KRONIEK van den DAG.
DE GOUDEN RAT
GEMENGD NIEUWS.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 13 NOVEMBER 1936. No. 269.
Het Liberalisme in stormgetij.
Waarover Beek te Londen heeft
gesproken.
Polen's minister van buitenlandsche
zaken, Beck, is van zijn bezoek ,aan Lon
den te Warschau teruggekeerd. Of hij
veel politieke winst heeft meegebracht?
Het communiqué, dat omtrent zijn be
sprekingen met Eden werd uitgegeven,
bevat geen aanwijzingen daaromtrent.
Het is magerder dan mager; constateert
niets anders dan d,at de beide ministers
het over tal van vraagstukken roerend
eens waren. Zooiets kon men in alle offi-
cieele communique's v,an de laatste ja
ren aantreffen, vaak in klaarblijkelijke
tegenspraak met duidelijke feiten.
Beek moet met Eden o.a. hebben ge
redekaveld over de kwestie van een
nieuw Locarno, de mogelijkheid van
Joodsche emigratie uit Polen naar
Palestina en het probleem van Dantzig.
Wat de Loc,arno-aangelegenheid be
treft: Polen is steeds een tegenstander
van het voormalige Locarno-pact ge
weest, nademaal het eenzijdig waarbor
gen schiep voor den vrede in West-
Europa. Het bevatte immers garanties
inzake "de Duitsch-Fransche en Duitsch-
Belgische genzen, zoo,als die bij he
verdrag van Versailles werden vastge
steld. Engeland en Italië beloofden tegen
een eventueelen schender dier gren
zen in het geweer te zullen komen. Po
len had indertijd eenzelfde waarborg-
stelsel voor Oost-Europ,a, dus o.a. voor
de DuLtsch-Poolsche grenzen gewild,
doch daar kon toen n'ks van komen.
Het Locarno-pact ligt nu aan stukken.
Men kan er inkomen, dat de Polen ho
pen te beleiten. dat er weer zooiets
eenzijdigs voor in de plaats komt. Ver
moedelijk heeft Beek te dezen aanzien
een gewillig oor te Londen gevonden.
Eden staat op het standpunt, dat de
onderhandelingen over een n'euw „Lo
carno-pact" moeten uitloopen op over
eenkomsten, waarbij niet alleen Wer-
Europa, -doch ook het Oosten van ons
werelddeel betrokken is. Aangezien de
Duitschers daar niets van willen we
ten, is het, voorshands vrij onwaar
schijnlijk, d,at eventueele onderhande
lingen een'g resultaat zullen opleveren.
Of Beek eenige toezegging heeft los
gekregen inzake de migratie van Pool-
sche Joden naar Palestina, mag men
betwijfelen. Polen wil graag een deel
zijlner ^n ét-Arische" bevolking kwijt;
de toestand in Palestina laat momen
teel echter geen uitbreiding der immi
gratie-mogelijkheid toe. Men kreeg
dan zeer waarschijnlijk 'n herhaling van
de revolutionnaire gebeurtenissen der
laats!e maanden.
De Dantziger kwestie is sinds een
p,aar weken in een stadium gekomen,
dat den Polen zeer onwelgevall g moet
zijn. Van de maatregelen welke de nazi-
regeering der vrije stad tegen de oppo-
sitioneele partijen nam, trok men zich te
Warschau indertijd niets aan. Die maat
regelen zijn nu echter gevolgd door 'n
actie tegen Poolsche bewoners en cor-
porat'es. Zelfs kw.amen mishandelingen
van ernstigen aard voor. Een en ander
riep reeds Poolsche protestbewegingen
in het leven, welke in Duitschland weer
„veronwaardiging" schiepen. De betrek
kingen tusschen Berlijn en Warschau
worden onder invloed van dit alles reeds
zichtbaar slechter.
Wat moet Eden echter op eventu
eele klachten van Beek hebben geant
woord? De Polen hebben het lijde
lijk aangezien, hoe de Dantziger naz -
regeering de opposiiie-partijen en daar
mee het door den Volkenbond „gega
randeerde" statuut der vrije stad ver
trapten. Ze vonden het niet eens noodig
daarover een klacht bij den Volken
bondsraad in te dienen. Kunnen ze dat
met goed fatsoen doen, nu een stuk of
wat Poolsche onderdanen aan terreur
bloot staan? Warschau lijkt ons een
belangrijk deel van zijn rechten in deze
zaak verspeeld te hebben. Trouwens het
hoeft niet te verbazen, dat het met
Dantzig loopt, zoo,als het loopt. Ook
hier wreekt zich de kortzichtige geest
van Versailles op de makers van het
,,vredes"-verdrag.
door H. D. LOUWES
Lid der Tweede Kamer.
II.
Welke welvaartspolitiek moeten wij
voeren?
Onze leidende gedachte is hier: be
houd van het besef van best,aansverant-
woordelijkheid bij de burgers als groote
maatschappelijke burgerdeugd. Principi
eel willen wij dus bij den bur
ger en niet b ij. den staat
de verantwoordelijkheid Teggen voor
het bes aan. Vaak werd en wordt nog
het liberalisme verweten ,dat Eet de
samenleving ziet gelijk een als los zand
aan elkaar hangende groep individuen,
wier hoogste moraal is: elk voor zich
zelf en God voor ons allen. Dit is on
waar, een bewuste of onbewuste leu
gen, Wij liberalen weten heel goed, dat
de economische- en sociale samenleving
is als een lichaam, met samenhang van
organen en cellen, met onderlinge af
hankelijkheid. Hét waren Jiberale re
geeringen, die in Nederland den grond
slag legden voor onze socVile wetge
ving en wie pleit voor bestaansverant-
woordelijkheid moet ook zorgen voor
bestaansmogelijkheid. Als deze voor
groote groepen der bevolking i zooals
nu komt te ontbreken, zien wij wel
degelijk een taak voor de Overheid te
helpen en tegenover dezen nood, zooals
tegenover die van ziekte en ouderdom,
het „draagt elkanders lasten" in de
practijk te brengen. Ook vindt een u i t
het maatschappelijk lé
ven opkomend ordeningswezen
in ons geen bestrijders' De
maatschappelijke verhoudingen en op
vattingen groeien verder en wij groei
en mee; het is ons streven door een
verstandige toetsing van het sociaal
wenschelijke aan het economisch mo
gelijke juist een rustigen voortgang der
soc'ale voorziening mogelijk te maken.
Nu zijn verder t.o.v. het huidige econo
mische beleid alleen in de studeerka
mer mooie richtlijnen te trekken en
schoone stelsels op te bouwen. De harde
werkelijkheid eener in vollen economi-
schen oorlog gewikkelde menschelijke
samenleving spot ech'er met elke the
orie en elk stelsel. Een land als Ne
derland, zoo aangewezen op een in
tensief handelsverkeer met het buiten
land en zoo trefbaar door handels poli-
t'eke maa'regelen van het buitenland,
kan geen economischen koers bepalen,
maar moet vertrouwen op de reacties
van het gezond verstand onzer regee-
ringspersonen op de steeds wisselende
omstandigheden.
Zoo moet het liberalisme ook staan
in de volle booze werkelijkheid van het
heden en daarmee aanpakken; niets is
fataler voor welke politieke partij ook
dan min of meer blind te zijn voor de
geweldige ernst van de economische
verwarring en de hoogste wijsheid te
zien 'n een ach|terom zien naar wat
éénmaal geweest is en éénmaal wel
vaart bracht. Werkelijkheidspolitiek zij
dus ons parool!
Waarin moet deze bestaan? In de
eerste plaats moet gebroken worden met
een verkeerde tendentie, die al ongeveer
een kwart eeuw onze economische en
sociale politiek beheerscht: de be
schutte arbeiders en lager Overheidsper
soneel met op zichzelf goede sociale
zorg te omringen en den ondernemer,
met name de kleine zelfstandigen in
boeren- en middenstand verwaarloozen.
Of om het anders te zeggen: bij het
bevorderen van het sociaal wenschelij
ke, het economisch mogelijke niet uit
het oog te verliezen. Op dit gebied' is
sterk gezondigd en het zijn de gevolgen
van dezen economischen en socialen re
volutiebouw, welke de crisisgevolgen
voor ons land nog zooveel ernstiger
hebben gemaakt. Tot verbetering moest
men komen door meer uit te gaan van
de belooning van den boerenstand en
de export-industrieën de mogelijkheden
dezer bedrijven om sociale voorzienin
gen te bekostigen. Hieruit zal men moe
ten afleiden wat elders in overheids
dienst en beschutte stedelijke bedrijven
voor loon en sociale zorg kan worden
gegeven.
Ook bij de voorziening in den nood
der werkloosheid moet met bovenstaan
de richtlijnen rekening worden gehou
den; de voorziening in den nood moet
doeltreffend zijn zonder tot arbeids-
schuwheid te leiden of tot een instand
houden van een onredelijk loonverschil
tusschen de verschillende groepen van
arbeiders. Verder moet er een reëele
crisispoïitiek worden gevoerd, waarbij
de eigen energie en veerkracht van het
Nederlandsche bedrijfsleven zooveel mo
gelijk wordt aangemoedigd. Sterk vraagt
ons bedrijfsleven naar meer vrijheid en
minder bemoeiing van de overheid. Het
liberalisme wil niets liever dan in deze
richting mede te werken, maar het wil
daarbij bezonnen zijn: niet afbreken
wat niet gemist kan worden.
Herstel van de vrijheid en zelfstandig
heid van het bedrijfsleven en daarmede
gepaard gaande inperking van de Staats
taak ten dezen, welke inperking met het
oog op een verdere rustige ontwikke
ling van onze Staatsinrichting naar eigen
aard en traditie dringend noodig' is, heb.
ben als voorwaarde:
A. Opheffing, althans beheersching
binnen redelijke grenzen, der tegenstel
lingen ta.v. de belooningen in verschil
lende volksgroepen, de zg. beschutte en
onbeschutte volksdeelen. (Beschut: tal
van \oor de binnenlandsche markt wer
kende bedrijven als typografie, bouw
vak, overheids- en semi-overheidsper-
soneel; onbeschut: althans tot voor kort
landbouw, export-industrie, mijnbouw,
visscherij, scheepvaart, transitoverkeer).
B. Een wereldmarkt, die prijzen kent,
die inderdaad rusten op de normale pro
ductiekosten in de afzettende landen.
C. Groote vrije markten, die door hun
prijsfluctuaties richting kunnen geven
aan de productie (voorbeeld: de Neder-
Jandsche varkenshouders konden wel in
vrijheid varkens mesten toen groote,
vrije markten (Engeland, Ruhrgebied)
hun aanwijzingen gaven omtrent uit
breiding of inkrimping; zij kunnen dat
niet, nu er binnen redelijken afstand geen
enkele vrije markt is en de Eng'elsche
markt met het oog op de toekomst tot
het laatste varken van het toegestane
contingent bediend moet worden).
D. Harmonie wordt gebracht tusschen
het op de bedrijven rustende kostenpeil
in de overige hoog ontwikkelde West-
Europeesche democratieën als Engeland
en de Skandinavische Rijken en het
onze.
E. Door de uitwerking van het voor
gaande een zoodanige werkverruiming
ontstaat, dat de ondernemers in de vrije
bedrijven elkander niet verder econo
misch vermoorden.
Het tempo, waarin het bovengestelde
doel der liberale economische politiek
zal kunnen worden bereikt, wordt nu
bepaald door de mogelijkheid deze rem
mende factoren op te heffen of te ver
zwakken, Daartoe rusteloos mede te
werken is het beleid der liberale Kamer
fracties. De vroeger onbeschutte bevol
kingsgroepen behoeven daarbij geen
vrees te koesteren, dat de liberalen hen
als proefkonijnen zoo spoedig mogelijk
hun beschutting willen afhalen, waar
door het verschil in belooning weer zou
worden vergroot in plaats van ver
kleind.
Zoolang crisismaatregelen nog noodig
zijn, zullen wij streven naar zoo doel
treffend en eenvoudig mogelijke maatre
gelen. In hef algemeen geven wij daar
bij de voorkeur aan compenseerende in
voerrechten boven detailregelingen, On.
12).
naar het Engelach van
PAUL TRENT.
„Ik zweer, dat zij op een geheel an
dere manier geëxploiteerd zou worden,
met meer op oneerlijke wijze. Ik 'zou er
een gewone club van maken, zoo een
als de Embassy, voor de hoogste klas
sen en ik vlei mijzelf met' de gedachte
dat niemand ter wereld beter in staat
zal zijn een dergelijke club te exploitee-
ren, dan ik".
„U heeft nogal een goede meening
over u zelf", antwoordde Hardy lachend.
„Mag ik op uw voorspraak rekenen?"
,,Ik heb niet de minste invloed".
„Maar misschien zou u mij toch kun
nen helpen. Ik weet zeker dat Sir Char
les geen bezwaren zal hebben Ik bewijs
jullie een groote dienst, waardoor ik
zelf groot gevaar loop. Grafton is er de
man niet naar om iets gemakkelijk te
vergeven en er bestaan g'een gewetens
bezwaren voor hem, wanneer hij iemand
wenscht te straffen. Werkelijk, mijn le
ven loopt' gevaar zoo lang hij op vrije
voeten is".
„Dat verwondert mij niets", merkte
Hardy droogjes op.
„Steek eens op", vervolgde de Italiaan
vriendelijk en haalde een groote fijne
sigaar te voorschijnt
Hardy bekeek deze met critischen
blik en beet er toen het puntje af.
„Wat een heiligschennis", riep Anto
nio „Waarom gebruik je geen sigaren-
knipper?"
„Deze manier is goed genoeg voor
mij", antwoordde Hardy en zette zijn
ondervraging voort.
Zijn vragen werden blijkbaar eerlijk
beantwoord en voordat hij met Antontio
klaar was, wist hij ongeveer alles y.m
Graftons handelingen af.
„En de Dolg'ouroffski juweelen? Waar
zijn die?" vroeg hij plotseling.
„Ik weet het niet zeker, maar ik ge
loof dat Grafton ze op het jacht be
waart. Volgens mijn meening was hij
niet van plan naar Engeland terug te
keeren".
„Dat is van ihet grootste belang en 'n
reden te meer om de Emerald te over
meesteren".
,,Dat zou jullie nooit gelukt zijn, als ik
je niet verteld had dat zij vermomd
was",
„Dat is waar. Die eer komt je toe. We
zullen vandaag niet naar de Bank kun-
verbiddelijk zal worden gestreden tegen
corruptie en overheersching van groeps
belangen en steeds zal geeischt' worden,
dat ook het crisisbeleid der Overheid
publiek worde behandeld.
Goede, door de crisiswetgeving ont
stane gevolgen zullen worden geconso
lideerd, zoo o.a, de kwaliteitsverbetering
van onze geëxporteerde bacon.
Zoo is de doelstelling der huidige libe
rale economische politiek principieel en
haar werkbasis gegrondvest' op de wer
kelijkheid der huidige nationale en in
ternationale verhoudingen.
DE INBRAAK IN DE ONBEWOONDE
VILLA VAN DE KONINGIN TE
APELDOORN.
Het aantal arrestaties voor den dief
stal in een onbewoonde villa van de Ko
ningin te A p e 1 d o o r n is tot tien
uitgebreid. Het zijn alle personen uit
Apeldoorn, die bij de politie niet gun
stig bekend staan. Enkele van hen blij
ken tevens schuldig te zijn aan inbraken
in onbewoonde zomerhuisjes te Beek
bergen.
Het verhoor heeft uitgewezen, dat de
ze diefstallen over een tijd van onge
veer drie weken zijn gepleegd. Door een
achterdeur van de villa wisten de da
ders zich toegang- te verschaffen. Op
hun uitsluitend nachtelijke bezoeken, die
bij toerbeurt werden afgelegd, namen zij
alles mee, wat van hun gading was. Eén
van het complot, die pas in het huwe
lijksbootje was gestapt, haalde uit de vil
la een tapijt voor zijn woonvertrek.
Broodtrommels, inktkokers, fauteuils, al
lerlei goederen van den meest uiteenloo
penden aard werden ontvreemd, voor
namelijk voor eigen gebruik. Toen de
inbraak ontdekt werd, was de villa na
genoeg geheel geplunderd. Bij wat ach
tergebleven is, behooren enkele kost
bare schilderstukken.
BLIKSEM-INSLAG.
c_ 1 Vee gedood.
De gemeente Alphen werd Woens
dagavond tégen half zeven opgeschrikt
door 'een daverenden donderslag, die ge
paard ging met een felle bliksemflits.
Gedurende een onderdeel van 'n secon
de werd de donkere herfstavond door
sneden door een felle blauwe vlam, ver
gezeld door een sissend geluid.
Deze bliksemflits blijkt heel wat scha
de veroorzaakt te hebben. In het cen
trum van de gemeente bleef deze be
paald tot radio- en lichtleidingen en
eenige particuliere gebouwen. Merk
waardigerwijs werd op drie verschillende
plaatsen in den grooten polder aan den
rand der gemeente vee in de weide ge
troffen: een paard, een koe en twee
schapen, welke op eenige honderden me
ters van elkaar in de weide waren.
Na dezen eenen slag was het weer
stil, zoodat van een kort onweer eigen
lijk niet kan worden gesproken.
(„N. R. C.")
Ziek geworden na het eten van
hoofdkaas.
In het St'. Jozefklooster te Herzogen-
rath grenzende aan Kerkrade, zijn 16
personen onder wie ook de zuster-over-
ste en andere zusters na het gebruik van
hoofdkaas ernstig ziek geworden. De
patiënten lijden aan vleeschvergiftiging.
In het ziekenhuis bevinden zich acht be
hoeftige personen, die van het klooster
voedsel hadden gekregen. De toestand
van de patiënten levert g'een direct le
vensgevaar,
Doodelijke val van het dak.
Gistermiddag is de 16-jarige H. P. T.,
bij het verrichten van loodgieterswerk
zaamheden op het dak van een perceel
in de Herschelstraat ie 's-Gr a v e n-
h ,a g e, komen te vallen. Hij be
kwam een schedelbreuk, alsmede ver
schillende andere kneuzingen. In het
ziekenhuis is hij kort na aankomst over
leden.
nen gaan, want we zullen te laat in Lon
den aankomen. Mijn bevelen luidden, u
niet uit het oog te verliezen, en ilk stel
daarom voor, dati wanneer we in Sout
hampton aankomen, wat we over een
paar minuten doen wij dadelijk met den
boottrein doorreizen naar Londen en
daar voor den nacht onze intrek nemen
in een hotel, tenzij u zelf apartementen
in Londen hebt, die gebruikt kunnen
worden",
„Oh ja, die heb ik sergeant. Eigenlijk
was ik juist van plan u om een gunst
te vragen. Kunne we niet eerst naar
Ridgmount. Gardens gaan' Daar woonf
een vriendin van mij, die ik graag zoo
gauw mogelijk zou willen spreken."
„Spreekt u over miss Eva Leighfon?"
„Hoe weet u dat?" riep de Italiaan,
ten zeerste verbaasd, uit.
„Er is niet veel, dat ik niet van je
weet, vriend. Een zeer charmante jonge,
dame",
„Als zij er niet was, zou ik nu niet
met U naar Londen reizen."
„Zoo, is dat de kwestie. Wel, ik heb
er niets op tegen om met je mee te gaan,
op voorwaarde, dat wij bij elkaar blijven
mijn bevelen zijn u onder geen voor
waarde uit het oog te verliezen".
,,Ik veronderstel, dat ik mij daar wel
bij zal moeten neerleggen", antwoordde
Antonio, terwijl een diepe zucht hem
ontsnapte.
Zij stapten in Southampton aan wal en
zochten de coupé op, die voor hen ge
reserveerd was. Antonio's zenuwachtig
heid scheen nog erger te worden en
Hardy vroeg hem ronduit wat daarvan
de reden was.
„Je hoeft nergens bang voor te zijn,
zoolang je je in mijn gezelschap be
vindt", merkte hij glimlachend op.
„Ah! Maar u kent Grafton niet. Het
is een geluk, dat ik nog net bijtijds er
van door heb kunnen gaan. Ik) had reeds
een vaag vermoeden, dat hij mij begon
te verdenken. Ik was werkelijk heel aan
genaam verrast, toen hij mij mededeelde,
dat ik de obligaties moest gaan halen
En dan is er de prinses ook nog; zij is
zoo slim als een vos en het is mij opge
vallen, dat zij mij een paar keer vreemd
aankeek. Er zijn nog verschillende le
den van Grafton's bende in Londen en
het is gemakkelijk genoeg voor hem, om
zich met hen in verbinding te stellen,
„Met welk doel?" vroeg Hardy
nieuwsgierig.
„Om hun bevel te geven, mij naar de
andere wereld te helpen".
„Wat een onzin! Meti Grafton's macht
HET BEGROOTINGSDEBAT
IN DE TWEEDE KAMER.
(Vervolg verslag van gisteren).
De heer Schouten (,a.r.) zei-
de met groote belangstelling en op me
nig punt met instemming naar de re
devoeringen van de heeren Goseling en
De Geer geluisterd te hebben. Echter
kan nog niet worden beslist of het mo
gelijk is, overeenkomstig den door spr.
aangegeven voorkeur te handelen. Den
uitslag der verkiezingen moeten we
.afwachten. Eerst de stembus zal ont
sluieren, in welke richting ons volk zich
beweegt. De anti-rev. staan in den ver
kiezingsstrijd in een zuivere positie.
Tegen de dictatuur is positieve be
scherming onzer staatsinstellingen noo
dig. Niet de democratie ook is de waar
de, doch alleen de onveranderlijke waar
heid Gods is dat. Gerechtigheid ver
hoogt een volk. Dan alleen is er een
dageraad, als regeering en volk terug-
keeren tot de getuigenis dat het leven
in Zijn hand is.
De heer Van Houten (chr.
dem.) was van oordeel dat op sociaal-
economisch terrein dit kabinet een libe
raal bewind voert. Van positief christen
dom is in het politieke leven weinig
sprake meer. De onchristelijke struc
tuur onzer samenleving if> een groot
gevaar. De diepste oorzaak daarvan is
de verhouding tusschen kapitaal en ar
beid, het beschouwen van het geld als
de eenige waardemeter, met economi
sche slavernij als gevolg. We moeten de
samenleving zoo vervormen, dat het
christelijk beginsel er de grondslag van
is. Samenwerking van christelijke par
tijen is alleen gewenscht als Gods woord
er de grondslag van vormt, doch aan
vruchtbare samenwerking geloofde spr.
niet. Hervatting der oude coalitie-poli
tiek zal slechts groote teleurstelling
kunnen veroorzaken,
Spr. kon niet erkennen dat de door
deze regeering gevoerde politiek de
best mogelijke, is geweest. Spr. wees bv.
op de zware indirecte belastingen, waar
onder zoo vele gezinnen gebukt gaan.
Spr. wees op de moeilijke positie van
schippers en allerlei andere kleine lui
den. Spr. veroordeelde de eenzijdige
aanpassingspolitiek van deze regeering.
Verhooging van werkloozensteun is
noodzakalijk. US voering van groote
werken moet krachtig ter hand geno
men. Reeds is gebleken dat de regeering
nu gemakkelijker en goedkooper geld
kan leenen. De nationale ontwapening
is thans door vrijwel alle politieke par
tijen losgelaten. Spr. zeide de regeering
gesteund te hebben waar dit mogelijk
was (vroolijkheid, ook aan de ministers
tafel), maar wat de regeering deed, kon
hij over het algemeen niet voor zijn re
kening nemen. Christelijk-sociale recht
vaardigheid heeft veelal ontbroken.
De heer T e u 1 i n g s (r.k.) achtte
de perspectief-bezuiniging op onderwijs
onvoldoende. V arschiliteïide ramingen
der belastingen vond spr. wel wat op
timistisch. Ook achtte spr. het tekort
ad IVi millioen van het werkloosheids-
subsijdiefonds, in deze begrooting ge
noemd, te gering. Dit is van belang ook
voor de gemeenten, want budgetair heb
ben rijk en gemeenten bij elkaar heit
grootste belang. Spr. heeft eerbied voor
de bekwaamheid van den minister van
financiën, en de slechte budgetaire roe-
stand houdt met het algemeen beleid
ten nauwste verband, Doch precair is de
algemeene begrootingstoestand zeer ze
ker.
Spr. vroeg zich af, of de regeering,
op het voorbeeld van Zwitserland geen
behoefte heeft aan een commissie van
deskundigen ter voorlichting voor de
maatregelen, welke het gevolg zijn van
de depreciatie van den gulden.
De heer D u y s (partijloos) veroor
deelde het optreden van de S. D. A. P.
en inzonderheid van eenige machtheb
bers aldaar te zijnen opzichte. Spr. zal
zijn zetel bezet houden totdat de gehee-
le S. D, A, P. in het openbaar haar
in Engeland is het voor goed gedaan".
„Dat dacht u, maar u kent den man
niet. Ik wel; ik ken hem al heel wat ja
ren en ik weet precies waartoe hij in
staat is".
Toen zij aan het Waterloo-station
aankwamen, riepen zij een taxi aan en
reden regelrecht naar de flat van Eva
Leighton. Zij was niet op de komst van
haar minaar voorbereid en het duurde
eenigen tijd voordat de deur, in ant
woord op hun bellen, geopend werd.
Toen dit tenslotte gebeurde, stond Eva
voor hen, sprakeloos van verbazing.
Maar zij herstelde zich spoedig' en ren
de met een kreet van vreugde op Anto
nio toe, sloeg de armen om zijn hals en
omhelsde hem hartstochtelijk. Zij be
woonde een kleine flat en zij traden de
eetkamer binnen, waar een jonge Ita
liaan hen stond op te wachten.
„Luigli!" riep Antonio uit en de jonge
man stak zijn hand uit, die Antonio har
telijk drukte,
„Je neef kwam naar je informeeren",
legde Eva hem uit, „en we begonnen
ons ernstig ongerust over je te maken,
omdat we zoo'n langen tijd niets van je
gehoord hadden".
(Wordt vervolgd).