AKKERTJES AFLOOP VERK00PINGEN. BURGERLIJKEN STAND. MARKTBERICHTEN. Rondvraag. De autotocht. Oostkapelle, AGENDA MIDDELBURG. MA 27 Jul Dl 28 Jul MA 27 Jul Dl 28 Jul «Èè3l' keer van beteekenis moeten worden ge acht en het zij direct, hetzij indirect moeten aansluiten op de wegen van de Rijks- en Provinciale wegenplannen en de mazen van het hierdoor gevormde primaire en secundaire wegennet op lo gische wijze verkleinen. De commissie stelde na ingewonnen informaties een tertiair wegennet vast en kwam daarbij tot een lengte van 6000 km. De commissie meent, dat een ver harding breedte van 3,50 m tot 5 m vol doende zal zijn. De kosten voor verbe tering worden gemiddeld gesteld op 18,000 per km, dus in totaal 72 mil lioen. De commissie becijferde dat na 1 Jan. 1933 aan de verbetering van de primaire en de secundaire wegen nog onderscheidenlijk 359 milloen en 805 millioen gulden zal moeten worden be steed en dat voor onderhoud en alge meen beheer resp. 2,965,000 en 2,262,000 per jaar moet worden ge rekend. Voor de wegen van het door haar opgemaakte tertiaire wegenplan raamde de commissie 1,2 millioen per jaar boven hetgeen een normaal onder houd thans reeds vraagt De kosten van de verbetering van de primaire, de se cundaire en de tertiaire wegen na 1 Jan 1933 raamde de commissie dus in totaal op 6,887,000. Het jaarlijksche accres van de wegenbelasting meende de com missie op 800,000 te kunnen stellen, en is dus een 26-jarige periode vereischt voor het opbrengen van de benoodigde gelden. De commissie meende dat de opbrengst van de Motor-en Rijwielbe lasting als volgt zal moeten worden be steed: 53,6 pet. voor de primaire, 33,7 pet. voor de secundaire en 12,7 pet. voor de tertiaire wegen. Volgens de Wegenbelastingwet kwam tot 1936 van de opbrengst van de bo vengenoemde belastingen 65 ten ba te van het Rijk en 35 ten bate van de provincies, terwijl die percentages van 1937 af op 60 en 40 waren gesteld. De financiering van de verbetering op deze wijze zou leiden tot een onvol doende mate van uitvoering in de be ginjaren, cm aan het bezwaar tegemoet te komen heeft de commissie zich voor gesteld in de eerste jaren leeningen te sluiten waarvan de rente en aflossingen zou moeten worden geput uit het We genfonds. De omstandigheid, dat de tertiaire wegen bij vele verschillende lichamen in beheer zijn, zal naar het oordeel der commissie niet leiden tot een doelmatige bestemming der gelden. Zij acht het daarom noodig, dat de ter tiaire wegen, hetzij voor, hetzij na de verbetering, in beheer bij de verschil lende provincies kwamen. In het kort komt 't voorstel van de commissie hier op neer, om de verbetering om het meerdere onderhoud van de als zooda nig aan te wijzen tertiaire wegen te doen geschiedde uit jhet Wegenfonds door een gewijzigde verdeeling van de daarin vloeiende inkomsten en om die wegen in beheer te brengen bij de pro vinciën. De drie neutrale landbouworganisa- saties stelden zich voor, dat het wegdek der tertiaire wegen ter breedte van 5 m en 0.20 m betonband voor rond f 4000 per km zal kunnen worden ver beterd, dat de op deze wijze verbeterde wegdekken een levensduur van 11 tot 12 jaar zullen hebben, zoodat de kosten voor de verbetering op 2,000,000 per jaar moeten worden gesteld. Hiervoor zou een verhooging der wegenbelasting met 10 voldoende zijn. Hiertegen zouden de automobielgebruikers, die de tertiaire wegen geregeld berijden, geen bezwaar hebben, daar het onderhoud aan hun automobiel er door zal vermin deren. Anderzijds hebben de organisaties het Werkfonds 1934 als bron gezien, waar uit voor de verbeteringen van de terti aire wegen zou kunnen worden geput; daardoor zou, zoo is haar oordeel, te vens een goede werkverschaffing kun nen worden verkregen. In een nader schrijven aan den Minister kwamen de organisaties echter met het verzoek om 10 van de opbrengst van het we genfonds voor de verbetering van de tertiaire wegen beschikbaar te stellen, waaraan zij boven verhooging van de wegenbelasting en boven het putten van het benoodigde bedrag uit het Werk fonds 1934 de voorkeur gaven. Intusschen kwam het Verkeersfonds in de plaats van het wegenfonds en bij de behandeling van de begrooting voor dat fonds in 1935 deed de minister de mededeeling, dat een algemeene rege ling inzake de verbetering van de ter tiaire wegen in bewerking was en dat het rapport van de vereeniging „Het Nederlandsche Wegencongres vermoe delijk een goeden grondslag zou bieden. Hij zeide, dat de jaarlijks beschikbare iniddelen de grens van werkuitvoering zouden bepalen en dat op dat oogen- blik niet kon worden uitgemaakt hoever telken jare die grens zal reiken. Hij gaf tevens als zijn meening, dat de verbe tering sober zou moeten worden opge zet, opdat zooveel mogelijk rendement verzekerd zou zijn. Het verhoogen van de wegenbelasting met 10 pet scheen den Minister toen niet geraden. Wel achtte hij de mogelijkheid open de wegverbe- tering te bespoedigen met door het Werkfonds te verstrekken middelen, mits de beheerder rente, aflossing en onderhoud zou kunnen betalen. Thans is blijkens de mededeeling in de Me morie van Antwoord op de Verkeers- fondsbegrooting 1936 een ontwerp voor een regeling tot het verleenen van steun uit het fonds voor de tertiaire wegen reeds aan de provinciale besturen ge zonden, om daarover hun meening ken baar te maken. Verwacht zal dus kun nen worden, dat een regeling in een vergevorderd stadium van voorbereiding verkeert en dat binnen niet te langen tijd voorstellen door de Regeering aan de Staten Generaal zullen worden ge daan. De Voorzitter wees er ook op, d,at het nog wel eenigen tijd zal du ren; de 12% pet. uit het verkeersfonds is niet voldoende, hoe komt men dan aan de rest; het Provinciaal wegen fonds is er niet voldoende voor; op de gemeenten wordt te nauw toegezien, en de polders kan men niet makkelijk mede belasten, al moet het ge bouwd daarin natuurlijk ook me- debetalen. Spr. vraagt of er geen an dere wegen gevonden moeten worden Men kan natuurlijk aandringen op vlug ge indiening van het wetsontwerp. De heer G ,a t wil Zeeland een voorkeur doen geven omdat men hier toch mede moet betalen aan de ver hooging der benzine belasting, die voor overig Nederland voordeelen brengt. De Voorzitter zeide dat Ged. Staten reeds wezen op het weinig be lang v,an Zeeland bij die belasting ver hooging. Zeeland staat z.i. inzake de terriaire wegen niet achter bij andere provin cies. Spr. heeft gedacht ,aan het instel len van wegenschappen, door water schappen en gemeenten. Een tweede denkbeeld is of ni(et tjjdelijk uit het zgn. Werkfonds wat meer voor dit doel op acceptabele voorwaarden kan wor den verstrekt. Spr. stelt zich voor deze zaken nog eens in het bestuur te be spreken en dan met voorstellen komen. De hr. Ir. 11 c k e n meende te moe ten opmerken, dat men zelf hulp moet toepassen en niet te veel vertrouwen op hulp van boven af. Dit dient men de polders en anderen duidelijk te ma ken. De Voorzitter beaamde dit, de rijks- en provinciale kassen laten niet volledige hulp toe. De heer K r u g e r s van den N.Bi. Waterschaps Bond vreesde voor nieu we wegschappen en wilde, dan lie ver een waterschap een tweede beheer op dragen. Spr. meende dat de provincie bepaal de tertiaire wegen voor het zware ver keer zou moeten sluiten, wat reeds de onderhoudskosten voor de waterschap pen de uitgaven zou verminderen. De heer ir. W a 1 1 a n d zeide in de komende wet toch wel degelijk voor deelen te zien; en hij meende, dat er procédé's zijn, die de tertiaire kunnen verharden waardoor de onderhoudskos ten dalen. De heer I 1 c k e n vreest, dat men met sluiten der wegen de auto's weer verband, die het platteland juist uit zijn isolement heeft gebracht. De heer Kjkebeeke meende, dat men wel lang op afdoende verbete ring zal moeten wachten, maar hij gaf wel enkele wenken hoe men met bepaal de teerproducten reeds veel kan verbe teren an slijtage beperken Spr. noemde een bepaalden weg en daarover zal na der in het Bondsorgaan worden geschre ven. De heer V ,a n Oost wees er op, dat vooral verbreeding van wegen zeer moeilijk is voor de polders en wa terschappen.. De heer Kakebeeke zeide, dat men op bepaalde plaatsen in de wegen een verbreeding hebben of kun nen krijgen. Men kan toch in ieder ge val beginnen met te teeren. Ambtenarenreglement. De voorzitter der commissie, benoemd door het bestuur, mr. dr. R. W. Graaf van Lynden, hield een inleiding over het ontwerp-ambtenarenreglement voor de polders en waterschappen in Zeeland. Spr. zeide zich, toen hij het verzoek ontving de commissie voor te zitten, te rebben gevoeld als een kleermaker, die opdracht krijgt aan een 'jongenskost school uniformkleeding voor de leerlin gen te leveren. Hij moet daarbij rekening ïouden met de verschillende maten der eerlingen en als spr. zich met dien kleer maker vergelijkt, is hij zoo stout den 3ond met de kostschool, de polders met de kostjongens gelijk te stellen. Spr. zal de beeldspraak niet voortzetten, maar wilde duidelijk maken, dat de commissie een model is, een schets heeft samenge steld en geen pasklaar costuum, geen stuk dat men maar behoeft te schrijven. Want Zeeland telt een 360 polders en waterschappen, de buitenbeheeren en interprovinciale en internationale water schappen niet meegerekend, welke een groot aantal schakeeringen in omvang van hun ambtenaarscorps en in de werk zaamheden van hun ambtenaren vertoo- nen. Naast een 7- of 8-tal grootere pol ders met meer omvangrijk ambtenaren corps, vindt men een 350 kleinere pol ders met slechts weinig ambtenaren, 257 polders hebben als eenig ambtenaar een ontvanger-griffier, die in 53 gevallen bo vendien tevens dijkgraaf is. Bij cje mees te polders is het ambt van ontvanger- griffier of waterbouwkundig ambtenaar een bijbetrekking. De Ambtenarenwet- 1929 eischt in art. 125, dat voor al deze vogels van diverse pluimage door het bevoegd gezag voorschriften zullen wor den vastgelegd ten aanzien van de daar genoemde onderwerpen, voor zoover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is voorzien. Alleen de polders Walche ren en het waterschap Schouwen mogen dit alles zelf regelen, voor de andere heeft de provincie zorgvuldig uitgezocht, welke onderwerpen zich geheel of ge deeltelijk leenden voor een algemeene regeling, welke onderwerpen ter rege ling aan de polders moesten worden overgelaten, 't confertiewerk hield zij aan zich, het maatwerk liet zij aan de in- dividueele polders. De commissie is er in geslaagd een leidraad te ontwerpen, die, naar zij hoopt, het den betrokken bestuurders gemakkelijk zal maken aan hunne wettelijke verplichting te vol doen. Ware de tijd voldoende geweest, dan had zij twee modellen willen over leggen, een voor de polders met meer omvangrijk ambtenarencorps en een voor de polders met slechts één of twee amb tenaren. De bouwstoffen, ook voor het eerste model, liggen gereed en spr. is gaarne bereid, zich met het ontwerpen van een model als het eerstbedoelde, te belasten. Het nu aanwezige model geldt speciaal voor de kleinere polders. Tot goed begrip van zaken stelle men dus op den voorgrond, dat zoowel de ambtenarenwet als het Polder Ambtena renwet Zeeland 1931 voor alle polders en waterschappen geldt met uitzonde ring dan van Schouwen en Walcheren wat betreft het P,A.Z. Dan is er nóg het Algemeen Reglement op de Polders of Waterschappen in Zeeland, Spr. hoopt echter dat de daarvoor in aanmerking komende artikelen zoo spoedig mogelijk naar het P.A.Z. zullen worden overge bracht. De polderbesturen moeten een ontwerp allereerst aan de ambtenarefi- vereenigingen zenden met het verzoek binnen een bepaalden termijn van hun gevoelen te doen kennen, zoo gewenscht mondeling. Spr. betwijfelt of de belangrijkheid van den inhoud der voorschriften wel even redig is aan de lengte. De commissie achtte scheidsgerechten, commissies van beroep e.d. geheel overbodig, de ambte naar, die zich verongelijkt gevoelt, kan zich rechtstreeks tot het ambtenarenge recht wenden. Spr, behandelt dan de vraag wie ambtenaar is en zegt, dat dit zullen zijn, zij die benoemd zijn door het bevoegde gezag, dat is dus in casu de vergadering van de ingelanden. Mochten er hier en daar nog polderambtenaren loopen, die niet door de vergadering zijn benoemd, dan worde deze fout zoo spoe dig mogelijk hersteld, In verband met de samenstelling, acht te de commissie eenige minimumeischen gewenscht. Over het algemeen is er naar gestreefd de regeling zoo soepel mogelijk te houden, in bijzondere gevallen kan de keuring dus ook achterwege blijven. Men kan ook de zaak omkeeren en keuring alleen in bijzondere gevallen voorschrij ven; voor polders die daaraan de voor keur geven is een afwijkende redactie bijgevoegd. Omtrent schorsing wijst spr. er op, dat t voor t ambtenarengerecht een vreemden indruk zou maken als de belanghebbende niet voor zijn schorsing gelegenheid zou hebben gehad zich te verantwoorden. Wat betreft het ontslag, wijst spr. er op, dat Ged. Staten de, be voegdheid hebben een ontvanger-griffier te ontslaan als de vergadering van inge landen in gebreke blijft dit te doen. De betrokkene moet ook nu in de ge legenheid worden gesteld zich te kun nen verantwoorden. Er zijn o.a. art. op genomen inzake het lid zijn v,an verbo den vereenigingen, en van ontslag bij voorkeur aan de gehuwde vrouwelijke ambtenaar, welke bepalingen bij de pol ders in Zeeland wel niet in toepassing zullen moeten worden gebracht. De commissie acht voor eervol ontslag een opzeggingstermijn voor weerszijden aan te bevelen. Zoo is er verder een leef- tijdsgrens van 65 jaar voorgeschreven met mogelijkheid, dat de vergadering van ingelanden er een uitzondering op toelaat. Voor de ontvangers-griffiers is 70 jaar aangenomen. Ook is een bepa ling opgenomen omtrent het uitreiken van een getuigschrift aan den ontsla gen ambtenaar, die d,aarom vraagt. Voor de bezoldigingsregeling kon slechts een geraamte worden opgemaakt, om dat de vaststelling is opgedragen aan de vergadering van ingelanden. Wel nam de commissie een bepaling op inzake door betaling van drie maanden bezoldiging aan de weduwe- of bij ontstentenis aan de erfgenamen van den overleden amb tenaar. Spr. komt dan tot het wachtgeld, en zegt, dat men 5 jaar ambtenaar in vas- en dienst moet zijn geweest om daar voor in aanmerking te komen en men eervol ontslagen moet zijn wegens op- ïeffing van zijn betrekking of wegens verandering van den tak van dienst, waarin de ambtenaar is en daardoor zijn werkzaamheden overbodig zijn gewor den. Met Ged. Staten is spr. het niet eens, dat er een zekere vrijheid, is ten aanzien van de bepaling van het bedrag van het wachtgeld, want als spr. goed eest, dan moet 't zijn 'n zestigste per dienstjaar met een minimum van de ïelft en een maximum van twee derden van het laatst genoten salaris. De re geling der diensttijden is door de Staten geheel aan de polders overgelaten en ook de commissie zag geen kans een andere bepaling te ontwerpen. Omtrent verlof, vacantie en aanspraken in geval van ziekte moet men volgens de com missie groot onderscheid maken in de groote der polders en den omvang van het werk der ambtenaren. De overige rechten en verplichtingen zijn reeds gedeeltelijk in het P. A, Z. opgenomen. Wel zijn ook artikelen opgenomen be treffende verplichtingen, doch spr. meent, dat een ambtenaar zich aller eerst van zijn plichten bewust moet zijn, want het is een veeg teeken als hij zich op zijn rechten gaat beroepen. Een van de moeilijkste onderwerpen is volgens j spr. de regeling van de disciplinaire straffen, wat spr. aan de hand der ver j schillende artikelen in den breede uit eenzette, om ten slotte vast te leggen dat een beroep reeds gegrond kan wor den verklaard wegens onevenredigheid i tusschen de opgelegde straf en de ge pleegde overtreding. De vastgestelde voorschriften moeten aan Ged. Staten worden ingezonden, sommige zijn aan hunne goedkeuring onderworpen, de andere moeten worden medegedeeld Ged. Staten zullen vermoedelijk we' geerf aanmerking maken, zoo de rege ling hun wordt toegezonden ter kennis neming en voor zooveel noodig ter goed keuring. De vraag rijst echter of het wellicht aanbeveling verdient, dat het bestuur van den bond het model, dat thans zal worden vastgesteld, aan Ged. Staten inzendt met verzoek om te mo gen venemen, of 't aanleiding geeft tot opmerkingen en zoo ja, tot welke, Spr. kan er niet voor instaan, dat het ant woord ontkennend zal luiden. Wel is bij de voorbereiding veel overleg gepleegd met de Prov. Griffie en met groote er kentelijkheid maakt spr. melding van de zeer gewaardeerde medewerking, die de commissie heeft mogen ondervinden van den commies ter griffie mi. J K Munters, die daaraan menig uur besteed heeft. Dit neemt echler niet weg, dat de Prov. griffie niet Ged. Staten is en mr. Munters niet de prov. griffie. Bo vendien is het niet uitgesloten, dat een hernieuwde beschouwing van het model nog nieuwe gezichtspunten opent. Daar om schijnt het spr. ook voor Ged, Sta ten gewenscht, dat zij hunne opmerkin gen kunnen maken aan dé hand van één model in plaats van naar aanleiding van eenige honderden op dat model geba seerde verorderingen. Op een vraag of ook de werklieden er onder vallen, beantwoordde de in leider, dat hier alles afhangt of iemand door het bevoegd gezag is aangesteld of niet, en spr. handhaafde, dat dit slaat op de vergaderingen van ingelanden. De heer Koning vroeg of het door betalen aan weduwe of erfgenamen na overlijden ook geldt voor hen, die niet op een jaarwedde zijn aangesteld. Ver volgens stelde spr. enkele vragen in ver band met de wachtgeldregeling. De heer v. Lynden zeide, dat het hier zeker beter te lezen is bezoldiging inplaats van jaarwedde en dat het zeker wel wat vergaand is 3 maanden, als het bijv. aan verre neefjes zou komen. Het is beter iets te wijzigingen in de redactie der wachtgeldregeling. Alles is echter maar een model, ook dat inzake alle verjaardagen van leden'van hjet Kon. Huis als vrijen dag. De polders kunnen het beslissen. De voorzitter zeide, dat- men kan beperken tot erfgenamen in de rechte lijn, dus kinderen en kleinkinde ren. De heer Plasschaert wil spre ken van minderjarige kinderen. Overigens werd het conceptregle ment als zoodanig aangenomen. De v o o r z zeide, dat de commissie bestendigd blijft, en hij bracht haar en speciaal den voorzitter dank voor haar arbeid. De commissie zal rapport uitbrengen aan het bestuur ook over de regeling van de Calamiteuze pQlders. De Comm'issaris der Koningin zeide dat hij gekomen was om te luisteren en niet om te spreken. Het is hem echter een vreugde, dat hij dit jaar niet met verlof was, en dus kon komen en nu de beide belangiijke inleidingen heeft kunnen volgen. Spr. bracht hulde aan de gemeente Tholen voor de wijze, waarop zij den toegang tot het eiland heeft verzorgd, maar ook aan den Rijks waterstaat voor de verbetering van den toegangsweg naar Zuid-Beveland; thans hoopt spr. ook op verbetering van den derden toegangsweg, die van Steenber gen naar Zijpe. Spr. meent, dat de we gen in het buitenland, enkele uitzon deringen daargelaten, minder goed zijn dan die in Nederland. Een moeilijkheid blijven de tertiaire wegen opleveren. Spr. wees op de moeilijkheden, die de kleine polders en kleine gemeenten heb- bij met het wegenonderhoud en daarom juicht spr. het nemen van maatregelen toe. Inzake de inleiding van den heer Van Lynden gaf spr. den wenk deze af te doen drukken en ook aan de niet aange sloten polders toe te zenden, wellicht is dit ook een propagandamiddel voor meer aansluiting. Spr. kon niet langer blijven en wenschte allen een genoege- lijken middag toe. De voorzitter zeide dat het bestuur den wenk zeker in overweging zal ne men en bracht den commissaris dank voor zijn medeleven. De heer De Waard, vice voorzitter van den Noord-Brabantschen Water- schapsbond, bracht dank voor de gele genheid om weer aanwezig te zijn, voor al de verhandeling van de tertiaire we gen wekte belangstelling, omdat men in Brabant ook voor zulkeen geval staat. Binnenkort zal de Bond een beroep doen op de medewerking van het be stuur van den Zeeuwschen Bond voor een zaak die voor beide van belang is. De voorzitter zegde die medewerking bij voorbaat gaarne toe. De heer Moelker verzekerde, dat het gemeentebestuur van Tholen het op hoogen prijs stelt, dat de bond dit maal te Tholen bijeen kwam en hij schetste Als het zoo drukkend is, zoo heet dat Ge U slap en ellendig voelt, dat Ge hoofdpijn hebt gekregen van de schelle zon neem dan een "AKKERTJE", dan is 't direct over. AKKER-CACHETS -<? r Koker met 12 sjuks E2 ot. Zakdoosje, 8 etuks 20 ot (Ingez. Med.) van hoe groot belang de bond is in een polderland als Zeeland, waar men niet alleen met den waterstand enz. te ma ken heeft, maar ook alom den strijd heeft te voeren tegen den erfvijand, de zee. De heer Mijs, voorzitter van den Zuid- Hollandschen Polderbond sloot zich bij de woorden van den heer De Waard aan, De voorzitter sloot hierop de verga dering. Allen verhuisden nu naar het Hof van Holland, waar een koffietafel gereed stond en waar met name de Thoolsche tongen zich best lieten smaken. Hierna werd in een groot aantal auto's een tocht gemaakt midden door de Thoolsche polderlanden. Aanvankelijk in een fiksche regenbui, maar later bij mooi weer. Het ging met een omweg naar Scherpenisse, en terwijl men St. Maartensdijk links liet liggen, reed men door naar den zeedijk ten westen van Stavenisse. Daar werden de auto's ver laten en klom men over den dijk om een kijkje te nemen bij hét werk, dat daar door werkloozen in werkverschaffing wordt uitgevoerd en dat bestaat uit ver hooging van het buitenbeloop aan den voet van den dijk met aard- en vlecht werk, zulks even een afstand van 1100 m. Hierna reed men door naar Stavenisse, waar het bestuur en genoodigden op de bovenzaal van hotel „De Gouden Leeuw" werden ontvangen door het bestuur van het waterschap Stavenisse bij monde van den dijkgraaf, den heer C. Steendijk Cz., die het op hoogen prijs zeide te stel len, dat het waterschap in staat was om alle deelnemers aan den autotocht als zijn gasten te beschouwen. Ook de heer A. van Luijk, gezworene, sprak woorden, die getuigden van me deleven met den bond. De heer mr. P. Dieleman dankte als voorzitter het waterschap ten zeerste voor deze gulle ontvangst. Men vertoefde nog eenigen tijd, doch toen werden de auto's weer opgezocht en ging het over St. Annaland en Oud- Vossemeer op Tholen aan. Het was toen weer mooi Juliweer. Het was een goed geslaagde polder bondsdag geweest. Ten overstaan van notaris J. Mijs alhier werd in het café „de Eenhoorn" verkocht een huis le Oostburg, groot 2 a 50 c,a, eigendom van I. P. de Rooy. Kooper J. de Voogd te Oostburg voor f 750. Van 1825 Juli. Overleden: L. Castel 66 j. wed. van J. Ludikhuize. K a p e 11 e, 25 Juli. Veilingsvereeni- ging „Kapelle-Biezelinge en Omgeving". Kleine Veiling: Klerken 2736, Eier- trieken 2327, Abbesse de Moulon 29- 34, Zure Morellen 1216, Roode Blan che 11, Meikersen 20, Frambozen 23 26, Roode bessen 611, Kruisbessen 4 7,50, Oranjepruimen 15—19, Occulanen 13, Merbelanen 1013, Valpruimen 5 12, Madeleinen 6—16, Oomskinderperen 1017, Dubb. Pr, z. draad 7, Zilveruien van geadverteerde of te adverteeren Ver gaderingen, voorstellingen, uitvoeringen ei andere bijeenkomsten, GOES. Elec. Drukkerij G,. W. den Boer, M'burg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 6