VOOR DE JEUGD, cw
Jewannes,
ZEEUWSCHE KRONIEK.
HET BEGIN DER
KERKHERVORMING IN
WESTELIJK Z.-VLAANDEREN.
GRAPHOLOGIE.
„Corna" Langzaam, krachtig
schrift. Inzendster onder boven
staand „motto" is een vrouw met
een temperamentvolle aanleg en
warmvoelende inborsjt. Vooral
wanneer de eigen belangen op 't
spel staan of in 't gedrang komen,
zal zij deze energiek weten te
verdedigen, omdat het „ik" gevoel
in haar karakteraanleg dominee-
rend is. Ongetwijfeld is zij iemand
die tot geven en opofferingen ge
neigd is maar gelijktijdig eigen
wenschen en verlangens niet zal
veronachtzamen. Het gevoel over-
DAMMEN EN SCHAKEN.
Grapholoog.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
HOE DE GEDULDIGE
VOGELS WERDEN
BELOOND.
Tante Joh.
NET OMA.
kunt
Ro Frankfort
Werkendam.
dat de rivvelusie in Spanje lank-
zaem mè zeker nae 't ende loopt,
a zü d'er zeker nog êel wat doóje
valle, J'iest er van, a je dienkt,
oevee dat er dan meschien nog af-
gemaekt zullen öore vo straffe,
da z' ulder eige an de wettige re-
geêrienge ieuwe, Den oeveesten
rivvelusie in Spanje, dat er dan
an de kant is, wist Endrik ook nie.
As j'aol de groote en de kleine uut
de geschiedenisse wil optellen,
slae j'er gauw 'n paer over, zeit 'n.
Wa za d'er er noe gebeure? Za
de konienk wi t'rugkomme? Zö
jae, lae me dan toch ope, dat 'n
nie van da soort is, die in ulder
balliengschap niks leêre en niks
kunne vergete, Laet 'n begriepe
uut z'n eige geschiedenisse en
voraol uut die van z'n groótemoe-
der, dat 'n wi branstof vor 'n
nieuwe rivvelusie andraegt, as 'n
de geestelijkheid wi zó den baos
lae spele in Spanje,
J'eb aolebei de groetenisse van
Jikkemien en
je goeie vriend,
I.
In de eerste helft der 16de eeuw
en ook vele jaren vroeger was
Vlaanderen het rijkste en hierdoor
ook het belangrijkste der 17 Ne-
derlandsche gewesten. Handel, nij
verheid en scheepvaart waren tot
een bloei gekomen, die men elders
niet aantrof.
De tachtigjarige oorlog, welke
in Spanje nog genoemd wordt de
oorlog met Vlaanderen, heeft
langzaam maar zeker aan dien
welvaart een einde gemaakt. Hol
land en Zeeland hebben later de
plaats van Vlaanderen ingenomen.
Niet alleen op economisch ge
bied maar ook wat den godsdienst
betrof zijn Holland en Zeeland de
opvolgers geweest van Vlaande
ren. De Hervorming had zoo niet
het eerst dan toch zeker het
meest haar aanhangers in dit laat
ste gewest.
De geschiedenis der Reformatie
in ons land wordt dan ook eerst
recht verstaanbaar, als wij iets
weten van de kerkhervorming in
Vlaanderen. Hier ontving de her
vorming den eersten stoot, hier
stierven meer dan duizend marte
laren voor1 het geloof. Toen de
vervolging een oogenblik ophield,
werden hier de eerste synodes ge
houden en ijverden de meest be
roemde geloofspredikers, die de
oudste onzer belijdenisgeschriften
opstelden.
Het Calvinisme kreeg in Vlaan
deren meer aanhangers dan de
leer van Luther. Ook waren er
veel Doopsgezinden. Na de uit
spattingen der Wederdoopers, met
wie de Doopsgezinden onbillijk
werden verward, werden de laat-
sten het moeilijk gemaakt, soms
ook vervolgd.
De Doopsgezinde gemeente te
Aardenburg is de eenigste, die in
deze streek is overgebleven.
Door het verbond der edelen,
die aan de landvoogdes verzach
ting der zoogen. bloedplakaten
vroegen, werden de Hervormden
wat vrijmoediger en begonnen ha-
gepreeken te houden. Verscheide
ne geestelijken, zoowel monniken
als priesters, gingen tot de nieuwe
leer over. De bekende beelden
storm was een der voornaamste
redenen waarom Alva door koning
Filips naar de Nederlanden werd
gezonden. Vielen vluchtten het
land uit. Uit Vlaanderen en Zee
land staken zij de zee over naar
Engeland. Voor 't ander deel van
Nederland waren Emden en We
zel toevluchtsoorden.
Na April 1572 wist een groot
deel van Zeeland en van Holland
zich van 't Spaansche juk te ver
lossen. Hier werd dus de Her
vormde godsdienst gevestigd. In
Vlaanderen kwam voor de Her
vormden meer vrijheid na de Pa
cificatie of Bevrediging in 1576 te
Gent gesloten. Spoedig begonnen
zij openlijk hun samenkomsten te
houden. Na het sluiten van de
Godsdienstvrede in 1578 en het
toetreden van Brugge, Gent, Iepe
ren en Antwerpen tot de Unie van
Utrecht was er niets meer in
Vlaanderen, dat de uitbreiding der
Hervorming belemmerde. Deze
nam zelfs zoo toe, dat de Her
vormden in de meerderheid kwa
men. Daar zij zich ook van het
burgerlijk bestuur meester maak
ten, werden zij op hun beurt ver
volgers, zeer tegen den zin van
den Prins van Oranje, die eenvou
dig voor roomsch en onroomsch
geloofsvrijheid wenschte. Hij was
in dit opzicht zijn tijd ver vooruit.
Het uitoefenen van den Room-
schen godsdienst werd zoo goed
als overal verboden met 't gevolg
dat de geestelijkheid en vele
strenge Roomschen elders een
woonplaats zochten. Wie iets voor
de nieuwe leer voelde, ging er nu
openlijk toe over. Zoo deed ook
b.v. Joris de Vrieze, de laatste
pastoor van St. Kruis en hij werd
de eerste Hervormde predikant in
dezelfde gemeente.
Nergens in 't kwartier van
Brugge, ja bijkans in geheel Vlaan
deren, dan alleen te Kortrijk, Mid
delburg in Vlaanderen en te Mal-
degem werd de volledige Room-
sche dienst en predikatie gehou
den. Toen later de Spaansche
landvoogd Parma b.v, de steden
Doornik en Nieuwpoort veroverde
was hier de Roomsche godsdienst
geheel verdwenen.
Niet alleen in de steden maar
ook in elk dorp werd een Her
vormde gemeente gesticht. Er
werd een kerkeraad gekozen, zoo
mogelijk een predikant beroepen
en een koster en schoolmeester
aangesteld.
Daar het tegenwoordige Weste
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen destijds
tot Vlaanderen behoorde, werd
deze streek ook geheel Hervormd.
De Hervormde gemeente te Sluis
was de oudste en spoedig ook de
grootste der omgeving. Zij werd
later bediend door twee predikan
ten. Den 14den October 1578 wer
den de eerste kerkeraadsleden ge
kozen. Eveneens ontstonden er
Hervormde gemeenten te Oost
burg, Aardenburg, Kadzand, Groe-
de, Breskens, St. Kruis en Schoon-
dijke (niet 't tegenwoordige). Van
elk dezer gemeenten zullen wij
niet de eerste predikant noemen,
daar het wel eens gebeurde, dat
de predikant, die de gemeente had
beroepen en soms dienst had laten
doen, niet door de classis werd
toegelaten als zijnde onbekwaam
of hebbende geen onberispelijk le
vensgedrag.
Door brandenden ijver verteerd
waren er onkundigen, die zich met
't prediken inlieten, maar hiertoe
niet bekwaam waren. Zij werden
loopers of sluipers genoemd.
De kerkelijke besturen zorgden
er voor, dat zulke onordelijke in
dringers niet op den kansel kwa
men. Alleen zij werden tot den
Heiligen Dienst toegelaten, die
door her^ waren geëxamineerd,
een of meer proefpredikaties had
den gehouden en een wettige aan
stelling van een kerkeraad had
den.
(Wordt vervolgd),
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
No. 77.
W. LENTE, Middelburg.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
In bovenstaanden stand kan Wit
als lokzet spelen 3329! Indien
Zwart nu zou vervolgen door 27—
31 Wit 37—32 Zwart 31—36 Wit
4137, Tracht Zwart nu de dam-
lijn te bereiken door 3641? dan
kan Wit als volgt winnen.
1. 28—22
17X28
2. 32X23
41X43
3. 25—20
14X34
4. 23X10
34X23
5. 10X49
op 2631
6. 49X16
31—37
7. 16—38
12—17
8. 38—15
Wit blijft nu
op deze lijn tot dat
de Zwarte schijf op 41 aankomt en
Wit wint door 15—47!
Probleem No. 72
W. LENTE.
Zwart: 2, 8, 9, 13, 15/19 en dam
men op 1 en 20.
Wit: 28/30, 33/35 Wit: 28/30,
33/35, 37, 42/45, 50 en dam op 36.
Wit wint door: 3622; 2823;
30—25; 37—31, 31X11; 50-^4, 45
X34; 35X24, 25X1 en wint
Probleem No. 73.
heerscht het verstand. Zij denkt
niet helder en is tegen een snel
denktempo niet opgewassen.
Lichtgeraakt, onrustig en niet ge
lijkmatig van stemming. Er is een
drang tot uitbeelden, tot aan
schouwelijk maken in haar aan
wezig. Zij bezit waarnemingsver
mogen, aanpassingsvermogen en
verbeeldingskracht, is onderne
mend, en onbevangen, zakelijk
enthousiasme. Wil gaarne de
plaats innemen, die haar toekomt.
Strijdlustige neigingen.
In 't kort: Een flinke werkzame
degelijke vrouw die men niet te
na mag komen, noch over het 't
hoofd zien, maar die toch ook
weer in geen geval als onaan
genaam en ongevoelig kan en mag
bestempeld worden.
t
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat air
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. Dn
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Ir. W. VRIJLAND.
Zwart: 8, 9, 10, 14, 16, 18, 23, 29,
35.
Wit: 27, 31, 32, 34, 38, 39, 41, 44,
45.
Wit wint door: 2721; 4540;
39X19; 32—28; 34X5. Naspel
Zwart gedw.: 32—38); 5—37; (38
43); 37—48 (4349); 48—30 (35X
24); 40—35 (49X 40); 35X44 e*
wint.
No. 78.
Ir. .W. VRIJLAND.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
In bovenstaand probleem wint
Wint door: 34—29 (27X36J; 26—
21 (17X26); 25—20! (15X33); 39X
10. Het eindspel dat nu ontstaat is
onze volle aandacht waard.
Zwart 26—31); 37X26 (36—41);
42—37 (41X32); 10—5 dam (32
38); 5—37!! (35—40); 44X35 (38
43); 3728!!! en wint op 4348
volgt 2837 en op 4349 laat Wit
2844 volgen.
Dit probleem dat we aantroffen
in de Terneuz. Cour. van den
Dortschen problemist waarvooral
het eindspel schitterend in ver
werkt is.
Een keurig staaltje van pro
bleemkunst!
„Wat doen die mensen toch
vreemd klaagden in de nacht
van 3 op 4 October de uren tot
hun bet-overgrover-grootvader
Tijd. „Waarom worden- we in de
maand van oma Mei naar voren
geschoven en in de maand van opa
October weer teruggebracht op
onze oude plaats Waarom doen
de mensen dit toch
De oude Tijd, die anders heel
niet dom was, wist op de vraag
der uren geen antwoord te geven.
Daarom haalde hij alléén de schou
ders op en zei zuchtend: „Ach, ja,
't gaat nü in de wereld wat
vreemd toe
Toen zwegen ook de uren en
gingen rustig voort.
Maar niet alleen de uren, neen,
óók de wijzers van een dorpskerk
klok klaagden: „Waarom laten de
mensen ons toch niet met rust
Waarom moesten we nu weer ach
teruit gezet worden, terwijl we, in
de tijd, toen de jonge uilen en
kraaien in onze toren werden ge
boren, een héél uur naar voren
werden geschoven
„Omdat het toen „Zomertijd"
werd kraste een oude, wijze uil,
die reeds zo héél lang in de kerk
toren woonde,
,„En nu zijn jullie weer op de
oude plaats teruggebracht, ómdat
nü de „Wintertijd" is aangebro
ken.
„Vreemd, heel vreemd springen
dan die mensen met ons om", zei
een der wijzers, die juist tusschen
de 8 en 9 stond. Daarom hoorde
dan ook de wijze uil zijn gemop
per niet, want 't sloeg toen juist
half negen. Doch ook de mussen
en de andere vogels, die op dit
uur' meestal broodkruimels kregen,
sjilpten, piepten en kwetterden
over iets, dat zij vreemd vonden.
Zij zaten op het platte dak, bo
ven de serre van een der villa s,
in de nabijheid der dorpskerk,
wachtende op het brood, dat elke
morgen, op 't zelfde uur, door een
dierenvriendin voor hen op 't plat
werd neergestrooid.
En die morgen was 't ook Zon
dag Dan kregen de vogels, met
het brood, stukjes koek en heel
fijn gesneden kaaskorstjes. Maar
hoe kwam het nu toch, dat die
vriendelijke dame, die zij allen
reeds heel de zomer stipt op de
zelfde tijd zagen komen, er nu nog
niet was En 't was toch al zo
laat De torenklok had reeds lang
geslagen
Was nu de wijze uil er maar ge
weest, om de vogels te vertellen
over de Wintertijd, die juist die
nacht was aangebroken, dan zou
den de vogeltjes zich minder be
zorgd gemaakt hebben over hun
vriendin. Doch de wijze uil sliep
reeds rustig in de kerktoren, want
van daglicht houden uilen hele
maal niet.
Daarom sjilpte dan ook weer
een der mussen tegen een merel:
„Nog nooit, zo lang ik hier op het
plat kom, kwam ons ontbijt zó
laat. Nou, en dat is al héél lang,
hoor 'k Kon toen pas vliegen..'1
„Misschien in onze vriendin ziek",
floot de merel zacht en enigszins
droef.
,,'k Hoop, dat ze niet ziek is",
sjilpte de mus. „Ze is zo goed voor
alle dieren.En vooral voor ons
vogels.
„Maar 't is wèl wat vreemd van
daag", viel luid kwetterend een
spreeuw in. „Want de kerkklok
ken heb ik óók nog niet horen lui
den. En op de dag, als de boeren
niet op de akkers werken en een
mooie jas dragen en ze allemaal
de grote kerkdeur binnengaan,
hoor je de klokken altijd. Als dan
de klokken luiden, komt onze
vriendin met ons maal
De mussen begonnen juist weer
over het lange wachten te sjilpen,
toen een bonte kraai op het plat
neerstreek.
„Wel, wel, zitten jullie nü al op
't brood te wachten kraste zij
wat spottend. „Jullie zijn vandaag
toch véél te vroeg
,,'t Is niets, hoor We zijn hier
op de gewone tijd sjilpte een
brutale mus.
„Maar 't is toch vandaag de
dag, dat...." begon de kraai.
„Ja, dat we, bij ons brood, nog
ander lekkers krijgen", viel de
mus in. „Nou, en dat weten we
zelf ook wel, hoor
„Houdt toch eens je snaveltje,
jou brutaaltje," hernam de kraai.
„Luister liever naar mij...." En
daarna begon zij tot de vogels:
„Jullie zijn misschien nog te jong
om te weten, dat in deze nacht de
Wintertijd is aangebroken, en dat,
wat de mensen „Zomertijd" noe
men, deze nacht is veranderd in
„Wintertijd
,,'t Is helemaal nog geen win
ter viel de brutale mus in. „Mijn
opa, die al dood is, heeft zelf eens
aan me verteld, dat, als 't winter
is, alle bomen kaal zijn, die heb
ben dan helemaal geen blaadjes
meer.
„Dat behoef je mij, oude kraai,
niet te vertellen", kraste de vogel,
„Maar wees nu stil, en laat me
uitspreken, wijsneus
Toen zweeg de mus, en de kraai
ging voort: „Als in de lente de
„Zomertijd" aanbreekt, zetten de
mensen de wijzers van hun klok
ken een héél uur vooruit. Wat vier
uur was, wordt dan vijf uur. Dit
blijft dan zó, totdat de „Winter
tijd"1 is gekomen. Want dan gaan
de wijzers van alle klokken weer
naar hun oude plaats terug, en zo
wordt dan, wat in de „Zomertijd"
vijf uur was, nu weer vier uur. En
daarom zijn dan ook vannacht de
wijzers van de torenklok een heel
uur achteruit gezet. Jullie hebt ze
ker nog niet naar die klok geke
ken, hè Kijk dan maar, en je zult
zien.
Alle vogels richtten hun kraal
oogjes op de klok
„O, 't is waar we zijn vandaag
véél te vroeg hier floot een me
rel, die geleerd had op de klok te
kijken, ,,'t Is pas half negen."
Neen, zó iets vreemds hadden
de vogels, die in dit jaar uit het
ei waren gekomen, nog niet mee
gemaakt
„Maar waarom luiden vandaag
dan de klokken in de kerktoren
ook niet vroeg een jonge
spreeuw.
„Omdat de klokken pas begin
nen te luiden, als de wijzers van
de torenklok op half tien staan",
legde de kraai uit.
„Ach ja, en 't is nu pas half ne
gen, heeft nichtje merel zo juist
gezegd," kwetterde, wat verlegen
over zijn domheid, de spreeuw.
Ja, nu begrepen ook pas de vo
gels, waarom hun vriendin van
daag zo laat met hun ontbijt
kwam.
„Gelukkig dat ze niet ziek is
sjilpten, floten, en kwetterden de
zo ongeduldig wachtende vogels.
Alléén twee van hen, die reeds
tweemaal de „Wintertijd" hadden
meegemaakt en dus wel moesten
weten, dat dan, op een nacht, de
wijzers van alle klokken een uur
achteruit worden gezet, vlogen
van het plat naar het bos, omdat
zij zich over hun domheid
schaamden voor de jonge vogels,
die al wachtende, hapten naar de
voorbijvliegende insecten.
Majar eindelijk werd hun ge
duld toch beloond Want nauwe
lijks hoorden zij het luiden der
kerkklokken, of de vriendelijke
dame verscheen op het plat, en zij
onthaalde haar gevleugelde
vriendjes op, wat vogels lekker
vinden: brood, koek en stukjes fijn
gesneden kaas en ham
Dankbaar sjilpten toen de mus
sen; vrolijk klonk het spreeuwen-
gekwetter; en héél mooi was op
die herfstmorgen het gefluit der
vogels. En de oude kraai in de
kerktoren kraste druk, tegen de
hem slaperig aanhorende uilen,
over de kleine vogels, die-zo-héél-
dom waren en niet begrepen, dat
die nacht de „Wintertijd" was
aangebroken en dus de wijzers van
de kerkklok e'en heel uur achter
uit waren gezet, zoals met alle
klokken was gebeurd.
Marleentje zit zoetjes daar;
Ze speelt wat met haar poppen.
En plots'ling denkt de kleine guit:
,,'k Ga Moedertje eens foppen
Ze loopt heel stil de kamer uit,
De trap op, zacht naar boven.
Op zolder staat een oude kist;
Die moet er aan geloven
Vlug open gaat de oude kist.
Marleentje is aan 't zoeken,
Zij haalt van alles voor de dag:
Japonnen, hoeden doeken....
Ons meiske heeft al keus gemaakt,
Ziezo, metéén verkleden
De jurk vlug aan, het doekje om,
Dan gaat ze naar beneden.
Maar eerst wil toch Mareentje zo
Eens in de spiegel kijken;
Want, weet je, onze kleine meid
Wil graag op Oma lijken
Nu, 't lijkt precies, Marleentje zelf
Vindt het ten minste prachtig
Die lange jurk, die zwarte hoed
Staan lang niet kinderachtig
Dan vlug naar Moeder. Klop,
klop, klop
„Toe, doe de deur eens open
'k Ben Oma en ik ben maar zo
Eens bij je opgelopen
„Hè, dat is leuk zegt Moes
verrast.
„Dag, Oma komt u binnen
'k Heb juist de thee gezet, U
Metéén er aan beginnen
Gaat u maar zitten in die stoel.
'k Zal 't U gemak'lijk maken
Eet u gerust een koekje, toe
Dat zal U heus wel smaken
Marleentje lacht; ze vindt het fijn,
Dat Moes zo leuk kan spelen.
Neen, met zó'n Moes heb je je
nooit
Maar even te vervelen
Marleentje vraagt: „Zeg, Moes,
lijk 'k heus
Op Oma wel een beetje
Moes lacht en zegt: „Precies,
alleen
Ben jij wat jonger, weet je