HONIG's VERPAKTE VERMICELLI Bijzonder goed van kwaliteit DE GOUDEN RAT KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 6 OCTOBER 1936. u.c. Het nationaal-socialisme toch export-artikel. De nieuwe verkeersregelen. No. 236. nu tijdelijk 3 pakken voor 15 et. Elke prijsverhooging is geen prijsopdrijving. ilDGELBURG. Nieuwe en verdwijnende straatnamen. ZEEPPOEDER Onze Berlijnsche correspondent schrijft ons: Het merkwaardige (of misschien ook volstrekt niet zoo merkwaardige) geval doet zich voor, dat, terwijl de in geheele wereld gevaarlijke brandhaarden op vlammen en spanningen toenemen, in Duitschland, althans oppervlakkig ge zien, een weldadige en tot op zekere hoogte bevreemdende rust heerscht, en men het gevoel heeft, op een eiland des vredes te leven. Wij weten wel, dat het lang niet al len Duitschers, vooral materieel gezien, goed gaat; dat voorspoed slechts dat deel van het volk doormaakt, dat thans dicht bij het vuur zit, tot de door de heerschende partij uitverkorenen be hoort en hetzij in goede baantjes, hetzij door voorkeur bij leveranties (vookal voor de weermacht in het bouwbedrijf en in het algemeen in den vertroetelden landbouw waarlijk geen reden tot kla gen heeft. Wij weten ook, dat het ande re groepen en die vormen wel een aanzienlijke meerderheid heelemaal niet goed gaat, en dat er hard gemop perd wordt in kringen, die vroeger te vreden waren. Dit alles en veel meer weten we. We zitten er met onze neu zen op en het behoort tot ons beroep, ooren en oogen open te houden. En willen we het niet bij uiterlijkhe den laten, dan weten we ook (tenminste zoo ongeveer, want hier in het Derde Rijk moet naar veel geraden worden!) hoe weinig rooskleurig het er met de duiten van den Staat uitziet, en welk een jammerkreet feitelijk het nieuwe „vierjarenprogramma" is, dat onlangs in Neurenberg is aangekondigd en dat het meest klassieke voorbeeld is van het gezegde, dat men ,,van den nood een deugd maakt". Maar dit alles en nog veel meer ver andert niets aan het onloochenbare feit, dat het voor de overgroote massa's der bevolking een ware weldaad is, zich be wust te zijn, dat hier geen klassenstrijd heerscht, niet gestaakt, niet gevochten niet opgehitst, niet geschoten, gemoord en gebrandsticht maar integendeel feest gevierd wordt. Wij zijn geen vriend van dit altijd maar weer feesten vieren in het Nieuwe Duitschland. Voor ons gevoel is hier een overmaat aart „geestdrift", „gejubel1" en „niet-eindi- gen-willend applaus" (deze laatste schoone uitdrukking is een letterlijke vertaling uit duizend en één Duitsche krantenberichten). Wij zien deze jubel feesten als een teveel, als „Ueberorga- nisation", als geestdrirt-op-commando en geestdrift-in-'t-gelid. Maar zien we over de grenzen heen, dan zeggen we toch in alle eerlijkheid: liever wat te veel aan feeststemming, dan ook maar één rampzalig schot in éénigen burger oorlog. En dat moet men den Duitschen, zoozeer gehaten „nazis" toegeven: zij hebben (hoe lang het duren zal, weet niemand; maar wij vermoeden: lang!) hun en hun volk vrede gebracht, en dat wordt niet verkleind door de zeker te verwachten opmerking, dat het een gecommandeerde vrede is. Men moge dan een voorbeeld in de geschiedenis onzer dagen noemen, dat het gelukt is, met andere middelen dan staatsdwang den sociale vrede te bereiken. Wij waarnemers in Duitschland zijn het er in deze laatste, uiterst leerrijke jaren wel over eens geworden, dat hoe ook deze sociale vrede met sterke hand in eenig ander land het beste bereikt mo ge worden, de ervaring dan toch maar U'r het Engelich v*g CAifip ÖHS6 39). Graves was er van overtuigd, dat Grafton naar de Russische wateren zou koers zetten en zijn assistent Hardy was het met hem eens. „Dat wil dus zeggen, of naar de Oost zee, of naar de Zwarte Zee. Het laatste zou beteekenen dat hi] door de Darda- nellen moest en het is zeer onwaarschijn lijk, dat hij dat zou wagen; daarom zal Leningrad wel zijn doel zijn. Ik geloof, dat wij het beste zoo gauw mogelijk naar de Oostzeekust kunnen varen", opperde Graves. „Heeft u een nauwkeurige beschrijving van de Emerald?" vroeg de comman dant. „Neen, mijnheer, maar ik ben er aan boord geweest en kan u wel vertellen, hoe zij er uit ziet. Nog beter, als u mij papier en potlood verschaft, zal ik een schets van haar maken. Het feit, dat de Hoofd-inspecffeur uit stekend kon teekenen, was hem herhaal delijk van dienst geweest bij zijn werk. Ditmaal maakte hij een zeer duidelijke teekening van het jacht en Carruthers knikte goedkeurend. „Ik zou haar overal herkennen, Het lijkt me een mooie boot." „Ja, en ze heeft mooie machines ook. Ik zou haar graag grondig doorzocht geleerd heeft dat er wegen zijn om dit ideaal te benaderen, dat er staten zijn, die in deze woelige en bloedige tijden ons als rustpunten voorkomen, en dat in die staten waar te nemen is, dat een betere vorm van volksgemeenschap na een overgangsperiode van zich-ge- knecht-voelen niet ongaarne aanvaard wordt en in groote lijnen gezien tot stemmingen voert, die als voorbeeld voor andere staten kunnen strekken. Zulke observaties mogen niet aanlei ding worden tot verkeerde gevolgtrek kingen. Dat bepaalde volken tot groo- ter stabiliteit en tot een zekere impo- neerende inwendige harmonie gekomen zijn langs wegen, die voor hen bijzonder geschikt blijken, beteekent volstrekt niet, dat deze methodes voor andere volken ook maar een overweging waard zouden zijn. Het is belangwekkend, dat het Duit sche nationaal-socialisme oorspronkelijk dat standpunt óók heeft ingenomen en pas in den allerlaatsten tijd tot het pro- pageeren van een andere opvatting schijnt gekomen te zijn. Al houdt men dan met een zekere .krampachtigheid aan de formule vast, die als vele zaken in het Derde Rijk uit Rome geïmpor teerd is en het eerst is gebruikt in een interview, dat Mussolini kort voor 1933 met den toenmaligen hoofdredacteur van het „Berliner Tageblatt" Theodor Wolff gehad heeft, dat „fascisme (na tionaal-socialisme) geen exportartikel" is. Vooral na alles wat op het jongste congres in Neurenberg te zien en te hooren geweest is, moet men eerlijk heidshalve constateeren, dat een stre ven van het Derde Rijk om zijn ideëen en zijn zoogenaamde wereldbeschou wing buiten de grenzen levensvatbaar te maken, niet meer weg te praten is. Berlijn streeft zeer zichtbaar naar een aaneensluiting van autoritaire staten, en propageert dit autoritaire stelsel overal, waar men meent een mogelijk heid te zien, dat het in de toekomst kan worden doorgezet. Het doet dit welis waar niet zoo onomwonden als zijn te genvoeter in de ideologie te Moskou, met de leer van het internationale com munisme. Maar het ziet er toch met den dag meer naar uit, alsof er een streven is in staten als Duitschland én Italië, om tot een internationaal fascis me te komen. En het is begrijpelijk, dat in staten op democratischen grondslag dit streven wordt opgemerkt en een „derde" actie ontstaat, die ten doel heeft, er op te wijzen, dat men „er ook nog is en dat het niet aangaat, waar de twee uiterste groepen elkaar in de haren willen vliegen, de groote en klei ne democratiëen eenvoudig als „niet meer aanwezig" of „niet meer de ver melding waard" te beschouwen. Van Duitschland uit gezien, is deze ontwikkeling zoo overduidelijk, dat men er niet het zwijgen toe doen mag. Er moet op gewezen worden, dat het tel kens weer herhalen van de ontkenning, dat het fascisme als exportartikel be doeld zou zijn, niet meer bijzonder over tuigend is, en dat men er verstandig aan doet, Berlijn als toekomstige centrale (naast Rome?) van een internationale fascistische beweging te zien, die tege lijkertijd anti-bolsjewistisch en anti-de mocratisch is. hebben toen ik aan boord was. Jammer genoeg had ik geen volmacht en kon mijn menschen slechts een oppervlakkig onderzoek laten instellen, dus was het onmogelijk de boot nauwkeurig te bekij ken." „Wat dacht u dan te vinden?" „Wel er waren een paar dingen, die er op wezen, dat ze wel eens van ge schut voorzien kan zijn." „Dus een van die geheimzinnige sche pen, die de zeeën onveilig maken?" „Een geheimzinnig schip is het zeker", zei de inspecteur op drogen toon. „Als ze bewapend is, zullen we er des te meer pleizier van beleven. Het is zoo lang geleden, dat ik een schermutseling mee gemaakt heb, dat ik bijna vergeten ben, wat dat voor sensatie geeft". „U schijnt anders wel uw aandeel in den oorlog gehad te hebben, comman dant zei Hardy, met een bewonderen- f/1 °P hntjes van den marine officier. „En allemaal de moeite waard, hoor!" vervolgde hij, „niet van die aar dige dingetjes van vreemde mogendhe den, die niets te beteekenen hebben." Het schip trilde lichtelijk, terwijl zij met groote snelheid voortstoomden. Gra ves en Hardy zaten lui in de officiers kajuit en genoten van hun pijp, toen een sein naar beneden kwam om hun te zeggen, dat de kapitein liet vragen, of zij aan dek wilden komen, Carruthers wenkte hen bij hem op de brug te ko men en wees met zijn vinger naar een schip dichtbij de kust. „Het heeft er veel van of dat uw jacht is", zei hij. „Kijk eens eventjes door den Radio-rede van den minister van waterstaat. De minister van waterstaat, ir. Van Lidth de Jeude heeft gisteravond voor de radio een rede gehouden over het gewij zigde motor- en rijwielreglement, waar omtrent wij het voornaamste in ons num mer van gisteren hebben gemeld. Uit den aard der zaak bevatte de toe spraak geen nieuws van feitelijken aard meer. Slechts op een tweetal zaken wil len wij hier nogmaals, in de toelichtende bewoordingen van den ministerde aan dacht vestigen, n.l. die der al- of ni®*" verlichting van stilstaande motorrijtui- gen in bebouwde kommen en die dei achterverlichting van rijwielen. Ten aanzien van de eerste kwestie zeide de spr.: Een verbetering is, dat in bebouwde kommen stilstaande motorrijtuigen, zich bevindende binnen een afstand van 30 m van een ontstoken lichtpunt, behoo- rende tot de openbare verlichting, geen lichten behoeven te voeren. Van dit voorschrift kan door plaatselijke veror deningen niet worden afgeweken, zoo dat de zeer uiteenloopende voorschriften in verschillende plaatsen, die den auto mobilist veel last bezorgden, door deze bepaling komen te vervallen. Verblindende lichten zijn niet veroor loofd in bebouwde kommen, door kunst licht verlicht en ook niet op wegen, daarvoor in verband met een goede kunstverlichting door kenteekenen aan gegeven. Ten aanzien van de tweede: Door de automobilisten zal met vol doening worden vernomen, dat van 1 Januari 1938 af rijwielen moeten voor zien zijn van een rood achterlicht met goedgekeurde reflector. Hoewel het wit te spatbord met reflector goede diensten bewijst en dan ook gehandhaafd blijft, wordt vermeend, dat terwille van de vei ligheid van den wielrijder het roode achterlicht, dat thans weinig kosten met zich brengt, niet mag ontbreken. Indien het hapert, zal het witte spatbord met goedgekeurden reflector goede diensten bewijzen. De minister besloot zijn rede tenslotte als volgt: „Ik wil deze uiteenzetting niet beslui ten, zonder nogmaals met den meesten nadruk er op te hebben gewezen, dat zelfs door de meest voortreffelijke voor schriften de veiligheid op den weg niet voldoende verzekerd wordt, indien de weggebruikers daartoe niet medewer ken, ook al wordt het toezicht op de na leving dier voorschriften uitgebreid en verscherpt, zooals in de bedoeling ligt. Overtredingen gelden niet alleen de wettelijke voorschriften, doch tevens de eischen van wellevendheid op den weg, die niet of slechts ten deelë in wetsarti kelen te omschrijven zijn, die elke weg gebruiker behoort in acht te nemen, doch die niet door eiken weggebruiker nage leefd worden. Men behoeft slechts te let ten op het onheilspellend aantal ver keersongevallen, welke te wijten zijn aan fouten van bestuurders van vervoermid delen, om de groote verantwoordelijk heid te beseffen, die elkeen persoonlijk draagt voor eigen en anderer leven. Door opleiding en opvoeding van den weggebruiker moet meer en meer door dringen, dat langs den weg slechts geldt één stelregel: „betracht steeds de uiter ste waakzaamheid". Ik moge een beroep doen op de mede praat—MMW1IMIWI— II 11 I II I I III 11 y-ë kijker." Graves keek en knikte toen bevesti gend. „U heeft gelijk dat is de „Emerald", maar ik begrijp niet waarom zij hier is", zei hij, „Grafton is een man, die onverwachte dingen doet", zei Hardy. „Daar heb je gelijk aan, Hardy", stem de Graves toe, „maar ik begrijp toch niet wat zij hier uitvoert." „Waarschijnlijk vond Grafton dat de Zuidkust beter geschikt was voor het aan boord gaan van zijn gevangenen, 't Lag voor de hand, dat wij zouden den ken, dat hij ze naar de Oostkust zou brengen. In elk geval is dat de „Emer ald". Nu moeten we haar zien te pakken te krijgen." H.M.S. „Shirke" stoomde met volle kracht verder en Carruthers slaakte een kreet van voldoening, toen hij de „Emer ald" den steven zag wenden en snel om draaien. Het rookgordijn viel en de drie mannen op de brug vloekten zachtjes. „Heb ik het niet gezegd? Grafton is verduiveld slim", riep Hardy triomfan telijk. „Zou hij weg weten te komen?" vroeg Graves bezorgd 'aan den commandant. „Ik weet het niet. Uw veronderstel ling, dat het jacht zeer snel is, lijkt mij volkomen juist. En zij is nog tamelijk ver van ons verwijderd. Maar we zullen ons best doen", klonk het opgewekte antwoord. Er was geen vleugje wind en de zwa re rookwolken verspreidden zich nauwe lijks, zoodat zij langen tijd het uitzicht jerking van alle weggebruikers in Ne derland tot stipte naleving van de ge schreven en ongeschreven regelen voor een ordelijk verkeer. Slechts dan is het ideaal van veilig en vrij verkeer bereik baar." belemmerden. De „Shrike" kwam steeds nader, doch het duurde eenigen tijd voordat er een einde kwam aan de onze kerheid van den hoofdinspecteur. De torpedojager drong door den rook heen en tot groote teleurstelling van Graves bleek de „Emerald" verdwenen te zijn. Zij zochten met den kijkerzorgvuldig den horizon af, doch konden haar niet ontdekken en Graves mopperde van te leurstelling. Er werd naar de machine kamer geseind de turbines stop te zet ten, terwijl overwogen werd wat nu ge daan moest worden. „Grafton zal vast en zeker naar het Westen koers zetten", zei de hoofdin specteur. „Hij zal denken, dat u dat denkt en het niet doen", meende Hardy, maar de com mandant was het met Graves eens. „De inspecteur heeft waarschijnlijk gelijk. Ik geloof ook, dat zij een Weste lijke koers zullen volgen. Maar natuur lijk kunnen we er slechts naar raden. In het Oosten zou Dungeness haar verber gen en in het Westen Beachy Head. Zij is lang niet mis, te oordeelen naar de snelheid waarmee ze verdwenen is en ik zou haar wel eens graag van binnen be kijken." „Ik ook", gromde Graves. Na verder overleg werd besloten met een snelheid van ongeveer zestien knoo- pen naar Portsmouth te stoomen, toen een matroos een draadloos bericht voor den hoofdinspecteur kwam brengen. Het was van sir Charles Travers en gaf or der zoo snel mogelijk naar Portsmouth terug te keeren. De commandant ontving HHHSM&r ingediend, maar de schade welke de winkelier als gevolg van de ongegronde klacht ondervond, is daarmede niet goedgemaakt. (Ingez. Med.) eveneens bevel, van den opperbevelheb ber te Portsmouth, om terug te keeren en aan de kade te meren, die de „Shri ke" pas verlaten had. Toen Graves het bericht voor sergeant Hardy herhaalde, begon deze zachtjes te grinniken. „Ik dacht wel, dat de oude er zich niet buiten zou kunnen houden", merkte hij tegen Graves op. „Het zou mij niets spijten als hij mee ging. Voor zoo ver ik het beoordeelen kan, kon het wel eens heet toegaan en hij kan beter de verantwoordelijkheid dragen dan ik." De commandant had onmiddellijk or ders gegeven om met volle kracht voor uit te gaan, maar bleef niet aan dek, doch voegde zich bij de anderen in de kajuit om thee te drinken. De toestand werd vol animo besproken en Graves was ten zeerste verbaasd, toen men hem meedeelde dat Spithead in zicht was. Zij hadden geen nadere draadlooze berich ten ontvangen, doch toen zij aan de kade aanlegden, verbaasde het Graves in het geheel niet, den hoofdcommissaris daar te zien, die met den opperbevelhebber stond te praten. De loopplank werd uit gelegd en beiden kwamen aanboord, waarna zij onmiddellijk naar beneden gingen, daar men het niet wenschelijk achtte, de aandacht te vestigen op het feit, dat twee zulke hooggeplaatste amb tenaren, zich aan boord van den torpe dojager bevonden, (Wordt vervolgd). (Ingez. Med.) Nadat in de afgeloopen dagen de hoofdbesturen van de drie Nederland- sche middenstandsbonden zich tot hun leden hebben gewend om medewerking te verleenen bij het tegengaan van prijs opdrijving, achten de hoofdbesturen het, in verband met den ingetreden toestand, gewenscht, thans eenige nadere mede- deelingen tot het publiek te richten. Het is in de afgeloopen dagen wel eens voorgekomen, dat het publiek te recht, maar ook veelal ten onrechte, be zwaar heeft gemaakt tegen prijsverhoo- gingen, welke in winkels hebben plaats gehad. Er is voor de middenstandsbonden uiteraard geen enkele aanleiding om 't publiek te vragen, verder niet meer toe te zien op eventueele prijsopdrijving. Wel echter is er alle aanleiding om dui delijk te maken, dat niet elke prijsver hooging prijsopdrijving mag worden ge noemd en vervolgens, dat het uitermate gewenscht is, edat het publiek, omdat de goede naam van den winkelier dikwijls op het spel staat, met onderscheid oor deelt. Immers, niet elke prijsverhooging is prijsopdrijving, Door de waardedaling, van den gulden is elke import duurder geworden, hetgeen beteekent, dat de goederen, welke geheel of ten deele uit het buitenland komen, hier te lande in meer of minder mate in prijs zullen moe ten worden verhoogd. De winkelier zal daarmede rekening hebben te houden, ook met betrekking tot zijn aanwezigen voorraad. Zou hij den bestaanden voorraad opruimen tegen de voor hem geldende prijzen, dan komt het in de meeste gevallen hierop neer, dat hij niet voldoende geld ontvangt, om straks tegen de hoogere prijzen een zelfden normalen voorraad aan te koo- pen. Wil de winkelier verzekerd zijn van den geregelden voortgang van zijn zaak, dan moet hij reeds nu rekening gaan houden met den hooger geworden in koopprijs, ook wanneer deze eerst straks zijn invloed doet gelden. Een tweede moeilijkheid is deze, dat de prijszetting van den winkelier bijna steeds afhankelijk is van de prijszetting van grossier of fabrikant De winkelier timmert echter met zijn prijzen aan den weg. De prijzen van grossier en fabri kant zijn voor het publiek onzichtbaar. Prijsstijging merkt het publiek alleen in den winkel. Het is geneigd, daartegen onmiddellijk te protesteeren, want het weet niet, dat de winkelier practisch toi die prijsverhooging is gedwongen, omdat zijn inkoopprijzen zijn verhoogd. De besturen van de drie Nederland- sche middenstandsbonden verzoeken het publiek, met een en andere rekening te willen houden,. Gevallen waarin kennelijk van prijs- opdrijving sprake is, brenge men onmiddellijk aan bij de bevoegde auto riteiten. Bij het beoordeelen van prijs- verhoogingen ga men rustig en met on derscheid te werk, opdat niet direct een blaam worde geworpen op den winke lier. Achteraf zou dan na onderzoek blijken, dat ten onrechte een klacht, is DE HEER LAERNOES BEDANKT OOK VOOR DE PARTIJ-FUNCTIES. Thans heeft de heer P, G. Laernoes, die, zooals bekend, te Middelburg in voorarrest zit, ook bedankt voor pen ningmeester van het Prov. Comité van anti-rev. kiesvereenigingen in Zeeland en voor voorzitter van de kiesvereeni- ging te Vlissingen. Het is nog niet bekend of de heer Laernoes ook zal bedanken als lid der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zeeuwsche Eilanden te Middel burg. De aanneming van de voorstellen tot verandering in de huisnummering en tot verleening van een crediet voor het aanbrengen van straatnamen, heeft B en W. aanleiding gegeven tot het ont werpen van een geheel nieuwe en her ziene lijst van straten enz in de gemeen te, zulks ter vervanging van de wijkin- deeling. De afwijkingen met vorige lijsten be- hooren te worden gesplitst in: a. geschrapte namen, b. toegevoegde namen, c. gewijzigde namen en d. wijzi gingen van enkele stadsgedeelten Geschrapt zijn o.a. de volgende na men: Beestenmarkt. Oorspronkelijk heette het plein, aan de samenvoeging van Gort straat en Gravenstraat gelegen, Oude Beestenmarkt, terwijl het plein vóór de Blindeninrichting Nieuwe Beestenmarkt heette. De Oude Beestenmarkt werd reeds spoedig ook met Varkensmarkt betiteld, welke naam in 1808 officieel werd be krachtigd, terwijl de Nieuwe Beesten markt in Beestenmarkt werd verdoopt. De officieele lijst van 1840, en vastge steld na tot standkoming van het kadas ter, spreekt van Kalvermarkt in plaats van Beestenmarkt. Het is derhalve lo gisch den laatstvermelden naam te schrappen. Ingang Bleek, welke naam reeds in

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5