AKKERTJES
AFLOOP VERK00PINGEN.
BURGERLIJKEN STAND.
MARKTBERICHTEN.
Rondvraag.
De autotocht.
Oostkapelle,
AGENDA
MIDDELBURG.
MA 27 Jul
Dl 28 Jul
MA 27 Jul
Dl 28 Jul
«Èè3l'
keer van beteekenis moeten worden ge
acht en het zij direct, hetzij indirect
moeten aansluiten op de wegen van de
Rijks- en Provinciale wegenplannen en
de mazen van het hierdoor gevormde
primaire en secundaire wegennet op lo
gische wijze verkleinen.
De commissie stelde na ingewonnen
informaties een tertiair wegennet vast
en kwam daarbij tot een lengte van 6000
km. De commissie meent, dat een ver
harding breedte van 3,50 m tot 5 m vol
doende zal zijn. De kosten voor verbe
tering worden gemiddeld gesteld op
18,000 per km, dus in totaal 72 mil
lioen. De commissie becijferde dat na 1
Jan. 1933 aan de verbetering van de
primaire en de secundaire wegen nog
onderscheidenlijk 359 milloen en 805
millioen gulden zal moeten worden be
steed en dat voor onderhoud en alge
meen beheer resp. 2,965,000 en
2,262,000 per jaar moet worden ge
rekend. Voor de wegen van het door
haar opgemaakte tertiaire wegenplan
raamde de commissie 1,2 millioen per
jaar boven hetgeen een normaal onder
houd thans reeds vraagt De kosten van
de verbetering van de primaire, de se
cundaire en de tertiaire wegen na 1 Jan
1933 raamde de commissie dus in totaal
op 6,887,000. Het jaarlijksche accres
van de wegenbelasting meende de com
missie op 800,000 te kunnen stellen,
en is dus een 26-jarige periode vereischt
voor het opbrengen van de benoodigde
gelden. De commissie meende dat de
opbrengst van de Motor-en Rijwielbe
lasting als volgt zal moeten worden be
steed: 53,6 pet. voor de primaire, 33,7
pet. voor de secundaire en 12,7 pet. voor
de tertiaire wegen.
Volgens de Wegenbelastingwet kwam
tot 1936 van de opbrengst van de bo
vengenoemde belastingen 65 ten ba
te van het Rijk en 35 ten bate van
de provincies, terwijl die percentages
van 1937 af op 60 en 40 waren gesteld.
De financiering van de verbetering op
deze wijze zou leiden tot een onvol
doende mate van uitvoering in de be
ginjaren, cm aan het bezwaar tegemoet
te komen heeft de commissie zich voor
gesteld in de eerste jaren leeningen te
sluiten waarvan de rente en aflossingen
zou moeten worden geput uit het We
genfonds. De omstandigheid, dat de
tertiaire wegen bij vele verschillende
lichamen in beheer zijn, zal naar het
oordeel der commissie niet leiden tot
een doelmatige bestemming der gelden.
Zij acht het daarom noodig, dat de ter
tiaire wegen, hetzij voor, hetzij na de
verbetering, in beheer bij de verschil
lende provincies kwamen. In het kort
komt 't voorstel van de commissie hier
op neer, om de verbetering om het
meerdere onderhoud van de als zooda
nig aan te wijzen tertiaire wegen te
doen geschiedde uit jhet Wegenfonds
door een gewijzigde verdeeling van de
daarin vloeiende inkomsten en om die
wegen in beheer te brengen bij de pro
vinciën.
De drie neutrale landbouworganisa-
saties stelden zich voor, dat het wegdek
der tertiaire wegen ter breedte van 5
m en 0.20 m betonband voor rond
f 4000 per km zal kunnen worden ver
beterd, dat de op deze wijze verbeterde
wegdekken een levensduur van 11 tot
12 jaar zullen hebben, zoodat de kosten
voor de verbetering op 2,000,000 per
jaar moeten worden gesteld. Hiervoor
zou een verhooging der wegenbelasting
met 10 voldoende zijn. Hiertegen
zouden de automobielgebruikers, die de
tertiaire wegen geregeld berijden, geen
bezwaar hebben, daar het onderhoud
aan hun automobiel er door zal vermin
deren.
Anderzijds hebben de organisaties het
Werkfonds 1934 als bron gezien, waar
uit voor de verbeteringen van de terti
aire wegen zou kunnen worden geput;
daardoor zou, zoo is haar oordeel, te
vens een goede werkverschaffing kun
nen worden verkregen. In een nader
schrijven aan den Minister kwamen de
organisaties echter met het verzoek om
10 van de opbrengst van het we
genfonds voor de verbetering van de
tertiaire wegen beschikbaar te stellen,
waaraan zij boven verhooging van de
wegenbelasting en boven het putten van
het benoodigde bedrag uit het Werk
fonds 1934 de voorkeur gaven.
Intusschen kwam het Verkeersfonds
in de plaats van het wegenfonds en bij
de behandeling van de begrooting voor
dat fonds in 1935 deed de minister de
mededeeling, dat een algemeene rege
ling inzake de verbetering van de ter
tiaire wegen in bewerking was en dat
het rapport van de vereeniging „Het
Nederlandsche Wegencongres vermoe
delijk een goeden grondslag zou bieden.
Hij zeide, dat de jaarlijks beschikbare
iniddelen de grens van werkuitvoering
zouden bepalen en dat op dat oogen-
blik niet kon worden uitgemaakt hoever
telken jare die grens zal reiken. Hij gaf
tevens als zijn meening, dat de verbe
tering sober zou moeten worden opge
zet, opdat zooveel mogelijk rendement
verzekerd zou zijn. Het verhoogen van
de wegenbelasting met 10 pet scheen den
Minister toen niet geraden. Wel achtte
hij de mogelijkheid open de wegverbe-
tering te bespoedigen met door het
Werkfonds te verstrekken middelen,
mits de beheerder rente, aflossing en
onderhoud zou kunnen betalen. Thans
is blijkens de mededeeling in de Me
morie van Antwoord op de Verkeers-
fondsbegrooting 1936 een ontwerp voor
een regeling tot het verleenen van steun
uit het fonds voor de tertiaire wegen
reeds aan de provinciale besturen ge
zonden, om daarover hun meening ken
baar te maken. Verwacht zal dus kun
nen worden, dat een regeling in een
vergevorderd stadium van voorbereiding
verkeert en dat binnen niet te langen
tijd voorstellen door de Regeering aan
de Staten Generaal zullen worden ge
daan.
De Voorzitter wees er ook
op, d,at het nog wel eenigen tijd zal du
ren; de 12% pet. uit het verkeersfonds
is niet voldoende, hoe komt men dan
aan de rest; het Provinciaal wegen
fonds is er niet voldoende voor; op de
gemeenten wordt te nauw toegezien,
en de polders kan men niet makkelijk
mede belasten, al moet het ge
bouwd daarin natuurlijk ook me-
debetalen. Spr. vraagt of er geen an
dere wegen gevonden moeten worden
Men kan natuurlijk aandringen op vlug
ge indiening van het wetsontwerp.
De heer G ,a t wil Zeeland een
voorkeur doen geven omdat men hier
toch mede moet betalen aan de ver
hooging der benzine belasting, die voor
overig Nederland voordeelen brengt.
De Voorzitter zeide dat Ged.
Staten reeds wezen op het weinig be
lang v,an Zeeland bij die belasting ver
hooging.
Zeeland staat z.i. inzake de terriaire
wegen niet achter bij andere provin
cies. Spr. heeft gedacht ,aan het instel
len van wegenschappen, door water
schappen en gemeenten. Een tweede
denkbeeld is of ni(et tjjdelijk uit het
zgn. Werkfonds wat meer voor dit doel
op acceptabele voorwaarden kan wor
den verstrekt. Spr. stelt zich voor deze
zaken nog eens in het bestuur te be
spreken en dan met voorstellen komen.
De hr. Ir. 11 c k e n meende te moe
ten opmerken, dat men zelf hulp moet
toepassen en niet te veel vertrouwen
op hulp van boven af. Dit dient men
de polders en anderen duidelijk te ma
ken.
De Voorzitter beaamde dit,
de rijks- en provinciale kassen laten niet
volledige hulp toe.
De heer K r u g e r s van den N.Bi.
Waterschaps Bond vreesde voor nieu
we wegschappen en wilde, dan lie
ver een waterschap een tweede beheer
op dragen.
Spr. meende dat de provincie bepaal
de tertiaire wegen voor het zware ver
keer zou moeten sluiten, wat reeds de
onderhoudskosten voor de waterschap
pen de uitgaven zou verminderen.
De heer ir. W a 1 1 a n d zeide in
de komende wet toch wel degelijk voor
deelen te zien; en hij meende, dat er
procédé's zijn, die de tertiaire kunnen
verharden waardoor de onderhoudskos
ten dalen.
De heer I 1 c k e n vreest, dat men
met sluiten der wegen de auto's weer
verband, die het platteland juist uit zijn
isolement heeft gebracht.
De heer Kjkebeeke meende,
dat men wel lang op afdoende verbete
ring zal moeten wachten, maar hij gaf
wel enkele wenken hoe men met bepaal
de teerproducten reeds veel kan verbe
teren an slijtage beperken Spr. noemde
een bepaalden weg en daarover zal na
der in het Bondsorgaan worden geschre
ven.
De heer V ,a n Oost wees er
op, dat vooral verbreeding van wegen
zeer moeilijk is voor de polders en wa
terschappen..
De heer Kakebeeke zeide,
dat men op bepaalde plaatsen in de
wegen een verbreeding hebben of kun
nen krijgen. Men kan toch in ieder ge
val beginnen met te teeren.
Ambtenarenreglement.
De voorzitter der commissie, benoemd
door het bestuur, mr. dr. R. W. Graaf
van Lynden, hield een inleiding over het
ontwerp-ambtenarenreglement voor de
polders en waterschappen in Zeeland.
Spr. zeide zich, toen hij het verzoek
ontving de commissie voor te zitten, te
rebben gevoeld als een kleermaker, die
opdracht krijgt aan een 'jongenskost
school uniformkleeding voor de leerlin
gen te leveren. Hij moet daarbij rekening
ïouden met de verschillende maten der
eerlingen en als spr. zich met dien kleer
maker vergelijkt, is hij zoo stout den
3ond met de kostschool, de polders met
de kostjongens gelijk te stellen. Spr. zal
de beeldspraak niet voortzetten, maar
wilde duidelijk maken, dat de commissie
een model is, een schets heeft samenge
steld en geen pasklaar costuum, geen
stuk dat men maar behoeft te schrijven.
Want Zeeland telt een 360 polders en
waterschappen, de buitenbeheeren en
interprovinciale en internationale water
schappen niet meegerekend, welke een
groot aantal schakeeringen in omvang
van hun ambtenaarscorps en in de werk
zaamheden van hun ambtenaren vertoo-
nen. Naast een 7- of 8-tal grootere pol
ders met meer omvangrijk ambtenaren
corps, vindt men een 350 kleinere pol
ders met slechts weinig ambtenaren, 257
polders hebben als eenig ambtenaar een
ontvanger-griffier, die in 53 gevallen bo
vendien tevens dijkgraaf is. Bij cje mees
te polders is het ambt van ontvanger-
griffier of waterbouwkundig ambtenaar
een bijbetrekking. De Ambtenarenwet-
1929 eischt in art. 125, dat voor al deze
vogels van diverse pluimage door het
bevoegd gezag voorschriften zullen wor
den vastgelegd ten aanzien van de daar
genoemde onderwerpen, voor zoover
daarin niet reeds bij of krachtens de wet
is voorzien. Alleen de polders Walche
ren en het waterschap Schouwen mogen
dit alles zelf regelen, voor de andere
heeft de provincie zorgvuldig uitgezocht,
welke onderwerpen zich geheel of ge
deeltelijk leenden voor een algemeene
regeling, welke onderwerpen ter rege
ling aan de polders moesten worden
overgelaten, 't confertiewerk hield zij
aan zich, het maatwerk liet zij aan de in-
dividueele polders. De commissie is er
in geslaagd een leidraad te ontwerpen,
die, naar zij hoopt, het den betrokken
bestuurders gemakkelijk zal maken aan
hunne wettelijke verplichting te vol
doen. Ware de tijd voldoende geweest,
dan had zij twee modellen willen over
leggen, een voor de polders met meer
omvangrijk ambtenarencorps en een voor
de polders met slechts één of twee amb
tenaren. De bouwstoffen, ook voor het
eerste model, liggen gereed en spr. is
gaarne bereid, zich met het ontwerpen
van een model als het eerstbedoelde, te
belasten. Het nu aanwezige model geldt
speciaal voor de kleinere polders.
Tot goed begrip van zaken stelle men
dus op den voorgrond, dat zoowel de
ambtenarenwet als het Polder Ambtena
renwet Zeeland 1931 voor alle polders
en waterschappen geldt met uitzonde
ring dan van Schouwen en Walcheren
wat betreft het P,A.Z. Dan is er nóg
het Algemeen Reglement op de Polders
of Waterschappen in Zeeland, Spr. hoopt
echter dat de daarvoor in aanmerking
komende artikelen zoo spoedig mogelijk
naar het P.A.Z. zullen worden overge
bracht. De polderbesturen moeten een
ontwerp allereerst aan de ambtenarefi-
vereenigingen zenden met het verzoek
binnen een bepaalden termijn van hun
gevoelen te doen kennen, zoo gewenscht
mondeling.
Spr. betwijfelt of de belangrijkheid van
den inhoud der voorschriften wel even
redig is aan de lengte. De commissie
achtte scheidsgerechten, commissies van
beroep e.d. geheel overbodig, de ambte
naar, die zich verongelijkt gevoelt, kan
zich rechtstreeks tot het ambtenarenge
recht wenden. Spr, behandelt dan de
vraag wie ambtenaar is en zegt, dat dit
zullen zijn, zij die benoemd zijn door het
bevoegde gezag, dat is dus in casu de
vergadering van de ingelanden. Mochten
er hier en daar nog polderambtenaren
loopen, die niet door de vergadering zijn
benoemd, dan worde deze fout zoo spoe
dig mogelijk hersteld,
In verband met de samenstelling, acht
te de commissie eenige minimumeischen
gewenscht. Over het algemeen is er naar
gestreefd de regeling zoo soepel mogelijk
te houden, in bijzondere gevallen kan de
keuring dus ook achterwege blijven. Men
kan ook de zaak omkeeren en keuring
alleen in bijzondere gevallen voorschrij
ven; voor polders die daaraan de voor
keur geven is een afwijkende redactie
bijgevoegd. Omtrent schorsing wijst spr.
er op, dat t voor t ambtenarengerecht
een vreemden indruk zou maken als de
belanghebbende niet voor zijn schorsing
gelegenheid zou hebben gehad zich te
verantwoorden. Wat betreft het ontslag,
wijst spr. er op, dat Ged. Staten de, be
voegdheid hebben een ontvanger-griffier
te ontslaan als de vergadering van inge
landen in gebreke blijft dit te doen.
De betrokkene moet ook nu in de ge
legenheid worden gesteld zich te kun
nen verantwoorden. Er zijn o.a. art. op
genomen inzake het lid zijn v,an verbo
den vereenigingen, en van ontslag bij
voorkeur aan de gehuwde vrouwelijke
ambtenaar, welke bepalingen bij de pol
ders in Zeeland wel niet in toepassing
zullen moeten worden gebracht. De
commissie acht voor eervol ontslag een
opzeggingstermijn voor weerszijden aan
te bevelen. Zoo is er verder een leef-
tijdsgrens van 65 jaar voorgeschreven
met mogelijkheid, dat de vergadering
van ingelanden er een uitzondering op
toelaat. Voor de ontvangers-griffiers is
70 jaar aangenomen. Ook is een bepa
ling opgenomen omtrent het uitreiken
van een getuigschrift aan den ontsla
gen ambtenaar, die d,aarom vraagt.
Voor de bezoldigingsregeling kon slechts
een geraamte worden opgemaakt, om
dat de vaststelling is opgedragen aan de
vergadering van ingelanden. Wel nam de
commissie een bepaling op inzake door
betaling van drie maanden bezoldiging
aan de weduwe- of bij ontstentenis aan
de erfgenamen van den overleden amb
tenaar.
Spr. komt dan tot het wachtgeld, en
zegt, dat men 5 jaar ambtenaar in vas-
en dienst moet zijn geweest om daar
voor in aanmerking te komen en men
eervol ontslagen moet zijn wegens op-
ïeffing van zijn betrekking of wegens
verandering van den tak van dienst,
waarin de ambtenaar is en daardoor zijn
werkzaamheden overbodig zijn gewor
den. Met Ged. Staten is spr. het niet
eens, dat er een zekere vrijheid, is ten
aanzien van de bepaling van het bedrag
van het wachtgeld, want als spr. goed
eest, dan moet 't zijn 'n zestigste per
dienstjaar met een minimum van de
ïelft en een maximum van twee derden
van het laatst genoten salaris. De re
geling der diensttijden is door de Staten
geheel aan de polders overgelaten en
ook de commissie zag geen kans een
andere bepaling te ontwerpen. Omtrent
verlof, vacantie en aanspraken in geval
van ziekte moet men volgens de com
missie groot onderscheid maken in de
groote der polders en den omvang van
het werk der ambtenaren. De overige
rechten en verplichtingen zijn reeds
gedeeltelijk in het P. A, Z. opgenomen.
Wel zijn ook artikelen opgenomen be
treffende verplichtingen, doch spr.
meent, dat een ambtenaar zich aller
eerst van zijn plichten bewust moet zijn,
want het is een veeg teeken als hij zich
op zijn rechten gaat beroepen. Een van
de moeilijkste onderwerpen is volgens
j spr. de regeling van de disciplinaire
straffen, wat spr. aan de hand der ver
j schillende artikelen in den breede uit
eenzette, om ten slotte vast te leggen
dat een beroep reeds gegrond kan wor
den verklaard wegens onevenredigheid
i tusschen de opgelegde straf en de ge
pleegde overtreding. De vastgestelde
voorschriften moeten aan Ged. Staten
worden ingezonden, sommige zijn aan
hunne goedkeuring onderworpen, de
andere moeten worden medegedeeld
Ged. Staten zullen vermoedelijk we'
geerf aanmerking maken, zoo de rege
ling hun wordt toegezonden ter kennis
neming en voor zooveel noodig ter goed
keuring. De vraag rijst echter of het
wellicht aanbeveling verdient, dat het
bestuur van den bond het model, dat
thans zal worden vastgesteld, aan Ged.
Staten inzendt met verzoek om te mo
gen venemen, of 't aanleiding geeft tot
opmerkingen en zoo ja, tot welke, Spr.
kan er niet voor instaan, dat het ant
woord ontkennend zal luiden. Wel is bij
de voorbereiding veel overleg gepleegd
met de Prov. Griffie en met groote er
kentelijkheid maakt spr. melding van de
zeer gewaardeerde medewerking, die
de commissie heeft mogen ondervinden
van den commies ter griffie mi. J K
Munters, die daaraan menig uur besteed
heeft. Dit neemt echler niet weg, dat
de Prov. griffie niet Ged. Staten is en
mr. Munters niet de prov. griffie. Bo
vendien is het niet uitgesloten, dat een
hernieuwde beschouwing van het model
nog nieuwe gezichtspunten opent. Daar
om schijnt het spr. ook voor Ged, Sta
ten gewenscht, dat zij hunne opmerkin
gen kunnen maken aan dé hand van één
model in plaats van naar aanleiding van
eenige honderden op dat model geba
seerde verorderingen.
Op een vraag of ook de werklieden
er onder vallen, beantwoordde de in
leider, dat hier alles afhangt of iemand
door het bevoegd gezag is aangesteld of
niet, en spr. handhaafde, dat dit slaat
op de vergaderingen van ingelanden.
De heer Koning vroeg of het door
betalen aan weduwe of erfgenamen na
overlijden ook geldt voor hen, die niet
op een jaarwedde zijn aangesteld. Ver
volgens stelde spr. enkele vragen in ver
band met de wachtgeldregeling.
De heer v. Lynden zeide, dat het
hier zeker beter te lezen is bezoldiging
inplaats van jaarwedde en dat het zeker
wel wat vergaand is 3 maanden, als het
bijv. aan verre neefjes zou komen.
Het is beter iets te wijzigingen in de
redactie der wachtgeldregeling. Alles is
echter maar een model, ook dat inzake
alle verjaardagen van leden'van hjet
Kon. Huis als vrijen dag. De polders
kunnen het beslissen.
De voorzitter zeide, dat- men
kan beperken tot erfgenamen in de
rechte lijn, dus kinderen en kleinkinde
ren.
De heer Plasschaert wil spre
ken van minderjarige kinderen.
Overigens werd het conceptregle
ment als zoodanig aangenomen.
De v o o r z zeide, dat de commissie
bestendigd blijft, en hij bracht haar en
speciaal den voorzitter dank voor haar
arbeid.
De commissie zal rapport uitbrengen
aan het bestuur ook over de regeling
van de Calamiteuze pQlders.
De Comm'issaris der Koningin zeide
dat hij gekomen was om te luisteren en
niet om te spreken. Het is hem echter
een vreugde, dat hij dit jaar niet met
verlof was, en dus kon komen en nu
de beide belangiijke inleidingen heeft
kunnen volgen. Spr. bracht hulde aan
de gemeente Tholen voor de wijze,
waarop zij den toegang tot het eiland
heeft verzorgd, maar ook aan den Rijks
waterstaat voor de verbetering van den
toegangsweg naar Zuid-Beveland; thans
hoopt spr. ook op verbetering van den
derden toegangsweg, die van Steenber
gen naar Zijpe. Spr. meent, dat de we
gen in het buitenland, enkele uitzon
deringen daargelaten, minder goed zijn
dan die in Nederland. Een moeilijkheid
blijven de tertiaire wegen opleveren.
Spr. wees op de moeilijkheden, die de
kleine polders en kleine gemeenten heb-
bij met het wegenonderhoud en daarom
juicht spr. het nemen van maatregelen
toe.
Inzake de inleiding van den heer Van
Lynden gaf spr. den wenk deze af te
doen drukken en ook aan de niet aange
sloten polders toe te zenden, wellicht
is dit ook een propagandamiddel voor
meer aansluiting. Spr. kon niet langer
blijven en wenschte allen een genoege-
lijken middag toe.
De voorzitter zeide dat het bestuur
den wenk zeker in overweging zal ne
men en bracht den commissaris dank
voor zijn medeleven.
De heer De Waard, vice voorzitter
van den Noord-Brabantschen Water-
schapsbond, bracht dank voor de gele
genheid om weer aanwezig te zijn, voor
al de verhandeling van de tertiaire we
gen wekte belangstelling, omdat men in
Brabant ook voor zulkeen geval staat.
Binnenkort zal de Bond een beroep
doen op de medewerking van het be
stuur van den Zeeuwschen Bond voor
een zaak die voor beide van belang is.
De voorzitter zegde die medewerking
bij voorbaat gaarne toe.
De heer Moelker verzekerde, dat het
gemeentebestuur van Tholen het op
hoogen prijs stelt, dat de bond dit maal
te Tholen bijeen kwam en hij schetste
Als het zoo drukkend is, zoo heet
dat Ge U slap en ellendig voelt,
dat Ge hoofdpijn hebt gekregen
van de schelle zon neem dan een
"AKKERTJE", dan is 't direct over.
AKKER-CACHETS
-<? r
Koker met 12 sjuks E2 ot. Zakdoosje, 8 etuks 20 ot
(Ingez. Med.)
van hoe groot belang de bond is in een
polderland als Zeeland, waar men niet
alleen met den waterstand enz. te ma
ken heeft, maar ook alom den strijd
heeft te voeren tegen den erfvijand, de
zee.
De heer Mijs, voorzitter van den Zuid-
Hollandschen Polderbond sloot zich bij
de woorden van den heer De Waard
aan,
De voorzitter sloot hierop de verga
dering.
Allen verhuisden nu naar het Hof van
Holland, waar een koffietafel gereed
stond en waar met name de Thoolsche
tongen zich best lieten smaken.
Hierna werd in een groot aantal auto's
een tocht gemaakt midden door de
Thoolsche polderlanden. Aanvankelijk
in een fiksche regenbui, maar later bij
mooi weer. Het ging met een omweg
naar Scherpenisse, en terwijl men St.
Maartensdijk links liet liggen, reed men
door naar den zeedijk ten westen van
Stavenisse. Daar werden de auto's ver
laten en klom men over den dijk om een
kijkje te nemen bij hét werk, dat daar
door werkloozen in werkverschaffing
wordt uitgevoerd en dat bestaat uit ver
hooging van het buitenbeloop aan den
voet van den dijk met aard- en vlecht
werk, zulks even een afstand van 1100
m.
Hierna reed men door naar Stavenisse,
waar het bestuur en genoodigden op de
bovenzaal van hotel „De Gouden Leeuw"
werden ontvangen door het bestuur van
het waterschap Stavenisse bij monde van
den dijkgraaf, den heer C. Steendijk Cz.,
die het op hoogen prijs zeide te stel
len, dat het waterschap in staat was om
alle deelnemers aan den autotocht als
zijn gasten te beschouwen.
Ook de heer A. van Luijk, gezworene,
sprak woorden, die getuigden van me
deleven met den bond.
De heer mr. P. Dieleman dankte als
voorzitter het waterschap ten zeerste
voor deze gulle ontvangst.
Men vertoefde nog eenigen tijd, doch
toen werden de auto's weer opgezocht
en ging het over St. Annaland en Oud-
Vossemeer op Tholen aan. Het was toen
weer mooi Juliweer.
Het was een goed geslaagde polder
bondsdag geweest.
Ten overstaan van notaris J. Mijs
alhier werd in het café „de Eenhoorn"
verkocht een huis le Oostburg,
groot 2 a 50 c,a, eigendom van I. P. de
Rooy. Kooper J. de Voogd te Oostburg
voor f 750.
Van 1825 Juli.
Overleden: L. Castel 66 j. wed. van
J. Ludikhuize.
K a p e 11 e, 25 Juli. Veilingsvereeni-
ging „Kapelle-Biezelinge en Omgeving".
Kleine Veiling: Klerken 2736, Eier-
trieken 2327, Abbesse de Moulon 29-
34, Zure Morellen 1216, Roode Blan
che 11, Meikersen 20, Frambozen 23
26, Roode bessen 611, Kruisbessen 4
7,50, Oranjepruimen 15—19, Occulanen
13, Merbelanen 1013, Valpruimen 5
12, Madeleinen 6—16, Oomskinderperen
1017, Dubb. Pr, z. draad 7, Zilveruien
van geadverteerde of te adverteeren Ver
gaderingen, voorstellingen, uitvoeringen ei
andere bijeenkomsten,
GOES.
Elec. Drukkerij G,. W. den Boer, M'burg