il 2-S $3 m mfmx ÈMÉ m mm I VOOR DE JEUGD. Onder redactie van if fl ZEEUWSCHE KRONIEK. HET BEGIN DER KERKHERVORMING IN WESTELIJK Z.-VLAANDEREN, Duitsch recept. Perenmoes, Selderijsoep. DAMMEN EN SCHAKEN. li Ü1 Hl 0 AM raas; S.s e sü Mevrouw G. E. DE LILLE HOOGERWAARD. EEN MISVERSTAND. R. Winkel. ALS'T NAJAAR IS. Carla Hoog. FLAP00RTJE. *»h «-H r-; u u S"f s lïêtg OPL, N 4> - s s St,-c'5 2"5 O o "X "'SlCQ -a <J S-MotÜ 8-B.J2-B-0 S.S£ g<£ S S 5 o Office «.S-g O 5- J s uO^ (I'E 3 S^-S 8 ».l- -O i- rn -B Q, O B X *"0 N -B u ro w 0) -O» 2m 5 "O? 'r onder die sondagsche pette mos weune. E 'k geliek of ongeliek a 'k voe de zooveeste keer beweze dat de guus vees te vee voorrech ten Da ze glad nae boven estoke wo,rre Glad verwend Jaonetje laet je de groetenisse doe. Da gae' dan saemen mie die van je vriend, Jan de Smid. II. In het vorige artikel zagen wij, dat na 1578 bijna geheel Vlaande ren Hervormd was, geworden. Ook in het tegenwoordig Westelijk Z, Vlaanderen waren alle Roomsche kerkgebouwen ingericht tot Pro- testantsche bedehuizen. Voor de goede regeling van zaken was ge heel Vlaanderen verdeeld in das sen. Het noordwestelijk deel be hoorde tot de classis Brugge. Daar het aantal plattelandsge meenten sterk toenam, werd op de classicale vergadering, op 12 Sep tember 1581 te Oostburg gehou den, besloten, dat de classis bj tweeën zou worden gedeeld, n.l. de classis Brugge en de classis Sluis, beide elk 16 gemeenten tel lende. Tot de classis Sluis behoorden de gemeenten: Sluis, Aardenburg, Middelburg in Vlaanderen, Oost burg, St. Anna, Westkapelle, Roomskapelle, Heyst, Knocke, Lapochure, Kadzand, Heinkens- werve, Groede, Breskens, Schoon- dijke en St. Kruis. Vijf dezer plaat sen liggen thans in België. Heyn- kenswerve was een dorp, dat niet ver van het tegenwoordige ge hucht Draaibrug lag. Het is later geheel door de zee verzwolgen. Ook van het toenmalige Schoon- dijke bestaat er niets meer. Het is kort na 't jaar 1585 eveneens door de zee verdwenen. Het tegen woordige Schoondijke ontstond in het in 1651 drooggelegde tweede gedeelte van den generalen Prins Willempolder. IJzendijke was reeds vóór 1578 overstroomd, ter wijl Biervliet van 1572 af door de Geuzen was bezet en van uit Zee land burgerlijk en kerkelijk werd bestuurd. Het lag afzonderlijk op een eiland. De dorpen Zuidzande, Nieuwvliet, Retranchement, Wa terlandkerkje en Hoofdplaat be stonden er nog niet, In elk der 16 genoemde gemeenten, behoorende tot de classis Sluis, was een ker- keraad met eigen predikant. Het salaris van dezen was eerst min stens 240 's jaars, later 300. In de stad Sluis, waar twee predi kanten waren, was het inkomen grooter. De jonge gemeenten hadden ook te zorgen voor het inkomen van den koster en den schoolmeester, verder voor het onderhoud der kerk, enz. Wel genoten zij een deel van de bezittingen der vroe gere Roomsche kerk, maar de tijd8 was verre van rooskleurig. Pas had de geheele streek vier jaren lang (15721576) geleden van de invallen der Vlissingsche Watergeuzen. Er was toen veel geplunderd en verbrand. Inzon derheid moesten het de Roomsche I kerken ontgelden. Zij rukten om er schroot en kogels van te maken, het lood van de goten en daken af. Nauwelijks was door de Paci ficatie van Gent aan die plunde ring een eind gekomen of weldra kwamen de zoogen. Malcontenten er hun strooptochten houden. In het Zuidelijk deel der Nederlan den waren er velen, die ontevre den waren over den toenemenden invloed van Willem van Oranje in de regeeringszaken en over de on stuimigheid en de geweldenarijen van de heftige Calvinisten te Gent zooals Hembyse en Casimir. Even merkten wij op, dat de laatsten ook geen vrienden waren van Oranje. In hun oogen heulde de ze met de Roomschen. De voornaamste ontevredenen of malcontenten waren de edelen Montigny en La Motte. Deze en hun aanhangers toonden gaande weg toenadering tot de Spanjaar den met het gevolg, dat de gesle pen Parma in 1579 de Unie van Atrecht met hen wist te sluiten. De malcontenten hielden op het platteland strooptochten en ver hinderden de 'godsdienstoefenin gen der Hervormden. Zij kwamen zelfs tot St. Kruis en Aardenburg. Zoo overvielen zij het laatste stadje op 22 Mei 1581 juist toen de jaarmarkt werd gehouden en namen van de kooplieden vele goederen mee. Hetzelfde deden zij op de jaarmarkt te Eecloo. Door het slechte onderhoud der dijken braken deze vaak door en het zeewater kwam de ellende vermeerderen. De sluis bij Slip- pendamme, dit was de plaats waar de haven van Aardenburg in het Zwin uitliep werd vernield, zoo dat de zee vrije loop had. Poelen en slikken kwamen, waar vroeger het koren groeide. En wat nog te bebouwen was werd voor een groot deel door de bevolking ver laten uit vrees voor plundering. Bij de reeks van jammeren kwam in 1583 nog de pest, In laatst genoemd jaar sloegen de Spanjaarden het beleg voor Brug ge en stroopten de omgeving af. In al die ellende hebben de jon ge Hervormde gemeenten alles ge daan wat in haar vermogen was om staande te blijven. Op geregelde tijden werden classicale vergaderingen gehou den, telkens op verschillende plaatsen. Zoo'n vergadering ver sterkte op de plaats van samen komst den onderlingen band. Elke gemeente was verplicht door ha ren predikant en een of meer kerkeraadsleden vertegenwoor digd te zijn. Zij moesten dan hun credentiebrief (geloofsbrief) over- eggen. Bij verzuim werd boete toegepast. Sommige predikanten waren vergezeld van den school meester fiunner gemeente. Daar Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen door tal van wateren was doorsne den, was het reizen niet altijd even gemakkelijk. De notulen dier vergaderingen aten ons zien, welke geest er in de jonge Hervormde gemeenten woonde. Wij zouden te uitvoerig worden, zoo wij mededeelden wel- le beslissingen op de classicale vergaderingen genomen werden tot bevestiging en opbloei der terk. Het zegel van de classis Sluis was: een hellend schip, dobberen de op de baren met de woorden ~V uit Matth. VIII 35 „Help ons Heer, of wij vergaan" (naar de vertaling van Luther). Wij zullen in het volgende en laatste artikel over het begin der kerkhervorming in Westelijk Z. Vlaanderen zien, dat dit symbool voor de toenmalige LIervormde kerken in die streek zeer toepas selijk was. (Slot volgt). R, B. J, d, M. (Nadruk verboden.) Voor Blücher bestond er niets onmogelijks. Bij La Rothiere meldde hem generaal Svulai dat hij het dorp reeds driemaal be stormd had maar dat hij den vij and niet kon doen wijken. BMchef antwoordde: Gij moet het dorp nemen, al moet gij -negen en negentig maal stormen. Tijdens de belegering van Sevilla zeide Napoleon eens tot den gouverner dezer plaats: „Als de stad zich niet spoedig over geeft, zal ik ze door mijn geschut geheel laten wegscheren". Daarop antwoordde de gouver neur: „Veroorloof mij Sire, dit te betwijfelen. Ik geloof niet,, dat uwe majesteit bij den titel van keizer van Frankrijk en koning van Italië, ook nog zou wenschen dien van „Barbier van Sevilla.". In een vuurvaste schotel be dekt men den bodem met dun ge sneden spek, laat dit iets bakken, vult hem drie kwart met gestoof de peren, en maakt de schotel of met eene griesmeel of maiezena vla 1 ons griesmeel, 1 ons suiker, citroenschilletje', 2 eierdooiers, verder de eiwitten goed stijfklop- pen en er over doen en twintig mi nuten in een goed verwarmden oven doen; smaakt goed. o Trekt een mergpijp, neemt flink wat selderij met het knolletje, wat rijst naar verkiezing, een goed eten voor menschen die aan rheu- matiek leiden. De oplossing van het de vorige keer geplaatste probleem, zijnde een driezet van S. Loyd is de vol gende: lLa8! dreigt 2.Db7 1 lPco 2.Db6 1 lKfl 2,Df5:f 1 lf4 2.Dg6 De stand daarvan was: Wit: Kal, Dbl, Lg2 en Pa.h3 Zwart: Kei, Ldl, Pac8, pi. d2- e2.-f 5 en g7 Twee juiste antwoorden was het resultaat: De hee,ren J. G. A. en P. J. L. onzen dank. Nu een partij gespeeld in de competitie 19351936 van de Schaakvereeniging „Middelburg". Wit: dr. A. SNETHLAGE, Milddelburg. Zwart: H. VOORHANS, Middelburg. Spaansche part ij. 1. e2e4 e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Lf 1b5 a7a6 4. Lb5a4 Pg8f 6 5. d2d3 b7b5 Juist is 5d7d6. Daarna kan Wit overgaan met 6. c2c4 in de Duras-variant. Dit is gericht tegen b5 en vooral d5 en moet jlienen om aanvallen links en in het centrum te voorkomen en ongestoord rechts te kunnen aan vallen. Wit bezorgt zich echter zelf de zwakke d.3 6. L;a4b3 d7'dó 7. h2—h3 In bijna alle voortzetting is het Witte tempoverlies h2h3 onver mijdelijk. Nu is het fout Met suc ces is nu te spelen 7. Pf 3g5. Zwart heeft feitelijk dan alleen maar d6d5 na 8. e4Xd5Pf3X d5 volgt 9. Pg5Xf 7—Ke8Xf 7; 10. Ddlf3f gevolgd, indien Zwart Ke6 speelt, met Pblc3. Deze voortzetting is alleen moge lijk geworden doordat Zwart te vroeg 5b7b5 heeft ge speeld. Daardoor kreeg Wit met de looper de gunstige plaats b3. 7Lf 8—e7 8. 0—0 0—0 9. a2a4 Lc8b7 10. a4Xb5 a6Xb5 11. TalXa8 Dd8Xa8 12. Lele3 Pc6a5 13. Pf 3h4 Aanval is de beste verdediging l Zie hier het parool van Wit. Hij bekommert er zich niet om of hij de goed geposteerde looper op b3 kwijt raakt tegen het paard en er zelfs nog een dubbel pion bij krijgt 13Pa5Xb3 14. c2Xb3 d6—d5? na 14g7g6 dreigt 15Pf6Xe4 waarna het Witte spel als een kaartenhuis in elkaar valt. 15. Ph4—f5 16. Le3g5 17. Ddl—g4 18. Pf 5Xg7 19. Dg4Xd7 20. Dc7b6 21. Dc7—b6 Le7—b4? Pf 6—d7 Kg8—h8 Tf 8—g8 Kh8Xg7 Tg8—e8 a b c d e t g h Zwart heeft de beide loopers. Maar Wit staat beter en heeft ma teriaal voordeel. Dit alles het ge volg van 's Zwarts 15e zet: Le7 b4.Daar was noodig Le7d8. 21d5Xe4 22. Db6f 6f Kg7—g8 23. Lg5—h6 Lb4—f8 24. Df 6g5f Kg8—h8 25. LhóXf 8 Te8Xf8 26. Dg5Xe5f f 7—f6 27. De5—f4 e4Xd3 28. g2—g3? Nu gaat Wit nog verloren. Na 28. f 2f3 was het voor Wit slechts nog een kwestie van tijd geweest. 28Lb7—g2 29. f 2—f 3 Lg2Xf 1 Wit geeft op. Na 30. KXf 1 komt 30Da8al. Q a fi.a.2 to VI/ l_ c P g U O Q) O 0) s 1=1 'QD "QO ca 0) C -00 42 TJ 'P C a) ■\5J™ f! 2 s <0 JS t? "O c/3 m S go O S •OtdtJS T-w- "V - „Prettig, hé moeder, dat we zulke gezellige buren hebben ge kregen Ik vind Ans zo'n aardig meisje en misschien komt ze wel in dezelfde klas als ik. Haar vadei- is vapmorgen bij mijnheer geweest; die zei, dat hij het in de vijfde klas eens met haar proberen zou Leuk hé Ik geloof vast, dat we wel goede vriendinnetjes zul len worden, dacht U niet „Ik hoop het zei moeder met een lachende blik naar haar oud ste dochtertje. ,,'k Ben blij voor je, kind Ans lijkt me een alleraardigst meisje en als jullie het saampjes goed kunt vinden, zal dat prettig voor je worden, hoor Dat werd het inderdaad De beide buurmeisjes, Loes Verbeek en Ans Hagen schoten uitstekend met elkander op en al gauw wer den ze de dikste vriendinnen, die je maar bedenken kunt. „Moeder", zei Loes op zekere middag 't was al ver in de herfst, maar alle dagen nog zulk prachtig weer, dat het wel scheen, of er aan de zomer nooit een einde kwam „moeder, weet U, wat we nog eens een keertje moesten doen, vóór het winter wordt „Zeg het maar", zei moeder, „want heus, ik weet het niet „Nou, we moesten samen nog eens een lange boswandeling gaan maken zei Loes, „Met die herfsttinten zal het nu zo beeldig zijn en wie weet, hoe gauw het al afgelopen is Y' „Daar voel ik alles voor", ant woordde moeder, „en 'k weet wel zeker, vader ook Weet je wat, Loes, dan nemen we die prachtige wandeling langs het beekje We komen dan bij „Boslust" uit en drinken daar een kopje chocola Hoe lijkt je dat „Prachtig juichte Loes, „Moe der, zullen we het dan maar dade lijk op Zondagmorgen stellen Dan zijn we allemaal vrij „Goed besliste moeder, „als vader dan ten minste kan." Toen vader 's avonds het plan netje hoorde, had hij er dadelijk oren naar. En zo werd vastgesteld, dat de boswandeling de eerstvol gende Zondagmorgen al plaats vinden zou. „MoedeF', vleide Loes Zater dags van te voren, toen ze met moeder alleen in de kamer was, „moeder, mag Ans ook mee Ze kent die wandeling natuurlijk niet en zal er zo van genieten. Ja Van mij wel, hoor!" knikte moe der „ga het maar vragen, kind." „Ans mag ook mee, Matje zei Loes 's avonds tegen haar jongere zusje, „moeder vindt het goed Margreetje, die altijd Matje werd genoemd en rustig aan tafel kralen zat te rijgen, keek verwonderd op. „Ja, moeder Heus vroeg ze een beetje weifelend, 't Leek haar vreemd. ,,Heus, hoor F" lachte moeder en tegen Loes ging ze voort: „ben je 't al wezen vragen, kind „Neen mams, 'k zal 't nu dade lijk even doen antwoordde Loes. Ze stond op, maar plotseling kreeg ze een inval. „Ik zal net als de grote mensen doen, moeder", zei ze gewichtig, „weet U hoe Ik schrijf een deftig briefje aan me vrouw en nodig Ans dan schrifte lijk uit. Ik neem zo'n mooi vel letje postpapier, dat ik met mijn verjaardag van Oma heb gekre gen. Even later was het volgende keurig geschreven briefje klaar> Lieve mevrouw. „Als U het goed vindt, mag „Ans dan morgenochtend om „tien uur bij ons zijn We gaan „met vader en moeder een gro- „te boswandeling maken en „drinken in „Boslust" een kopje „chocola. Ik hoop, dat Ans mee „mag, mevrouw Met vriendelijke groeten Loes Verbeek. „Mooi zo zei moeder, die het btriefje las, „nu het adres nog, kind „Gaat het dan met de post vroeg Matje, die belangstellend toegekeken had. „Natuurlijk niet, domme meid; dan kwam het immers niet meer op tijd lachte Loes. „Ik stop het zelf wel even in de bus Of toe, Matje, wees eens lief en doe jij het, ja „Goed knikte Matje, „geef maar hier en ze dacht, toch nog wel een beetje verbaasd: „fijn, dat moeder Ans mee hebben wil" „Wat ben je lang weggebleven, prul f" zei moeder, toen Matje een minuut of tien later weer in de kamer kwam. „Ben je soms nog even binnen geweest „Neen, moeder schudde Matje het hoofd, ,,'k heb het briefje gauw in de bus gestopt en ben toen hard weggelopen, hoor „Dat zal wel niet zo hard zijn geweest meende moeder met een blik naar de klok, maar vóór ze nog iets verder kon zeggen, werd het gesprek afgeleid, door dat vader binnenkwam. De volgende morgen tegen tien uur stond Loes voor het raam en keek verlangend naar het huis van de buren. „Wat blijft ze lang weg zei ze ongeduldig, „niets voor Ans Ze zal toch wel komen, moeder „Natuurlijk wel, vrouwtje meende moeder, „en anders horen we het wel „Djaar hjeb je Ansje ]van der Sluis", zei Loes even later tegen Matje, die ook voor het raam was komen staan. „Kijk, ze komt hier het hekje in Wat zou ze willen, Mat Ansje van der Sluis, dat moet ik jullie even vertellen, was een leerlingetje uit het fröbelklasje van kleine Mat Af en toe bracht Matje haar wel eens mee, maar dat gebeurde toch niet dikwijls. „Willen herhaalde Matje ver baasd, maar voor ze verder ant woord kon geven, riep Ansje met een vrolijke zwaai naar de beide meisjes voor het faam: „ik mag van mijn moeder, hoor „Lieve genade, Matje zei Loes verschrikt, „je.... je hebt toch niet....???? O moeder, ze heeft dat briefje gisteren natuurlijk bij Ansje van der Sluis in de bus gestopt „Ja natuurlijk beaamde Matje, „Ansje mocht toch immers mee van mams". „Domoor schold Loes, „die Ansje hadden we toch niet be doeld, natuurlijk Met een snelle wenk legde moe der haar het zwijgen op. „Laat Ansje maar gauw binnen, Mat", zei ze rustig, „wat prettig voor je, dat ze mag „Lieverd", zei ze dan vlug, toen Matje naar de deur was gesneld en Loes diep verslagen haar stond aan te zien, „dat is een misver stand geweest. Kleine Mat heeft gedacht, dat we haar Ansje heb ben bedoeld Nu begrijp ik, waar om ze gisteravond zo verwonderd keek Er is niets meer aan te doen Laten we de pret van die beidjes dus niet bederven, Loes We zeggen niets en ik wip gauw naar mevrouw hie,rnaast om te vragen, of jouw Ansje soms nog wil en kan Heus, dat komt nog wel voor elkaar Gelukkig, dat kwam het ook Met een glunder knipoogje tegen Loes, stapte moeder, even later met Ansje nummer twee de kamer in Ze had bij de buren het ver makelijke misverstand verteld en al was het dan ook ter elfder ure, het oorspronkelijk bedoelde Ansje ging nog wat graag mee Ze had beloofd, dat ze er tegenover de beide kleintjes over zwijgen zou. Zo werd het voor allemaal nog een prettige morgen. Loes nam zich echter voor, haar zaakjes in het vervolg toch zelf maar af te doen Dat leek haar veiliger. ,,'t Was nu een moppig misver stand, hè moeder," zei ze 's avonds lachend, „maar 't had ook anders kunnen zijn Met zijn verfpot en zijn kwastjes Komt 't kaboutertje heel zacht. Niemand mag er wakker worden, Want 't is midden in de nacht Vlug gaat het de blaadjes schild'ren: Donkerbruin, wat lichter, geel. O, hij zal vooreerst niet klaar zijn, Blaadjes zijn er toch zóveel Maarer komen meer kabouters, Die hem helpen vlug en goed, Blaadjes schild'ren is een werkje, Dat het kleine volk graag doet. Onder 't werk denkt 't aan de kind'ren. Zullen die ze morgen zien, Al die bonte, mooie kleuren, Juichen van de pret misschien 'k Denk; als de kabouters slapen. Rusten na hun drukke nacht, Juichen groot en klein bij 't zien van Al die wond're kleurenpracht Verhaaltje op Rijm Konijntje Flapoor liep door 't bos, Waarheen Naar Oma toe. Hij kon al zó goed stappen en Was dan ook niet gauw moe. Zijn Oma woond' in Knollendam, Juist aan de rand van 't bos. Heel vrolijk liep ons Flapoortje Dus over 't groene mos. Daar zag hij Omaatje al staan. Keek zij soms naar hem uit Dag Omaatje Dag O-maa-tje Riep 't klein konijntje luid. Hij wuifde met zijn rechterpoot En Oma zwaaide ook. Fijn als het daar in Knollendam Naar lekk're knollen rook Hij werd door Oma getrakteerd Op knolletjes, zo fijn Als die alleen bij Omaatje Heus waar maar konden zijn. Zijn zakken vulde Oma, zei: Neem die voor Moeder mee Gelukkig, dat je jasje, vent, Niet één zak heeft, maar twee Flapoor bedankte Oma eerst, Gaf haar een dikke kus, Zei goedendag en ging terug Naar Pappie, Moes en Zus Zijn Oma wuifde, Flapoor ook En telkens riep hij: Dag Totdat hij van zijn Omaatje Geen sikkepit meer zag. Natuurlijk was thuis ieder blij, Moes zei: 'k Had niet gedacht, Dat jij, Flapoor, van je pezoek Zoveel had meegebracht

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 10