ZEEUWSOi ZONDAGSBLAD Hl \AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUDAhT! HÈIi 22 Aug. 1936 HET NIEUWE HUIS. VACANTIE EN NIET UITGAAN. RAADSELHOEKJE. X - X X X X X X X X X X X X BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. Vader Trippel ging verhuizen. 't Oude huis beviel niet meer: Ov ral katten in de omtrek Telkens zag je and're weer Vader plaatst' een advertentie In „Het Nieuwe Muizenblad": Wordt gezocht een flinke woning In de buurt geen enk'le kat O, er kwamen stapels brieven En de keuze was niet licht. Vader Trippel kon verhuizen, Vrolijk stond weer zijn gezicht 't Beste van het allerbeste Koos hij er natuurlijk uit, Hij kon toch zo grappig wezen, Vader trippel wjs een guit Want hij zett' op 't nieuwe huisje: Katten worden hier geweerd, Daar de lucht in deze streken Is voor katten heel verkeerd Moeder Grijsje, Trippels vrouwtje, Maakte 't huisje keurig schoon En zei met een stralend snuitje Tegen Knagelijn, haar zoon: Hier wil ik wel altijd wonen En de straat bevalt m' ook goed, 'k Vind, dat „Jonge Kaas- korststraatje" 'n Muis al watertanden doet.. Ook haar dochters, Vaal en Langstaart, Hadden in de woning schik. Vaal zei lachend: Wat veel kaas toch Stellig eet ik hier mij dik Ja, 't leek wel Luilekkerland, hoor i In dat grotekaas-pakhuis De familie Trippel voelde Zich er dan ook wat gauw thuis. En er woonden zóveel muizen In die nieuwe, leuke buurt Nergens stond een woning leeg meer, Alles, alles was verhuurd Nu, familie Trippel, woon maar Heel lang in het nieuwe huis Al zal ik je niet benijden. Maar.ik ben toch ook geen muis Vacantie zonder pretje Of maar een klein verzetje, Niet uit logeren gaan Wat heb ik daar nu aan Saai steeds op straat te spelen Ik moet mij wel vervelen Maar plots'ling dwaalt mijn oog Naar buurmans huis: één hoog. Daar ligt een zieke jongen. Hij heeft het aan de longen. Moet liggen heel de dag. O, als ik zó eens lag Ik ik.ik kan toch spelen, Hoef mij niet te vervelen. Ik neem een kloek besluit: Mijn boze bui is uit. En voortaan alle dagen Zal ik aan Moeder vragen: Mag ik naar buurman gaan Hij kan er van op aan, Dat 'k kom Een klein bezoekje Doet hem daar in zijn hoekje Bij 't raam plezier. Hij ziet Al gauw naar m' uit, is 't niet OPLOSSING DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROTEREN. 1. B Barcelona. kan Karei chocola Barcelona Zee land viool ent a 2. Heb je je thema in het net ge schreven (Main) Alleen één roos is rood; er zijn echter een massa witte (Oder) Ik wist niet, dat hij op oneerlijke manier aan dat geld gekomen wa». (Poj Kwam u regelrecht van huis Tante Mathilde (Mur) Weet jij, waar Nol op eens ge bleven is (Arno) 3. Monnikendam. Mond, kei, dok, maand, eik, naam. 4. Met, sla, wier; Metslawler VOOR KLEINEREN: 1. Zonnebloem, sering, anemoon. VOOR DE KLEINTJES. Poppenwas. Het is een drukke morgen: We doen de poppenwas. Vuil als het goed van Ans is Ze viel juist in een plas. We moeten heel hard wrijven, Maarschoon moet het toch zijn Dat zul je straks eens zien, hoor Als 't wappert aan de lijn. Als het dan bijna droog is, Zal ik het strijken gaan. Dan kan Ans morgen Zondag Het schone goed weer aan I iljpJ j j| s. Het is een hele drukte, Maar dat vergeet zo n kind Ook dat de poppenmoeder Het heus niet prettig vindt, Dat Ansje telkens vuil wordt. Maar.popje is nog klein _n als ze groot wordt, zal het 'k Weet '*t vast wel beter zijn 2. Brem, Bram. 3. Klaproos 4. Ha r in g Haring OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Verborgen dieren. Vader heeft Bob, Evert en Frits samen gekiekt. Moeder zei al, dat het wel an ders gebeurd zou zijn. "Ik hoop, dat we in de vacaniie naar Amsterdam zullen gaan. Herman zei, dat zijn zusje Tini ook al fietste. Haast je maar niet Het is lang niet zo laat, als ik dacht. (2) 2. Mijn geheel wordt met 6 letters geschreven en noemt een stad in Noord-Amerika. Een 1, 2, 5, 4 is een vaartuig. 4, 5, 2, 3 is een verkorte meis jesnaam. Een 4, 2, 6 is een rond voorwerp Een 6, 2, 5, 4 is een vrucht. Een 1, 5, 6 is een vis. 3. Mijn eerste is een kleur, mijn tweede is een ander woord voor verlangen en mijn ge heel een ziekte. 4. Maak van deze 28 lettergrepen 14 woorden, elk van 2 letter grepen en zet die zó onder el kaar, dat de eerste letters, van boven naar beneden gele zen, een spreekwoord vormen. Eer pen el vink goud zei del vis oor ter o beek band ta dok deur doorn nood inkt log roos gie la len te e ter arm. De woorden zijn: lo een plaats aan de rand der Veluwe. 2o een vis. 3o iets wat men in alle bioscopen en gebouwen, waar veel men sen samenkomen, vindt. 4o een bloem. 5o een -.""gel. 6o een .re ramp. 7o een meisjesnaam. 8o een bepaalde soort rivier mond. 9o een sieraad. lOo een jaargetijde, llo een voorwerp, dat water be vat, als men het gebruikt. 12o het tegenovergestelde van dicht. 13o een viervoetig dier. 14o een geneesheer. VOOR KLEINEREN. 1. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van viervoetige die ren. lo rij een medeklinker. 2o 3o 4o 5o 6o lo een uitroep, vaartuig. 't gevraagde woord, een metaal, schrijfgereedschap, een medeklinker. 2. Wat heeft een mond, maar kan toch niet praten of eten 3. Van welk lichaamsdeel van een dier kun je gemakkelijk een grap maken 4. 'k Heb geen lichaam, kan toch spreken. En nog nooit zag iemand mij, Maar gehoord hebben mij velen. Soms klink 'k ernstig, soms ook blij, Hard of zacht, steeds weer verschillend. Zeg mij nu maar, hoe ik heet. Als je even heel goed nadenkt, Wed ik dat je 't antwoord weet. ■N Een Spaansche wijsgeer en een gollspeelster.. De Berlijner Olympiade ligt weer een paar dagen achter ons. De couranten staan er niet meer vol van. Degenen, die „gewoon weg dol" op de sport zijn, missen de belangrijke lectuur der lange, opgetogen of terneergeslagen be schouwingen en verslagen. Zij, die van oordeel zijn, dat de sportbe- langstelling in dezen tijd misschien wel wat overdreven is, vinden het waarschijnlijk wel zoo rustig. Natuurlijk moet bij dengene die, als schrijver dezes, er naar streeft het leven van een meer beschou wend standpunt te bezien, die, om eens een groot woord voor een eenvoudige zaak te gebruiken, als 't kan het Eeuwigheidslicht op de tijdelijke dingen zou willen laten vallen, de vraag wel eens rijzen: is heel dat Olympisch gedoe nu niet wat aan den overdreven kant ge weest En, uit een bepaalden ge zichtshoek beschouwd, moet het antwoord op deze vraag zonder den geringsten twijfel bevestigend luiden. Er was zeker een en ander, dat overdreven was, zeker meer dan een kleinigheid welke wijs- geerig zelfs als onoprecht, als valsch betiteld moet worden. Er zijn woorden gebruikt, die niet waar waren. Er is gesproken van een edele, sportieve Olympi sche geest, terwijl de waarheid was, dat er haat en nijd was, dat er het tegendeel van sportiviteit aan den dag gelegd werd. Dat wil zeggen: Dat was er o o k. Nieldat het er uitsluitend was Men kan zelfs zeggen: hebben we in deze verdwaasde wereld nu waarlijk niets beters te doen, dan al onze krachten in te spannen om een-vijfde secunde harder te zwemmen, een halve centimeter hooger te springen, een kilogram meer op te tillen of een maal dichter bij de roos te schieten dan een ander iemand, die in een an der land geboren en getogen was? Staat Spanje niet in vlammen, heerscht in het eene land niet de Bolsjewistische en het andere niet de Fascistische dictatuur, worden we niet zoo ongeveer allemaal ge teisterd door werkloosheid, ja, waarlijk, zou een streven naar een zedelijke wereldorde niet eischen, dat wij ons eerst en voor al gingen bezig houden met geheel andere dingen dan het uitleven onzer sport-bezetenheid? Welke we dan, Gelukkig kon de N.R.C. van jl. Maandag schrijven: „Wij mogen ons gelukkig prij zen, dat niet één Nederlandsch athleet aanleiding heeft gegeven om zijn landgenoten het schaam rood op de kaken te jagen." Red. om den schijn te redden, omklee- den met fraaie doch onoprechte woorden van internationale ver broedering, terwijl in werkelijk heid elk der athleten elk oogen- blik van den dag klaar staat om een vliegtuig te bestijgen, een handgranaat te grijpen, een bajo net op te steken teneinde zijn „sportbroeder" van de Olympiade naar een andere wereld te hel pen Terwijl de vrouwelijke athleten óf de ten oorlog trekken de soldaten zullen toejuichen, óf achter het front moordtuig zullen maken Dit alles en nog veel meer en bitterder gedachten zouden kun nen opkomen bij iemand, die zich tot mijmeren zet over den waren achtergrond van deze Olympiade, en van alle andere sportver- tooningen in binnen- en buiten land. En het zou waar wezen, wat men dacht en zeide.... en toch ook weer niet de geheele waar heid. De Spaansche filosoof Don José Ortega Y Gasset, in Nederland reeds voldoende bekend door zijn van zoo zachtmoedige levenswijs heid als van helder inzicht getui gende boek „De Opstand ,der Horden", heeft onlangs in een nieuw in Nederland verschenen boek, bevattende „Bespiegelingen over Leven en Liefde" dezen kant van dit vraagstuk als terloops maar daarom niet minder aardig aangeraakt. De filosoof had zich laten verleiden zooals hij zelf zegt op een stralenden Febru aridag met enkele kennissen naar het buiten Madrid gelegen golf- veld te gaan, inplaats van in zijn studeerkamer te zitten werken. Een golfspeelster zegt daar dan tegen hem: „gij moest eigenlijk lid van onze golfclub worden". Én hij antwoordt: „Dat zou niet kunnen, zoo n misstap zou ik duizenden ja ren moeten betreuren". Was dat niet een grove onhof felijkheid „Neen" zegt onze Spaansche filosoof: „Gij, golfspeelster, zoudt in dezelfde fout vervallen als ge niet speelde, als ik indien ik wel speelde En, om uitleg van deze schijn bare paradox gevraagd, antwoordt hij: „het leven is zoo rijk in zijn schakeeringen en toestanden, dat het niet in een schema van voor schriften samen te vatten is. Er zijn wellicht maar weinig hande lingen, die volstrekt goed of vol strekt slecht zijn. De moraal is niet een samenstel van algemeene en voor ieder gelijke verboden en plichten'.... „Inplaats van een enkelen vorm van zedelijke vol maaktheid voor te schrijven en daarmede den rijkdom van den cosmos teniet te doen, aanvaarde men eerbiedig de wonderbaarlijke veelvoudigheid van de wereld".. En verder: „als ik u, met uw ge zond jeugdig lichaam, keurig uit gedost, den golfstok zie zwaaien, dan lijkt ge me een volmaakt we zen, een eer en een sieraad van het heelal." „Ieder mensch heeft zijn eigen persoonlijke en onver vreemdbare verplichtingen betref fende hetgeen hem betaamt, een ideeël geheel van handelingen en gedragingen waartoe hij gehouden is" En de moraal voor ónze over denking Het ware dus dwaasheid, van een jongen athleet te verlangen dat hij inplaats van discus of speer te werpen, hoog te springen of snel te zwemmen, zich in de folianten der wijsgeeren zou ver diepen. Maar: het is en blijft wel duur ste plicht van eiken sportsman, de ware eer, dit is de eer der sportiviteit, te stellen boven elke menschelijke eerzucht, zelfs boven verkeerd begrepen nationa le eer Een man of vrouw die een Olympische overwinning ver smaadt indien deze slechts op on eervolle wijze bevochten zou wor den, draagt de hoogste Olympische lauwerkrans met zich en voor zijn land mede naar huis Daarover zal de goede sports man niet met den wijsgeer van meening verschillen, denk ik. Al thans, dat hoopt: Philonous. TUSSCHEN Poeldurp, Augustus '36. Vriend Jewannes 'n Diesendag voemirreg dan kom k in 't achteruus om koffie te drienken en dae zit Jaonetje mie 'n siepje mie prinsesseboonen en d'r anden gienge te keer en d'r oogen puulden uut d'r ood: glad verschrikkelik. Voe d'r op d'n taefel stieng de wekker en dae keek ze iedere keer op. „Kom over 'n stuitje mè is vrom", zei ze driftig,twi onderd zeven en vuuftig, acht en vuuftig, negen en vuuftig, sestig En eur mè óf aele. Goed, ik gae vrom nae de smisse en mie 'n menuut of vuve riep ze: „Kóm noe mè 'k Gieng en 'k zegge tegen d'r: „mè m'n eden, wa gaet 'r toch om en mie 'n vierrood, straelend gezicht zei ze: ,,'k bin 't k Zegge 'n bitje ongerust: „wat bi je „Kampioen van Poeldurp", zei ze. „Kampioen ir. 't boonen-ofaelen. Kee van de waegemaeker dee d'r gister vuuf onderd in tien menu ten en drie en veertig sikonden en ik 't edae in tien menuten en 'n stiksje meer as vuuftien sikonden" Jewannes, 'k stieng stom, mè eur gieng vadder: „ons doe nèt as in Duisland, je weet wè van die zwem-meiden en arddraevers, mè ons doe 't mie prinsesseboonen en noe bin ik de kampioen. Wat zei je d'r van". „Geef mien m'n kof fie mè" zeg 'k „en 'k za d'r mè over zwiege." 's Nachs om 'n uur of aolf twee, dae slae ze Jaonetje bedoel 'k in bedde mie d'r ermen en ze roept: „Nee, 'k gae nie mee, 'k gae nie mee I" 'k Miek ze wakker, 'k aelden 'n kommetje kou-waeter, 'k liet z' is drienke en toen vroog 'k: „wat mekeer je toch en toen bubber- den ze: „ik droomden, dat 'r 'n autoo voe de deure still'ieuw en dae kwamme twi kaerels uut en die wouwe me meeneme nae Vre- de-rust enne'k Zegge tegen d'r: „weet je, oe dat da komt Da's van julder boone-gekkewerk en noe za 'k j' is èèn diengen zeg ge: dat mo klaer weze en as dat wuuf van de waegemaeker of d'n dieën van de vèlwachter of zoo noe 't arte in d'r ziele om ier d' eeste drie weken te kommen, dan za j' is zie, oe gauw dat ik ze op de straete toovere. Julder mie je Ollimpiesche boojnen, da's klaer en anders zit jie nèt binnen de we ke op Vrederust. En gae noe mè slaepe 't Was voe goed uut mie die boonen. Zie je, Jewannes, daer ei je 't noe van dat gekkespil. 'k E t»r al is meer over egad. D'n eenen stiekt d'n anderen an. Sport kan mooi weze, mè 't is bie mien a welletjes as je flienk zwemme kan. Waerom mo je noe verge, da je deur 't waeter schiet as 'n pael- lek Wien krïegt 't noe in z'n es- sens om op 'n draf van Middel burg nae Vlissege te gae vliegen, Waffoe nut eit dat Aol overdre- ve en op 't leste is eel 't mensch- dom meer as drie kwart gek. Je zou is vóór motte durve steile, dat de brievebestelders op 'n draf deur d'n Langen Delft en d' are straeten moste bieze, dan zou je wat oore. Of dat z' op 't ketoor van de belastege om z'n gauwst d' anslagbiljetten moste schrieve Mè zoo gauw as 't mè sport eet, dan is 't allank a goed en ge noegt om 'n anval te doen op d'r eigen leven. Dat 'k tegen de sport. Dae in Berlien, dae moste ze, voe da ze begonne, zwere, da z' aoll'es eerlik en fersoendelik zouwe doe en toen 't 'r op an kwam toen schopten d' Iteljaansche voet- balders d' Amerekanen de dermen uut d'r buuk en zukke grappen oor je telkens bie voetbalwedstrieden. Ze trappe mekare an prut: beenen an splinters, nieren an stikken. Da's gezonde sport, dat mo 'k zeg ge Éel de waereld wor nog gek van de sport. Waffoe aregeid steekt 'r in om rond de Middel- burgsche siengels te draeven. En as ze dan bie de Kenaalbrugge konjme as ze d'r komme dan zakke ze in mekare. Gae je gank Kuier fersoendelik over de sien gels. Dae bin ze voe. Vroeger waere de durpen nog nie besmet, mè daer is 't tegenwooreg ok a glad verschrikkelik. En as ze <J r

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 7