DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Onder redactie ZEEUWSCHE KRONIEK. van Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. TJAC0B. m ÏW BtUTOTOAATIE riengen vö d' errebeiers ingevoerd oöre nae en deu de staekiengen. Kiek, as die verbeteriengen recht en billijk waere, was 't toch vee beter geweest, dat die vriewillig angebrocht waere, waedeur dan toch groöte schae en ook verbit- terienge vookomme waere. En 't lillijke is nae mien meênienge ook, dat de regêerienge dae laeter wel is zelf geregeerd zou kunnen oóre. 't Is daerom toch t' open, dat de leiders van d' errebeiersvereêne- giengen wieze menschen bin en deudroenge van echte vaderlands liefde. Nae mien meênienge eit onze regeêrienge 'n lesse gekrege. 'k Ope, da ze noe ook wi beter zü verstae, dat er deu duzende erre beiers te lank gewerkt oort, as t'er duzende andere werrekeloos bin. Laet toch de regêrienge be- griepe, dat vorkommen beter is as geneze. J'eb aolebei de groetenisse van Jikkemien en je goeie vriend, Jewannes. 2 JULI 1594. Johan van Strijen, de twdede bisschop van Middelburg sterft. Koning Filips had nieuwe bis dommen ingesteld, waaronder ook Middelburg. Nikolaas Verburg of de Castro was de eerste bisschop, tevens abt van 't bekende Abdij klooster te Middelburg. Tijdens het beleg van Middelburg over leed hij den 5 Juli 1573 op 70 ja rigen leeftijd en werd in de Koor kerk begraven (geen grafsteen). Als zijn opvolger werd benoemd Johan van Strijen, vicaris of plaatsvervanger van den bisschop. Hij was een Zeeuw van geboorte. Hij is geweest pastoor te Koude- kerke, te Zierikzee, deken der Kanunniken te Veere en vicaris van den Middelburgschen bis schop. Na de overgave der stad werd deze door alle geestelijken ver laten. Johan van Strijen vertrok naar Breda. In 1575 werd hij be noemd tot bisschop van Middel burg. Te Namen werd hij als zoo danig gewijd. Al was toen geheel Walcheren in handen der Geuzen, het overige en grootste deel van 't bisdom Middelburg, zooals Zuid- Beveland, Tholen, enz. was nog Spaansch, dus Róomsch, Toen ten laatste ook deze stre ken de zijde van Oranje hadden gekozen, was de kans van Johan van Strijen om eenmaal te Mid delburg als bisschop te resideeren voor goed verkeken. Na zijn dood in 1594 werd Karei de Rodoan als éxjn vicaris aangesteld. Deze is later bisschop te Brugge geworden en overleed aldaar in 1616. 2 JULI 1799. Decreet of besluit van het Vertegenwoordigend lichaam des Bataafschen volks, dat ieder burger zich in het openbaar stemregister moest laten inschrijven.. In 1795 had de groote omwen; teling plaats gehad. Alle rechten van adel, ambachtsheeren, enz. waren vervallen. Stedelingen en plattelanders waren vrije burgers, die zelf hun regeeringspersonen konden kiezen. Overal werden volksvergaderingen gehouden. Te Ritthem waren de „burgers" bij klokgelui naar de kerk geroepen, waar de vergadering stond onder leiding van den patriottisch gezin den schoolmeester Pieter Ver burg. Te Middelburg kwam men samen in de Oostkerk. Overal werden municipaliteiten of ge meenteraden gekozen. Voor de juiste uitvoering van een nieuwe kieswet was het noo- dig, dat iedere burger zich liet in schrijven in het openbaar stemre gister in zijn gemeente. Spreekt men thans van stemplicht, toen was het een plicht zich als kiezer te laten inschrijven. Wie het niet wilde doen en een ambt bekleed de, werd hieruit ontzet. Dit onder vond de toenmalige schoolmees ter van Domburg. Marinus Snee- vlied, die van een tegengestelden geest bezield was dan zijn collega te Ritthem. Hij wilde zich niet als kiezer laten inschrijven. Een wel kome gelegenheid voor het ge meentebestuur van Domburg om hem hierom te ontslaan, want doordat hij het onderwijs zoo ver waarloosde, werd algemeen naar ontslag verlangd. Albrecht van Saksen geeft aan de stad Zierik zee een zoenbrief. Het waren voor Maximiliaan van Oostenrijk moeilijke tijden toen hij na den .'dood van zijn vrouw Maria van Bourgondië in 1482 voor zijn zoon Filips het re gentschap aanvaardde. Slechte maatschappelijke toestanden ver oorzaakten op vele plaatsen op roer. Sommige Vlaamsche steden wilden Maximiliaan niet als regent erkennen. De Hoeksche en Kabel- jauwsche twisten waren weer op gelaaid. Zijn veldheer Albrecht van Saksen slaagde er in na veel strijd de opstanden te dempen en de ongehoorzame steden tot on derwerping te brengen. Onder de ze laatste behoorden ook de Hoeksgezinde steden Zierikzee en Goes. Op zijn tocht naar Sluis, de wijkplaats der Hoekschen, wist Albrecht van Saksen de stad Zie rikzee bij verrassing in te nemen. Hij gaf de stad een zoenbrief, waarvoor hij 4000 gouden An- driesguldens moest ontvangen. Hiervan moest Zierikzee binnen de eerste 14 dagen de helft beta len en de andere helft in de vol gende twee weken. Ook Goes moest haar poorten voor Albrecht openen en een zware geldboete betalen. De Goe- senaars hadden o.m. victualiën (levensmiddelen) en ammunitie naar Sluis gezonden. Mogelijk hadden zij dat ook uit winzucht gedaan, doch zoo iets kon niet on gestraft blijven. 12 JULI 1803. Napoleon besluit om van Vlissingen een sterke vesting te maken. Hij was toen nog eerste consul van Frankrijk. Van uit Brugge vertrok hij over Sluis en Oostburg naar Breskens. Een tweetal jach ten brachten hem en zijn gevolg naar Vlissingen. De gunstige lig ging dezer stad ziende aan den mond der Schelde, tegenover het vijandelijke Engeland, besloot hij van Vlissingen een sterke vesting te maken. Aan de landzijde moes ten tot 550 ellen van de buiten gracht alle gebouwen gesloopt en het houtgewas gerooid worden. Hierdoor moest het gehucht Oud- Vlissingen verdwijnen, evenals en kele buitenplaatsen met lommerrij ke bosschen. Op het plein achter den West- dijk, ter zijde van de Groote Markt, stichtten de Franschen een groote kazerne, vereenigd met den voormaligen gevangentoren. Zij heeft 3 verdiepingen, elk met 6 ruime zalen. De muren waren van schietgaten voorzien. Boven op 't gebouw stond een batterij. 19 JULI 1578, De Staten van Holland bewilligen, dat de inkom sten van Sommelsdijk blijven onder het bewind van Zeeland. Het Zeeland van thans is niet No. 63. W. LENTE, Middelburg. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Zwart: 8, 11/16, 19, 23, 36 en dam op 24. Wit: 21, 22, 25, 27, 30, 34, 39, 42, 44, 46, 47, 49, 50. Wit speelt en wint. Probleem no. 61. P. W. KLIPHUIS. Zwart: 7, 10, 12, 13, 28, 29, 32/^4 39 40 Wit: 16, 20, 21, 26, 36, 37, 41, 43, 48, 49, 50. Na zwart 1015 wint Wit door 1611! (zw. meersl. 7 X 27); 36 31! (27X47); 37—31 (15X24); 50— 44 (39X50); 48—42!! (47X38); 31 —27 (32X21); 26X39 (33X44); 43 X45. Zwart aan zet kan niet spelen en is dus verloren. Dit probleem behaalde in den uitgeschreven w|edstrijd Nederl. Dambond 1931 de le prijs. No. 64. W. LENTE, Middelburg. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Bij een simultaanwedstrijd kun nen soms aardige momenten voor komen. het Zeeland van vroeger. Anders gezegd: De grenzen van Zeeland waren vroeger anders dan de te genwoordige. Zoo is b.v. eerst na 1814 het tegenwoordige Zeeuwsch- Vlaanderen bij Zeeland gekomen. Te' voren hoorde het onder de zoogen. generaliteitslanden. De Wester-Schelde was dus de grens rivier. De Vlaamsche graven, die met Holland meer dan twee eeuwen getwist hebben over Zee land Bewester-Schelde, wilden de Ooster-Schelde als grens beschou wen. Ten laatste hebben zij ech ter moeten toegeven. De noordelijke grens van Zee land was oorspronkelijk de Bor- nisse, thans een binnengedijkte boezem op Voorne en Putten. De heerlijkheid Voorne en zelfs de stad Den Briel werden nog in 1377 onder Zeeland gerekend. De Hee- ren van Voorne waren langen tijd Zwart aan zet speelde 1. 4—9! waarna Wit in de val liep daar 2. 43—39? Zwart liet nu verrassend volgen 2. 28—32 3. 37X28 17—22 4. 28X17 27—31 5. 36X27 9—13 6. 19X8 3X25 en alle witte schijven zijn van het bord verdwenen. Prachtig gezien! De stand was trouwens toch verloren voor Wit! Na 4—9 Wit 30—24, 17—22, 43— 39, en Zwart kan op drie manieren winnen. Ook offeren helpt voor Wit niet meer. In de Tern. Cour. van 27 Mei 1927 vonden we uit de interessan te rubriek „Damflitsen", in een oud nummer van „Het Damspel", het volgende van dam-humor tin telende gedicht. DRAMA DAM-DICHT. 1. Mijn damvriend Job, gedekt met [stroo, Zag op de Pier mijn bolhoed [schuiven, 'k Beloerde daar de modeshow! En zoo ging wit met zwart [aan 't fuiven. 2. Jobs vestzak borg zijn liefde-vlag, „Da's vreeselijk", zegt zijn [ouwe tante, Maar Job bemint met Turksche [slag, En hij is dol op varianten. 3. Een jurkje liep er, damgeblokt, Welk spelersoog valt niet op [ruiten? Dit dambord, boven blondgelokt, Had onder aan ,de damlijn: [kuiten. 4. We deden elk een flank-attaque, Job won een tempo door mijn [talmen, Hij wist succesvol met gemak, Haar kloppend centrum in te [palmen. 5. Mijn zak-geld offer hielp geen [zier, Ze nam mijn ranja én [mijn Jobje; Wit speeld en wint Dat gold [ook hier, Sterf op de mesvaalt, zwarte [dopje! Burggraaf van Zeeland. .Toen de heerlijkheid Voorne aan den Hol- landschen graaf kwam, rekende hij dit gebied evenals Den Briel voortaan tot Holland, niettegen staande Zeeland vaak er over heeft getwist, zelfs nog in 1674. De heerlijkheid Sommelsdijk, dat meer zuidelijk lag en van jon geren datum is dan Voorne, bleef echter heel de Republiek door Zeeuwsch grondgebied, ofschoon er ook vaak over getwist is. Zoo behoorde Nieuw-Vosmeer, thans aan Brabant vastgedijkt, vroeger ook tot Zeeland. Het wa pen van Nieuw-Vosmeer is dan ook gelijk aan het Zeeuwsche wa pen, alleen de leeuw is vervangen door een vos. 30 JULI 1860. Goes krijgt voor het eerst gasverlichting. Jan van der Heide te Amster dam, de uitvinder van de slangen brandspuit, is ook de eerste ge weest, die de straten en de kaden der steden verlichtte met lan taarns, waarin raapolie werd ge brand, bij vriezend weer met een weinig lijnolie aangelengd. In 1678 kwam te Amsterdam een derge lijke straatverlichting, spoedig ge volgd door de andere steden. Tot in het midden der vorige eeuw werd raapolie gebrand, totdat de petroleum werd ontdekt. In 1854 werd de eerstie petroleummaat- schappij opgericht. Toch had een Nederlander Jan Pieter Minckelus (17481824) reeds het gas in 1790 uitgevonden. De Engelschen hebben later de steenkoolgasbereiding tot een in dustrie ontwikkeld. Te Amster dam werd in 1835 voor 't eerst gas gebruikt in de straatlantaarns en in de woningen. In Middelburg werd in Januari 1854 de voor naamste straten met gas verlicht. Op 31 Juli 1860 werd de gasfa briek te Goes geopend en het vol gende jaar op 21 Nov. 1861 wer den te Vlissingen de gaslantaarns voor het eerst ontstoken. R. B, J. d. M. (Nadruk verboden.) „Tjacob", zullen jullie zeggen, wat 'n naam Van Jacob hebben we vaak genoeg gehoord, maar van Tjacob nooit." Nu degene, die luisterde naar de naam Tjacob, heette ook eigenlijk Jacob, zó was hij genoemd, maarhij kon zelf die naam niet zeggen, ja, hij maak te er zelf nóg wat anders van en zei: Tjaakp. Nu zullen jullie vra gen: „Wie is er nu zo dom, dat hij z'n eigen naam niet zeggen kan Ik zal het jullie gauw uitleggen: Tjacob was geen jongetje, maar een tamme kraai. Hij was op de boerderij geboren en ik zal jullie vertellen, hoe dat kwam. Hein, het zoontje van boer Van Dijk, die op de Anna-hoeve woon de, moest een heel eind lopen, vóór hij aan z'n school was. En op een middag in het voorjaar woei er een geweldige storm, zó erg, dat de jongen er bijna niet te gen op kon en er hier en daar zware takken van de bomen langs de weg gerukt werden. Met één van die takken was een kraaiennest omlaag gestort. Gelukkig lagen er nog geen jonge vogels in, maar wèl eieren, die al lemaal stuk waren op én na. Dat ene had Hein mee naar huis genomen en daar er juist een kip op eieren zat te broeden, had hij het kraaienei erbij gelegd. Een kraaienei is kleiner dan een kip penei en wordt korter bebroed dan een ei vein een hen. Toch kwam het ei, dat Hein erbij gelegd had, ongeveer gelijk uit met de kuikentjes. Maar och, wat was 't voor de moederkip een vreemde gewaarwording, dat één van haar kuikens niet direct op z'n pootjes kon staan en niet dadelijk kon lopen, doch aldoor de grote bek wijd open sperde en een afgrijse lijk schreeuwend geluid maakte Zo gebeurde het, dat de kloek met haar kuikens wegwandelde en het kraaienjong eenzaam, schreeu wend en in het verlaten nest ach terbleef. Wèl had de kloek ge aarzeld, toen één van haar kroost achterbleef, maar tenslote was ze de ondernemende kuikenschaar gevolgd. Zó vond Hein zijn be schermeling en gaf hem eten, 's- morgens, 's middags en 's avonds. En wanneer de kloek terugkwam op het nest, profiteerde het kraaienjong van de warmte van het kloekenlichaam. De vogel kreeg veren, leerde op zijn poten staan, hipte rond en vloog ten slotte weg. Maar.bleef steeds op of om de boerderij. De jonge kraai werd heel mak en Hein noemde hem „Jacob". Daar boer Van Dijk wel eens gehoord had, dat je kraaien kan leren praten, probeerde hij 't dier zijn naam te leren zeggen. Met heel veel geduld zei de kraai ten slotte „Tjaakp. En verder bracht hij het niet niettegenstaande alle onderricht van Hein en z'n vader. Maar 't leek wel, of Jacob veel verstond. Als je hem riep, kwam hij dadelijk. Meestal ging hij dan op de schouder van één der huis genoten zitten en hield een heel verhaal, waar je niets van begrij pen kon. Maar Jacob was er heel trots op en meende, dat hij net kon praten als de mensen. Hij re deneerde maar door Jacob had ook een eigen woning op de boerderij. Het zoldertje bo ven het wlashok w(erd niet ge bruikt en boven in een hoek daar van had Hein een hok voor de kraai getimmerd met stroo er in: een fijn nest. Het raampje stond altijd open en Jacob kon in en uit vliegen, zoveel hij wou. Natuurlijk maakte hij daar de boel wel erg vuil, maar Hein ruimde dat gere geld op voor z'n vriendje. Iedereen was erg gesteld op Ja cob. En altijd als vader, moeder, Hein, de knechts, Stiena, moeders hulp, of de kleintjes Jacob zagen, riepen ze: „Dag Jacob", waarop de vogel antwoordde: „Tjaakp", net of hij het verbeteren wou. 't Was leuk om te zien, hoe Ja cob het huis in en uitvloog; de stallen, de deel, de keuken, de schuren, zelfs de slaapkamers be schouwde Jacob als z'n gebied. Op 'n Zondagmorgen ging de hele familie behalve de allerklein sten naar de kerk. Stiena bleef thuis om op de kinderen en het huis te passen. En toen merkte de boerin onder kerktijd, dat ze wel haar grote gouden oorbellen had klaargelegd, maar vergeten had, ze in te doen. Dat vond ze echt vervelend, want 's Zondags was ze graag netjes en de lange bellen hoorden bij de kap. Ze voelde naar haar hals: ja de bloedkora len ketting van vier strengen met het grote, gouden slot van voren, had ze omgedaan. „Als ik m'n bellen onderweg maar niet verloren heb", peinsde ze, „maar neen, dat kan niet, ik heb ze neergelegd en ze door 't haasten van vader vergeten." Toen ze thuis kwam, was haar eerste tocht naar de slaapkamer engeen oorbellen waren er te zien Stien werd dadelijk geroe pen en de boerin vroeg haar, of ze de gouden bellen soms opgebor gen had. Neen, het meisje was er niet aan geweest, had ze ook niet gezien. ,,'t Moét", hield de boerin vol. „Heus niet, vrouw' „Ze zullen terechtkomen. Er is niemand anders in huis geweest dan jij." Stiena begon verdrietig te schreien; 2e begreep, dat de vrouw haar verdacht van 't weg nemen der sieraden De kleintjes werden ook onder vraagd, doch die wisten nergens van. En noch Stiena, noch de kin deren hadden vreemde personen om het huis zien lopen. 't Werden sombere dagen voor Stiena. De boerin zei weinig te gen haar en zo vrolijk als Stiena anders zong onder haar bezighe den, zo stil en terneergedrukt was ze nu. Zelfs Jacob kon haar niet opvrolijken, al ging hij ook telkens op haar schouder zitten om te pikken naar de zilveren ringetjes, die ze in haar oren droeg. Dat was zo zijn gewoonte. Maar nu kon Stiena het niet velen en joeg Ja cob weg. „Ben je ziek, Stien vroeg Hein, die bij haar kwam staan, toen ze bezig was de melkemmers schoon te schrobben. „Waarom „Je bent zo stil en je kijkt zo kwaad". „Daar heb ik m'n reden voor." En zachtjes vertelde Stiena aan Hein wat er die laatste Zondag voorgevallen was. „Vóór Zondag moeten ze te recht zijn zegt je moederan ders. En Stiena barstte in hevig snik ken uit. „Wat anders vroeg Hein. depopolitie," hijgde Stien. „Ja, goed", riep Hein, „laat de politie het maar weten en de in breker opzoeken. Want die heeft het natuurlijk gedaan, Stien, niét iii Dankbaar zag het meisje Hein aan. Maar daarmee was ze niet ge holpen. Hein liep eens om het huis en door de tuin naar de heg. Had meneer laatst op school niet ver teld van een inbreker, die z'n pet verloren had en zó ontdekt werd Wie weet, misschien vond hij, Hein, ook iets, dat een aanwijzing kon zijn Helaas ontdekte hij niets En toen hij in gedachten naar 't raam van z'n vaders en moeders slaapkamer stond te turen, vloog Kabouter Lang'baard maakt een praatje Met Puntmuts, 'n vriendje uit de buurt, Die woont in Paddenstoel, zijn villa, Kijk even, wie naar 't tweetal gluurt Konijntje Flapoor, wees voorzichtig Als één kabouter je straks ziet, Dan trekt hij stellig je aan d' oren, Dus wacht zolang maar liever niet 't Is Kleine Flapoor, een konijntje, 't Nieuwsgierigst dier uit 't hele bos. De twee kaboutervrienden babb'len En lachen er geducht op los.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 10