VOOR DE JEUGD. o~u, ma ZEEUWSCHE KRONIEK. DAMMEN EN SCHAKEN. P Plf Mevrouw G. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van BRIEVEN PER POOT. MUIZENPRET. nae mien gedachten was 't kinc beter an goeie daeden as an aol- derleie mooie woorden. D'r is in d'n lesten tied nae mien meenege o zoo vee verdwene van 't innege 't mooie moèderlikke van vroeger Zou dat meschien komme, deurdat 'r over 't aolgemeen van 't waere vröuwelikke zoo vee verloren gieng Want wien za 't m'n tegen durve spreke, dat de vrouwen a dikkels vee vermannelikten As je oort en leest van groote gebeur tenissen op 't gebied van sport dan bin 't gemeenlienge vrouwen, die de gekke waereld nog 'n bitje meer op dfn ol briènge. Da spriengt, dat rent, da zwemt, da vliegt en dat ok a deur wuven mie guus. Gae noe je gank mè En zie ze mè is loope, die echte sport vrouwen. Dae zit niks gin vrouwe- liks meer an. 't Bin nèt kaerels bruun en grof en beeneg, mie stappen as dregonders en 'n paer oogen in d'r ood: nou Kom mè öp En as 't zoo deurgaet dan zienge de wuven op de zang ver- eenegen over ienkelde jaeren de bas-pertij. Ze spele nöe in 'n eelenboel gevallen a d' eeste fiole 'k Bin mè blieë, dat Jaonetje d'r nog een van d'n ouwe stempel is. Ze laet je artelik groete en dat doe ok je vriend, Jan de Smid IN OCTOBER 1597. De toeleg van den aarts hertog Albertus van Oos tenrijk om zich van Tho len door verraad meester te maken mislukt. Sinds 1577 was geheel Zeeland (Het tegenw. Z.-Vlaanderen be hoorde vroeger niet tot Zeeland, dit was eerst na 1814) van de Spanjaarden bevrijd. Herhaaldelijk heeft de vijand getracht in dit ge west weer vasten voet te krijgen. Vooral op Tholen, dat zoo dicht bij het vasteland lag, had hij het voorzien. Voor de andere Zeeuw- sche steden moest hij een sterke vloot hebben en daaraan ontbrak het hem. Op 17 September 1588 had Par ma weer een vergeefschen aanval op „de poort van Zeeland" ge daan. Nadat Prins Maurits in 1596 de verdedigingswerken van Tholen had uitgebreid was de kans van in name door den vijand nog minder- Daarom besloot Albertus van Oos tenrijk, de opvolger van Parma, geen geweld doch list te gebrui ken. Onder aanbieding van een groote som gelds wist hij twee •Staatsche ambtenaren te Tholen, n.l. Pieter Harinkman en Dirk van Sijpestein over te halen om de stad door verraad aan hem over te leveren. Het plan lekte uit, zoodat genoemde heeren werden gevan gen genomen en zij hun misdrijf met den dood moesten bekoopen. 17 OCTOBER 1830. De Belgen doen hun eer sten aanval in Zeeuwsch- Vlaanderen. Op 26 Augustus 1830 was in Brussel het oproer der Belgen los gebroken. Binnen twee maanden was het verspreid over bijna ge heel België. De Belgen trachtten Zeeuwsch-Vlaanderen voor hun zaak te winnen. Een ordelooze bende, aan wier hoofd een Brus- selsch geneesheer, de zoogenaam de kolonel Ernst Grégoire stond, bezocht 17 October Sas van Gent 20 October Axel en Terneuzen en 21 October Hulst. Toen trok hij naar het Westelijk deel naar IJzendijke en naar Oostburg. Uit de laatste plaats werd hij na een hevig gevecht verdreven met een verlies van 4 dooden en 1 gevan gene. De Belgen kwamen echter terug en wisten op 30 October Sluis en Aardenburg te bezetten Nu onder aanvoering van den burggraaf De Pontécoulant de den zij op den 31sten October weer een aanval op Oostburg, doch werden met groot verlies weer teruggeslagen. Bovendien werden zij genoodzaakt Sluis en op 6 November ook Aardenburg te verlaten. In het volgende jaar hebben Belgische troepen weer getracht Zeeuwsch-Vlaanderen te bezetten, 't geen hun niet gelukt is. 28 OCTOBER 1799. De Schotsche wolhandel te Veere vernietigd. Niettegenstaande de groote of fers, die het stadsbestuur van Middelburg zich getroostte om den Schotschen wolhandel tot zich te trekken, wist Maximiliaan van Bourgondië, die van 1541 tot zijn overlijden in 1558 Heer van Veere was, den wolstapel voor goed in deze stad te vestigen. Maximili aan was dan ook een man van grooten invloed. Hij was nl, admi raal en generaal-kapitein van de zee, stadhouder van Holland, Zee land en Utrecht. Verder was hij Heer van Veere en Vlissingen en bezat zeer veel ambachtsheerlijk heden op Walcheren. Aan de Schotten, die hun be roep te Veere kwamen uitoefenen, werden veel voorrechten geschon ken. Omgekeerd profiteerde de stad van hun handel. Vooral toen de tijd van algemeen verval kwam in de laatste helft der 18de eeuw, was de Schotsche wolhandel een voorname kurk, waarop de stad aleef drijven. Geregeld werd het contract tus- schen het stadsbestuur en de Schotten vernieuwd. De omwen teling op 't eind der 18de eeuw bracht hieraan een einde. Toen op 25 December 1781 de verbintenis weer zou zijn afgeloo- pen, werd zij op 29 October 1780 voor 21 jaar, dus tot het jaar 1802 vernieuwd. Het bestuur van het departement Zeeland vernietigde echter op den 28sten October 1799 iet contract. Zoo was aan den Schotschen wolhandel, die twee en een halve eeuw voor Veere een aron van welvaart was geweest, een eind gekomen. 30 OCTOBER 1575, Brouwershaven geeft zich over aan de Spanjaarden. Het doel van den Spaanschen andvoogd Requesens was Zeeland van Holland te scheiden door Schouwen en Duiveland te ver overen. De dappere Mondragon trok van uit het eiland Tholen in den nacht van 28 op 29 Sept. 1575 met zijn leger door het destijds ondiepe Zijpe, naar Duiveland 't geen de Geuzenvloot niet heeft kunnen beletten. De open dorpen van Duivelanc werden gemakkelijk bezet. Om het doordringen in Schouwen te beletten staken de Staatschen hier op 1 October de dijken door. Buiten Zierikzee waren er nog twee andere versterkte plaatsen, n.l. het stadje Oud-Bommenede (thans vergaan) en Brouwersha ven. Bommenede werd na een be leg van 20 dagen op 25 October stormenderhand ingenomen en de geheele dappere bezetting over de kling gejaagd. Zelden was in den geheelen tachtigjarigen oorlog de strijd zoo bloedig als hier. Brouwershaven daarentegen gaf zich vijf dagen later zonder slag of stoot aan den vijand over. Niettegenstaande de Staatschen van uit Zierikzee herhaaldelijk uitvallen deden en het den Span jaarden moeilijk maakten, gelukte het dezen toch na een beleg van 8 maanden zich meester te maken van Zierikzee (29 Juni 1576). R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Eerlijk, Vader tot z'n zoon, die exa men moet maken: Jongen, ben je goed voorbereid Ja, op het ergste, vader Altijd koopman. Vader, waarom zei je tegen dien mijnheer van de auto, dat we geen druppeltje benzine in huis hadden Zie je, jongen zei de oude boer, ais ik ja gezegd had, had ik voor een gulden benzine kun nen verkoopen. Nu heb ik voor twaalf gulden zijn auto met het paard naar de stad getrokken. Komt nog Terwijl een componist met een vriend uit wandelen is, hooren ze door een open raam een „schla- ger"-melodie. Is die wals van jou Nog niet o Om op te schieten. Het gesprek wilde maar niet vlotten, er heerschte een voortdu rende stilte onder het gezelschap. Eindelijk stond een der gasten op en zeide: Dames en heeren, aat ons nu eens over iets anders zwijgen". De Engelsche schrijver Lau rence Sterne, die in de eerste helft der achttiende eeuw leefde, de meest phantastische onder de En gelsche humoristen, die in zijn be roemden roman „Tristan Shandy" iet zoo uitstekend verstond, het lelachelijlte met het pathetische te verbinden, zeide eens in gezel schap, waarin hij zich trouwens nog al eens driest placht uit te la ten: Ieder schrijver, die een dwaasheid neerschrijft, moest aan zijn eigen huisdeur worden opge- cnoopt. Een der aanwezige dames stel de belangstellend hem de gemoe delijke vraag: U woont zeker in 'n huur- ïuis, mijnheer Sterne o Een bekend Fransch schrijver ontmoette op reis naar de Fidsji- eilanden den biaron Von Roth schild en deze, die waar hij maar kon zijn weetgierigheid trachtte te bevredigen, vroeg den Fransch- man van alles. Na eenige aarze ling vertelde de reiziger, dat er op de door hem bezochte eilanden noch varkens, noch Joden waren. Kerel, riep de baron gevat uit, laat ons dan samen daarheen gaan, dan doen we zeker opgeld. o Van den maarschalk Castel- nau, die door zijn grofheid vaak het eergevoel zijner ondergeschik ten kwetste en dan van hun kant ook de terechtwijzing daarover aannam wordt verteld, dat hij eens bij een parade een overste voor het front op zulk een grove wijze eenige aanmerkingen maakte, dat de overste in dolle woede ge raakte, zijn pistool uit den halster rukte en het op den maarschalk afschoot. Het pistool ketste. De maarschalk hernam doodkalm: Overste, ik geef u veertien dagen arrest, omdat uw wapenen zoo slecht in orde zijn. Dat was niet te verwonderen. Matroos (die aan eenige bezoe kers het admiraalschip uit de zee slag van Trafalgar laat zien): En hier, dames en heeren, is Nel son gevallen. Oude dame: Dat verwondert me niets. Het is hier ook 'zóó glad, dat ik zelf ook gevallen ben De winterwedstrijd van de Mid- delburgsche Schaakvereeniging is inmiddels begonnen. Dit jaar is er een goede belangstelling voor den winterwedstrijd. Er wordt ge speeld in drie groepen van acht en één groep van zes spelers. Ditmaal krijgen de probleem liefhebbers weer een beurt. On derstaand probleem, gecompo neerd door den bekende S. Loyd, is een driezet. Het is een probleem mat zoogenaamde „veldwinning". a b cdefg h De stand is: Wit: Kal, Dbl, Lg2, Ph3 Zwart: Kei, Ldl, Pc8, pi d2, e2, f5 en g7 Ik zal U eenigszins den weg wij zen. Het thema bestaat daarin, dat een Wit stuk weg gaat om op zijn oude plaats een ander Wit stuk gelegenheid te geven met meer kracht in te grijpen. Een zuiver thematische uitwerking van den ruimingszet eischt, dat die zet geen ander doel beoogt dan het inruimen van een standplaats. Antwoorden voor 14 October a.s. te zenden aan de Redactie. „Een reuzebof riep Kees, ter wijl hij de kamer binnenstormde en z'n tas op 'n stoel gooide, „Wat dan vroeg moeder ver baasd, „Vacantie, twee dagen vacan- tie „Nu al najaarsvacantie Jullie bent nog niet eens een maand aan 't werk." „Neen, mams geen herfsvacan- tie, die komt nog; een extraatje: twee dagen vrij, omdat onze klas ontsmet moet worden. Er is een roodvonkgeval." „Erg Wie vroeg moeder be langstellend. „Of 't erg is, weet ik niet. En den jongen, dié 't heeft, kent u niet. Je wordt toch wel beter van roodvonk, hè Kees vond 't nu eigenlijk wel een beetje erg, dat hij zo reuzeblij was over dat ont smetten. „Gewoonlijk wel", zei moeder, „maar ze kunnen er zich erg ziek van voelen." „Ik heb 'n plan", ging de jongen verder. „En dat is „Ik ga naar grootvader". „Kind, zo'n reis, dat kost geld. En dan voor twee dagen „Kost niets Ik ga fietsen, 't Is zestig km naar Apeldoorn, vijf uur rijden maar." „Maar vijf uur!" merkte moeder op. „Enfin, we zullen er eens met vader over spreken". En vader vond 't best. Kees was sterk, de weg wees zich van zelf en hij kon 't op z'n gemak doen. De volgende morgen om zes uur maakte de jongen zich klaar. Z'n nachtgoed in de rugzak met een flinke portie brood. En toen haalde hij een vierkant mandje uit de schuur. ,Wat ga je doen vroeg va der. „Wel, U krijgt bericht van me, zodra ik bij opa aangekomen ben, niet per post, maar per poot". Toen haalde hij één van z'n post duiven uit het hok en deed die in het mandje, waar 't voer en een gevuld drinkbakje al in stonden. Deze mand werd op de bagagedra ger gebonden en nagewuifd door de huisgenoten, reed Kees weg. Hij had een voorspoedige tocht, wind schuin achter, en kwam te gen half twaalf bij z'n grootvader aan. Wat deze verrast was Da delijk vertelde de jongen van z'n vrije dagen en besloot: „Nu moet er ;gauw een bericht naar huis per poot." „Per post bedoel je." „Neen, opa, per poot. Ik heb één van m'n postduiven meege bracht. En toen haalde Kees 't mandje van de bagagedrager. Op een dun papiertje schreef hij wat, Opa moest er ook iets bij zetten. Toen werd 't met een wollen draadje om één van de poten van de duif bevestigd en daarna werd 't beest vrijgelaten, om zo gauw mogelijk naar z'n hok terug te vliegen, waar moeder op 't dier letten zou. Na een paar uur was Kees al volkomen uitgerust en ging hij met grootvader wat wandelen. „Zou je duif al op 't hok we zen informeerde de oude heer. „O, ja, al lang 't Is zestig km van Utrecht naar Apeldoorn; een postduif vliegt duizend m per mi nuut, dus moet hij in een uur ong- geveer thuis geweest zijn. Knap van zo'n beest, hè, om van een plaats, waar hij nooit geweest is, z'n huis terug te kunnen vinden „De geleerden veronderstellen, dat vele vogels nog een zesde zin tuig bezitten. En al heel lang gele den had men opgemerkt, dat dui ven graag naar hun hok terugvlie gen. Daarom werden ze bij de ouden volken reeds als brievenbo- den gebruikt. Heb je wel eens ge hoord van de duiven, die tijdens het beleg van Leiden gebruikt werden „Neen, grootvader. Vertelt u dat eens". „Willem Cornelisz. (bijgenaamd Speelman) en zijn broers Jan en Ulrich hadden acht afgerichte postduiven, die ze beschikbaar hadden gesteld als boden tussen het leger van de Staten van Hol land en de belegerde stad. In September van het jaar 1574 was de toestand binnen de muren van Leiden meer dan verschrikkelijk. Hongersnood en besmettelijke ziekten deden een deel van de burgerij er bij de magistraten op aandringen om de stad maar over te geven. Het leger van Boisot was in de nabijheid met platte vaartuigen vol mondvoorraad. De dijken waren doorgestoken, maar door de voortdurende Oostenwind kon het water niet stijgen. Het leek den ontmoedigden burgers, alsof er nooit redding zou komen. Ze zonden twee boden uit, met een duif bij zich, die slechts met de grootste moeite uit de stad en langs het vijandelijke kamp kon denden komen, maar stellig geen kans hadden om terug te gaan. Ze bereikten 't leger van Boisot en deze zond met de duiven een schrijven naar de burgemeesters v. d. Werf en v. d. Does, waarin hij de bevolking van de stad smeekte op een gunstige toekomst te wach ten en zich niet door de vijand te laten misleiden. Op 3 Oct. kwam er uitkomst, zoals je weet. En Willem Cornelisz. werd beloond voor z'n bewezen diensten. In 1578 ontving hij een gewichtig schrij ven van het gemeentebestuur, waarin hem werd toegestaan, dat hij en z'n nakomelingen de naam „Duivenbode" bij den hunne moch ten voegen. En tot wapen ontving hij een zilveren schild met twee gekruiste, rode sleutels erop en in elk kwartier er tussen een blauwe duif, alles omgeven door een krans van eikebladeren. Boven dien schonk men hem een zilve ren penning. Aan de ene zijde stond "n schip met voorraad afge beeld, dat naar de stad kwam met op 't roer een duif met uitgesprei de vleugels. Aan de keerzijde zag men de grootste noodmunt, die tijdens het beleg in Leiden gesla gen was." „En verder „De duiven van Willem Corn. Duivenbode he eft., men opgezet en ze heel lang bewaard op het raad huis te Leiden, Het wapenbord is na de dood van Willem Corn. Dui venbode in de Pieterskerk gehan gen en dat is het enige, dat men na 1795 bewaard heeft. En nu was jij vandaag zo'n jeugdige „duiven bode", besloot grootvader. „Maar gelukkig niet bij een be leg, Alleen maar voor de aardig heid. 'k Doe het nog eens". „Daar heb je gelijk in. Als ik nu duiven had, kon je er morgen een van mij meenemen en die als bode hierheen sturen." ;,Neem er een paar, grootva der". Maar tenslotte voelde de oude heer er toch niet voor. De klein zoon moest dan maar een be- berichtje per post sturen. Kees reed de volgende dag te rug, 's middags pas, niet zo voor delig, want hij had de wind voor. Hij deed er zes uur over. En toen hij thuis kwam, hoorde hij, dat z'n duif de tocht heel wat vlugger ge daan had. Nog voor één uur was die in 't hok gekomen. Moeder had de vlugge bode dadelijk getrak teerd op wat wit kanariezaad, waar 't beest dol op was, toen had ze hem eens laten drinken en daarna had ze het bericht van de poot gehaald. Nadat Kees uitgerust was, ver telde hij grootvaders verhaal over de duiven van Leiden entoen was t juist 3 October. J, H. Brinkgreve Entrop. Kraaloog zou eens met Moeder Naar de grote, mooie stad Op bezoek bij Tante Spitsje, Jongens, wat een feest was dat Tante woonde op een zolder In de Eerste-Kaaskorst-straat En je kreeg er lek're hapjes 's Morgens vroeg tot 's avonds laat Tante zelf had zeven kind'ren, Die verwenden graag hun gast, Haalden 't was net uit een boek, zeg Steeds weer lekkers uit de kast. En ze kenden leuke spelen, Waaraan Kraaloog meedoen kon. 't Allerprettigst was t op zolder, Als de duisternis begon. Muisjes deden dan een dansje, Vrolijk springend, poot aan poot, Grijsjas speelde mooi viool. Ja, Grijsjas was al „bijna" groot Was het wonder dus, dat Kraaloog Graag ging naar de grote stad, Waar ze met het jonge goedje Altijd zo'n plezier toch had

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 10