Zita.
De ontevreden
mosselkweekers.
KRONIEK van den DAG.
Zeeuwsche Polder- en Waterschapsbond.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 27 JULI 1936. No. 175.
1.50.
°P"
Vg-
De financieele operaties der
Fransche regeering.
WILLIAM LE QUEUX.
En het optreden van het
Centraal Verkoopkantoor.
han
en 2e
t os-
derd,
tot
d tot
Var-
lagere
andel
Dins-
r ex-
■i J
plzaad
ine 3
figen-
iwpit-
;hool-
fimers
mais
1114—
M 117,
fburg.
:li age
f est-
roote
[Spot-
Pop-
Durg.
[GEN.
tandel
|e le-
var-
ge-
plmer,
Mid-
IMB
■na
roken
Ker-
a. d.
rime
Inbev.
el. 110
restel
leren
Is" in
terug
g bij
Boarf
F
De Fransche regeering blijkt een goe
den zet te h'ebben gedaan, door de nieu
we schatkistbiljetten ook in zeer kleine
coupures beschikbaar te stellen. De kans
dat de emissie een succes zal worden, is
hierdoor ongetwijfeld vergroot, al moe
ten de inschrijvingen ook nog heel wat
toenemen, om een bedrag op te leveren,
dat eenigszins in overeenstemming is met
de geldbehoeften der Fransche schatkist.
Tot. 18 Juli was in totaal voor een be
drag van Frs. 600 millioen ingeschreven,
waarvan het grootste deel bestond uit
inschrijvingen van Frs. 200 tot Frs. 1000.
Het spreekt vanzelf, dat deze voorname
lijk afkomstig waren van de kringen der
kleine spaarders; tot dusverre hadden
deze uit wantrouwen in de valuta-ont
wikkeling op groote schaal bankpapier
gehamsterd, teneinde dit, als er acuut
gevaar dreigde in „waardevaste" objec
ten, verbruiksartikelen e.d. te kunnen
omzetten. Belegging van deze bankbil
jetten in kortloopend schatkistpapier
kwam derhalve niet in aanmerking, om
dat deze stukken slechts in groote cou
pures met een minimum van Frs.
250.000 verkrijgbaar waren.
Door de nieuwe uitgifte wordt „de
kleine man" niet alleen in staat gesteld,
zijn beschikbare middelen voor een tijd
perk van zes maanden of een jaar te
beleggen, met een rente-vergoeding van
resp. 3% of 4 per jaar, maar boven
dien heeft hij de mogelijkheid, om te
allen tijde weer over het grootste deel
van het' bedrag te beschikken, doordien
de Bank van Frankrijk zich bereid heeft
verklaard, om ook op deze „baby-obli-
gatiën" voorschotten te verstrekken tot
80 van het nominale bedrag, tegen
het gewone beleeningstarief, dat thans
4 per jaar bedraagt. Veel risico loopt
men dus bij belegging in dit nieuwe
schatkistpapier niet.
Het eenige bezwaar van deze voor
Frankrijk nieuwe modus van uitgifte is,
dat de kleine inschrijvingen zelfs wan
neer zij een betrekkelijk grooten om
vang bereiken toch slechts weinig zo
den aan den dijk zetten. Met de uitvoe
ring der regeeringsplannen zijn uitgaven
van tientallen milliarden francs gemoeid
en de hiervoor benoodigde bedragen zul
len toch van de groote geldgevers, de
banken en andere financiëele instellin
gen, moeten komen. Deze hebben ech
ter op het oogenblik slechts weinig geld
voor de schatkist beschikbaar. Zij moe
ten in de laatsten tijd, in de verwachting
van de inmiddels ingetreden rente
verlaging, aanzienlijke bedragen hebben
vastgelegd in de Nationale Verdedigings
biljetten. Bovendien moeten zij bedacht
blijven op hun liquiditeit, zoowel met 't
oog op de onzekere valuta-verhoudin
gen, die telkens weer tot het opvragen
van deposito's kunnen leiden, als wegens
de toeneming der geldbehoeften van de
industrie als gevolg van de verhooging
der productiekosten door loonsverhoo-
ging en verkorting van den arbeidstijd.
Onder deze omstandigheden blijft nog
altijd het gevaar dreigen, dat de Fran
sche schatkist voor de dekking van haar
geldbehoeften in nog sterkere mate dan
tot dusverre een beroep zal doen op de
circulatiebank. Door de wijziging van
het statuut der Bank van Frankrijk is
deze practisch genomen een staatsbank
geworden. De Raad van Beheer die tot
dusverre bijna uitsluitend uit credietge-
vers bestond, zal in het vervolg hoofd
zakelijk uit credietnemers bestaan, waar
van een belangrijke groep de schatkist
vertegenwoordigd. De reg'eering zal dus
betrekkelijk vrij spel hebben en het zal
geheel van haar opvattingen afhangen,
of van de inflatie-mogelijkheden al of
niet gebruik zal worden gemaakt.
door
44).
„En hij zou elk greintje van vrijheid
verliezen", riep Dolores uit.
„Bah!' antwoordde Loven lachend,
„Jij denkt aan groote landen als Fran
krijk en Amerika; daar wonen groote
menschen, maar wij geven geen vrijheid
aan kinderen",
Danecourt kwam tusschenbeiden. De
ze twee waren zijn beste vrienden, maar
zij hadden neiging om driftig te worden
als zij over politiek spraken,
„Laat ons niet afdwalen van de zaak,
waarmede wij bezig zijn, beste vrien
den", zei hij rustig. „En bovendien, jul
lie verliest je kalmte als jullie dispu
teert. Het voornaamste is, dat wij de
hand leggen op Stephanie Ghika. Zij is
zoo listig als een duivel en zij heeft ook
g'eluk",
„Ik zal haar op de een of andere ma
nier, vroeger of later, te pakken krij
gen", riep Dolores uit.
En Gerald lachte goedkeurend. Hij
begreep dat zij zich met hart en ziel
daaraan zou wijden. Als zij faalde, zou
dat niet het gevolg zijn van gebrek aan
hersens of gebrek aan ijver, doch alleen
het gevolg van een ongelukkig toeval
Eenigen tijd later scheiden zij. Paul La
Erkend moet worden, dat zij zich tot
dusverre wel eenige beperking heeft op-
gelgd. Van het z.g. „overbruggingscre-
diet" van maximum Frs. 10 milliard, dat
zij zich door middel van een wetsont
werp door de Bank van Frankrijk be
schikbaar had doen stellen, had zij tot
begin Juli Frs. 1J4 milliard opgenomen.
Het ruime binnenkomen der belastingen
in de laatste maanden heeft de schatkist
echter in staat gesteld, Frs. 250 millioen
op dit crediet terug te betalen. Wanneer
dit niet slechts een propaganda-middel
ter bevordering van de plaatsing der
nieuwe schatkistbiljetten is, maar inder
daad een uitdrukking van den wil der
regeering, om haar schuld bij de Bank
zooveel mogelijk te beperken, dan zou
de toekomst voor het Fransche ruilmid
del zich gunstiger laten aanzien, dan nog
kort geleden kon worden verwacht. Het
is echter nog te vroeg, om definitieve
conclusies te dien aanzien te trekken.
(Van onzen
«-c orrespondent).
II.
Vervolgens brachten wij een bezoek
aan Philippine, waar we welwillend ont
vangen werden door den burgemeester,
den heer Dhooge.
De heer Dhooge bleek het optreden
van het C.V.K. toe te juichen, al zijn er
ook te Philippine klachten. Zoo is het
niet waar, dat Philippine al haar mosse
len kon leveren, terwijl men over de le
veranties van Philippine wel juiste gege
vens had, daar deze steeds over de Phi-
mos liepen, en dus geboekt werden. Van
daar dat het C.V.K. zich hier precies aan
de percentages houden kon. Van andere
zijden bleken de opgaven echter veel te
hoog te zijn, kwam men totaal tot 900.000
ton, terwijl men wel wist, dat dit pl.m.
450.000 moest zijn. Na een eerste onder
zoek vielen er ook dadelijk een 150.000
af. Philippine, aldus de hr. Dhooge, zal
ongeveer 60 pet. van zijn productie ge
leverd hebben. Anderzijds heeft de Phi-
mos aan het C.V.K. haar volle medewer
king verleend, gelijk van de zijde van
het C.V.K. erkend werd. En Philippine
kon een steun zijn, omdat het nogal eens
mosselen weet te plaatsen. Van een min
dere kwaliteit waar anderen geen
weg voor weten,
Dat Philippine zelf „prut" zou heb
ben, ontkende de hr. Dhooge, en hij acht
te dit wel bewezen, door het feit dat Phi-
mos in het verleden steeds een goed af
zetgebied voor de mosselen had, en bv.
1.10 per 85 kg maakte, terwijl men
van andere zijde slechts tot 70 a 80 ct.
per 100 kg kon komen. Eveneens kan
de Phimos te Philippine niet „doen wat
ze wil", o.a. omdat er nog drie kweekers
buiten de Phimos staan, wat spr. be
treurde. Van de vrijhaven te Bouchaute,
zeide spr., niet .zooveel last te onder
vinden, De Belgische visschers komen
waarschijnlijk tot slechts 8000 balen per
jaar, wat op de geheele Zeeuwsche pro
ductie vrijwel van geen invloed is.
Van den vrijhandel, die men vooral te
Yerseke wenscht, verwachtte spr. niets
dan ellende en hij meende, dat er dan
spoedig geen 30 ct. per ton meer te ver
dienen zou zijn. En anderzijds meende
hij, dat dan ook strengere maatregelen
van Frankrijk en België te wachten zijn,
daar deze eerst hun eigen mosselen kwijt
moeten. En spr, achtte voorzichtigheid
geboden, omdat Nederland tot heden de
troeven in handen heeft. Van België is,
ven had gezegd, dat hij een tweede op
ruiming had gehouden in het paleis en
ongetwijfeld had hij dat gedaan naar zijn
beste weten.
En toch gebeurde dienzelfden avond
iets vreemds. In zijn kleedkamer vond
de koning op zijn tafel een bericht, dat
hem zeer ontstelde.
„Wees verstandig en doe afstand van
de regeering. De moord op Miranoff, uw
minister-president, is een begin en een
waarschuwing voor u. Wij houden niet
op voor ons doel is bereikt".
Dit schokte hem. Hij was geen held.
Wellicht zou hij op het slagveld daden
van moed hebben bedreven, onverschil
lig voor den dood Maar hier loerde ver
raad, door de dolk van een sluipmoor
denaar of door middelen als werden ge
bruikt bij de wegruiming van Miranoff,
Hij wist dat hij goed werd bewaakt
Een wacht bij eiken ingang en in eiken
gang. Een schildwacht met geladen ge
weer en bajonet op, stond voor zijn
slaapkamer, Als iemand moeite deed
om binnen te komen, zou hij onoverko
melijke hinderpalen 'ontmoeten.
Maar hij was nog vreesachtig, Paul
Loven had voor de veiligheid in het pa
leis ingestaan, en toch was Miranoff ver
moord. Hij deed zijn best, maar kon hij
weten wie verraders waren en wie niet?
Hij bracht een onrustigen nacht door
en toen hij de prinses aan het ontbijt
ontmoette, had hij zware kringen onder
zijn oogen en zag er vermoeid uit. De
wat de kweek betreft, niet veel gevaar
le duchten, doch in Frankrijk zijn er
wel mogelijkheden, al worden die tot
heden niet benut, doordat de cultuur er
op zeer primitieve wijze en in te kleinen
omvang beoefend wordt, waardoor het
product veel te duur wordt,
Intusschen achtte spr. het wel moge
lijk, dat het C.V.K. enkele der bezwaren,
die dit eerste jaar bij de regeling aan het
licht getreden zijn, ondervangt. Zoo
meende hij, dat een soepelere toepassing
voor de kleinere menschen gewenscht
was. Laten die maar dadelijk ruimen, al
dus spr., dan kunnen ze daarna, gelijk
hun gewoonte was, weer aan hun andere
werkzaamheden beginnen.
Het was den hr. Dhooge ook bekend,
dat men te Yerseke critiek uitoefende
op het feit, dat de directeur en de voor
zitter van het C.V.K. voor hun bemoei
ingen voor den handel een vergoeding
zouden genieten, zoodat men vreesde,
dat de handelaren (de gevormde com
binaties) bevoordeeld zouden worden.
De hr. Dhooge achtte dit echter niet
waarschijnlijk en zeide, dat hij het zeker
verkeerd zou vinden als zulks het geval
was.
Een volgend onderhoud te Philippine
hadden wij met den heer G,. Rammeloo,
lid van het Dagelijksch Bestuur van het
C.V.K.
De heer Rammeloo zeide, het op
treden van het C.V.K. voor het geheele
mosselbedrijf van groot belang te achten
en hij meende dat men over het alge
meen, ook te Philippine, tevreden kon
zijn.
Toen we opmerkten, dat men vooral
te Yerseke een gevaar zag in het nauwe
contact, dat de heeren Van der Hoeve
en Van der Voort met de combinaties
hadden, en dat men bevoordeeling van
deze combinaties vreesde, mede omdat
beide heeren voor hun bemoeiingen een
vergoeding zouden krijgen, of zouden
gekregen hebben, antwoordde de heer
Rammeloo; ,,Dat hebben ze ook, maar
dat heeft niets met het Centraal Ver
koop Kantoor te maken. En het is ook
billijk, dat ze voor hun bemoeiingen een
gratificatie ontvangen."
Wij merkten op, dat dit 1000 voor
een bedragen zou hebben.
De heer Rammeloo; „Dat is gelogen!"
Wij: „Is dat bedrag overdreven?"
De heer Rammeloo: „Overdreven niet,
maar het is niet juist. En Van der Jagt,
die er over gesproken zal hebben, weet
dat ook, want die was er bij."
Wij: „Deze vergoeding hebben de hee
ren dus van den geheelen handel ont
vangen?
De heer Rammeloo: „Neen, van één
combinatie."
We moesten hier van den hr Ramme
loo afscheid nemen, want de torenklok
van Philippine wees 4 uur 36 minuten
aan, onze tram naar Walsoorden zou 4
uur 41 minuten vertrekken en we had
den nog enkele minuten te loopen.
De Zeeuwsche Polder- en Water
schapsbond hield Zaterdagmorgen haar
algemeene vergadering te Tholen in ho
tel „Zeeland".
De voorzitter, mr. P. Dieleman, kon
talrijke aanwezigen welkom heeten, en
wel in de eerste plaats den Commissaris
der Koningin. Toen spr. diens auto zag
aankomen, dacht hij direct: daar komt
de Zeeuwsche Leeuw, want niet alleen
draagt hij het Zeeuwsche Wapen op zijn
wagen, maar hij is zelf de Zeeuwsche
Leeuw, die steeds pal staat voor de be
langen van Zeeland, ook in deze moei
lijke tijden, Spr. hoopt, dat God den
Commissaris de kracht schenke om op
die wijze voort te werken.
Vervolgens heette spr. welkom de le
den van Ged. Staten, de heeren A. D. F.
van der Wart en C. P. Vogelaar. Het is
bekend, dat het college groot belang
stelt in alles wat op waterschapsgebied
geschiedt, evenals den mede aanwezigen-
griffier der Staten, den chef van de twee
de afdeeling en de vertegenwoordigers
van den Provincialen Waterstaat, o.w-
de hoofdingenieur, ir. J. J. van Leeuwen.
Maar ook den Rijkswaterstaat heeft men
noodig, niet alleen inzake de Calamiteu-
ze Polders, maar ook voor de groote
verbindingswegen en spr. heette daarom
welkom den hoofdingenieur-directeur ir.
J. P. Walland. Ook het gemeentebestuur
van Tholen, vertegenwoordigd door den
gemeentesecretaris, den heer Laban en
het gemeenteraadslid den heer Moelker,
den eminenten Tholenaar.
Verder de vertegenwoordigers van
den Zuid-Hollandschen en den Noord-
Brabantschen Polderbond, den vertegen
woordiger der Z.L.M., den heer Scheele,
het bestuur van het Waterschap Stave-
nisse, dat des middags de deelnemers
aan den autotocht zou ontvangen, en zij,
die hun auto beschikbaar stellen.
Men komt bijeen in Tholen, wel ge
noemd de Poort van Zeeland. In de poort
heerschte de wijsheid en spr. hoopte dat
men ook nu tot veel wijsheid zal komen.
Men is aan de Eendracht, en dit moge
helpen aan eendrachtige samenwerking,
ook in de toekomst. Men heeft de goede
persoonlijke eigenschappen ook overge
bracht op de Polder- en Waterschappen
prinses maakte daarover een opmerking.
„Booze droomen, mijn kind, booze
droomen", antwoordde hij. „En dat is
geen wonder als men steeds in onrust
verkeert en niet weet wat de nieuwe
dag zal brengen!"
Hij had die sombere mededeeling in
zijn zak, maar wilde haar niet aan Zita
toonen, Zij zou er om lachen en hem
zeggen dat men hem bang wilde maken.
Hij wachtte tot de gravin verscheen.
Ten laatste kwam zij en vroeg hij haar
in zijn werkkamer te komen. Hij haalde
het papier uit zijn zak en gaf het haar
„Lees dat, Nada Ik vond het gister
avond op mijn tafel. Zeg mij eens, wat gijv
daarvan denkt. Miranoff werd vermoord.
Zijn zij van plan om ons ook om te bren
gen?"
De gravin las de mededeeling en dacht
na,
„Deze revolutie", merkte de koning
op, „verloopt anders dan de vorige
Toen vocht men eerlijk. Nu volgt men
,een andere tactiek".
„U heeft natuurlijk over alles nage
dacht, zeg mij wat er in u omgaat. Ik
zal uw vertrouwen eerbiedigen en er
niemand iets van vertellen".
„Zelfs niet aan Zita?" fluisterde hij.
„Neen. Als u het mij verbiedt, ook
niet aan Zita".
De koning gaf een zucht van verlich
ting. „Kijk eens, Nada, ik ben ziek en
op van dit alles, En nu die Oude Miranoff
is heengegaanwie moet nu het roer
en o.a. dat men zoo zuinig mogelijk be
heer volgt. Spr. opende hiermede de ver
gadering.
Jaarverslag.
De secretaris, jhr. mr. A-. F. C. de
Casembroot, bracht vervolgens het jaar
verslag over 1935 uit, waarin hij mede
deelde, dat het bestuur in eene verga
dering zeer uitvoerig het nieuwe regle
ment van politie voor de polders en wa
terschappen in Zeeland heeft besproken.
Daar het échter zeer laat aan de polders
om advies was gezonden, kon het be
stuur er helaas geen advies meer over
uitbrengen. Dit werd zeer betreurd, daar
een reglement van politie iets is, wat
voor de polders in hooge mate belang
rijk is. Over verschillende punten in het
ontwerp zijn dan ook in het bestuur uit
voerige besprekingen gehouden en gaar
ne had men hier en daar in het ontwerp
enkele wijzigingen aangebracht.
De secretaris herinnerde verder aan
de algemeene vergadering, die verleden
jaar de Sluis werd gehouden en niet min
der aan het daaraan verbonden bezoek
aan Knocke.
Ook met de kwestie om tot een "be
tere en billijkere schatting van calami-
teuzepolders te komen, heeft het Bestuur
zich bezig gehouden. Vooral het be
stuurslid de heer F. P. Polderdijk, die in
deze zaak over een rijke ervaring be
schikt, interesseerde zich zeer hiervoor.
Eenige beslissingen in deze zaak zijn
echter voorloopig niet genomen.
In het bestuur kwamen in het afgeloo-
pen jaar geen veranderingen voor. Kort
voor de algemeene vergadering nam ech
ter de heer P. W. Maarleveld zijn ont
slag, omdat hij zich wegens zijn leeftijd
uit de polderzaken terugtrok. Het speet
het bestuur zeer deze tijding te verne
men. De heer Maarleveld was een be
stuurslid, die steeds in hooge mate met
den Polderbond medeleefde, die trouw
de vergaderingen bezocht en die in de
polderzaken door lange ervaring en goed
inzicht zeer thuis was. Spr. hoopt, dat
het den heer Maarleveld gegeven moge
zijn nog lang van een welverdiende rust
te genieten.
Aan het einde van 1935 telde de bond
in handen nemen?"
„Paul Loven of de jonge Danecourt,
als hij dien post wil aannemen", ant
woordde Nada stoutmoedig.
Nicolaas stemde daarin met een hoofd
knik toe. „Loven is een onbekende
grootheid, eigenlijk een avonturier, doch
heeft goede hersenen".
„Zij redden dikwijls koninkrijken als
Slavonië", merkte de gravin droogjes
°P-
„Dat weet ik", antwoordde de ko-
ning geprikkeld. „Maar ik wensch het
treurig overblijfsel van mijn waardigheid
niet te behouden als ik op alles ja en
amen moet zeggen tegen een mijnheer
Paul Loven, Het andere voorstel is na
tuurlijk onmogelijk",
„Ja", zei Nada zachtjes, „bij nader
inzien ben ik dat om verschillende rede
nen met u eens. Hoe wilt u dan hierme
de aan?"
„Als ik nu afstand doe", antwoordde
de koning op beschaamden toon, „is de
de zaak afgeloopen en Oostenrijk kan
doen wat het wil. Wij gaan terug naar
Parijs en leven daar onbezorgd, hetgeen
wel verre te verkiezen is boven dit
koninkje spelen. Het eenige voordeel,
dat ik verkregen heb, is dat ik een flink
fortuin heb bijeen gegaard. Hier kan men
geen geld uitgeven".
De gravin zweeg. Hij drong op een
antwoord aan.
„Kom, Nada, je bent een van de ver
standigste vrouwen, die ik ooit ontmoet
90 leden-polders en 111 persoonlijke le
den.
Het jaarverslag werd goedgekeurd,
evenals de rekening van den penning
meester, eveneens jhr. De Casembroot,
welke rekening aanwijst aan inkomsten
1624 en uitgave 1552, alzoo een
goed slot van 71,.
Bij acclamatie werden tot bestuurs
leden herkozen de heeren W. Kake-
beeke te Goes en L. J. Simonse te Big-
gekerke en gekozen de heer J. Becu
te Breskens inplaats van den heer P.
W. Maarleveld te Biervliet, die bedankt
heeft.
De v o o r z. gaf daarop het woord aan
ir. J, P„ Walland, hoofdingenieur-direc-
teur van den Rijkswaterstaat.
Tertiaire wegen-
Ir. J. P. Walland besprak daarna over
„Hoe ontwikkelt zich het vraagstuk van
de verbetering der tertiaire weg'en",
Spr. wees er op, dat het zich na den
wereldoorlog steeds uitbreidende motor-
verkeer steeds meer breede rijbanen
eischte, zoo mogelijk ook scheiding van
de verschillende soorten van verkeer en
een sterkere wegverharding. Terecht
werd de noodzakelijkheid ingezien een
aan de eischen des tijds voldoend net
van hoofdverkeerswegen in het leven te
roepen, om de vruchten te plukken van
een behoorlijk motorverkeer. Dit leidde
tot het in het leven roepen van „de
wegenbelastingwet" en van het „wegen
fonds", uit welk fonds de uitgaven voor
aanleg, verbetering en onderhoud van
de wegen, die voorkomen op het Rijks
wegenplan en op de provinciale wegen-
plans. Voor de primaire en secundaire
wegen waren dus, wat de verbetering en
het onderhoud aangaat, voorzieningen
getroffen, doch de beheerders van de
tertiaire wegen bleven van elke hulp
verstoken. Deze handelwijze heeft tot
kritiek aanleiding gegeven, doch men
bedenke, dat de taak, die de regeering
zich stelde, ten doel had een behoorlijk'
net van hoofdwegen voor het motorver
keer in het leven te roepen. De regee
ring zegde direct toe, dat zij zich voor
stelde haar aandacht aan de tertiaire
wegen te schenken, nadat de primaire
en de secundaire in behoorlijken toe
stand waren gebracht, Steeds is weer
aangedrongen op het verleenen van fi
nancieele tegemoetkomingen aan de be
heerders van de tertiaire wegen, omdat
door het imotorverkeer evenzeer van
die wegen gebruik wordt g'emaakt De
achtereenvolgende ministers van water
straat bleven echter op het standpunt
staan, dat het Wegenfonds geheel voor
de primaire en secundaire wegen be
stemd moest blijven,.
Het voortschrijden der verbetering
van het net van hoofdverkeerswegen
moet er toe hebben medegewerkt, dat
de toestand van de tertiaire wegen
voortdurend slechter werd en het is dan
ook zeer begrijpelijk, dat de stemmen,
die zich verhieven om het vraagstuk der
tertiaire wegen tot oplossing te bren
gen, steeds luider werden. In 1933 be
sloot de vereeniging „Het Nederlandsch
Wegencongres" de zaak in studie ta
nemen en ook de Centrale Landbouwor
ganisaties trokken zich in 1934 deze
zaak aan.
Het rapport van de commissie, inge
steld door de vereeniging „Het Neder
landsch Wegencongres" wijst er op, dat
van de 18000 m2 weg, die in Nederland
buiten de bebouwde kommen bestaan,
en waarvan onderscheidenlijk ruim 3000
km en ruim 4000 km tot de primaire en
secundaire worden gerekend, slechts een
deel in eenigszins belangrijke mate door
het motorverkeer wordt gebruikt. Onder
tertiaire moeten volgens de commissie
worden verstaan die wegen, gelegen
buiten de bebouwde kommen, vallende
buiten de Rijks- en Provinciale wegen
plannen, welke voor het interlocale ver
te. Geef mij je oordeel, je oprecht oor
deel".
„U en ik, uwe majesteit, zijn niet jong
meer en wij zijn geneigd om alles welbe
rekend en koelbloedig te bekijken. Ei-
moet echter ook gedacht worden aan
uw dochter, Zij is jong en de jeugd heeft
haar idealen. De prinses heeft die in
groote mate. Ik kan u niet benijden als
u haar vertelt dat u een dreigbrief heeft
ontvangen. Ik geloof niet, dat u gaarne
de stille minachting zult willen onder
vinden, waarmede zij uw mededeeling
zal ontvangen",.
Het hoofd van den armen koning boog'
voorover en uit zijn oogen verdween
alle hoop, Indien hij op den steun van
Nada had kunnen rekenen, dan had hij
onmiddellijk afstand van den troon ge
daan,, Maar nu, met haar, Zita en ook
Danecourt tegen zich, was dit onmoge
lijk,
„Dan moet alles zoo voort g'aan, denk
ik. De hemel alleen kan het einde voor
zien".
De gravin trachtte hem op te beuren.
„Loven en Dolores, beiden geven meer
bemoedigende rapporten. Zij zijn vol
vertrouwen, dat wij alles zullen te bo
ven komen".
De koning glimlachte treurig,.
„Ja, ik weet dat zij steeds op de baro
meter kloppen. Zij moeten dezen brief
lezen".
(Wordt vervolgd.)
pr