BINNENLAND.
KRONIEK van den DAG.
DE GOUDEN RAT
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 27 AUGUSTUS 1936. No. 202.
DE NIEUWE G.G. VERTROKKEN.
DE VLIEGTUIGEN NAAR SPANJE.
Minister Colijn antwoordt den
heer Schalker-
NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR
ONZEN HANDEL MET IRAN.
OPRICHTING VAN
BORGSTELLINGSFONDSEN.
600 MILLIOEN CENTEN.
Ik zal het je betaald zetten I
naar het Engelsch van
PAUL TRENT..
MIDDELBURG.
Muziek en belichting.
WALCHEREN.
Autobusconcessies.
ZUID-BEVELAND.
RAAD VAN WEMELDINGE.
(Wordt vervolgd.)
Duitschland vreemdelingen zich met po
litieke, niet-nationaal-socialistische ac
tie inlieten!
Desondanks heeft de Duitsche regee
ring eerst een verzoek om de uitzetting
(die toen nog niet had plaats gehad) te
doen opschorten en een nader onder
zoek in te stellen, vergezeld laten gaan
van een bedreiging, die hierop
neerkwam, dat zoo niet aan het verzoek
werd voldaan, vier willekeurige Neder
landers uit Duitschland zouden worden
uitgewezen."
Tot zoover de nadere informaties der
N. R. C.
Waar zit nu de fout in de constructie?
De positie van een vreemdeling is in
eenig land altijd ietwat hachelijk. Zoo
lang er niets aan het handje is, en hij
zich rustig houdt, gaat alles best. Maar
door bijzondere omstandigheden zoowel
in het vreemde land zelf, als wel den
vreemdeling betreffende, kan er meteen
verandering komen. Wat het eerste be
treft: werkloosheid van eigen staatsbur
gers bv. kan een verleende arbeidsver
gunning aan een vreemdeling doen inge
trokken worden; wat het tweede betreft:
gedragingen, waarvan de vreemde staat
last of nadeel vreest, kunnen hem een
uitzettingsbevel op den hals halen.
In zulke gevallen staat de vreemdeling
altijd heel zwak, en de diplomatieke en
consulaire vertegenwoordigers van zijn
eigen land kunnen dan niet veel voor
hem doen.
Dat Nederland nationaal den pl i c h t
en internationaal het recht heeft, bui
tenlanders, die zich in Nederland niet
willen onderwerpen aan de hier voor
hen geldende maatregelen, over de grens
te zetten, staat als een paal boven wa
ter.
En natuurlijk heeft Duitschland pre
cies hetzelfde recht.
Maar: het is niet dat recht, waarvan
Duitschland nu gebruik maakt! Het zegt
zelf: ik verwijder die vier Nederland-
sche onderdanen niet uit mijn Rijk, om
dat z ij zich naar onze souvereine op
vatting misdragen. Weineen: die men-
schen hebben wij niets tegen. Maar: zij
moeten vallen als slachtoffer van weer
wraak omdat gij, Nederlandsche regee
ring, gebruik maakt van uw goede recht,
omdat gij' Duitsche onderdanen, die nazi-
propaganda in Nederland voeren, er uit
gooit.
Daar zit 'm de kneep.
Nederland oefent zijn goede recht
uit. Nederland zou er niet aan denken
zich teweer te stellen, wanneer Duitsch
land op gelijke wijze zijn recht uit
oefende. Maar zelfs de s c h ij n van
recht ontbreekt, want er staat letter-
1 ij k in het uitwijzingsbevel: „Deze uit
wijzing geldt als tegenmaatregel
tegen de uitwijzing van vier personen
van Duitsch staatsburgerschap uit de
Nederlandsche provincie Limburg!"
Erger nog: de uitwijzing op dezen door
Duitschland zelf expressis verbis aange
geven grond is in lijnrechten strijd met,
en vormt derhalve een schending van
het tusschen Nederland en het Duitsche
rijk bestaande Vestigingsverdrag, want
dit kent, in art. 2, aan elk der beide
contracteerende partijen alleen het recht
toe, om onderdanen van de andere partij
de vestiging of het verblijf te ontzeg
gen, „hetzij op grond van een rechter
lijk gewijsde, hetzij ter handhaving van
de publieke rust of van de veiligheid
van den staat, hetzij omdat de belangen
der openbare gezondheid of zedelijkheid
het vereischen, of omd,at de personen
geene voldoende middelen van bestaan
hebben of door werkzaamheid kunnen
verkrijgen."
Geen dezer vereischten tot een wet
telijke uitzetting is hier aanwezig.
Maar wat doet dat er toe?
W ij hebben op grond van dit
verdrag vier Duitschers er uit gezet.
Duitschland heeft ons gedreigd: als ge
dat doet, vrees dan onze weerwraak!
Natuurlijk kan een natie die zichzelf
respecteert, voor zoon dreigement niet
zwichten. Waarop Duitschland prompt
de klompen aantrekt en vier bloemen in
ons tuintje vertrapt
De nieuwe Gouverneur-Generaal van
Nederlandsch-Indië, jhr. mr. A. W. L.
Tjarda van Starkenborch Stachouwer, is
gistermiddag, vergezeld van zijn echtge-
noote en beide dochters, met den boot
trein van het Staatsspoorstation te Den
Haag naar Genua vertrokken, waar hij
zich heden op de „Johan van Olden-
barnevelt" zal inschepen.
Naar men weet, is het vertrek van het
schip, waarmede de nieuwe gouverneur-
generaal de reis naar Indië zal maken,
één dag vervroegd met het oog op de
bestuursoverdracht, welke op 16 Sep
tember zal plaats vinden.
Op de vraag van het Tweede Kamer
lid Schalker of de minister, gezien het
besluit der regeering om, voor zoover
haar bevoegdheid strekt, te verhinderen
dat burgerlijke vliegtuigen naar Spanje
worden geleverd, bij nadere overweging
niet van oordeel is, dat het niet juist
was, op 8 Augs. jl. aan de K.L.M. toe
stemming te verleenen tot het verkoo-
pen van twee Fokkertoestellen aan de
Crilly Airways ltd., niettegenstaande de
minister tevoren door steller der vragen
persoonlijk was gewaarschuwd, dat die
vliegtuigen bestemd waren om via Enge
land aan de tegen de wettige regeering
van Spanje rebelleerende fascisten te
worden geleverd, heeft minister Colijn
ontkennend geantwoord. Ten aanzien
van de vraag of de regeering maatrege
len getroffen heeft teneinde te verzeke
ren, dat in den vervolge in geen enkelen
vorm van Nederland uit hulp wordt ver
leend aan de Spaansche fascistische op
standelingen en dat agenten van deze
laatsten onmiddellijk uit het land zullen
worden gewezen, wordt geantwoord, dat
hierop reeds voldoende antwoord is ge
geven bij een vroegere vraag van den
heer Schalker.
Over enkele dagen zal dr. Raphael
Aghababoff, een vooraanstaand advo
caat in Teheran, de hoofdstad van Iran,
ons land verlaten, waar hij ongeveer an
derhalve maand heeft doorgebracht. De
ze Perzische rechtsgeleerde heeft o.a. in
opdracht van verschillende Iraansche
commercieele ondernemingen, een on
derzoek ingesteld naar een toenadering
op handelsgebied tusschen Iran en Ne
derland.
Een verslaggever van het A.N.P.
heeft naar aanleiding van dit onder
zoek in een onderhoud het een en ander
vernomen over de mogelijkheden van
onze commercieele belangen met Iran.
Dr. Aghababoff deelde mede, dat de
beletsels die intensieve betrekkingen op
economisch gebied tusschen beide lan
den in den weg stonden, thans zijn weg
genomen, tengevolge van de maatrege
len welke zijn voortgevloeid uit het
hervormingsplan, dat de nieuwe dynas
tie ten uitvoer heeft gelegd.
In dat verband wees dr. Aghababoff
op den arbeid, door Nederlanders, in
zijn land verricht. De Nederlandsche
maatschappij voor havenwerken bijvoor
beeld belastte zich met het uitvoeren
van de werken, verbonden aan den
aanleg van de haven van Deno (Now-
schar) aan de Perzische Golf. De aan
leg van den spoorweg, dwars door het
land, bezorgde ook Hollandschen in
genieurs arbeid.
Uitbreiding van landbouw en van
zuivelbereiding is thans aan de orde en
dit is een van de redenen, waarom de
heer Aghababoff ons land bezocht.
In opdracht van grootgrondbezitters
heeft de Perzische advocaat hier be
sprekingen gevoerd voor de aanschaf
fing van toestellen voor zuivelbereiding
en de mogelijkheden van emigratie van.
Hollandsche boeren naar Iran bespro
ken.
De onderhandelingen met het interna
tionaal handelsconsortium in Den Haag
hebben tot resultaat opgeleverd, dat de
heer Aghababoff thans op de hoogte is
van de kosten aan de aanschaffing van
toestellen voor zuivelbereiding verbon
den en van de condities, waarop Hol
landsche boeren geneigd zouden zijn op
Iraanschen grond te arbeiden.
De regeering stelt thans een onder
zoek in naar een irrigatieplan, dat on
geveer 30 jaar geleden door een Neder-
landsch ingenieur is ontworpen, en
waardoor vroeger zeer vruchtbare ter
reinen tot een oppervlakte van 2.000.000
voor ontginning geschikt gemaakt
zouden worden.
Het spreekt vanzelf, zoo voegde dr.
Aghababoff aan deze mededeeling toe,
dat Hollandsche deskundigen bij de uit
voering van dit plan voortreffelijken ar
beid zouden kunnen verrichten. Een
deel van dit terrein vereischt uitgebrei
de drainage-werken. „Wie zouden voor
dezen arbeid meer aangewezen zijn dan
de Hollandsche ingenieurs, die bij voor
beeld met de drooglegging van de Zui
derzee een werk hebben verricht, dat ik
met groote belangstelling en bewonde
ring heb aanschouwd", merkte dr. Ag
hababoff tenslotte op.
Als correspondent van' „Le Journal
de Teheran" heeft dr. Aghababoff ver
scheidene artikelen in dit blad gepubli
ceerd, welke zijn indrukken over ons
land weergaven.
Het bestuur van de Nederlandsche
vereeniging voor volkscredietwezen en
woekerbestrijding heeft aan de burge
meesters van een honderdtal grootere
gemeenten een circulaire verzonden be
treffende arbeidersborgstellingsfondsen.
Aanleiding hiertoe is geweest de mis
sive d.d. 9 April 1936, van den minister
van binnenlandsche zaken, betreffende
de opheffing van het Nationaal Crisis
comité, in welke missive o.m. ook ge
wezen wordt op borgstellingsfondsen
voor den arbeidersstand, welké beoogen
de verstrekking van consumptief crediet,
tot aanschaffing van kleeding, huisraad,
betaling van ziektekosten enz. mogelijk
te maken.
Het bestuur van de Nederlandsche
veieeniging heeft zich gewend tot het
bestuur van de stichting Leidsch borg
stellingsfonds met het verzoek een aan
tal jaarverslagen over 1935 te zijner be
schikking te stellen, aan welk verzoek is
voldaan.
Een exemplaar van dit verslag is den
burgemeesters toegezonden. Het bestuur
van de Nederlandsche vereeniging voor
volkscredietwezen en woekerbestrijding
doet den burgemeesters in de circulaire
het verzoek, te willen berichten of in hun
gemeenten reeds een arbeidersborgstel-
lingsfonds bestaat en zoo niet of 't voor
nemen bestaat, stappen te doen om tot
oprichting van een dergelijk fonds voor
de betreffende gemeente te komen,
In de Rijksmunt te Utrecht is men op
het oogenblik aan het werk om de 600
millioen Indische centen tijdig gereed te
krijgen. Van deze interessante werk
zaamheid heeft „Polygoon" een opname
voor het filmjournaal „Hollands Nieuws"
g'emaakt.
Men heeft gisteren in ons blad kun
nen lezen dat,' en waarom, Duitschland
een viertal volstrekt willekeurige Ne
derlanders, behoorlijke, rustige, niemand,
ook Hitler-Duitschland geen aanstoot
gevende, lieden heeft uitgewezen.
Het was, 't werd openhartig er bij ge
zegd, als maatregel van weerwraak
wat de goede Nederlandsche uitdrukking
voor het meer verschoonend klinkende
représaillemaatregel is.
Er zijn thans verschillende nadere bij
zonderheden omtrent dit hoogst onple
zierige geval bekend geworden.
De weerwraak vindt, als reeds ge
meld, zijn oorsprong in een Nederlandsch
bevel tot uitwijzing van vier Duitschers.
Niet van vier rustige Duitschers, maar
van vier mannen die zich niet hielden
aan de regelen, welke onze Nederland
sche regeering had gesteld ten aanzien
van de organisatie van vreemdelingen
hier te lande in verband met het te hun
nen aanzien geldend verbod van poli
tieke actie.
Welke zijn die regelen?
De N.R.C. geeft het volgende ant
woord op deze vraag:
„Onze regeering heeft daarvan meer
dan eens mededeeling gedaan. Zoo heb
ben de ministers van buitenlandsche za
ken en van justitie den lOden Maart van
dit jaar op een vraag van het Tweede
Kamerlid mr. Goseling geantwoord, dat
vereenigingen van vreemdelingen van
andere nationaliteit dan de Duitsche
geen aanleiding tot bemoeiing hadden
gegeven. Wat de Duitsche onderdanen
betreft, worden in Nederland alleen toe
gelaten naast elkaar staande, plaatselij
ke vereenigingen van ingezetenen van
Duitsche nationaliteit, welke noch on
derling in hiërarchisch verband staan,
noch in zulk verband staan tot een Duit
sche centrale organisatie. Deze vereeni
gingen mogen geen partijnaam dragen en
geen partij- of staatkundig karakter be
zitten. Voorts is aan vreemdelingen op
straffe van uitzetting verboden, zich op
eenigerlei wijze in binnenlandsche poli
tieke toestanden te mengen, naar buiten
politiek actief te zijn en met name in
dit verband pressie op eigen landgenoo-
ten uit te oefenen,
In de Eerste Kamer heeft de minister
van justitie op 12 Maart d.a.v. nog mede
gedeeld, dat in de laatste jaren aan tal
van Duitschers het voortgezet
verblijf in ons land is ontzegd, bij
voorbeeld op grond van o p e n 1 ij k e
politieke activiteit, natio-
naal-socialistische pressie uitgeoefend op
andere Duitschers, verklikking, verraad,
oeconomisch, sociaal of politiek verspie
den, gepleegd tegenover mede-Duitschers
enz. Plaatselijke groepen van de Duit
sche Nat.-Soz. Deutsche Arb. Partei
werden als louter politieke
organisaties verboden. En
ook aan de Reichs-Deutsche Gemein-
schaften is te verstaan gegeven, dat
deze, van Duitschland uit
beheerde, geleide en geïnstrueerde
„Ausland-Grganisatipn", 'hier te lande
niet anders en niet meer zou mogen zijn
dan naast elkander levende locale ver
eenigingen van Duitsche ingezetenen,
welke noch in onderling hiërarchisch
verband mogen staan, noch in zulk een
verband mogen staan tot een Duitsche
centrale organisatie.
Op grond van overtreding van een of
meer dezer regelen, in verband met het
te hunnen aanzien geldende verbod van
politieke actie, zijn nu, blijkens de ,aan
de Nederlandsche pers door den Re-
geeringspersdieitst verstrekte, ook in
de M. C. van gisteren verschenen, in
formaties, vier Duitschers, werkzaam bij
de steenkolenmijnen in Limburg, ver
wijderd moeten worden.
Men stelle zich eens voor aldus
merkt de N.R.C. terecht op! dat in
5).
'e bem niet houden. Je zult
bi, nu, blijven Verveel ik je zoo, dat je
weg wi gaan. Heel wat mannen zou
den hun z,el en zaligheid over hebben,
voor zulk een voorrecht. Ik zeg, dat je
bij mi) zult blijven herhaalde zij met
nadruk.
„Maar dat kan niet. Mijn gasten zullen
over een kwartiertje op de club zijn",
zei hij met een blik op zijn horloge.
„We zullen ons moeten haasten".
„Wie zijn je gasten?" vroeg zij boos.
„Bill Fraser en zijn zuster,. Sinds hij
zijn fortuin geërfd heeft, heb ik hem nog
niet gezien",
„Wat is zijn zuster voor een meisje?"
„Zij was heel aardig, toen zij een bak-
vischje was. Ik weet niet, hoe zij opge
groeid is".
„Je moet een boodschap sturen, dat
'G komen".
„Onmogelijk. Ik voer de bevelen van
mijn werkgever uit. Ik wil mij geld waard
zijn. Lijkt het je niet beter mee te ko-
meip j" Z^n WG met z9n vj.eren".
„Goed antwoordde zij na efen oogen-
t>nk van nadenken.
Plotseling voelde hij een paar zachte
armen om zijn hals en een paar honge
rige lippen drukten zich op de zijne.
„Ik houd van je. Ik geloof, dat je al
les van me gedaan kunt krijgen wat je
maar wilt. Wij zullen ze wegsturen en
hier weer zoo gauw mogelijk terugko
men, is het niet?" vroeg zij zachtjes,
haar lippen uitnoodigend tót hem opge
heven.
Zijn vurige bloed kon de verleiding
niet weerstaan en hij trok haar in zijn
armen en kuste haar telkens weer. Een
diepe zucht ontsnapte haar en zij ver
slapte in zijn omhelzing.
„Wij moeten ons haasten. Ga mee",
zei hij heesch.
„Ralph, je zult een goed minnaar zijn.
Ik heb altijd gedroomd van een man als
jij. Ik ga met je mee. Wacht even, dan
zal ik mijn avondmantel halen".
„Ik zal alvast een taxi zien te krij
gen riep hij haar toe en haastte zich
weg.
roen hij buiten op het trottoir stond,
ademde hij diep de frissche lucht in,
want zijn hart bonsde in zijn borst. Nooit
van zijn leven had hij zoon verleidelijke
vrouw ontmoet en toch
Zijn gedachtengang werd onderbroken
door haar verschijnen,. Een voorbij rij
dende taxi stopte voor de deur en zij
reden weg. Er werd weinig gesproken
gedurende den rit naar de club. Een
prachtige Rolls Royce stond juist voor
den ingang en een jonge man stond met
den chauffeur te praten.
„Hallo, Bill", riep Ralph.
„Ben je daar eindelijk. Ik stond net op
het punt om weg te gaan,, Kom er uit,
Jane", riep Fraser tegen iemand in de
auto en een jong meisje stapte uit.
„Fraser, dit is Prinses Nadine Sul-
koff", zei Desbrook,
„En dit is mijn zuster Jane. Nu ken
nen we elkaar. Laten we nu maar naar
dat kroegje van jou gaan. Gaan jullie
mee, menschen?" riep Fraser,,
Hij was misschien zes en twintig, een
jonge man met een prettig gezicht, die
niet aan een overmaat van slimheid
scheen te lijden.
De Prinses nam hem met groote be
langstelling op, maar toen ze in de loun
ge kwamen, betoonde ze meer interesse
voor zijn zuster en ze fronste haar
wenkbrauwen bij wat ze zag. Een jong
meisje, van even twintig, een van die
schoonheden waarvoor Engeland met
recht beroemd is. Lang en slank, met
goudblond haar en diepblauwe oogen,
overschaduwd door gitzwarte wimpers,
en een houding van rustige waardig
heid.
„Je bent gegroeid sinds ik je het
laatst gezien heb. Herinner je je, dat
we samen thee hebben gedronken bij
Pompey, toen je broer en ik samen op
de Albatros voeren?" vroeg Desbrook
haar.
„Ik herinner het me best", was het
rustige antwoord .van het meisje.
„Zullen we ons tafeltje opzoeken?"
kwam de Prinses koeltjes tusschen bei
de.
Tot haar groote ergernis bemoeide
Desbrook zich voortdurend met Jane,
terwijl Fraser slechts oogen voor haar
had. Antonio leidde hen naar een ta
feltje in een hoek en riep een ober om
hun opdracht te noteeren.
Jane keek de zaal rond met een be
langstelling, die ze niet trachtte te ver
bergen. De tafeltjs waren alle bezet door
modieus-gekleede menschen, terwijl de
meeste vrouwen opv,allend knap waren.
Ze had dikwijls van „De Gouden Rat"
gehoord, de club mt zijn interessant en
exclusief ledental en de kans om deze
te bezoeken dankbaar aangegrepen, 't
Eenige, dat dien avond v,an belang was,
was het feit, dat zij den man van haar
meisjesdroomen zou ontmoeten. Ze was
pas zestien geweest, teon ze met hem
thee had gedronken op de Alb,atro,s.
Desbrook had toen veel werk van haar
gemaakt, daar ze de zuster van zijn
vriend was ze had hem onmiddellijk
beloond door hem h,aar hart te schen
ken.
„Toen Bill me vertelde, da(t hij je
vanavond mee zou brengen, stelde ik
me voor, dat je nog dezelfde was van
vroeger", verklaarde Ralph plotselng.
„Dat ben ik ook", antwoordde zij in
getogen.
„Vijf jaar kunnen een groot ver
schil maken", was zijn veelbeteekenend
antwoord.
„Zeg Ralph zullen wij niet eens dan
sen?" kwam de Prinses rustig tuuschen-
beide. ^1®
Tot Desbrook's verbazing deed deze
invitatie hem geen genoegen, doch hij
Er waren gisterenavond honderden en
nog eens honderden menschen naar de
Markt gekomen, om als het nog noodij?
ware te onderstrepen, dat de proef die
dit seizoen is genomen met muziekuit
voeringen tijdens de stadhuisbelichting
in alle opzichten volledig geslaagd is.
Wij spreken van een proef, want zoo
hebben wij het dit jaar beschouwd. Zij,
die het initiatief namen en hun krachten
er aan gaven om het uit te werken, kun
nen met groote voldoening op de 8 con
certen terug zien,, Het is nu maar te ho
pen, dat het niet bij dit proefjaar zal blij
ven, doch dat ook in de volgende jaren
door aller samenwerking en medewer
king ook van nieuwe krachten, dit we-
kelijksch gebeuren zal worden verhoogd
door muziek.
Gisterenavond hebben de heer Caro
en zijn mannen, weder bemerkt hoe
hun muziek gewaardeerd wordt. Hoe
honderden ieder nummer, ja iederen
noot met groote belangstelling volgen en
door applaus hun dank brengen voor het
genotene.
Ged. Staten stellen voor aan de N.V,
Stoomtram Walcheren te Koudekerke
die reeds een vergunning heeft voor een
autobusdienst VlissingenKoudekerke
op Zondagen deze vergunning te wijzi
gen in een voor een dagelijkschen dienst.
Nog had deze zelfde N.V. gevraagd
om vergunning voor een dagelijkschen
autobusdienst van Middelburg over Kou
dekerke, Biggekerke, Zoutelande en
Westkapelle naar Domburg.
Ged Staten overwegen o.a. dat adres
sante reeds houdster is van vergunnin
gen voor een dagelijkschen dienst Mid
delburg-Westkapelle voor een dienst op
Zondag van Koudekerke over Westkal
le naar Domburg en voor een dienst ge
durende de zomermaanden van West
kapelle naar Domburg, dagelijks met
uitzondering van den Zondag.
Ged. Staten achten het het beste een
geheel nieuwe vergunning te verleenen
voor het volledige traject Middelburg
ZoutelandeWestkapelleDomburg. Zij
overwegen verder, dat B. en W. van
Zoutelande uit een oogpunt van Zon
dagsrust bezwaar maken tegen het ver
leenen van de gevraagde vergunning
voor een dagelijkschen dienst, voor zoo
ver den Zondag betreft, zooals zij ook
reeds deden tegen het verleenen van
vergunning voor den dienst Middelburg-
Westkapelle op Zondag. Ged. Staten
vinden nu evenmin als toen termen, aan
de door het gemeentebestuur van Zoute
lande naar voren gebrachte bezwaren
tegemoet te komen, zulks in het belang
van het verkeer.
Uit een en ander blijkt, dat nu de N.Y.
concessie heeft voor autobussen op het
geheele traject, waar nu haar trammen
rijden.
WEMELDINGE. Dinsdagavond ver
gaderde de Raad dezer gemeente vol
tallig, onder voorzitterschap van bur
gemeester Keijzer.
O.a. wordt mededeeling gedaan van
de door G. S. goedgekeurde begroo-
tingswijzigingen waaruit blijkt, dat
thans kan worden overgegaan tot aan
schaffing van een begraaftoestel. Voorts
wordt medegedeeld, dat door G. S. ont
heffing is verleend van de verplichting
tot invoering van het vak „lichamelijke
oefening" op de o. 1. school.
Het stootblok van de N. S. aan de
Daniëlstraat is dezer dagen verplaatst
buiten bezwaar van de gemeentekas.
Op voorstel van B, en W. wordt be
stond onmiddellijk op en zij begonnen
te foxtrotten.
„Is ze niet reusachtig?" riep Fraser
Jane toe.
„Zij is buitengewoon knap en danst
uitstekend. Het is een knap paar", gaf
Jane toe, maar ze gevoelde een steek
in haar hart, toen ze de man, dien zij
lief had, met zoo'n schoone vrouw in
zijn armen zag rondzweven.
„Bill drink alsjeblieft niet meer van
avond. Je hebt aan tafel al een heele-
boel champagne gedronken", vervolg
de zij, toen ze haar broer zijn glas wijn
in één teug zag leegdrinken.
„Nonsens. Ik ben voor mijn pleizier
uit, vanavond", antwoordde hij eenigs-
zins ruw.,
„Ik wou, dat oom jou zijn geld niet
had nagelaten. Je bent heelemaal ver
anderd sinds je millionnair geworden
bent."
„Ober! Nog een flesch Pommery!"
was het antwoord van Bill op de op
merking van zijn zuster.
De dans was geëindigd en Fr,aser wijd
de zijn aandacht aan de prinses, die tot
de conclusie was gekomen, dat het
eigenlijk wel verstandig zou zijn hem
aan de lijst v,an haar slachtoffers toe
te voegen, en dus deed ze haar best
hem onder haar betoovering te bren
gen, doch tegelijkertijd hield ze Des
brook en zijn gezellin in het oog.