llplEI ZONDAGSE! ADSSOU s gfT .A\/^ni Zeee x - x Illv/AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPANTlH 11 Juli 1936 Hl p-^ **S p S. B 5"ÊLa. s S SS elb r 0 <l WAAROM NIET? ZOMER. RAADSELHOEKJE. X X XXXXXXXXXXX X X BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. O jn 2 er r w >-»• CA jcr H© C CA S* p cr Q 90. *->*3 fl> p O a. s W <B 50 O S 8& o g 3 9rg"S- S.8 2.S" °*2 f P- Cu «la O B Wc K> u> n *i O? ?fPl« P r* B S® 5 2 •O. öp t Pjr Hoezee, hoezee Wie gaat er mee Fijn springen in de grote zee En plassen Is 't geen goed idee Maar als het regentja, wat dan Ik maak er vlug een plaatje van En ceken 't meisje en de zee. Als 't af is, lachen w'alle twee, Hoezee, hoezee Wie doet er mee Kleine Liesje giet de bloemen In hun tuintje 's middags graag, Op een keertje klinkt heel ernstig En perman tig Liesje's vraag: Mammie, toe vertel m' eens even: Waarom ik nu gieten moet Wel, m'n Liesje, antwoordt moeder, Daardoor groeien bloempjes goed Want die hebben, nu 't zo droog is, Dorst en 't kopje hangt dan neer. Zie je 't wel Maar door het water Groeien bloemetjes gauw weer Liesje heeft het best begrepen, Moeder is nu even weg Plots'ling kijkt ons Liesje ernstig Naar klein broertje bij de heg. In zijn wagen slaapt het ventje, Jaapje is nog heel, heel klein. Zou hij ook niet kunnen groeien En dat van de droogte zijn Wachtdenkt Liesje. 'k Zal hem gieten Z'is al bij de groene heg Met haar gieter engaat gieten. Jaapje zet een keel op, zeg Vlug komt Moeder aangelopen, Kijkt haar oudste ernstig aan En zegt: Maar je weet toch, Liesje, Dat j'iets stouts, foeihebt gedaan Eerst kijkt Liesje wat verlegen, Maar dan zegt ze: Is 't niet goed 'k Dacht toch heus, dat kleine Jaapje Als de bloempjes groeien moet O, luister naar de vogeltjes. Die nu zo heerlijk fluiten 't Is, of ze roepen in hun taal: Komt allemaal naar buiten Geniet volop van 't mooie weer En van de lekk're zon Je weet toch, dat op Zondag juist De zomer weer begon Heel de natuur trok voor dit feest Haar nieuwe jurkje aan, Laat ieder, die het kan, daarom Toch gauw naar buiten gaan En zingen, springen heel de dag, Genieten van de zon. Die als een echte tooverfee Dat moois ons brengen kon. Naar buiten dus Naar 't zomerfeest Doe oor en oog wijd open Je hapt gezondheid, die je heus Voor geld nog nooit kon kopen! Carta Hoog. OPLOSSING DER RAADSELS UIT T VORIGE NUMMER VOOR GROTEREN. 1. Drie kwartier wacht ik op Jaap al! Er moet een misverstand in het spel zijn (Palermo). Ik geloof, dat Bob er genoeg van heeft, anders had hij tegen u alle nadelen niet zo breed uit gemeten. (Bergen en Genua). Door de regen kwam hij vroeger terug en 't weer bleef som ber na zijn thuiskomst. (Gent en Bern). Wij maakten een fietstocht met Victor, An, Gerard en Mies. (Oran en Orange). 2. Salamander, hagedis, nachte gaal. 3. Ham, ster; hamster. 4. Hanekammen (paddenstoelen.) VOOR KLEINEREN. 1. N Nijmegen. w ij n hamer N ij me g e n rogge pen n 2. De (onder) v(in)d (in)g De ondervinding. 3. Ia, boe. 4 E E M E D E M E S OM OP TE LOSSEN. VOOR GROTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 10 let ters geschreven en noemt een stad in Engeland. 7, 4, 5, 2, 2, 8, 7, 6, 3.bindt men onder de voeten. 1, 9, 7, 8 kan zowel het land als den tuin vruchtbaar maken. Een 7, 4, 5, 2, 2, 10 wordt door ons allen wel eens gebruikt. Een 5, 9, 6, 7, 8, 6, 10 is een plant. Een 4, 6, 3, 8 is een geldstukje 2. Verborgen plaatsen in ons land. Die speld raap ik straks wel op; ik heb er nog meer laten val len. Ik kom geregeld buiten, want ik hark elke dag de tuin op. Wil je nog even wachten Ze is tegen vijf uur stellig thuis. Zag je dat kalf en dat lammetje samen spelen Het bericht kwam ons ter ore, maar wij nemen het nog niet dadelijk aan. 3. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijrien komt de naam vanaeen vrucht. X X X X lo rij een medeklinker. 2o een geneesmiddel. 3o een boom. 4o een ander woord voor ar moedig. 5o het enkelvoud van iets, dat meestal bij het mid dagmaal gegeten wordt. 6o 't gevraagde woord. 7o voorwerpen, waarop sommigen zich vlug kun nen voortbewegen. 8o een gedeelte van een vers of lied. 9o een specerij. lOo een lichaamsdeel van een dier. llo een medeklinker. 4. Mijn moeder nam een jongens naam, Frans zout en een om gekeerd ei en deed dat op de groente. Wat was dat VOOR KLEINEREN. 1. Met M noem ik een deel van het jaar, met k ben ik hard, met 1 kan ik beschreven wor den, met h ben ik dikwijls uit gestrekt en met pr ben ik een soort look. 2. Maak groenten van: gras pees melk bol oo Jet west lor 3. Noem eens mollen zonder poten, Zonder staart en zonder kop. En toch heten ze heus mollen. Denk vooral niet, dat 'k je fop 4. Kies uit elke zin één woord, maar doe het zó, dat de woor den, in dezelfde volgorde ge nomen, een spreekwoord vor men. Is je Moeder al beter, of is zij nog ziek Zij moet nog een tijd in bed blij ven. Ik dacht, dat zij een half uur per dag mocht opstaan. Zij eet niet veel, een ei per dag gaat er nauwelijks in. Maar krijgt zij dan niet veel te weinig Wat krijgt zij op een dag Vloeibaar voedsel: pap, soep en ik zie heel wat lege melk- glazen. Dan komt er toch meer in, dan ik dacht; ik dop vlug wat erwtjes dan kan ze die misschien gezeefd eten. Oordeelt niet Alles begrijpen is alles vergeven, luidt een bekend, uit het Fransch vertaald spreekwoord. Wie zich in zijn beteekenis verdiept, zal ont dekken, dat de toepassing er van heel wat levenswijsheid en men- schenkennis vereischt. Meer dan oppervlakkig kan schijnen. Want oppervlakkig bekeken is het van zelfsprekend, dat wie begrijpt vergeeft. Getoetst aan de prak tijk des levens heeft de zaak ech ter duizenderlei haken en oogen. Alles begrijpen.... kunnen wij dat Zijn wij inderdaad in staat het vaak uiterst ingewikkelde sa menstel van krachten te onder kennen, waarvan een bepaalde handeling van een bepaald per soon als 't ware de resultante vormt Een handeling dan, die om onze verschooning vraagt en dus in ,ieder geval in strijd is met zekere moreele wetten Men ga eens bij zichzelf na, wat men van eigen gedrag begrijpt. Is het niet vaak zoo, dat men dingen doet, zonder dat men precies ver mag aan te geven, waarom men ze heeft gedaan hetzij goed of slecht Brengt zelfbezinning vaak niet mede, dat men aanvankelijk dreigt te verdwalen in een soort oerwoud van geestelijke, instinc tieve en psychische verschijlnse- len En blijven er tenslotte niet wie weet hoeveel onbegrepen, on meetbare en ondefinieerbare, za ken in het innerlijk aanwezig, waar men geen weg mee weet Neen, het is niet zoo gemakkelijk zichzelf te leeren kennen en de beweegredenen van eigen gedrag steeds te bepalen. Heel vaak zal ook hij, die gewend is geregeld zelfcontrole toe te pas sen, onwennig staan tegenover vreemdsoortig schijnende eigen handelingen. Hoe veel te moeilijker nu echter nog om andermans innerlijke aan gelegenheden te begrijpen. Er zijn handelingen, voortspruitend uit bepaalde, algemeen bekende hef tige gemoedsbewegingen, waarme de men geen moeite behoeft te hebben. Daarnaast echter bestaan ontelbaar veel meer handelingen, die, hoe algemeen menschelijk ze naar het uiterlijk mogen schijnen, in het gegeven individueele kader uiterst moeilijk ook maar bij- bena dering zijn mee of na te voelen. Wie zich rekenschap geeft van de dingen in en om hem heen, weet dat dit dagelijks veelvuldig voor komt. Allerlei gedrag van men- schen, ook al meent men ze nog zoo goed te kennen, zal steeds ontsnappen aan dat, wat wij be grijpen of aanvoelen noemen. En niet zelden komt het voor, dat men totaal vreemd staat tegen over alles wat een ander doet. De innerlijke stuctuur van zoo een, heeft dan zoo weinig ge meen met eigen geestelijk en psychisch leven, dat hij een wezen uit een andere wereld kan schij nen. Alles begrijpen is onmogelijk. Er bestaan eenige weinige menschen, die naar menschelijke maatstaf gemeten, veel, zelfs heel veel in een ander kunnen aanvoelen. De gemiddelde mensch alevel begrijpt meestentijds maar een partikeltje van wat de beweegredenen zijns naasten zijn. Hij staat gewoonlijk desondanks heel vlug met een oordeel klaar, een oordeel, dat dan goeddeels berust op gangbare moreele maat staven, op een soort van gewoon te-recht, dat met individueele eigenaardigheden niet de minste rekening houdt. Het kan niet an ders of door de bank zal dat oor deel verschrikkelijk onbillijk zijn. Moreele maatstaven laten zich uiterst makkelijk hanteeren door onbevoegden. Van het on heil, dat ze er mee stichten, heb ben ze vaak even weinig begrip, als van de drijfveeren welke aan handelingen ten grondslag liggen. Men zou hun daarom toe willen roepen: als ge met het „alles be grijpen is alles vergeven" geen raad weet, herinnert U dan in elk geval het bijbelwoord: „Oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt". En laat het vellen van een vonnis over aan den bevoeg den rechter. Die beseft allicht, dat men althans heeft te streven, naar begrip van andermans be weegredenen. Al kan dan ook voor hem niet altijd gelden, dat begrijpen vergeven beteekent. Maar dat is een andere zaak. S. van Mariëngaarde. TUSSCHEN Poeldurp, Juli 1936. Vriend Jewannes Ja, dat begriepe 'k ök wè, Je wannes: zoo lank as 't noodig oor- deeld wordt om d'r miletaere vlie gers op nae t' ouwen, zooiank za 't voe die vliegers noodzaekelik weze, dat ze d'r eigen in de locht mie d'r vliegmesien kunne wen de en keere as 'n veugel. Ze zul le d'r eigen motte oefene in 't maeken vian aolderleie bewege- gen en nae da 'k meene ze voe die oefeniengen, rume terreinen, Daer ze de ruumte. Mè over dat oefenen gièng 't bie mien in m'n voregen brief nie. Ik vraege mè: waevoe is 't noodeg, dat 'r ier 'n miletaere vlieger ielke weke op 'n bepaeld pleksje aolderlei kap- perjolen kom doe, Da's toch zeker nie om te oefenen, mè ienkeld en alleenig om de menschen te laete zeggen: „wat is dat 'n vlieger Mè de meeste menschen zegge dat glad is nie. Iederendeen, die a ik t'r over oore zeit: ,,'t is 'n schan- daol, da zoo ies plekke kan vinde. As t'r bie aol die kunsten is 'n on- gelok gebeurt, dan worre andere menschen d'r ok an ewaegd en as die kaerel oefene wil, laet 'n 't dan doe, dae d'r de gelegendeid voe is, mè nie flak boven 'n durp. En ik geloove vast en zeker Je wannes, da 't klaer zou weze as t'r is een nae de menister schreef. En d'n burgemeester van dat durp most 'r ók tégen öp komme. Wat zei je noe toch Jewannes Bin d'r in Zeeuwsch-Vlaenderen boeren, die d'r smiswerk laete doe in Belgische smissen, om da ze dae goekooper terechten kunne Dae stae 'k dan toch zoo is even van te kieken. Dat mos noe gewoon weg nie kunne bestaen dae most de Regeerege tegen óp kunne komme en zegge: „as je 'n deel van de landbouwsteun op die me- niere over de grenzen lae gae, dan zu me julder in 't vervolg is gin steun mi geve, want da's noe toch aols te kras." Je zou toch zegge, dat zukke boeren d'r ver stand nie beter gebruke En die noe toch eele gansch gin begrip van redelik-eid 't Is 'n wonder, Jewannes, da 't 'n Zondag nie regenden. Toen was 't Kwedamsche mart en dan regent 't gemeenlienge nog al is. Of da 'k 'r nae toe ewist Bi je nie wiesder, kaerel Vroeger dan gaf dat ok a meer drukte as noe. Vee jaeren vrom dan kwaeme d'r eele zwermen Goesenaers, dikkels te voete en soms mie ge rijen d'r nae toe, nae Kwedam- me en dan stienge d'r langs de wegt, tegen da je d'r kwam, lui mie kraempjes of mie laebesen en dae kus je bier en zoo kriege. Mè dae oor je noe nie mi van en op de kerremisse zelf is 't nie vee meer as 'n kuresèl en 'n paer kraemen en meziek in d'erreber- regen. As je tegen de kerremisse op Kwedamme komt, dan zie je, oe dat de blom-ofjes netjes in orde bin en d' uusjes keurig onder de verve en de muren bie sommegte nieuw in t blaeuw. Want ze bin dae erg esteld op nettigeid en pro- pereid. J'oort 'r tegenwooreg nog al is vee van, da ze de vremdelien- gen anspore om 'n bezoek te briengen an Zuud-Bev eland en ik voe mien bin aoltied van meene- ge, dat degene, die ier komme, nie de mooiste, de liefelikste plekjes zie. Ze rie over de groote, mooie wegen, mè daè mo je 't nie zoeke. Ze moste om mè is 'n voorbeeld te noemen is wete waffoe prachtege wegen en mooie dieken dat 'r bin in de buurte van Kwe damme, Ouwelande, Driewegen. En dan moste ze erg bedaerd rie en dikkels stoppe, want mie dat onverstandege, arde vliegen be- reike ze nie anders as dat ze kun ne zegge: „m'n Zuud-Beveland bezocht", mè nie: „m'n Zuud- Beveland ezie". Dat ei neturelik 'n auto tegen; 't gae mè te gauw. Dan waere die vroegere Janple ziers en zoo beter. Telkens is pleistere. En nóg mooier is: te voete. 'k E d'r toch m'n aregeid in, dat 'r in de leste jaeren an dat soort van sport: te voete, a meer en meer edae wordt. Da 's bie mien 't mooiste van aol. Mè netu relik: 't mot ontspannege bluve en wee nie ontaere in groote inspan- nege deur 't maeken van aols te groote tochten. En geloof mè, Je-' wannes 'k bin d'r noe tóch over doende dat Zuud-Beveland op 't oogenblik de moeite van 't be zoeken waerd is. In de keezeboo- gers is aolles in volle doen. As j' in de buurte komt, dan oor je 't ge rammel van de blikke buzzen en ouwe panschelen, die a ze mie 'k weet nie oevee touwen van uut d'r „centrale" bediene. En de kee- zewachters schreeuwe d'r kele ke- pot van sochens vroeg toe saevens laete. Ze troffe 't in die leste dae- gen anders nie zoo erg, die 'n boo- gerd uurden, mie 't weer. Die vele regens, die groote vlaegen waere mè schaedelik. In d' eeste plekke kunne ze mie d'r natte keezen nie op de veilege terechten, omdat ze te gauw verrotte en twiddens boste de keezen erg deur 't vele nat en dan bin ze niks waerd, da spreekt van eiges. En da 's ok areg, mè as je van die natte kee zen eet, dan bin ze nie aolf zo zoe te as die in de werme zunne etrok- ke wiere. Keeze mo je nie was- sche. Zoo van d'n boom, dan bin ze 't lekkerste. En as je 't dan treft, da je stroopie-krieken kriegt of klerken Nou Dan ka je nie op-ouwe en van keezen weet je nooit. De drukte begun wee. Brembroozen, prumen! Vroe ge prumen schiene d'r nie zoo eel erg vee te wezen. Ier in de buur te teminsten nie. Affijn, die bin bie mien tóch nie lekker om zoo te eten. Laete ze die mè gebruke voe de jam febrieken. Kroozen, oranje prumen, prinseprumen Nee, dan mo je reinefiktoriaas of witte wienprumen. As je daer in biet, dan spuit 't eerlihke koele, zoete vocht zoo mè langs je ver- emelte. Dat bin prumen. Mè ok awee: zoo van d'n boom. Prumen van 'n dag of wat oud, die bin d'r geure kwiet. Zooda 'k mè zegge wil: wie lekker fruit wil ete, fruit op z'n lekkerste: keezen en laeter prumen, die mo beslist nae Zuud- Beveland komme, D'r is genoegt en de gelegendeid is t'r Noe da 'k over brembroozen dienke: Je wannes, lus jie brembrooze zelei of zjem, liek as ze dat noeme As je zoo'n tunnetje zag vol mie brembroozen. 'n tunnetje sochens, dat ze d'n dag te voren trokke, dan at jie van eel je leven gin brembrooze zjem meer. 't Is mè goed dat 'n mensch nie aoltied persies weet, wat dat 'n opeet. As je noe in de Poel in de ronte kiekt, dan merk je da j' in de weien zit. En a zag je 't nie, dan zou je neuze 't nog vertelle: ooi. 'n Eer- likke roke. As 't noe mè nie te vee en te dikkels regent. Maaiers

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 9