van best,aansverant- woordelijkheid bij de burgers als groote maatschappelijke burgerdeugd. Principi eel willen wij dus bij den bur ger en niet b ij. den staat de verantwoordelijkheid Teggen voor het bes aan. Vaak werd en wordt nog het liberalisme verweten ,dat Eet de samenleving ziet gelijk een als los zand aan elkaar hangende groep individuen, wier hoogste moraal is: elk voor zich zelf en God voor ons allen. Dit is on waar, een bewuste of onbewuste leu gen, Wij liberalen weten heel goed, dat de economische- en sociale samenleving is als een lichaam, met samenhang van organen en cellen, met onderlinge af hankelijkheid. Hét waren Jiberale re geeringen, die in Nederland den grond slag legden voor onze socVile wetge ving en wie pleit voor bestaansverant- woordelijkheid moet ook zorgen voor bestaansmogelijkheid. Als deze voor groote groepen der bevolking i zooals nu komt te ontbreken, zien wij wel degelijk een taak voor de Overheid te helpen en tegenover dezen nood, zooals tegenover die van ziekte en ouderdom, het „draagt elkanders lasten" in de practijk te brengen. Ook vindt een u i t het maatschappelijk lé ven opkomend ordeningswezen in ons geen bestrijders' De maatschappelijke verhoudingen en op vattingen groeien verder en wij groei en mee; het is ons streven door een verstandige toetsing van het sociaal wenschelijke aan het economisch mo gelijke juist een rustigen voortgang der soc'ale voorziening mogelijk te maken. Nu zijn verder t.o.v. het huidige econo mische beleid alleen in de studeerka mer mooie richtlijnen te trekken en schoone stelsels op te bouwen. De harde werkelijkheid eener in vollen economi- schen oorlog gewikkelde menschelijke samenleving spot ech'er met elke the orie en elk stelsel. Een land als Ne derland, zoo aangewezen op een in tensief handelsverkeer met het buiten land en zoo trefbaar door handels poli- t'eke maa'regelen van het buitenland, kan geen economischen koers bepalen, maar moet vertrouwen op de reacties van het gezond verstand onzer regee- ringspersonen op de steeds wisselende omstandigheden. Zoo moet het liberalisme ook staan in de volle booze werkelijkheid van het heden en daarmee aanpakken; niets is fataler voor welke politieke partij ook dan min of meer blind te zijn voor de geweldige ernst van de economische verwarring en de hoogste wijsheid te zien 'n een ach|terom zien naar wat éénmaal geweest is en éénmaal wel vaart bracht. Werkelijkheidspolitiek zij dus ons parool! Waarin moet deze bestaan? In de eerste plaats moet gebroken worden met een verkeerde tendentie, die al ongeveer een kwart eeuw onze economische en sociale politiek beheerscht: de be schutte arbeiders en lager Overheidsper soneel met op zichzelf goede sociale zorg te omringen en den ondernemer, met name de kleine zelfstandigen in boeren- en middenstand verwaarloozen. Of om het anders te zeggen: bij het bevorderen van het sociaal wenschelij ke, het economisch mogelijke niet uit het oog te verliezen. Op dit gebied' is sterk gezondigd en het zijn de gevolgen van dezen economischen en socialen re volutiebouw, welke de crisisgevolgen voor ons land nog zooveel ernstiger hebben gemaakt. Tot verbetering moest men komen door meer uit te gaan van de belooning van den boerenstand en de export-industrieën de mogelijkheden dezer bedrijven om sociale voorzienin gen te bekostigen. Hieruit zal men moe ten afleiden wat elders in overheids dienst en beschutte stedelijke bedrijven voor loon en sociale zorg kan worden gegeven. Ook bij de voorziening in den nood der werkloosheid moet met bovenstaan de richtlijnen rekening worden gehou den; de voorziening in den nood moet doeltreffend zijn zonder tot arbeids- schuwheid te leiden of tot een instand houden van een onredelijk loonverschil tusschen de verschillende groepen van arbeiders. Verder moet er een reëele crisispoïitiek worden gevoerd, waarbij de eigen energie en veerkracht van het Nederlandsche bedrijfsleven zooveel mo gelijk wordt aangemoedigd. Sterk vraagt ons bedrijfsleven naar meer vrijheid en minder bemoeiing van de overheid. Het liberalisme wil niets liever dan in deze richting mede te werken, maar het wil daarbij bezonnen zijn: niet afbreken wat niet gemist kan worden. Herstel van de vrijheid en zelfstandig heid van het bedrijfsleven en daarmede gepaard gaande inperking van de Staats taak ten dezen, welke inperking met het oog op een verdere rustige ontwikke ling van onze Staatsinrichting naar eigen aard en traditie dringend noodig' is, heb. ben als voorwaarde: A. Opheffing, althans beheersching binnen redelijke grenzen, der tegenstel lingen ta.v. de belooningen in verschil lende volksgroepen, de zg. beschutte en onbeschutte volksdeelen. (Beschut: tal van \oor de binnenlandsche markt wer kende bedrijven als typografie, bouw vak, overheids- en semi-overheidsper- soneel; onbeschut: althans tot voor kort landbouw, export-industrie, mijnbouw, visscherij, scheepvaart, transitoverkeer). B. Een wereldmarkt, die prijzen kent, die inderdaad rusten op de normale pro ductiekosten in de afzettende landen. C. Groote vrije markten, die door hun prijsfluctuaties richting kunnen geven aan de productie (voorbeeld: de Neder- Jandsche varkenshouders konden wel in vrijheid varkens mesten toen groote, vrije markten (Engeland, Ruhrgebied) hun aanwijzingen gaven omtrent uit breiding of inkrimping; zij kunnen dat niet, nu er binnen redelijken afstand geen enkele vrije markt is en de Eng'elsche markt met het oog op de toekomst tot het laatste varken van het toegestane contingent bediend moet worden). D. Harmonie wordt gebracht tusschen het op de bedrijven rustende kostenpeil in de overige hoog ontwikkelde West- Europeesche democratieën als Engeland en de Skandinavische Rijken en het onze. E. Door de uitwerking van het voor gaande een zoodanige werkverruiming ontstaat, dat de ondernemers in de vrije bedrijven elkander niet verder econo misch vermoorden. Het tempo, waarin het bovengestelde doel der liberale economische politiek zal kunnen worden bereikt, wordt nu bepaald door de mogelijkheid deze rem mende factoren op te heffen of te ver zwakken, Daartoe rusteloos mede te werken is het beleid der liberale Kamer fracties. De vroeger onbeschutte bevol kingsgroepen behoeven daarbij geen vrees te koesteren, dat de liberalen hen als proefkonijnen zoo spoedig mogelijk hun beschutting willen afhalen, waar door het verschil in belooning weer zou worden vergroot in plaats van ver kleind. Zoolang crisismaatregelen nog noodig zijn, zullen wij streven naar zoo doel treffend en eenvoudig mogelijke maatre gelen. In hef algemeen geven wij daar bij de voorkeur aan compenseerende in voerrechten boven detailregelingen, On. 12). naar het Engelach van PAUL TRENT. „Ik zweer, dat zij op een geheel an dere manier geëxploiteerd zou worden, met meer op oneerlijke wijze. Ik 'zou er een gewone club van maken, zoo een als de Embassy, voor de hoogste klas sen en ik vlei mijzelf met' de gedachte dat niemand ter wereld beter in staat zal zijn een dergelijke club te exploitee- ren, dan ik". „U heeft nogal een goede meening over u zelf", antwoordde Hardy lachend. „Mag ik op uw voorspraak rekenen?" ,,Ik heb niet de minste invloed". „Maar misschien zou u mij toch kun nen helpen. Ik weet zeker dat Sir Char les geen bezwaren zal hebben Ik bewijs jullie een groote dienst, waardoor ik zelf groot gevaar loop. Grafton is er de man niet naar om iets gemakkelijk te vergeven en er bestaan g'een gewetens bezwaren voor hem, wanneer hij iemand wenscht te straffen. Werkelijk, mijn le ven loopt' gevaar zoo lang hij op vrije voeten is". „Dat verwondert mij niets", merkte Hardy droogjes op. „Steek eens op", vervolgde de Italiaan vriendelijk en haalde een groote fijne sigaar te voorschijnt Hardy bekeek deze met critischen blik en beet er toen het puntje af. „Wat een heiligschennis", riep Anto nio „Waarom gebruik je geen sigaren- knipper?" „Deze manier is goed genoeg voor mij", antwoordde Hardy en zette zijn ondervraging voort. Zijn vragen werden blijkbaar eerlijk beantwoord en voordat hij met Antontio klaar was, wist hij ongeveer alles y.m Graftons handelingen af. „En de Dolg'ouroffski juweelen? Waar zijn die?" vroeg hij plotseling. „Ik weet het niet zeker, maar ik ge loof dat Grafton ze op het jacht be waart. Volgens mijn meening was hij niet van plan naar Engeland terug te keeren". „Dat is van ihet grootste belang en 'n reden te meer om de Emerald te over meesteren". ,,Dat zou jullie nooit gelukt zijn, als ik je niet verteld had dat zij vermomd was", „Dat is waar. Die eer komt je toe. We zullen vandaag niet naar de Bank kun- verbiddelijk zal worden gestreden tegen corruptie en overheersching van groeps belangen en steeds zal geeischt' worden, dat ook het crisisbeleid der Overheid publiek worde behandeld. Goede, door de crisiswetgeving ont stane gevolgen zullen worden geconso lideerd, zoo o.a, de kwaliteitsverbetering van onze geëxporteerde bacon. Zoo is de doelstelling der huidige libe rale economische politiek principieel en haar werkbasis gegrondvest' op de wer kelijkheid der huidige nationale en in ternationale verhoudingen. DE INBRAAK IN DE ONBEWOONDE VILLA VAN DE KONINGIN TE APELDOORN. Het aantal arrestaties voor den dief stal in een onbewoonde villa van de Ko ningin te A p e 1 d o o r n is tot tien uitgebreid. Het zijn alle personen uit Apeldoorn, die bij de politie niet gun stig bekend staan. Enkele van hen blij ken tevens schuldig te zijn aan inbraken in onbewoonde zomerhuisjes te Beek bergen. Het verhoor heeft uitgewezen, dat de ze diefstallen over een tijd van onge veer drie weken zijn gepleegd. Door een achterdeur van de villa wisten de da ders zich toegang- te verschaffen. Op hun uitsluitend nachtelijke bezoeken, die bij toerbeurt werden afgelegd, namen zij alles mee, wat van hun gading was. Eén van het complot, die pas in het huwe lijksbootje was gestapt, haalde uit de vil la een tapijt voor zijn woonvertrek. Broodtrommels, inktkokers, fauteuils, al lerlei goederen van den meest uiteenloo penden aard werden ontvreemd, voor namelijk voor eigen gebruik. Toen de inbraak ontdekt werd, was de villa na genoeg geheel geplunderd. Bij wat ach tergebleven is, behooren enkele kost bare schilderstukken. BLIKSEM-INSLAG. c_ 1 Vee gedood. De gemeente Alphen werd Woens dagavond tégen half zeven opgeschrikt door 'een daverenden donderslag, die ge paard ging met een felle bliksemflits. Gedurende een onderdeel van 'n secon de werd de donkere herfstavond door sneden door een felle blauwe vlam, ver gezeld door een sissend geluid. Deze bliksemflits blijkt heel wat scha de veroorzaakt te hebben. In het cen trum van de gemeente bleef deze be paald tot radio- en lichtleidingen en eenige particuliere gebouwen. Merk waardigerwijs werd op drie verschillende plaatsen in den grooten polder aan den rand der gemeente vee in de weide ge troffen: een paard, een koe en twee schapen, welke op eenige honderden me ters van elkaar in de weide waren. Na dezen eenen slag was het weer stil, zoodat van een kort onweer eigen lijk niet kan worden gesproken. („N. R. C.") Ziek geworden na het eten van hoofdkaas. In het St'. Jozefklooster te Herzogen- rath grenzende aan Kerkrade, zijn 16 personen onder wie ook de zuster-over- ste en andere zusters na het gebruik van hoofdkaas ernstig ziek geworden. De patiënten lijden aan vleeschvergiftiging. In het ziekenhuis bevinden zich acht be hoeftige personen, die van het klooster voedsel hadden gekregen. De toestand van de patiënten levert g'een direct le vensgevaar, Doodelijke val van het dak. Gistermiddag is de 16-jarige H. P. T., bij het verrichten van loodgieterswerk zaamheden op het dak van een perceel in de Herschelstraat ie 's-Gr a v e n- h ,a g e, komen te vallen. Hij be kwam een schedelbreuk, alsmede ver schillende andere kneuzingen. In het ziekenhuis is hij kort na aankomst over leden. nen gaan, want we zullen te laat in Lon den aankomen. Mijn bevelen luidden, u niet uit het oog te verliezen, en ilk stel daarom voor, dati wanneer we in Sout hampton aankomen, wat we over een paar minuten doen wij dadelijk met den boottrein doorreizen naar Londen en daar voor den nacht onze intrek nemen in een hotel, tenzij u zelf apartementen in Londen hebt, die gebruikt kunnen worden", „Oh ja, die heb ik sergeant. Eigenlijk was ik juist van plan u om een gunst te vragen. Kunne we niet eerst naar Ridgmount. Gardens gaan' Daar woonf een vriendin van mij, die ik graag zoo gauw mogelijk zou willen spreken." „Spreekt u over miss Eva Leighfon?" „Hoe weet u dat?" riep de Italiaan, ten zeerste verbaasd, uit. „Er is niet veel, dat ik niet van je weet, vriend. Een zeer charmante jonge, dame", „Als zij er niet was, zou ik nu niet met U naar Londen reizen." „Zoo, is dat de kwestie. Wel, ik heb er niets op tegen om met je mee te gaan, op voorwaarde, dat wij bij elkaar blijven mijn bevelen zijn u onder geen voor waarde uit het oog te verliezen". ,,Ik veronderstel, dat ik mij daar wel bij zal moeten neerleggen", antwoordde Antonio, terwijl een diepe zucht hem ontsnapte. Zij stapten in Southampton aan wal en zochten de coupé op, die voor hen ge reserveerd was. Antonio's zenuwachtig heid scheen nog erger te worden en Hardy vroeg hem ronduit wat daarvan de reden was. „Je hoeft nergens bang voor te zijn, zoolang je je in mijn gezelschap be vindt", merkte hij glimlachend op. „Ah! Maar u kent Grafton niet. Het is een geluk, dat ik nog net bijtijds er van door heb kunnen gaan. Ik) had reeds een vaag vermoeden, dat hij mij begon te verdenken. Ik was werkelijk heel aan genaam verrast, toen hij mij mededeelde, dat ik de obligaties moest gaan halen En dan is er de prinses ook nog; zij is zoo slim als een vos en het is mij opge vallen, dat zij mij een paar keer vreemd aankeek. Er zijn nog verschillende le den van Grafton's bende in Londen en het is gemakkelijk genoeg voor hem, om zich met hen in verbinding te stellen, „Met welk doel?" vroeg Hardy nieuwsgierig. „Om hun bevel te geven, mij naar de andere wereld te helpen". „Wat een onzin! Meti Grafton's macht HET BEGROOTINGSDEBAT IN DE TWEEDE KAMER. (Vervolg verslag van gisteren). De heer Schouten (,a.r.) zei- de met groote belangstelling en op me nig punt met instemming naar de re devoeringen van de heeren Goseling en De Geer geluisterd te hebben. Echter kan nog niet worden beslist of het mo gelijk is, overeenkomstig den door spr. aangegeven voorkeur te handelen. Den uitslag der verkiezingen moeten we .afwachten. Eerst de stembus zal ont sluieren, in welke richting ons volk zich beweegt. De anti-rev. staan in den ver kiezingsstrijd in een zuivere positie. Tegen de dictatuur is positieve be scherming onzer staatsinstellingen noo dig. Niet de democratie ook is de waar de, doch alleen de onveranderlijke waar heid Gods is dat. Gerechtigheid ver hoogt een volk. Dan alleen is er een dageraad, als regeering en volk terug- keeren tot de getuigenis dat het leven in Zijn hand is. De heer Van Houten (chr. dem.) was van oordeel dat op sociaal- economisch terrein dit kabinet een libe raal bewind voert. Van positief christen dom is in het politieke leven weinig sprake meer. De onchristelijke struc tuur onzer samenleving if> een groot gevaar. De diepste oorzaak daarvan is de verhouding tusschen kapitaal en ar beid, het beschouwen van het geld als de eenige waardemeter, met economi sche slavernij als gevolg. We moeten de samenleving zoo vervormen, dat het christelijk beginsel er de grondslag van is. Samenwerking van christelijke par tijen is alleen gewenscht als Gods woord er de grondslag van vormt, doch aan vruchtbare samenwerking geloofde spr. niet. Hervatting der oude coalitie-poli tiek zal slechts groote teleurstelling kunnen veroorzaken, Spr. kon niet erkennen dat de door deze regeering gevoerde politiek de best mogelijke, is geweest. Spr. wees bv. op de zware indirecte belastingen, waar onder zoo vele gezinnen gebukt gaan. Spr. wees op de moeilijke positie van schippers en allerlei andere kleine lui den. Spr. veroordeelde de eenzijdige aanpassingspolitiek van deze regeering. Verhooging van werkloozensteun is noodzakalijk. US voering van groote werken moet krachtig ter hand geno men. Reeds is gebleken dat de regeering nu gemakkelijker en goedkooper geld kan leenen. De nationale ontwapening is thans door vrijwel alle politieke par tijen losgelaten. Spr. zeide de regeering gesteund te hebben waar dit mogelijk was (vroolijkheid, ook aan de ministers tafel), maar wat de regeering deed, kon hij over het algemeen niet voor zijn re kening nemen. Christelijk-sociale recht vaardigheid heeft veelal ontbroken. De heer T e u 1 i n g s (r.k.) achtte de perspectief-bezuiniging op onderwijs onvoldoende. V arschiliteïide ramingen der belastingen vond spr. wel wat op timistisch. Ook achtte spr. het tekort ad IVi millioen van het werkloosheids- subsijdiefonds, in deze begrooting ge noemd, te gering. Dit is van belang ook voor de gemeenten, want budgetair heb ben rijk en gemeenten bij elkaar heit grootste belang. Spr. heeft eerbied voor de bekwaamheid van den minister van financiën, en de slechte budgetaire roe- stand houdt met het algemeen beleid ten nauwste verband, Doch precair is de algemeene begrootingstoestand zeer ze ker. Spr. vroeg zich af, of de regeering, op het voorbeeld van Zwitserland geen behoefte heeft aan een commissie van deskundigen ter voorlichting voor de maatregelen, welke het gevolg zijn van de depreciatie van den gulden. De heer D u y s (partijloos) veroor deelde het optreden van de S. D. A. P. en inzonderheid van eenige machtheb bers aldaar te zijnen opzichte. Spr. zal zijn zetel bezet houden totdat de gehee- le S. D, A, P. in het openbaar haar in Engeland is het voor goed gedaan". „Dat dacht u, maar u kent den man niet. Ik wel; ik ken hem al heel wat ja ren en ik weet precies waartoe hij in staat is". Toen zij aan het Waterloo-station aankwamen, riepen zij een taxi aan en reden regelrecht naar de flat van Eva Leighton. Zij was niet op de komst van haar minaar voorbereid en het duurde eenigen tijd voordat de deur, in ant woord op hun bellen, geopend werd. Toen dit tenslotte gebeurde, stond Eva voor hen, sprakeloos van verbazing. Maar zij herstelde zich spoedig' en ren de met een kreet van vreugde op Anto nio toe, sloeg de armen om zijn hals en omhelsde hem hartstochtelijk. Zij be woonde een kleine flat en zij traden de eetkamer binnen, waar een jonge Ita liaan hen stond op te wachten. „Luigli!" riep Antonio uit en de jonge man stak zijn hand uit, die Antonio har telijk drukte, „Je neef kwam naar je informeeren", legde Eva hem uit, „en we begonnen ons ernstig ongerust over je te maken, omdat we zoo'n langen tijd niets van je gehoord hadden". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5