BINNENLAND. KRONIEK van den DAG. DE GOUDEN RAT ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 27 AUGUSTUS 1936. No. 202. DE NIEUWE G.G. VERTROKKEN. DE VLIEGTUIGEN NAAR SPANJE. Minister Colijn antwoordt den heer Schalker- NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR ONZEN HANDEL MET IRAN. OPRICHTING VAN BORGSTELLINGSFONDSEN. 600 MILLIOEN CENTEN. Ik zal het je betaald zetten I naar het Engelsch van PAUL TRENT.. MIDDELBURG. Muziek en belichting. WALCHEREN. Autobusconcessies. ZUID-BEVELAND. RAAD VAN WEMELDINGE. (Wordt vervolgd.) Duitschland vreemdelingen zich met po litieke, niet-nationaal-socialistische ac tie inlieten! Desondanks heeft de Duitsche regee ring eerst een verzoek om de uitzetting (die toen nog niet had plaats gehad) te doen opschorten en een nader onder zoek in te stellen, vergezeld laten gaan van een bedreiging, die hierop neerkwam, dat zoo niet aan het verzoek werd voldaan, vier willekeurige Neder landers uit Duitschland zouden worden uitgewezen." Tot zoover de nadere informaties der N. R. C. Waar zit nu de fout in de constructie? De positie van een vreemdeling is in eenig land altijd ietwat hachelijk. Zoo lang er niets aan het handje is, en hij zich rustig houdt, gaat alles best. Maar door bijzondere omstandigheden zoowel in het vreemde land zelf, als wel den vreemdeling betreffende, kan er meteen verandering komen. Wat het eerste be treft: werkloosheid van eigen staatsbur gers bv. kan een verleende arbeidsver gunning aan een vreemdeling doen inge trokken worden; wat het tweede betreft: gedragingen, waarvan de vreemde staat last of nadeel vreest, kunnen hem een uitzettingsbevel op den hals halen. In zulke gevallen staat de vreemdeling altijd heel zwak, en de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers van zijn eigen land kunnen dan niet veel voor hem doen. Dat Nederland nationaal den pl i c h t en internationaal het recht heeft, bui tenlanders, die zich in Nederland niet willen onderwerpen aan de hier voor hen geldende maatregelen, over de grens te zetten, staat als een paal boven wa ter. En natuurlijk heeft Duitschland pre cies hetzelfde recht. Maar: het is niet dat recht, waarvan Duitschland nu gebruik maakt! Het zegt zelf: ik verwijder die vier Nederland- sche onderdanen niet uit mijn Rijk, om dat z ij zich naar onze souvereine op vatting misdragen. Weineen: die men- schen hebben wij niets tegen. Maar: zij moeten vallen als slachtoffer van weer wraak omdat gij, Nederlandsche regee ring, gebruik maakt van uw goede recht, omdat gij' Duitsche onderdanen, die nazi- propaganda in Nederland voeren, er uit gooit. Daar zit 'm de kneep. Nederland oefent zijn goede recht uit. Nederland zou er niet aan denken zich teweer te stellen, wanneer Duitsch land op gelijke wijze zijn recht uit oefende. Maar zelfs de s c h ij n van recht ontbreekt, want er staat letter- 1 ij k in het uitwijzingsbevel: „Deze uit wijzing geldt als tegenmaatregel tegen de uitwijzing van vier personen van Duitsch staatsburgerschap uit de Nederlandsche provincie Limburg!" Erger nog: de uitwijzing op dezen door Duitschland zelf expressis verbis aange geven grond is in lijnrechten strijd met, en vormt derhalve een schending van het tusschen Nederland en het Duitsche rijk bestaande Vestigingsverdrag, want dit kent, in art. 2, aan elk der beide contracteerende partijen alleen het recht toe, om onderdanen van de andere partij de vestiging of het verblijf te ontzeg gen, „hetzij op grond van een rechter lijk gewijsde, hetzij ter handhaving van de publieke rust of van de veiligheid van den staat, hetzij omdat de belangen der openbare gezondheid of zedelijkheid het vereischen, of omd,at de personen geene voldoende middelen van bestaan hebben of door werkzaamheid kunnen verkrijgen." Geen dezer vereischten tot een wet telijke uitzetting is hier aanwezig. Maar wat doet dat er toe? W ij hebben op grond van dit verdrag vier Duitschers er uit gezet. Duitschland heeft ons gedreigd: als ge dat doet, vrees dan onze weerwraak! Natuurlijk kan een natie die zichzelf respecteert, voor zoon dreigement niet zwichten. Waarop Duitschland prompt de klompen aantrekt en vier bloemen in ons tuintje vertrapt De nieuwe Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborch Stachouwer, is gistermiddag, vergezeld van zijn echtge- noote en beide dochters, met den boot trein van het Staatsspoorstation te Den Haag naar Genua vertrokken, waar hij zich heden op de „Johan van Olden- barnevelt" zal inschepen. Naar men weet, is het vertrek van het schip, waarmede de nieuwe gouverneur- generaal de reis naar Indië zal maken, één dag vervroegd met het oog op de bestuursoverdracht, welke op 16 Sep tember zal plaats vinden. Op de vraag van het Tweede Kamer lid Schalker of de minister, gezien het besluit der regeering om, voor zoover haar bevoegdheid strekt, te verhinderen dat burgerlijke vliegtuigen naar Spanje worden geleverd, bij nadere overweging niet van oordeel is, dat het niet juist was, op 8 Augs. jl. aan de K.L.M. toe stemming te verleenen tot het verkoo- pen van twee Fokkertoestellen aan de Crilly Airways ltd., niettegenstaande de minister tevoren door steller der vragen persoonlijk was gewaarschuwd, dat die vliegtuigen bestemd waren om via Enge land aan de tegen de wettige regeering van Spanje rebelleerende fascisten te worden geleverd, heeft minister Colijn ontkennend geantwoord. Ten aanzien van de vraag of de regeering maatrege len getroffen heeft teneinde te verzeke ren, dat in den vervolge in geen enkelen vorm van Nederland uit hulp wordt ver leend aan de Spaansche fascistische op standelingen en dat agenten van deze laatsten onmiddellijk uit het land zullen worden gewezen, wordt geantwoord, dat hierop reeds voldoende antwoord is ge geven bij een vroegere vraag van den heer Schalker. Over enkele dagen zal dr. Raphael Aghababoff, een vooraanstaand advo caat in Teheran, de hoofdstad van Iran, ons land verlaten, waar hij ongeveer an derhalve maand heeft doorgebracht. De ze Perzische rechtsgeleerde heeft o.a. in opdracht van verschillende Iraansche commercieele ondernemingen, een on derzoek ingesteld naar een toenadering op handelsgebied tusschen Iran en Ne derland. Een verslaggever van het A.N.P. heeft naar aanleiding van dit onder zoek in een onderhoud het een en ander vernomen over de mogelijkheden van onze commercieele belangen met Iran. Dr. Aghababoff deelde mede, dat de beletsels die intensieve betrekkingen op economisch gebied tusschen beide lan den in den weg stonden, thans zijn weg genomen, tengevolge van de maatrege len welke zijn voortgevloeid uit het hervormingsplan, dat de nieuwe dynas tie ten uitvoer heeft gelegd. In dat verband wees dr. Aghababoff op den arbeid, door Nederlanders, in zijn land verricht. De Nederlandsche maatschappij voor havenwerken bijvoor beeld belastte zich met het uitvoeren van de werken, verbonden aan den aanleg van de haven van Deno (Now- schar) aan de Perzische Golf. De aan leg van den spoorweg, dwars door het land, bezorgde ook Hollandschen in genieurs arbeid. Uitbreiding van landbouw en van zuivelbereiding is thans aan de orde en dit is een van de redenen, waarom de heer Aghababoff ons land bezocht. In opdracht van grootgrondbezitters heeft de Perzische advocaat hier be sprekingen gevoerd voor de aanschaf fing van toestellen voor zuivelbereiding en de mogelijkheden van emigratie van. Hollandsche boeren naar Iran bespro ken. De onderhandelingen met het interna tionaal handelsconsortium in Den Haag hebben tot resultaat opgeleverd, dat de heer Aghababoff thans op de hoogte is van de kosten aan de aanschaffing van toestellen voor zuivelbereiding verbon den en van de condities, waarop Hol landsche boeren geneigd zouden zijn op Iraanschen grond te arbeiden. De regeering stelt thans een onder zoek in naar een irrigatieplan, dat on geveer 30 jaar geleden door een Neder- landsch ingenieur is ontworpen, en waardoor vroeger zeer vruchtbare ter reinen tot een oppervlakte van 2.000.000 voor ontginning geschikt gemaakt zouden worden. Het spreekt vanzelf, zoo voegde dr. Aghababoff aan deze mededeeling toe, dat Hollandsche deskundigen bij de uit voering van dit plan voortreffelijken ar beid zouden kunnen verrichten. Een deel van dit terrein vereischt uitgebrei de drainage-werken. „Wie zouden voor dezen arbeid meer aangewezen zijn dan de Hollandsche ingenieurs, die bij voor beeld met de drooglegging van de Zui derzee een werk hebben verricht, dat ik met groote belangstelling en bewonde ring heb aanschouwd", merkte dr. Ag hababoff tenslotte op. Als correspondent van' „Le Journal de Teheran" heeft dr. Aghababoff ver scheidene artikelen in dit blad gepubli ceerd, welke zijn indrukken over ons land weergaven. Het bestuur van de Nederlandsche vereeniging voor volkscredietwezen en woekerbestrijding heeft aan de burge meesters van een honderdtal grootere gemeenten een circulaire verzonden be treffende arbeidersborgstellingsfondsen. Aanleiding hiertoe is geweest de mis sive d.d. 9 April 1936, van den minister van binnenlandsche zaken, betreffende de opheffing van het Nationaal Crisis comité, in welke missive o.m. ook ge wezen wordt op borgstellingsfondsen voor den arbeidersstand, welké beoogen de verstrekking van consumptief crediet, tot aanschaffing van kleeding, huisraad, betaling van ziektekosten enz. mogelijk te maken. Het bestuur van de Nederlandsche veieeniging heeft zich gewend tot het bestuur van de stichting Leidsch borg stellingsfonds met het verzoek een aan tal jaarverslagen over 1935 te zijner be schikking te stellen, aan welk verzoek is voldaan. Een exemplaar van dit verslag is den burgemeesters toegezonden. Het bestuur van de Nederlandsche vereeniging voor volkscredietwezen en woekerbestrijding doet den burgemeesters in de circulaire het verzoek, te willen berichten of in hun gemeenten reeds een arbeidersborgstel- lingsfonds bestaat en zoo niet of 't voor nemen bestaat, stappen te doen om tot oprichting van een dergelijk fonds voor de betreffende gemeente te komen, In de Rijksmunt te Utrecht is men op het oogenblik aan het werk om de 600 millioen Indische centen tijdig gereed te krijgen. Van deze interessante werk zaamheid heeft „Polygoon" een opname voor het filmjournaal „Hollands Nieuws" g'emaakt. Men heeft gisteren in ons blad kun nen lezen dat,' en waarom, Duitschland een viertal volstrekt willekeurige Ne derlanders, behoorlijke, rustige, niemand, ook Hitler-Duitschland geen aanstoot gevende, lieden heeft uitgewezen. Het was, 't werd openhartig er bij ge zegd, als maatregel van weerwraak wat de goede Nederlandsche uitdrukking voor het meer verschoonend klinkende représaillemaatregel is. Er zijn thans verschillende nadere bij zonderheden omtrent dit hoogst onple zierige geval bekend geworden. De weerwraak vindt, als reeds ge meld, zijn oorsprong in een Nederlandsch bevel tot uitwijzing van vier Duitschers. Niet van vier rustige Duitschers, maar van vier mannen die zich niet hielden aan de regelen, welke onze Nederland sche regeering had gesteld ten aanzien van de organisatie van vreemdelingen hier te lande in verband met het te hun nen aanzien geldend verbod van poli tieke actie. Welke zijn die regelen? De N.R.C. geeft het volgende ant woord op deze vraag: „Onze regeering heeft daarvan meer dan eens mededeeling gedaan. Zoo heb ben de ministers van buitenlandsche za ken en van justitie den lOden Maart van dit jaar op een vraag van het Tweede Kamerlid mr. Goseling geantwoord, dat vereenigingen van vreemdelingen van andere nationaliteit dan de Duitsche geen aanleiding tot bemoeiing hadden gegeven. Wat de Duitsche onderdanen betreft, worden in Nederland alleen toe gelaten naast elkaar staande, plaatselij ke vereenigingen van ingezetenen van Duitsche nationaliteit, welke noch on derling in hiërarchisch verband staan, noch in zulk verband staan tot een Duit sche centrale organisatie. Deze vereeni gingen mogen geen partijnaam dragen en geen partij- of staatkundig karakter be zitten. Voorts is aan vreemdelingen op straffe van uitzetting verboden, zich op eenigerlei wijze in binnenlandsche poli tieke toestanden te mengen, naar buiten politiek actief te zijn en met name in dit verband pressie op eigen landgenoo- ten uit te oefenen, In de Eerste Kamer heeft de minister van justitie op 12 Maart d.a.v. nog mede gedeeld, dat in de laatste jaren aan tal van Duitschers het voortgezet verblijf in ons land is ontzegd, bij voorbeeld op grond van o p e n 1 ij k e politieke activiteit, natio- naal-socialistische pressie uitgeoefend op andere Duitschers, verklikking, verraad, oeconomisch, sociaal of politiek verspie den, gepleegd tegenover mede-Duitschers enz. Plaatselijke groepen van de Duit sche Nat.-Soz. Deutsche Arb. Partei werden als louter politieke organisaties verboden. En ook aan de Reichs-Deutsche Gemein- schaften is te verstaan gegeven, dat deze, van Duitschland uit beheerde, geleide en geïnstrueerde „Ausland-Grganisatipn", 'hier te lande niet anders en niet meer zou mogen zijn dan naast elkander levende locale ver eenigingen van Duitsche ingezetenen, welke noch in onderling hiërarchisch verband mogen staan, noch in zulk een verband mogen staan tot een Duitsche centrale organisatie. Op grond van overtreding van een of meer dezer regelen, in verband met het te hunnen aanzien geldende verbod van politieke actie, zijn nu, blijkens de ,aan de Nederlandsche pers door den Re- geeringspersdieitst verstrekte, ook in de M. C. van gisteren verschenen, in formaties, vier Duitschers, werkzaam bij de steenkolenmijnen in Limburg, ver wijderd moeten worden. Men stelle zich eens voor aldus merkt de N.R.C. terecht op! dat in 5). 'e bem niet houden. Je zult bi, nu, blijven Verveel ik je zoo, dat je weg wi gaan. Heel wat mannen zou den hun z,el en zaligheid over hebben, voor zulk een voorrecht. Ik zeg, dat je bij mi) zult blijven herhaalde zij met nadruk. „Maar dat kan niet. Mijn gasten zullen over een kwartiertje op de club zijn", zei hij met een blik op zijn horloge. „We zullen ons moeten haasten". „Wie zijn je gasten?" vroeg zij boos. „Bill Fraser en zijn zuster,. Sinds hij zijn fortuin geërfd heeft, heb ik hem nog niet gezien", „Wat is zijn zuster voor een meisje?" „Zij was heel aardig, toen zij een bak- vischje was. Ik weet niet, hoe zij opge groeid is". „Je moet een boodschap sturen, dat 'G komen". „Onmogelijk. Ik voer de bevelen van mijn werkgever uit. Ik wil mij geld waard zijn. Lijkt het je niet beter mee te ko- meip j" Z^n WG met z9n vj.eren". „Goed antwoordde zij na efen oogen- t>nk van nadenken. Plotseling voelde hij een paar zachte armen om zijn hals en een paar honge rige lippen drukten zich op de zijne. „Ik houd van je. Ik geloof, dat je al les van me gedaan kunt krijgen wat je maar wilt. Wij zullen ze wegsturen en hier weer zoo gauw mogelijk terugko men, is het niet?" vroeg zij zachtjes, haar lippen uitnoodigend tót hem opge heven. Zijn vurige bloed kon de verleiding niet weerstaan en hij trok haar in zijn armen en kuste haar telkens weer. Een diepe zucht ontsnapte haar en zij ver slapte in zijn omhelzing. „Wij moeten ons haasten. Ga mee", zei hij heesch. „Ralph, je zult een goed minnaar zijn. Ik heb altijd gedroomd van een man als jij. Ik ga met je mee. Wacht even, dan zal ik mijn avondmantel halen". „Ik zal alvast een taxi zien te krij gen riep hij haar toe en haastte zich weg. roen hij buiten op het trottoir stond, ademde hij diep de frissche lucht in, want zijn hart bonsde in zijn borst. Nooit van zijn leven had hij zoon verleidelijke vrouw ontmoet en toch Zijn gedachtengang werd onderbroken door haar verschijnen,. Een voorbij rij dende taxi stopte voor de deur en zij reden weg. Er werd weinig gesproken gedurende den rit naar de club. Een prachtige Rolls Royce stond juist voor den ingang en een jonge man stond met den chauffeur te praten. „Hallo, Bill", riep Ralph. „Ben je daar eindelijk. Ik stond net op het punt om weg te gaan,, Kom er uit, Jane", riep Fraser tegen iemand in de auto en een jong meisje stapte uit. „Fraser, dit is Prinses Nadine Sul- koff", zei Desbrook, „En dit is mijn zuster Jane. Nu ken nen we elkaar. Laten we nu maar naar dat kroegje van jou gaan. Gaan jullie mee, menschen?" riep Fraser,, Hij was misschien zes en twintig, een jonge man met een prettig gezicht, die niet aan een overmaat van slimheid scheen te lijden. De Prinses nam hem met groote be langstelling op, maar toen ze in de loun ge kwamen, betoonde ze meer interesse voor zijn zuster en ze fronste haar wenkbrauwen bij wat ze zag. Een jong meisje, van even twintig, een van die schoonheden waarvoor Engeland met recht beroemd is. Lang en slank, met goudblond haar en diepblauwe oogen, overschaduwd door gitzwarte wimpers, en een houding van rustige waardig heid. „Je bent gegroeid sinds ik je het laatst gezien heb. Herinner je je, dat we samen thee hebben gedronken bij Pompey, toen je broer en ik samen op de Albatros voeren?" vroeg Desbrook haar. „Ik herinner het me best", was het rustige antwoord .van het meisje. „Zullen we ons tafeltje opzoeken?" kwam de Prinses koeltjes tusschen bei de. Tot haar groote ergernis bemoeide Desbrook zich voortdurend met Jane, terwijl Fraser slechts oogen voor haar had. Antonio leidde hen naar een ta feltje in een hoek en riep een ober om hun opdracht te noteeren. Jane keek de zaal rond met een be langstelling, die ze niet trachtte te ver bergen. De tafeltjs waren alle bezet door modieus-gekleede menschen, terwijl de meeste vrouwen opv,allend knap waren. Ze had dikwijls van „De Gouden Rat" gehoord, de club mt zijn interessant en exclusief ledental en de kans om deze te bezoeken dankbaar aangegrepen, 't Eenige, dat dien avond v,an belang was, was het feit, dat zij den man van haar meisjesdroomen zou ontmoeten. Ze was pas zestien geweest, teon ze met hem thee had gedronken op de Alb,atro,s. Desbrook had toen veel werk van haar gemaakt, daar ze de zuster van zijn vriend was ze had hem onmiddellijk beloond door hem h,aar hart te schen ken. „Toen Bill me vertelde, da(t hij je vanavond mee zou brengen, stelde ik me voor, dat je nog dezelfde was van vroeger", verklaarde Ralph plotselng. „Dat ben ik ook", antwoordde zij in getogen. „Vijf jaar kunnen een groot ver schil maken", was zijn veelbeteekenend antwoord. „Zeg Ralph zullen wij niet eens dan sen?" kwam de Prinses rustig tuuschen- beide. ^1® Tot Desbrook's verbazing deed deze invitatie hem geen genoegen, doch hij Er waren gisterenavond honderden en nog eens honderden menschen naar de Markt gekomen, om als het nog noodij? ware te onderstrepen, dat de proef die dit seizoen is genomen met muziekuit voeringen tijdens de stadhuisbelichting in alle opzichten volledig geslaagd is. Wij spreken van een proef, want zoo hebben wij het dit jaar beschouwd. Zij, die het initiatief namen en hun krachten er aan gaven om het uit te werken, kun nen met groote voldoening op de 8 con certen terug zien,, Het is nu maar te ho pen, dat het niet bij dit proefjaar zal blij ven, doch dat ook in de volgende jaren door aller samenwerking en medewer king ook van nieuwe krachten, dit we- kelijksch gebeuren zal worden verhoogd door muziek. Gisterenavond hebben de heer Caro en zijn mannen, weder bemerkt hoe hun muziek gewaardeerd wordt. Hoe honderden ieder nummer, ja iederen noot met groote belangstelling volgen en door applaus hun dank brengen voor het genotene. Ged. Staten stellen voor aan de N.V, Stoomtram Walcheren te Koudekerke die reeds een vergunning heeft voor een autobusdienst VlissingenKoudekerke op Zondagen deze vergunning te wijzi gen in een voor een dagelijkschen dienst. Nog had deze zelfde N.V. gevraagd om vergunning voor een dagelijkschen autobusdienst van Middelburg over Kou dekerke, Biggekerke, Zoutelande en Westkapelle naar Domburg. Ged Staten overwegen o.a. dat adres sante reeds houdster is van vergunnin gen voor een dagelijkschen dienst Mid delburg-Westkapelle voor een dienst op Zondag van Koudekerke over Westkal le naar Domburg en voor een dienst ge durende de zomermaanden van West kapelle naar Domburg, dagelijks met uitzondering van den Zondag. Ged. Staten achten het het beste een geheel nieuwe vergunning te verleenen voor het volledige traject Middelburg ZoutelandeWestkapelleDomburg. Zij overwegen verder, dat B. en W. van Zoutelande uit een oogpunt van Zon dagsrust bezwaar maken tegen het ver leenen van de gevraagde vergunning voor een dagelijkschen dienst, voor zoo ver den Zondag betreft, zooals zij ook reeds deden tegen het verleenen van vergunning voor den dienst Middelburg- Westkapelle op Zondag. Ged. Staten vinden nu evenmin als toen termen, aan de door het gemeentebestuur van Zoute lande naar voren gebrachte bezwaren tegemoet te komen, zulks in het belang van het verkeer. Uit een en ander blijkt, dat nu de N.Y. concessie heeft voor autobussen op het geheele traject, waar nu haar trammen rijden. WEMELDINGE. Dinsdagavond ver gaderde de Raad dezer gemeente vol tallig, onder voorzitterschap van bur gemeester Keijzer. O.a. wordt mededeeling gedaan van de door G. S. goedgekeurde begroo- tingswijzigingen waaruit blijkt, dat thans kan worden overgegaan tot aan schaffing van een begraaftoestel. Voorts wordt medegedeeld, dat door G. S. ont heffing is verleend van de verplichting tot invoering van het vak „lichamelijke oefening" op de o. 1. school. Het stootblok van de N. S. aan de Daniëlstraat is dezer dagen verplaatst buiten bezwaar van de gemeentekas. Op voorstel van B, en W. wordt be stond onmiddellijk op en zij begonnen te foxtrotten. „Is ze niet reusachtig?" riep Fraser Jane toe. „Zij is buitengewoon knap en danst uitstekend. Het is een knap paar", gaf Jane toe, maar ze gevoelde een steek in haar hart, toen ze de man, dien zij lief had, met zoo'n schoone vrouw in zijn armen zag rondzweven. „Bill drink alsjeblieft niet meer van avond. Je hebt aan tafel al een heele- boel champagne gedronken", vervolg de zij, toen ze haar broer zijn glas wijn in één teug zag leegdrinken. „Nonsens. Ik ben voor mijn pleizier uit, vanavond", antwoordde hij eenigs- zins ruw., „Ik wou, dat oom jou zijn geld niet had nagelaten. Je bent heelemaal ver anderd sinds je millionnair geworden bent." „Ober! Nog een flesch Pommery!" was het antwoord van Bill op de op merking van zijn zuster. De dans was geëindigd en Fr,aser wijd de zijn aandacht aan de prinses, die tot de conclusie was gekomen, dat het eigenlijk wel verstandig zou zijn hem aan de lijst v,an haar slachtoffers toe te voegen, en dus deed ze haar best hem onder haar betoovering te bren gen, doch tegelijkertijd hield ze Des brook en zijn gezellin in het oog.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5