Zita. De ontevreden mosselkweekers. KRONIEK van den DAG. Zeeuwsche Polder- en Waterschapsbond. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 27 JULI 1936. No. 175. 1.50. °P" Vg- De financieele operaties der Fransche regeering. WILLIAM LE QUEUX. En het optreden van het Centraal Verkoopkantoor. han en 2e t os- derd, tot d tot Var- lagere andel Dins- r ex- ■i J plzaad ine 3 figen- iwpit- ;hool- fimers mais 1114— M 117, fburg. :li age f est- roote [Spot- Pop- Durg. [GEN. tandel |e le- var- ge- plmer, Mid- IMB ■na roken Ker- a. d. rime Inbev. el. 110 restel leren Is" in terug g bij Boarf F De Fransche regeering blijkt een goe den zet te h'ebben gedaan, door de nieu we schatkistbiljetten ook in zeer kleine coupures beschikbaar te stellen. De kans dat de emissie een succes zal worden, is hierdoor ongetwijfeld vergroot, al moe ten de inschrijvingen ook nog heel wat toenemen, om een bedrag op te leveren, dat eenigszins in overeenstemming is met de geldbehoeften der Fransche schatkist. Tot. 18 Juli was in totaal voor een be drag van Frs. 600 millioen ingeschreven, waarvan het grootste deel bestond uit inschrijvingen van Frs. 200 tot Frs. 1000. Het spreekt vanzelf, dat deze voorname lijk afkomstig waren van de kringen der kleine spaarders; tot dusverre hadden deze uit wantrouwen in de valuta-ont wikkeling op groote schaal bankpapier gehamsterd, teneinde dit, als er acuut gevaar dreigde in „waardevaste" objec ten, verbruiksartikelen e.d. te kunnen omzetten. Belegging van deze bankbil jetten in kortloopend schatkistpapier kwam derhalve niet in aanmerking, om dat deze stukken slechts in groote cou pures met een minimum van Frs. 250.000 verkrijgbaar waren. Door de nieuwe uitgifte wordt „de kleine man" niet alleen in staat gesteld, zijn beschikbare middelen voor een tijd perk van zes maanden of een jaar te beleggen, met een rente-vergoeding van resp. 3% of 4 per jaar, maar boven dien heeft hij de mogelijkheid, om te allen tijde weer over het grootste deel van het' bedrag te beschikken, doordien de Bank van Frankrijk zich bereid heeft verklaard, om ook op deze „baby-obli- gatiën" voorschotten te verstrekken tot 80 van het nominale bedrag, tegen het gewone beleeningstarief, dat thans 4 per jaar bedraagt. Veel risico loopt men dus bij belegging in dit nieuwe schatkistpapier niet. Het eenige bezwaar van deze voor Frankrijk nieuwe modus van uitgifte is, dat de kleine inschrijvingen zelfs wan neer zij een betrekkelijk grooten om vang bereiken toch slechts weinig zo den aan den dijk zetten. Met de uitvoe ring der regeeringsplannen zijn uitgaven van tientallen milliarden francs gemoeid en de hiervoor benoodigde bedragen zul len toch van de groote geldgevers, de banken en andere financiëele instellin gen, moeten komen. Deze hebben ech ter op het oogenblik slechts weinig geld voor de schatkist beschikbaar. Zij moe ten in de laatsten tijd, in de verwachting van de inmiddels ingetreden rente verlaging, aanzienlijke bedragen hebben vastgelegd in de Nationale Verdedigings biljetten. Bovendien moeten zij bedacht blijven op hun liquiditeit, zoowel met 't oog op de onzekere valuta-verhoudin gen, die telkens weer tot het opvragen van deposito's kunnen leiden, als wegens de toeneming der geldbehoeften van de industrie als gevolg van de verhooging der productiekosten door loonsverhoo- ging en verkorting van den arbeidstijd. Onder deze omstandigheden blijft nog altijd het gevaar dreigen, dat de Fran sche schatkist voor de dekking van haar geldbehoeften in nog sterkere mate dan tot dusverre een beroep zal doen op de circulatiebank. Door de wijziging van het statuut der Bank van Frankrijk is deze practisch genomen een staatsbank geworden. De Raad van Beheer die tot dusverre bijna uitsluitend uit credietge- vers bestond, zal in het vervolg hoofd zakelijk uit credietnemers bestaan, waar van een belangrijke groep de schatkist vertegenwoordigd. De reg'eering zal dus betrekkelijk vrij spel hebben en het zal geheel van haar opvattingen afhangen, of van de inflatie-mogelijkheden al of niet gebruik zal worden gemaakt. door 44). „En hij zou elk greintje van vrijheid verliezen", riep Dolores uit. „Bah!' antwoordde Loven lachend, „Jij denkt aan groote landen als Fran krijk en Amerika; daar wonen groote menschen, maar wij geven geen vrijheid aan kinderen", Danecourt kwam tusschenbeiden. De ze twee waren zijn beste vrienden, maar zij hadden neiging om driftig te worden als zij over politiek spraken, „Laat ons niet afdwalen van de zaak, waarmede wij bezig zijn, beste vrien den", zei hij rustig. „En bovendien, jul lie verliest je kalmte als jullie dispu teert. Het voornaamste is, dat wij de hand leggen op Stephanie Ghika. Zij is zoo listig als een duivel en zij heeft ook g'eluk", „Ik zal haar op de een of andere ma nier, vroeger of later, te pakken krij gen", riep Dolores uit. En Gerald lachte goedkeurend. Hij begreep dat zij zich met hart en ziel daaraan zou wijden. Als zij faalde, zou dat niet het gevolg zijn van gebrek aan hersens of gebrek aan ijver, doch alleen het gevolg van een ongelukkig toeval Eenigen tijd later scheiden zij. Paul La Erkend moet worden, dat zij zich tot dusverre wel eenige beperking heeft op- gelgd. Van het z.g. „overbruggingscre- diet" van maximum Frs. 10 milliard, dat zij zich door middel van een wetsont werp door de Bank van Frankrijk be schikbaar had doen stellen, had zij tot begin Juli Frs. 1J4 milliard opgenomen. Het ruime binnenkomen der belastingen in de laatste maanden heeft de schatkist echter in staat gesteld, Frs. 250 millioen op dit crediet terug te betalen. Wanneer dit niet slechts een propaganda-middel ter bevordering van de plaatsing der nieuwe schatkistbiljetten is, maar inder daad een uitdrukking van den wil der regeering, om haar schuld bij de Bank zooveel mogelijk te beperken, dan zou de toekomst voor het Fransche ruilmid del zich gunstiger laten aanzien, dan nog kort geleden kon worden verwacht. Het is echter nog te vroeg, om definitieve conclusies te dien aanzien te trekken. (Van onzen «-c orrespondent). II. Vervolgens brachten wij een bezoek aan Philippine, waar we welwillend ont vangen werden door den burgemeester, den heer Dhooge. De heer Dhooge bleek het optreden van het C.V.K. toe te juichen, al zijn er ook te Philippine klachten. Zoo is het niet waar, dat Philippine al haar mosse len kon leveren, terwijl men over de le veranties van Philippine wel juiste gege vens had, daar deze steeds over de Phi- mos liepen, en dus geboekt werden. Van daar dat het C.V.K. zich hier precies aan de percentages houden kon. Van andere zijden bleken de opgaven echter veel te hoog te zijn, kwam men totaal tot 900.000 ton, terwijl men wel wist, dat dit pl.m. 450.000 moest zijn. Na een eerste onder zoek vielen er ook dadelijk een 150.000 af. Philippine, aldus de hr. Dhooge, zal ongeveer 60 pet. van zijn productie ge leverd hebben. Anderzijds heeft de Phi- mos aan het C.V.K. haar volle medewer king verleend, gelijk van de zijde van het C.V.K. erkend werd. En Philippine kon een steun zijn, omdat het nogal eens mosselen weet te plaatsen. Van een min dere kwaliteit waar anderen geen weg voor weten, Dat Philippine zelf „prut" zou heb ben, ontkende de hr. Dhooge, en hij acht te dit wel bewezen, door het feit dat Phi- mos in het verleden steeds een goed af zetgebied voor de mosselen had, en bv. 1.10 per 85 kg maakte, terwijl men van andere zijde slechts tot 70 a 80 ct. per 100 kg kon komen. Eveneens kan de Phimos te Philippine niet „doen wat ze wil", o.a. omdat er nog drie kweekers buiten de Phimos staan, wat spr. be treurde. Van de vrijhaven te Bouchaute, zeide spr., niet .zooveel last te onder vinden, De Belgische visschers komen waarschijnlijk tot slechts 8000 balen per jaar, wat op de geheele Zeeuwsche pro ductie vrijwel van geen invloed is. Van den vrijhandel, die men vooral te Yerseke wenscht, verwachtte spr. niets dan ellende en hij meende, dat er dan spoedig geen 30 ct. per ton meer te ver dienen zou zijn. En anderzijds meende hij, dat dan ook strengere maatregelen van Frankrijk en België te wachten zijn, daar deze eerst hun eigen mosselen kwijt moeten. En spr, achtte voorzichtigheid geboden, omdat Nederland tot heden de troeven in handen heeft. Van België is, ven had gezegd, dat hij een tweede op ruiming had gehouden in het paleis en ongetwijfeld had hij dat gedaan naar zijn beste weten. En toch gebeurde dienzelfden avond iets vreemds. In zijn kleedkamer vond de koning op zijn tafel een bericht, dat hem zeer ontstelde. „Wees verstandig en doe afstand van de regeering. De moord op Miranoff, uw minister-president, is een begin en een waarschuwing voor u. Wij houden niet op voor ons doel is bereikt". Dit schokte hem. Hij was geen held. Wellicht zou hij op het slagveld daden van moed hebben bedreven, onverschil lig voor den dood Maar hier loerde ver raad, door de dolk van een sluipmoor denaar of door middelen als werden ge bruikt bij de wegruiming van Miranoff, Hij wist dat hij goed werd bewaakt Een wacht bij eiken ingang en in eiken gang. Een schildwacht met geladen ge weer en bajonet op, stond voor zijn slaapkamer, Als iemand moeite deed om binnen te komen, zou hij onoverko melijke hinderpalen 'ontmoeten. Maar hij was nog vreesachtig, Paul Loven had voor de veiligheid in het pa leis ingestaan, en toch was Miranoff ver moord. Hij deed zijn best, maar kon hij weten wie verraders waren en wie niet? Hij bracht een onrustigen nacht door en toen hij de prinses aan het ontbijt ontmoette, had hij zware kringen onder zijn oogen en zag er vermoeid uit. De wat de kweek betreft, niet veel gevaar le duchten, doch in Frankrijk zijn er wel mogelijkheden, al worden die tot heden niet benut, doordat de cultuur er op zeer primitieve wijze en in te kleinen omvang beoefend wordt, waardoor het product veel te duur wordt, Intusschen achtte spr. het wel moge lijk, dat het C.V.K. enkele der bezwaren, die dit eerste jaar bij de regeling aan het licht getreden zijn, ondervangt. Zoo meende hij, dat een soepelere toepassing voor de kleinere menschen gewenscht was. Laten die maar dadelijk ruimen, al dus spr., dan kunnen ze daarna, gelijk hun gewoonte was, weer aan hun andere werkzaamheden beginnen. Het was den hr. Dhooge ook bekend, dat men te Yerseke critiek uitoefende op het feit, dat de directeur en de voor zitter van het C.V.K. voor hun bemoei ingen voor den handel een vergoeding zouden genieten, zoodat men vreesde, dat de handelaren (de gevormde com binaties) bevoordeeld zouden worden. De hr. Dhooge achtte dit echter niet waarschijnlijk en zeide, dat hij het zeker verkeerd zou vinden als zulks het geval was. Een volgend onderhoud te Philippine hadden wij met den heer G,. Rammeloo, lid van het Dagelijksch Bestuur van het C.V.K. De heer Rammeloo zeide, het op treden van het C.V.K. voor het geheele mosselbedrijf van groot belang te achten en hij meende dat men over het alge meen, ook te Philippine, tevreden kon zijn. Toen we opmerkten, dat men vooral te Yerseke een gevaar zag in het nauwe contact, dat de heeren Van der Hoeve en Van der Voort met de combinaties hadden, en dat men bevoordeeling van deze combinaties vreesde, mede omdat beide heeren voor hun bemoeiingen een vergoeding zouden krijgen, of zouden gekregen hebben, antwoordde de heer Rammeloo; ,,Dat hebben ze ook, maar dat heeft niets met het Centraal Ver koop Kantoor te maken. En het is ook billijk, dat ze voor hun bemoeiingen een gratificatie ontvangen." Wij merkten op, dat dit 1000 voor een bedragen zou hebben. De heer Rammeloo; „Dat is gelogen!" Wij: „Is dat bedrag overdreven?" De heer Rammeloo: „Overdreven niet, maar het is niet juist. En Van der Jagt, die er over gesproken zal hebben, weet dat ook, want die was er bij." Wij: „Deze vergoeding hebben de hee ren dus van den geheelen handel ont vangen? De heer Rammeloo: „Neen, van één combinatie." We moesten hier van den hr Ramme loo afscheid nemen, want de torenklok van Philippine wees 4 uur 36 minuten aan, onze tram naar Walsoorden zou 4 uur 41 minuten vertrekken en we had den nog enkele minuten te loopen. De Zeeuwsche Polder- en Water schapsbond hield Zaterdagmorgen haar algemeene vergadering te Tholen in ho tel „Zeeland". De voorzitter, mr. P. Dieleman, kon talrijke aanwezigen welkom heeten, en wel in de eerste plaats den Commissaris der Koningin. Toen spr. diens auto zag aankomen, dacht hij direct: daar komt de Zeeuwsche Leeuw, want niet alleen draagt hij het Zeeuwsche Wapen op zijn wagen, maar hij is zelf de Zeeuwsche Leeuw, die steeds pal staat voor de be langen van Zeeland, ook in deze moei lijke tijden, Spr. hoopt, dat God den Commissaris de kracht schenke om op die wijze voort te werken. Vervolgens heette spr. welkom de le den van Ged. Staten, de heeren A. D. F. van der Wart en C. P. Vogelaar. Het is bekend, dat het college groot belang stelt in alles wat op waterschapsgebied geschiedt, evenals den mede aanwezigen- griffier der Staten, den chef van de twee de afdeeling en de vertegenwoordigers van den Provincialen Waterstaat, o.w- de hoofdingenieur, ir. J. J. van Leeuwen. Maar ook den Rijkswaterstaat heeft men noodig, niet alleen inzake de Calamiteu- ze Polders, maar ook voor de groote verbindingswegen en spr. heette daarom welkom den hoofdingenieur-directeur ir. J. P. Walland. Ook het gemeentebestuur van Tholen, vertegenwoordigd door den gemeentesecretaris, den heer Laban en het gemeenteraadslid den heer Moelker, den eminenten Tholenaar. Verder de vertegenwoordigers van den Zuid-Hollandschen en den Noord- Brabantschen Polderbond, den vertegen woordiger der Z.L.M., den heer Scheele, het bestuur van het Waterschap Stave- nisse, dat des middags de deelnemers aan den autotocht zou ontvangen, en zij, die hun auto beschikbaar stellen. Men komt bijeen in Tholen, wel ge noemd de Poort van Zeeland. In de poort heerschte de wijsheid en spr. hoopte dat men ook nu tot veel wijsheid zal komen. Men is aan de Eendracht, en dit moge helpen aan eendrachtige samenwerking, ook in de toekomst. Men heeft de goede persoonlijke eigenschappen ook overge bracht op de Polder- en Waterschappen prinses maakte daarover een opmerking. „Booze droomen, mijn kind, booze droomen", antwoordde hij. „En dat is geen wonder als men steeds in onrust verkeert en niet weet wat de nieuwe dag zal brengen!" Hij had die sombere mededeeling in zijn zak, maar wilde haar niet aan Zita toonen, Zij zou er om lachen en hem zeggen dat men hem bang wilde maken. Hij wachtte tot de gravin verscheen. Ten laatste kwam zij en vroeg hij haar in zijn werkkamer te komen. Hij haalde het papier uit zijn zak en gaf het haar „Lees dat, Nada Ik vond het gister avond op mijn tafel. Zeg mij eens, wat gijv daarvan denkt. Miranoff werd vermoord. Zijn zij van plan om ons ook om te bren gen?" De gravin las de mededeeling en dacht na, „Deze revolutie", merkte de koning op, „verloopt anders dan de vorige Toen vocht men eerlijk. Nu volgt men ,een andere tactiek". „U heeft natuurlijk over alles nage dacht, zeg mij wat er in u omgaat. Ik zal uw vertrouwen eerbiedigen en er niemand iets van vertellen". „Zelfs niet aan Zita?" fluisterde hij. „Neen. Als u het mij verbiedt, ook niet aan Zita". De koning gaf een zucht van verlich ting. „Kijk eens, Nada, ik ben ziek en op van dit alles, En nu die Oude Miranoff is heengegaanwie moet nu het roer en o.a. dat men zoo zuinig mogelijk be heer volgt. Spr. opende hiermede de ver gadering. Jaarverslag. De secretaris, jhr. mr. A-. F. C. de Casembroot, bracht vervolgens het jaar verslag over 1935 uit, waarin hij mede deelde, dat het bestuur in eene verga dering zeer uitvoerig het nieuwe regle ment van politie voor de polders en wa terschappen in Zeeland heeft besproken. Daar het échter zeer laat aan de polders om advies was gezonden, kon het be stuur er helaas geen advies meer over uitbrengen. Dit werd zeer betreurd, daar een reglement van politie iets is, wat voor de polders in hooge mate belang rijk is. Over verschillende punten in het ontwerp zijn dan ook in het bestuur uit voerige besprekingen gehouden en gaar ne had men hier en daar in het ontwerp enkele wijzigingen aangebracht. De secretaris herinnerde verder aan de algemeene vergadering, die verleden jaar de Sluis werd gehouden en niet min der aan het daaraan verbonden bezoek aan Knocke. Ook met de kwestie om tot een "be tere en billijkere schatting van calami- teuzepolders te komen, heeft het Bestuur zich bezig gehouden. Vooral het be stuurslid de heer F. P. Polderdijk, die in deze zaak over een rijke ervaring be schikt, interesseerde zich zeer hiervoor. Eenige beslissingen in deze zaak zijn echter voorloopig niet genomen. In het bestuur kwamen in het afgeloo- pen jaar geen veranderingen voor. Kort voor de algemeene vergadering nam ech ter de heer P. W. Maarleveld zijn ont slag, omdat hij zich wegens zijn leeftijd uit de polderzaken terugtrok. Het speet het bestuur zeer deze tijding te verne men. De heer Maarleveld was een be stuurslid, die steeds in hooge mate met den Polderbond medeleefde, die trouw de vergaderingen bezocht en die in de polderzaken door lange ervaring en goed inzicht zeer thuis was. Spr. hoopt, dat het den heer Maarleveld gegeven moge zijn nog lang van een welverdiende rust te genieten. Aan het einde van 1935 telde de bond in handen nemen?" „Paul Loven of de jonge Danecourt, als hij dien post wil aannemen", ant woordde Nada stoutmoedig. Nicolaas stemde daarin met een hoofd knik toe. „Loven is een onbekende grootheid, eigenlijk een avonturier, doch heeft goede hersenen". „Zij redden dikwijls koninkrijken als Slavonië", merkte de gravin droogjes °P- „Dat weet ik", antwoordde de ko- ning geprikkeld. „Maar ik wensch het treurig overblijfsel van mijn waardigheid niet te behouden als ik op alles ja en amen moet zeggen tegen een mijnheer Paul Loven, Het andere voorstel is na tuurlijk onmogelijk", „Ja", zei Nada zachtjes, „bij nader inzien ben ik dat om verschillende rede nen met u eens. Hoe wilt u dan hierme de aan?" „Als ik nu afstand doe", antwoordde de koning op beschaamden toon, „is de de zaak afgeloopen en Oostenrijk kan doen wat het wil. Wij gaan terug naar Parijs en leven daar onbezorgd, hetgeen wel verre te verkiezen is boven dit koninkje spelen. Het eenige voordeel, dat ik verkregen heb, is dat ik een flink fortuin heb bijeen gegaard. Hier kan men geen geld uitgeven". De gravin zweeg. Hij drong op een antwoord aan. „Kom, Nada, je bent een van de ver standigste vrouwen, die ik ooit ontmoet 90 leden-polders en 111 persoonlijke le den. Het jaarverslag werd goedgekeurd, evenals de rekening van den penning meester, eveneens jhr. De Casembroot, welke rekening aanwijst aan inkomsten 1624 en uitgave 1552, alzoo een goed slot van 71,. Bij acclamatie werden tot bestuurs leden herkozen de heeren W. Kake- beeke te Goes en L. J. Simonse te Big- gekerke en gekozen de heer J. Becu te Breskens inplaats van den heer P. W. Maarleveld te Biervliet, die bedankt heeft. De v o o r z. gaf daarop het woord aan ir. J, P„ Walland, hoofdingenieur-direc- teur van den Rijkswaterstaat. Tertiaire wegen- Ir. J. P. Walland besprak daarna over „Hoe ontwikkelt zich het vraagstuk van de verbetering der tertiaire weg'en", Spr. wees er op, dat het zich na den wereldoorlog steeds uitbreidende motor- verkeer steeds meer breede rijbanen eischte, zoo mogelijk ook scheiding van de verschillende soorten van verkeer en een sterkere wegverharding. Terecht werd de noodzakelijkheid ingezien een aan de eischen des tijds voldoend net van hoofdverkeerswegen in het leven te roepen, om de vruchten te plukken van een behoorlijk motorverkeer. Dit leidde tot het in het leven roepen van „de wegenbelastingwet" en van het „wegen fonds", uit welk fonds de uitgaven voor aanleg, verbetering en onderhoud van de wegen, die voorkomen op het Rijks wegenplan en op de provinciale wegen- plans. Voor de primaire en secundaire wegen waren dus, wat de verbetering en het onderhoud aangaat, voorzieningen getroffen, doch de beheerders van de tertiaire wegen bleven van elke hulp verstoken. Deze handelwijze heeft tot kritiek aanleiding gegeven, doch men bedenke, dat de taak, die de regeering zich stelde, ten doel had een behoorlijk' net van hoofdwegen voor het motorver keer in het leven te roepen. De regee ring zegde direct toe, dat zij zich voor stelde haar aandacht aan de tertiaire wegen te schenken, nadat de primaire en de secundaire in behoorlijken toe stand waren gebracht, Steeds is weer aangedrongen op het verleenen van fi nancieele tegemoetkomingen aan de be heerders van de tertiaire wegen, omdat door het imotorverkeer evenzeer van die wegen gebruik wordt g'emaakt De achtereenvolgende ministers van water straat bleven echter op het standpunt staan, dat het Wegenfonds geheel voor de primaire en secundaire wegen be stemd moest blijven,. Het voortschrijden der verbetering van het net van hoofdverkeerswegen moet er toe hebben medegewerkt, dat de toestand van de tertiaire wegen voortdurend slechter werd en het is dan ook zeer begrijpelijk, dat de stemmen, die zich verhieven om het vraagstuk der tertiaire wegen tot oplossing te bren gen, steeds luider werden. In 1933 be sloot de vereeniging „Het Nederlandsch Wegencongres" de zaak in studie ta nemen en ook de Centrale Landbouwor ganisaties trokken zich in 1934 deze zaak aan. Het rapport van de commissie, inge steld door de vereeniging „Het Neder landsch Wegencongres" wijst er op, dat van de 18000 m2 weg, die in Nederland buiten de bebouwde kommen bestaan, en waarvan onderscheidenlijk ruim 3000 km en ruim 4000 km tot de primaire en secundaire worden gerekend, slechts een deel in eenigszins belangrijke mate door het motorverkeer wordt gebruikt. Onder tertiaire moeten volgens de commissie worden verstaan die wegen, gelegen buiten de bebouwde kommen, vallende buiten de Rijks- en Provinciale wegen plannen, welke voor het interlocale ver te. Geef mij je oordeel, je oprecht oor deel". „U en ik, uwe majesteit, zijn niet jong meer en wij zijn geneigd om alles welbe rekend en koelbloedig te bekijken. Ei- moet echter ook gedacht worden aan uw dochter, Zij is jong en de jeugd heeft haar idealen. De prinses heeft die in groote mate. Ik kan u niet benijden als u haar vertelt dat u een dreigbrief heeft ontvangen. Ik geloof niet, dat u gaarne de stille minachting zult willen onder vinden, waarmede zij uw mededeeling zal ontvangen",. Het hoofd van den armen koning boog' voorover en uit zijn oogen verdween alle hoop, Indien hij op den steun van Nada had kunnen rekenen, dan had hij onmiddellijk afstand van den troon ge daan,, Maar nu, met haar, Zita en ook Danecourt tegen zich, was dit onmoge lijk, „Dan moet alles zoo voort g'aan, denk ik. De hemel alleen kan het einde voor zien". De gravin trachtte hem op te beuren. „Loven en Dolores, beiden geven meer bemoedigende rapporten. Zij zijn vol vertrouwen, dat wij alles zullen te bo ven komen". De koning glimlachte treurig,. „Ja, ik weet dat zij steeds op de baro meter kloppen. Zij moeten dezen brief lezen". (Wordt vervolgd.) pr

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5