ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD mmmwaffl f - II T \AH DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT: 8 Aug. 1936 RAADSELHOEKJE. OPLOSSING DER RAADSELS WEDSTRIJD IN SPEELGOEDLAND. m - m O BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. We gaan een maan naar buiten: Naar 'n huisje op de hei 'k Kan van plezier wel dansen. 0, jongens, 'k ben zo blij We gaan er met ons allen Heus op de fiets naar toe, Gein Rietj' op Vaders fiets, want Haar beentjes zijn gauw moe. We slapen met ons tweeën Gezellig in één bed En stoeien 's morgens vroeg al, We hebben stellig pret 't Zal er zo heerlijk wezen We houden van de hei De hei en de vacantie, Wie daarbij horen Wij 'k Mag een logé ook vragen En 'k kiesik kies.de Zon Hè, 'k wou, dat in Augustus Die met ons meegaan kon We maken mooie tochten Te voet of op de fiets. Maarals het altijd regent, Komt daarvan immers niets We nemen een paar boeken En spelletjes dus mee, Moes vindt dat heel verstandig. Bepaald een goed idee. Maar 't liefst laat 'k z'in de koffer En ben ik buiten, hoor Want om „veel lucht te happen." Daar gaan we immers voor OM OP TE LOSSEN. VOOR GROTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt 'een dorp in de prov. Utrecht. 7, 4, 5, 3, 9 is een kleur. 9, 5, 4, 7 ligt in Drente. 2, 8, 4, 7 is zachte stof in been deren of hout. 7, 4, 1, 1, 9 is een landbouw product. 2, 1, 7, 8, 4 is het tegenoverge stelde van dik. 6, 8, 7, 3, 9 is een getal. 2. Vul deze 16 vakjes in met: 6A202G1L3N1R1Z Maar doe het zó, dat je van links naar rechts en van bo ven naar beneden leest: 2. Ladderraadsel. X lo (bovenste) sport een boom. 2o sport een onaange name lach. 3o sport een leesteken. 4o sport iets wat door een koetsier soms gebruikt wordt. 5o sport 'een groot roofdier. 6o sport een zeevogel. 7o sport een knaagdier. De woorden bestaan alle uit 5 letters en de middelste van deze letters vormen, van bo ven naar beneden gelezen, de naam van een stad in Gel derland. Juist in de maand Augustus Is onze hei zo mooi. Dan draagt de hei haar feestjurk, Haar paarse-bloemen-tooi Ik stuur je wel een ansicht Van 't huisje op de hei. 'k Kan van plezier wel dansen, O, jongens, 'k ben zo blij UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROTEREN. 1. Valencia. Val, Lena, cel, vin, vaal. 2. A Aardappel. j a s spree aardbei Aardappel karpers peper bek 1 Wang Olie Leus Akte Iloem, kool; Wolga en Geste bloemkool. VOOR KLEINEREN. 1. Hanna, Anna. 2. Weet je ook, waar de kinderen zijn Neen, ik zag hen komen, maar weet niet, waar ze ge bleven zijn, (Henk).. Ie rij timmermansgereedschap. 2e rij een rivier in Italië. 3e rij een meisjesnaam. 4e rij een voetbal-term. 3. Mijn eerste is altijd donker, mijn tweede moet de toevoer van het water regelen en mijn geheel is een plaats in Overijsel. 4. Verborgen steden in het buiten land. 3. Spannen kan ik, maar niet weven, Waar ik wel het liefst wil t leven Op een blaadje, sappig, frisch En hoe of mijn naam wel is Met acht letters schrijft men hem. Maar al leef ik, 'k heb geen stem Heb je mij nog nooit gezien Dan is 't moeilijk, maar misschien Wijst een ander mij wel aan In een bos, tuin, park of laan 4. Mijn beide eerste delen vormen samen iets, dat nat is, mijn derde is rond en mijn geheel kun je soms bewonderen in al zijn kleurenpracht. Je kunt toch niet met alle ouders gaan spreken! (Meta, Leo, Aus.) Je weet niet, hoe somber 't daar is (Bert). Ik kon niet langer daar blijven wachten. (Gerda). Moeder zal vanavond liever thuis blijven. (Evert). 3. Zeehonden. 't Haantje van de toren. Oogappels. Muilperen. 4. Men moet het ijzer smeden, als het heet is. Eerlijk duurt het langst. Een zwaluw maakt nog geen lente. Men kan geen ijzer met handen breken. Ik weet wat: Rie, stap in de tram, die daar aankomt Je was immers liever onaardig behandeld dan vals Wij hebben geen zolder; ik zal Em bergruimte voor die kof fers vragen. Kom, Annie, ik vul maar even de suiker bij en je hoeft dus niet lang te wachten VOOR KLEINEREN. 1. Welk dier is, omgekeerd, altijd dwaas Geeft men hetzelfde dier een andere kop, dan moet het tegen hoog water beschermen; verandert men hiervan den staart, dan ligt het tussen bergen of heuvels. Van de grote, grote kamer. En wie, denk je, dat het won Niet verklappen hoor, maar ik denk Wie het vlugste lopen kon En dat was maar eig'lijk sprong bij Kwaakje. Net nog vóór 't konijn Kon hij bij het voetenbankje, 't Eindpunt van de renbaan, zijn. Kwaakje heeft het dus gewonnen, D'and'ren droegen hem in 't rond. Heel parmantig zat ons Kwaakje Op de rug van Puck, de hond. Jammer hè juist als het leuk is 'n Dierenwedstrijd is zo fijn Zorgen zij wel, dat geen kind'ren, Niemand in de buurt kan zijn Al klein Jantje's speelgoeddieren Deden saam een enig spel: Wie het allerhardst kon lopen, 'n Wedstrijd dus. En hij de bel Liepen het konijn en 't eendje, Teddy-beer en Puck, de hond, Miesje-maiiw en Kwaak, de kikker, Om het hardste op de grond 5££oiOg*cn(ji O 2 O CL. 90, S- 3 O g. 2 2 l - I i H <t> O 2 7 o g. rt- i8 cu 3 CO (/O, hT 7- w uw, O g-1 ro r o i 2» «2 P 2 2 3 3 p p I I 8 g Efrj 8 SST U SLS 3 10 Eert uwen vader Wij menschen kunnen niet alles verstandelijk beredeneeren. En wij mogen dat ook niet. Het zou bepaald tot verkeerde uitkomsten voeren, wanneer wij het verstand een te hooge waarde bij onze be slissingen toekenden. Toch is dat, zoo in 't verleden als in het heden, dikwijls het ge- va! geweest. Men zegt: onze tijd keert zich, gelukkig, weer van de verheer lijking van de rede af. Het is waar. Maar: dat is dan toch nog maar in de kringen van degenen, die uit zichzelven reeds den geest zijn toegewend. Of het ook geldt voor den on- nadenkenden mensch, of ook de nog-niet-denkende jeugd er reeds aan toe is Ik vrees ernstig van niet. Vooral de jeugd. Die is, dunkt mij, nogal redelustig en redelie- vend, rede-eerend, kortom: ra tionalistisch van aanleg tegen woordig. En daarbij, met het ge loof in eigen kracht, ook rede kracht, en de snelheid van oor- deelen welke uit nog onvoldoende levenservaring voortvloeit, is de jeugd zoo rede-hard dikwerf. In het dertigste hoofdstuk van het „Handboekje", in hetwelk Ar- rianus van Nicomedia de hoofd- zakelijkste leeringen van zijn meester Epictetus verzamelde, le zen wij: „Die man is uw vader. Dan is het uw plicht, hem te ver plegen, hem met eerbied te behan delen, en zijn terechtwijzingen en desnoods kastijdingen te verdra gen, „Maar het is een slechte va der", zegt ge. Eilieve, is de natuur dan verplicht, U een goeden va der te verschaffen Neen, alleen een vader". Ziehier nu, naar onzen smaak, een wijs woord, een stelling, waar uit voor den dag van vandaag veel leering valt te trekken (Al is de bewijsvoering dan ook wijs- geerig minder bekorend, nade- maal zij steunt op dezelfde over drijving van de waarde der ratio waartegen de grondstelling zich richt. Maar dat is nu tot daaraan- toe.) Epictetus zegt ons: eert uwen vader, louter en alleen op grond van het feit, dat het uwe vader is. Hij moge een slechte vader zijn, uw vader blijft het niettemin. En nu zegt men dit kan zijn een tegenwerping uit den tijd van dezen Romeinschen wijsgeer en het zou ook kunnen zijn een jong- mensch van dezen tijd, van H.B.S. of gym of ambachtsschool ik kan een slechten vader hebben. Dan behoef ik hem toch niet te eeren Dit is het verschil tusschen de waardeering van de rede, en wat daar boven uit gaat. De rede zegt: Ik houd van mijn vader, zoolang en voorzoover datgene wat hij doet, goed is. Góed naar m ij n inzicht wel te verstaan. De Wijsbegeerte welke steunt op wat nog hooger is, na melijk de Liefde zegt: Eert uwen vader en uwe moeder te al len tijde. In het eerste geval is er weinig edels in te bekennen: gij zult als ieder mensch geneigd en genegen zijn te eeren degenen, die goed doen naar uwen zin, en die u goed doen. En ge zult van zins zijn een ieder die het naar uwen smaak niet doet, niet te eeren. Maar: uw vader en uw moeder zijn niet een ieder. Zij zijn anders en veel meer. Ook de slechte va der en de slechte moeder. Nu wil ik niet overdrijven. De tijden veranderen en wij verande ren mee. De slaafsche onderwor penheid van vroeger is weg. Zij hield een en ander in zich, dat ook bepaaid fout was. Daar spreken we dus verder ditmaal niet over. Maar, bij al de kameraadschap die in de plaats getreden moge zijn van de vroegere onder-ge schiktheid, vergete men dit eene nimmer: uw vader moge tot uw kameraad geworden zijn: hij is en blijft altijd uw vader. Dat is: ook nog iets meer dan een kameraad. Dat is de man, bedoeld in 't woord: eert uwen vader en moeder, opdat het u wel ga en gij lang leeft op de aarde. Dat laatste be wijst ondertusschen, dat ook Pau- lus in zijn brief aan die van Ephe- ze het nog noodig oordeelde een belooning op dit gebod te stellen, althans niet het op zich zeiven te zetten. Maar ook zonder het vooruitzicht van een lang leven waarin het ons wel zal gaan, geldt dit gebod vandaag aan den dag nog onverzwakt, zooals het ten tijde van Epictetus en van Paulus gegolden heeft. Philonous. TUSSCHEN Poeldurp, Augustus 1936. Vriend Jewannes „Watte droevege diengen bin d'r toch in d'n lesten tied in Vlis- sege en op nog zoo vee andere plekken gebeurd", schreef je in je lesten brief. Ja, da's waer Dae gae noe agauw gin weke verbie, of j' oor van 't een of 't are schan daal en 't gae bienae aoltied over de centen. Ièr gaet 'r een van deur mie de kas van 'n vereenege; dan wee knoeie ze mie de giften, die deur de goed geloovege en wèl gezinde, vriegevege gemeen te op-ebrocht wiere voe 't een of 't are nuttege doel en van tied tot tied oor je dan nog as van 'n no taris of 'n onfanger van dit of van dat, die 'n andermans z'n centen voe z'n eigen gebruukten. Noe vraeg jie, Jewannes: „motte me gin kompassie mie zukke men schen en mie ulder uusouwen Neturelik motte me d'r kompassie mee mè 'n mensch bluuf mè 'n mensch en 'k vraege op mien beurte: „as jie is geld bie 'n nota ris uut te staen a, meschien 't gro- ste deel van je bezit en die notaris maekten joe centjes is schoon op, zou jie dan kompassie mie dien notaris, of zou je alleeneg over je 'n eigen dienke. 'k Vreeze voe die notaris. Kompassie. Noe ei je ge- makkelik praoten: 't gae aol bu ten j' om en j' eit 'r zélf gin schae van. Mè as je d'r zelf is bie be- trokke was 't Is smereg neturelik om je 'n aregeid te zoeken in 't kwaed van je medemensch en 't is niks as vuul polletiek gemod der om-zooas die bekende „Bewe- gege" dee in dat Vlissingsche ge val, om uut de slik van 'n ander steenen te bakken voe je 'n eigen uus. Dat zulle d'r dan ok steenen nae weze. Graeuw en vael en 't za mè 't beste weze om d'r 'n flienke kwaste oranje verve over te smaeren. Mè daerom mag 'n mensch toch z'n gewoon verstand wè gebruke en zegge: ,,'t is goed, dat aol dat geknoei en gekoenkel an d'n dag ebrocht wordt Ik voe mien vinde an aol die broddel- gevallen nog 'n biesmaeke. Je lees aol mè van knoeiers en ge knoei, mè ik vraege: „is t'r dan glad gin toezicht En as t'r toe zicht is, wordt dat dan zóó edae, as je verwachte mag As 'n on fanger van 'n waeterschap, van 'n gemeente of zoo knoeit, waerom mot 't dan soms jaeren dure, eer da 't uutkomt Doe de lui die an-esteld bin om toezicht uut te oefenen, d'r plicht nie, of bin ze nie bekwaem om 't te doen Ne me ze 't dikkels te lucht op ,,'t Za wè in orde weze Dae mot toch ies an mekeere. Oe is 't meu- gelik, dat 'n notaris 'n eelenboel menschen rinneweert 'k E wel is g'oord, dat de notarissen ok on der toezicht stae, mè oe zit 't dan toch, dat sommegte zoovee kleine burgers kunne beroove Notaris sen bin in de regel menschen, die 't volste vertrouwen geniete en die vertrouwen verdiene. As t'r noe is 'n notaris is, die deur eel z'n levenswieze bliek geeft van onbetrouwbaereid.Mè da 's waer, Jewannes, as dat 't geval is, dan gae de menschen d'r nae zóó een nie toe en an zóó een geve ze d'r zaeken nie in anden. 't Was vee beter, dat zoo'n notaris dood- eenvoudeg de booschap kreeg: Je mo mè zie, da je wat anders wordt, want jie maekt 't mooie notaris amt toe groote schande. Dat soort is dan ok 't gevaerlikste nie, mè en noe doel 'k nie alleeneg op notarissen mè lui, die 't zóó slum anlegge, dat de waereld mie onsag tegen d'r öp kiekt; die, soms zelfs onder 'n vernisje van vrome praotjes, de goedgeloovige of onontwikkelde menschen 'n rad voe d'n oogen draaie; die groote swiet slae van 'n andermans z'n geld.... dat bin de gevaerlikke en nogeens zeg 'k: as t'r op zukke lui toezicht bestaet, dan mag dat gin toezicht weze in naem mè strèng. En die belast is mie toe zicht, die most wè degelik mee verantwoordelik weze voe de gevolgen. As dat waer was, dan zouwe d'r a eel wat minder be- driegelikke koenkelaers de kanse kriege om d'r mie de centen van de menschen van deur te gaen. En 'n eerlik mensch oef niks beleedigd te wezen as toezicht strèng toe zicht was. Bedrog M'n goeie man, de waereld angt 'r van an mekare en as 't meerendeel van de menschen nie zoo aolderieselikst groen was, dan zouwe d'r a eelwat minder bedriegers op de baene loope. Oe dikkels oor je nie da ze mie 'n kollekte loope voe 'n liefdaedig doel. Dat liefdaedige doel bin ze dikkels zélf. Daerom 'k mie zoo vee genoegen dat groote artikel in de Middelburger eleze dae bo ven stieng: Bloempjesdagen. Want misleidege op dat gebied is ök be drog, As ze zegge: ,,'t is voe 't erme kind" en 't kom uut da 't uutgaet van d' een of d 'are „ge kleurde" vereenege, dan is dat nie recht deur zee; dan noem ik dat bedrog. Eel goed vind' ik 't as t'r det^r de gemeentebesturen goed toe ezie wordt op aol dat gekol- lekteer en geblom. Da 't mie die blommetjes schandalig overdreve wordt, dae oeve me nie varder over te praoten. 'k Leesden pas van 'n meneer in Amsterdam, die a aol de blommetjes, die a d'n in de leste paer jaer kocht, op- espaerd en noe a d'n a twi kos- sens vol. 't Gae mie die blomme tjes de verkeerde kant uut en as ze in plekke van lieve jonge mis- jes, d'r de werkelooze is mie rond- stierden Nou Liefdaedegeid is en bluuft 'n schoone deugd, mè de menschen motte nie gedwonge worre tot die deugd, want dan zouwe ze dien dwang a eel gauw voele as 'n drukkende last, Zoo- varre is 't zoo zoetjes an al. Wae loope ze nie voe rond en wat ver- zinne ze a nie. Lest prikkaarten voe Sondagscholen werèntig As d' een of andere vereenge gebrek an centen eff, dan mè gauw in de krante: ,,'n noodkreet tot liefdadig Nederland". En as ze benauwd bin, dat dat nie elpt, dan komt 'r wè 'n meneer an je deure mie 'n sigare of 'n sigeretje in z'n ood en 'n aktetasch onder z'n erm en mie 'n vloed van woorden, da je d'r suf van wordt. Soms weet je op z'n besten voe wat en an wien da je geeft. Daerom zou 't zoo goed weze, wat of de Middelburger in J

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 9