DE GOUDEN RAT
PER'/iPOND
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 16 OCTOBER 1936. No. 245.
België treft Frankrijk in het
hart zijner buitenlandsche politiek
alle Europeesche staten tegen het Derde
Rijk voor oogen. Toen de „triple allian
tie" met Italië en Engeland ineenstortte
als gevolg van Mussolini's Afrikaansche
onderneming, en ook overigens den
Franschen duidelijk moest zijn geworden,
dat ze zich aan zinsbegoochelingen
overgaven, gingen ze steun zoeken bij
de heeren te Moskou. Men zal zich her
inneren, dat een maand of negen geleden
het FranschRussisch verdrag van mili
tairen bijstand werd gesloten. De Belgen
moeten zich op dat moment terdege af
gevraagd hebben, waartoe de groote
Fransche broer nu verder nog in staat
zou zijn; een vraag, welker beantwoor
ding aan urgentie won, toen Hitier uit
kwaadheid over het FranschRussisch
verdrag 't Rijnland remilitariseerde en
het Locarno-pact aan stukken sloeg, fn
het bijzonder interesseerde men zich
sindsdien te Brussel voor de eventuali
teit van een gewapend conflict in Oost-
Europa, waarin men automatisch zou
kunnen worden meegesleept. Immers het
FranschRussische verdrag beteeken
de dat Frankrijk Duitschland zou moe
ten aanvallen, indien Duitschland en
Rusland eens met elkaar slaags raakten,.
(Door toedoen dan natuurlijk van
Duitschland). Maar als militair bondge
noot van Frankrijk zou België dan ge
noodzaakt worden, mee ten strijde te
trekken. Het lijdt geen twijfel, dat de
Belgische regeering uit deze en andere
overwegingen van gelijksoortigen aard
niet anders dan de slotsom heeft kunnen
trekken, dat Frankrijk's buitenlandsche
politiek bijzonder hachelijk voor België
was geworden. Weliswaar beteekende 't
bondgenootschap met de Franschen aan
den anderen kant, dat België onmiddel
lijk hulp van Frankrijk zou krijgen, in
dien 't door Duitschland mocht worden
aangevallen, doch er is nauwelijks een
steekhoudend motief voor 'n dergelijken
aanval denkbaar, tenzij in het geval van
een FranschDuitschen oorlog. En dan
is het immers een levensbelang voor de
Franschen, om de Belgen te hulp te ko
men, buiten elk bondgenootschap om.
Bovendien kan België, evenals Neder
land, er vrijwel verzekerd van zijn, dat
Engeland een schending van hun grenzen
door Duitschland niet zonder meer zal
tolereeren. Het is den Engelschen alles
waard, de grootste mogendheid van het
vasteland te beletten in deze lage lan
den bij de zee vliegtuigbases te bouwen,
van waaruit het hart van het Britsche
rijk bedreigd zou worden, afgezien dan
nog van allerhande andere strategische
overwegingen.
De Belgische regeering moet dus tot
deze conclusies zijn gekomen:
le. Het bondgenootschap met Frank
rijk zal België onafwendbaar mee-
sleepen in een eventueel nieuw
gewapend conflict tusschen
Duitschland en Frankrijk;
2e. voor België's veiligheid heeft dit
bondgenootschap op de keper
beschouwd heel weinig waarde,
aangezien een aanval uit het Oos
ten Frankrijk, evenals Engeland,
in vrijwel elk geval in het geweer
zal roepen;
3e. Frankrijk's buitenlandsche poli
tiek is van dien aard, dat het heel
gemakkelijk betrokken kan wor
den in een oorlog in Oost-Europa
en daarom gevaarlijk voor België,
zoolang het bondgenootschap
blijft bestaan.
Het besluit, om voortaan op eigen
beenen te staan, vloeit uit deze conclu
sies logisch voort. En daaruit weer fiet
besluit, om de weermacht naar vermo
gen te versterken. Een zelfstandig land
dient zich in de huidige omstandighe
den militair zoo goed mogelijk toe te
rusten. Zijn weermacht zal dan een pre
ventieve werking uitoefenen. Natuurlijk
zit hier een belangrijk speculatief ele
ment in. Maar dan een speculatief ele
ment zonder groot risico. Want als
reeds gezegd door zich van Frankrijk
los te maken verzwakt België zijn po
litieke en militaire positie niet noemens
waard, terwijl nu wel denkbaar is ge
worden dat mochten Duitschland en
Frankrijk ooit weer eens slaags raken
België er buiten blijft. De Duitschers
hebben in 1914 ervaren, dat België min
der gemakkelijk onder den voet te loo-
pen viel, dan ze dachten. Met die erva
ring zullen ze allicht rekening houden,
nu België een militair apparaat opbouwt,
dat nog veel minder dan dat van 1914
een te verwaarloozen factor in de mili
taire formule van West-Europa mag hee-
ten, terwijl ze dat apparaat uitsluitend
wenschen te gebruiken ter verdediging
van hun land; nimmer dus, om de een
of andere bondgenoot (Frankrijk) te as-
sisteeren.
Voor de Franschen zal de erkenning
dezer feiten te bitterder zijn, aangezien
niet alleen hun militaire positie, doch ook
hun huidigen politieken invloed aanmer
kelijk wordt verzwakt. Hun stelsel van
bondgenootschappen oftewel „collec
tief systeem" krijgt er een opstopper
door, waarvan het niet gauw weer op 't
verhaal zal komen. „Wij willen geen
risico aanvaarden voor aangelegenhe
den elders in Europa", is 't standpunt
der Belgen. „Wie dat wel wil,
moet het maar alleen dragen".
■Frankrijk is er altijd op uit ge
weest, om anderen er een voornaam
deel van op de schouders te leggen.
Daarop was het geheele streven der Pa-
rijsche diplomatie gericht. Men verdenkt
Hitier er te Parijs van zooals op deze
plaats meermalen is uiteengezet in
Oost- en Midden-Europa zijn slag te wil
len slaan, zoodra hij er in geslaagd zou
zijn in West-Europa het sein der politie
ke situatie op „veilig" te zetten. Oos
tenrijk, het Duitsche deel van Tsjecho-
Slovakije en het aan Polen toegewezen
Opper-Silezië, mitsgaders de Corridor
met Dantzig en Memel moeten weer bij
Duitschland komen. Als Hitier maar
niets meer in West-Europa te vreezen
had, zou hij zoo noodig met geweld dit
alles in de wacht sleepen, zeggen de
Franschen. De redeneering is niet zonder
grond. Integendeel: wij zijn er vast van
overtuigd, dat te eeniger tijd een deel
dezer Duitsche wenschen in vervulling
moet gaan. Frankrijk zal nooit in staat
zijn, hoe dan ook dat te
keeren. Frankrijk kan alleen maar
het eventueel er uit voortvloeiende
onheil noodeloos groot maken. Daar
om juichen wij, wat de Belgen
thans hebben gepresteerd toe. De
verzwakking van Frankrijk's buitenland
sche politiek, welke er het gevolg van
is, zal o.i. Europa ten goede komen. In
een volgende beschouwing daarover
meer.
m
(Ingez. Med.)
college van regeringscommissarissen,
met dankbetuiging voor de gew.chtige
diensten, door hem in deze functie be
wezen.
2 Benoemd tot commercieel adviseur
van het college van regeerings-commis-
sarissen, tevens adviseerend lid van dal
colleges C, C, C< van Stolk tc s~Ora-
venhage.
DE GULDEN EN HET BOEK.
De Nederlandsche Uitgeversbond
schrijft ons: De monetaire maatregelen
der regeering hebben ook hun invloed
op den prijs v,an het boek.
De benoodigde grondstoffen voor de
vervaardiging van verschillende onder
deden, waaruit het boek is samenge
steld, zijn hier te lande niet te vinden,
zoodat door de depreciatie van den gul
den op den duur prijsverhoog'ng van 'l
Nederlandsche boek niet zal kunnen
uitblijven, zij het in veel mindere mate
dan ten aanzien van het buitenlandsche
boek, waarop de wisselkoersen hun in
vloed doen gelden.
Deze noodzakelijke verhoog'ng vindt
niet alleen haar oorzaak in den papier-
prijs, doch ook in belangrijke mate in
dien van den linnen band, dus den in
Nederland gangoaren uitgaafband.
Dit bindmateriaal is buitenlandsch fa
brikaat.
DE CONTINGENTEERING VAN
KOUSEN EN SOKKEN.
Bij de Tweede Kamer is inged end een
wetsontwerp tot regeling bij de wet van
het Koninklijk besluit van 22 Augustus
1936, waarbij de beperking van den in
voer van kousen en sokken met ingang
v,an 1 September 1936 voor het ijdvak
van 12 maanden :s verlengd.
De Nederlandsche industrie van kou
sen en sokken heeft in de afgeloopen
contingenteeringsperiode van de beper
king van den invoer van haar product
eenigen steun ondervonden. Het is den
minister echter gebleken, dat, gezien 't
feit, dat de omstandigheden, welke des
tijds tot beperking van den invoer heb
ben geleid, ook thans nog aanwezig zijn,
deze steun voor de betrokken industrie
voorshands niet kan worden gemist.
DE TOESTAND DER
PLUIMVEEHOUDERIJ.
De vereeniging van broederijen en
pluimvee-fokbedrijven in Nederland
heeft gisteren aan den minister van land
bouw het volgende telegram gezonden:
„De door heffingen kunstmatig ver
hoogde voederprijzen en de lage eier-
prijzen zijn de oorzaak, dat de pluimvee
houderij thans niet meer loonend is en
dat de pluimveehouders hun toornen
moeten gaan inkrimpen, mede tot scha
de van alle met de pluimveehouderij in
verband staande industrieën. Op 10 Oc
tober van het vorige jaar werden te Bar-
neveld 19.000 kippen aan de pluimvee-
markt aangevoerd. Op 8 October j.l. be
droeg dit aantal 27.200, derhalve ruim 40
percent meer. Vorig jaar 17 October
De Franschen zijn ontdaan van koning
Leopold's redevoering, eergisteren in
den Belgischen ministerraad. Ze hebben
er reden toe. België is in 't gebouw van
Frankrijk's buitenlandsche politiek na
den wereldoorlog een hoeksteen geweest.
De voornaamste wellicht. Het in 1920
tusschen Brussel en Parijs gesloten mili
taire accoord en het vier jaren daarna
opgerichte Locarno-pact beteekenden
vöor Frankrijk, dat bij een eventueelen
nieuwen DuitschFranschen oorlog Bel
gië automatisch mee zou moeten doen
aan Fransche zijde en de Duitsche legers
zich dus weer over een ontzettend breed
front zouden moeten verdeelen. En het
slagveld zou opnieuw voor een aanzien
lijk deel op Belgisch grondgebied komen
te liggen. Frankrijk had bovendien de
garantie, neergelegd in het Locarno-
pact, dat Engeland en Italië het, bij een
aanval van Duitschland (een andere mo
gelijkheid achtten de Franschen uitgeslo
ten) zouden bijspringen. De situatie was
voor Frankrijk dus ideaal.
Toen begin dezes jaars Duitschland 't
Locarno-pact opzegde, viel een voor
naam deel van het stelsel in duigen. Wel
iswaar verklaarde Engeland dat het
zich nog gebonden voelde door de in
het verdrag neergelegde verplichtingen,
doch de Abessijnsche oorlog maakte
Italië van een vriend tot bijna een vij
and.
De samenwerking met België kreeg
hierdoor voor Frankrijk des te meer be-
teekenis. Maar met schrik vernamen de
Franschen, dat er in België steeds meer
stemmen voor een zelfstandige buiten
landsche en militaire politiek opgingen.
Zeer waarschijnlijk hebben' ze niet be
vroed, dat een onaangename verrassing
uit Brussel al vlak voor de deur stond.
Van pogingen der Fransche regeering,
om de Belgen van hun vermoedelijk
voornemen tot wijziging der buitenland
sche politiek terug te houden, is naar
buiten tenminste zoo goed als niets ge
bleken. De consternatie in de Fransche
pers valt uit dien hoofde te begrijpen:
koning Leopold's redevoering viel haar
rauw op het lijf.
Als ze in staal zijn, om den politieken
toestand in Europa naar de objectieve
realiteit te beoordeelen, zullen de Fran
schen intusschen tot de erkenning moe
ten komen, dat ze het er zelf naar ge
maakt hebben, dat België in de richting
van het beginsel der zelfstandigheid
avanceerde. Alle politieke wijsheid te
Parijs ging de laatste jaren uit van het
axioma, dat Duitschland geïsoleerd
moest worden, wilde men den vrede in
Europa waarborgen. Als opperste poli
tieke zaligheid zweefde den Franschen
een bondgenootschap van zoo ongeveer
EEN HUWELIJKSGESCHENK
VOOR DE PRINSES VAN DE
ROTTERDAMSCHE VROUWEN.
Het Rotterdamsch vrouwencomité tot
aanbieding van een huwelijksgeschenk
aan Prinses Juliana en Prins Bernhard
deelt mede, dat het in de bedoeling ligt
,aan het prinselijk echtpaar een effen
Smyrna kleed aan te bieden.
Iedere Rotterdamsche vrouw boven
de 18 jaar kan hieraan helpen door eeni-
ge knoopen te leggen. Dagelijks zullen
vijf meisjes van de Kon. Ver. Tapijt fa
brieken toezicht houden bij het weefge
touw en de noodige voorlichting geven.
Op 2 November hoopt men het werk te
kunnen beginnen en het in twee maan
den te voltooien.
DR.W. P. HUBERT VAN BLYENBURGH
OVERLEDEN.
In den ouderdom van 55 jaar is te
Utrecht overleden dr. W. P. Hubert van
Blyenburgh, gepensionneerd luitenant
kolonel der .artillerie.
Dr. Hubert van Blyenburgh was een
bekend figuur in de militaire wereld,
zoowel op het gebied van sport, als t
de kringen van vreemdelingenverkeer.
Van 19151919 was hij leider der
lichamelijke opvoeding aer Kon. Ned.
Marine en van 1919'1927 directeur vaa
de irilitaire gvmnastiek- en spor' school
te Utrecht.
Sedert 1931 was hij directeur van den
provincialen Utrechtschen bond voor
vreemdelingenverkeer.
/erschi ,e'i„e pu,...caties, op het ge
bied van I chamelijke opvoeding ver
schenen van zijn hand.
HET ONTSLAG VAN DEN HEER
ZWANENBERG.
De minister van landbouw en vissche-
iij heeft, mei ingang van 24 October '36,
1 Op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend aan S. van Zwanenberg te 's-Gra-
venhage, als legeer'ngscotnmissaris,
ccmmercieel adviseur en ais lid-van het
naar het Engelsch van
PAUL TRENT.
48).
„Neen, ik geloof, dat u voldoende dui
delijk geweest bent. Het is onmogelijk
uw insinuaties mis te verstaan en ik
en?"1]26 u.kwahjk. Ik geloof geen oogen-
bhk dat miss Fayrfield datgene is, of ooit
geweest is, wat u veronderstelt" ver
klaarde Carruthers in vollen ernst.
„Ik bewonder uw houding, maar ik
geloof nog steeds, dat het dom van u is
Hoe het ook zij, ik heb gesproken, zoo-
als ik dat mijn plicht achtte en zal er
niet meer aan toevoegen".
„Dank u. Ik veronderstel, dat we bij
zonsopgang zullen verstrekken?" merk
te Carruthers op en trachtte een zake
lijke houding aan te nemen.
„Waarschijnlijk wel. Ik wacht alleen
nog op eenig'e berichten, die ik draad
loos heb aangevraagd. Intusschen geloof
ik, dat we het beste doen een beetje te
gaan slapen. Goedennacht".
Carruthers zuchtte, terwijl hij den
hoofdcommissaris de kapuit zag verla
ten en in de hut van den eersten luite
nant verdwijnen. Laatstgenoemde .offi
cier lag in een luien stoel en wierp zijn
kapitein een spottenden blik toe.
„Je mag toch wel een vergoeding ver
wachten voor het afstaan van de ka
juit. Wat kan ik van dien politieman
loskrijgen?" mopperde de officier
„Vraag hem, of hij je een aanstelling
als politeagent bezorgt, als je uit den
dienst gezet wordt, wat al heel gauw
zal gebeuren als je niet voorzichtig
bent", antwoordde Carruthers op luch-
tigen toon.
Graves, die in den versten hoek
van de kajuit had zitten soezen, keek
op, toen hij het woord politieagent hoor
de was plotseling klaar wakker.
„Dat is nog niet zoo'n beroerd baant
je, als je tenminste er nog niet te oud
voor bent. Het politiecorps is niet meer
wat het vroeger was,
We hebben er nu allerlei slag menschen
bij. Lui van de universiteit en van de
middelbare scholen en zoo, we gaan
vooruit. Het wordt tegenwoordig ook
niet slecht betaald en iemand, die een
goede opvoeding genbten heeft, heeft
gewoonlijk een g'oede kans om op te
klimmen."
Sergeant Hardy, die met aandacht had
geluisterd, knikte goedkeurend.
„De hoofdinspecteur komt zelf van
een middelbare school en ik kom
zelf van een mulo. Wat hij zegt is vol
komen juist".
Graves was opgestaan en was naar
Carruthers toegekomen. Hij nam naast
hem plaats,
„Tusschen mijn slaapjes door, zag ik,
dat u een ernstig gesprek had met mijn
chef. Gelooft u mij, mijnheer, het is wer
kelijk een goede kerel en als hij u een
raad geeft, kunt u aannemen, dat deze
eerlijk gemeend is en er niets achter zit.
Ik kan wel gissen, waar hij over ge
praat heeft. U toonde uw bewondering
zoo openlijk, dat ik wel zien moest, dat
u diep onder den indruk was van die
charmante jongedame. .Al loop ik de
kans, dat u me flink op mijn nummer
zult zetten, wil ik me toch aansluiten bij
den raad, dien sir Charles u ongetwij
feld gegeven heeft,. Maar is dat nog noo
dig?" vroeg hij vergoelijkend.
„Neen, dat geloof ik niet. Ik heb be
sloten miss Fayrfield zooveel mogelijk
te ontwijken, zoolang zij aan boord van
mijn schip is. Wat ik daarna doen zal,
hangt van de omstandigheden af. U bent
eerlijk tegenover mij geweest en ik zal
het tegenover u zijn. Ik zal niet probee-
ren te ontkennen, dat ik, ik geloof voor
de eerste maal in mijn leven, verliefd
geworden ben. En zooals u ziet, ben ik
niet piep-jong meer. Ik ben reeds zestien
jaar in dienst. Ik was reeds ingeschreven
voor Dartmouth, toen de oorlog' ver
klaard werd. En voor ik goed én wel
wist wat er gebeurd was, zat ik al op
een kruiser. De ondervindingen, die ik
op zoo jeugdigen leeftijd heb opgedaan
en we hebben heel wat meegemaakt'
hebben natuurlijk een diepen indruk
nagelaten. Ik benijd hen, die een nor
male jeugd gehad hebben. Maar ik zit erg
op mijn praatstoel, lijkt het wel en dat
komt niet dikwijls voor. Ik geloof, dat'
een borrel op het oogenblik zeer op zijn
plaats zou zijn".
Bij dit voorstel stond sergeant Hardy
j onmiddellijk op en voegde zich bij hen;
toen sloot de officier van gezondheid
zich bij hen aan, doch de eerste luite
nant bleef waar hij was, daar hij rustig
zat te slapen.
Na een goed kwartier sliepen zij al
len,. met uitzondering van Carruthers.
Eenmaal stond hij op en sloop zachtjes
de kajuit uit, bleef eenige oogenblikken
voor Peggy's deur staan luisteren en
ging toen aan dek.
In de verte kon men Southsea en
Portsmouth zien liggen en hij begon op
het dek heen en weer te wandelen, 4er-
wijl hij de woorden overwoog', die sir
Charles gesproken had, met betrekking
tot Peggy en den groothertog, en de
insinuatie, dat zij zijn maitresse geweest
was. Hij weigerde dit te gelooven en hij
zou het nooit gelooven, voordat zij zelf
het toegegeven had.
Hij wierp een blik op zijn horloge en
besefte, dat hij zich moest haasten om
nog eenige uren te kunnen slapen, daar
de komende dag wel eens buitengewoon
inspannend zou kunnen zijn. Men gunde
hem echter slechts weinige uren slaap,
want hij werd gewekt wegens de ont
vangst van een draadloos bericht Het
kwam van Scotland Yard, via de admi
raliteit, en deelde den hoofdcommissa
ris mede, dat Eva Leighton geïnter
viewd was en dat waardevolle inlichtin
gen verkregen waren. Verder was er nog
aan toegevoegd, dat de politie-beambte,
die het onderzoek geleid had, had me
degedeeld, dat de vrouw ieder oogenblik
een nader bericht van Antonio kon ver
wachten, waarvan haar eigen bewegin
gen afhingen, want blijkbaar was er af
gesproken, dat zij zich bij Antonio zou
aansluiten in de eerste haven, die het J
schip aandeed. Dit was inderdaad goed
nieuws voor den hoofdcommissaris, want
nu zou men geregeld berichten ontvan
gen over de bewegingen van de Eme
rald. Onmiddellijk werd naar Scotland
Yard getelegrafeerd, waarbij sir Charles
order gaf aan den inspecteur, om Eva
Leighton streng te bewaken en onmiddel
lijk ieder bericht uit het buitenland voor
de vrouw, woordelijk over te brengen.
(Ingez. Med.)
Daar hij nu toch wakker was, besloot
sir Charles zich te kleeden en Carrut
hers volgde zijn voorbeeld. Het ontbijt
werd klaar gemaakt en het maal was
bijna geëindigd, toen er weer een be
richt binnen kwam, ditmaal van de Ad
miraliteit, die mededeeling deed, dat een
schip, beantwoordend aan de beschrij
ving van de Emerald, in de verte waar
genomen was en dat er vreemde veran
deringen aan het schi'p waren aange
bracht, De kapitein van het schip, van
wien het bericht afkomstig was, deelde
mee dat het genoemde schip, bijna ach
ter den horizon verdwenen was en dat
g'een nadere inlichtingen verstrekt kon
den worden. De positie van het schip
was aangegeven en na met Graves over-
gepleegd te hebben besloot sir Charles,
dat de Shrike er met volle kracht heen
zou stoomen. Dus werd onmiddellijk be
vel gegeven het anker te lichten en de
snelheid zoo hoog mogelijk op te voe
ren. Spoedig nadat het schip in beweging
was gekomen, werd de deur van Peg
gy's hut geopend en kwam zij naar bui
ten. Merkwaardig genoeg, had Carrut
hers, die aan dek geweest was, zich
reeds na enkele oogenblikken bij haar
gevoegd, Hij had namelijk zijn bediende
opgedragen hem onmiddellijk te waar
schuwen wanneer zij haar hun verliet.
Het kostte hem niet veel moeite om
haar over te halen, mee aan dek te gaan,
terwijl men het ontbijt voor haar klaar
maakte. Sir Charles wandelde opzette
lijk met hen mee en aarzelde niet haar
vragen te beantwoorden.
(Wordt vervolg'd).