U
DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
ft
ZEEUWSCHE KRONIEK.
Op Wit 34—30, 25X34, 40X29 23
X34 19X30 en Zwart wint door 20
25 een schijf.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
ARTISNIEUWS.
ONGEHOORZAME DICK.
'S MORGENS.
'S AVONDS.
<Q
*V
TTT
nj
CJ
0) 4)
13 tteJ3
O S
P 13
2 ::r S 3 "3 'E "3 5 g o J
■oe N IMkL, .ij J2 3
eid zien om zieke van omme de
bie 70 nog te wille geneze, wan da
zou noe toch werentig zeker geld
weggooie weze voo niks.
G'liek a 'k zeie, zooverre bin z'
in die landen nog nie, mè 't za wè
komme, as de joenkeid mer opge
voed oört in d' overtugienge, dat
't diefstal is om van de Staet te
trekken, a j'm noe of laeter gin
diensten ml kan bewieze. En laete
me toch blie weze, Jan, dat de
Nederlanders, in oevee partien ze
dan ook verdeeld meuge zien, 't
meêrendeêl t daerin toch wè
sêens bin, dat de Staet mer 'n mid
del is om de menschep gelukkig
te maeken.
J'eb aolebei de groetenisse van
Jikkemien en
je goeie vriend,
Jewannes,
9 JUNI 1818.
Het eiland Nieuw- en St.
Joosland wordt met. een
dam aan Walcheren ver
bonden.
Nadat Middelburg eindelijk in
1817 het nieuwe havenkanaal naar
het Veersche Gat had gekregen
(Den 29 Juni 1815 werd aan 't gra
ven begonnen en op 9 Aug. 1817
had de opening plaats), werd da
delijk de oude haven bij Middel
burg afgedamd, zoodat de vroe
gere schuring uit de Middelburg-
sche havens en uit het Molenwater
geheel ophield. De oude haven
slibde spoedig dicht. De Welzinge
die Zuidwaarts en het Arnemuid-
sche Gat, dat meer Noordwaarts
liep, werden ook ondieper, tot
groot ongemak van de er op af
waterende Nieuwlandsche polders.
Hierin moest verbetering komen.
Een dam werd gelegd van het
Oosthavenhoöfd der oude haven
recht op den veerdam van Nieuw-
land. Om het Arnemuidsche Gat
op diepte te houden werd het
voorste deel van af den dam tot
aan de Zaagmolens uitgediept tot
een houwer. Deze werkzaamheden
werden aanbesteed voor 27000.
Ook werd er nog een keersluis ge
maakt.
Door den dam werd Nieuw- en
St. Joosland uit zijn isolement ver
lost. Door verschillende inpolde
ringen is later alles met Walche
ren één geworden; toch beschou
wen de inwoners zich niet als
Walchenaars.
12 JUNI 1621.
De Spanjaarden doen een
aanval op Oostburg, doch
worden afgeslagen.
Over 't algemeen is het bij het
Nederlandsche volk en ook bij de
Zeeuwen benoorden de Wester-
Schelde te weinig bekend van wel
ke groote strategische beteekenis
het tegenwoordige Zeeuwsch-
Vlaanderen is geweest tijdens den
tachtigjarigen oorlog en de ver
schillende oorlogen met Frankrijk.
Niet minder groot moet die betee
kenis van die streek ook zijn in
onzen tijd.
Toen Prins Maurits in 1604 door
de verovering van geheel het Wes
telijk deel, behalve Biervliet, dat
reeds een 30 tal jaren vroeger
Staatsch was, vasten voet had ge
kregen, hebben de Spanjaarden
steeds getracht het verlorene te
rug te krijgen. Nu eens deden zij
onverwachts van uit Vlaanderen
een aanval op Sluis, de belang
rijkste plaats, dan weer op Aar
denburg of iJzendijke. In 1621
hadden zij het op Oostburg voor
zien, welke stad door Prins Mau
rits weer met nieuwe schansen
was voorzien. Oostburg be-
heerschte destijds door haar lig
ging verschillende vaarwaters.
Onder bevel van den Spaan-
schen bevelhebber en edelman
Don Ignes de Borgia, commandant
van de stad Antwerpen, werd on
verwacht een aanval gedaan, wel
ke werd afgeslagen.
18 JUNI 1468.
De stad Aardenburg krijgt
op haar verzoek van her
tog Karei de Stoute 15
jaar lang vrijdom van be
lasting.
In het begin der 14de eeuw was
Aardenburg een zeer aanzienlijke
en volkrijke handelsstad. Spoedig
volgden tal van rampen, die haar
langzaam maar zeker tot verval
brachten. Van de vele Vlaamsche
beroerten kreeg de stad, meer dan
haar lief was, haar aandeel. De
Gentenaars, vaak tegen hun graaf
in opstand, kwamen Aardenburg
nu en dan eens plunderen. Verder
deed een groote sterfte ook den
handel achteruitgaan.
Het wonderdadige Lieve Vrou
webeeld, dat vroeger veel bede
vaartgangers trok, werd niet meer
zoo druk bezocht en bracht dus
ook geen geldelijk voordeel meer
aan.
Hertog Karei de Stoute, die
voor zijn talrijke oorlogen veel
geld noodig had en in het verkrij
gen hiervan niet altijd kieskeurig
was, moest wel zeer overtuigd zijn
van het verval van Aardenburg,
dat hij de stad op haar eigen ver
zoek 15 jaar lang vrijdom van be
lasting schonk.
26 JUNI 1886.
Het nieuwe badhotel te
Vlissingen wordt voor het
publiek geopend.
Heeft Domburg verleden jaar
haar 100 jarig bestaan als bad
plaats herdacht, Vlissingen kwam
eerst in de laatste tien jaren dei-
vorige eeuw tot ontwikkeling.
Reeds in 1872 was door particu
lieren niet ver van de stad een
badhuis gebouwd. Het gemeente
bestuur kocht dit later en besloot
van af 1 Januari 1884 het badbe-
drijf in eigen beheer te nemen.
Een nieuw badhotel werd ge
bouwd, dat op Zaterdag 26 Juni
1886, dus juist 50 jaar geleden,
voor het publiek werd geopend.
Sinds dien tijd is het badbedrijf
toegenomen. De kroon op alles is
zeker wel de pas geopende wan-
delpier.
30 JUNI 1876.
Het droogdok te Middel
burg wordt feestelijk ge
opend..
Oorspronkelijk was het droog
dok de oudste Middelburgsche ha
ven, die uitkwam op de Arne,
waarvan het begin gevormd werd
door de tegenwoordige Rotter-
damsche kade.
In den tijd van Middelburgs
bloeitijd was hier het brandpunt
der handelsbedrijvigheid. Aan
beide zijden verheft zich nog een
indrukwekkende rij van oude def
tige koopmanshuizen. Dicht bij
den ingang rijst de geweldige
voorgevel van het Oostindisch
Huis omhoog, achter welk gebouw
de pakhuizen der Oostindische
Compagnie staan.
Toen de spoorweg in 1873 was
aangelegd en het kanaal Middel
burgVlissingen was gegraven,
hoopte men op een opbloei van
handel en scheepvaart.
De pas gevestigde reederij Van
Zeijlen en Decker, die in de nabij
heid een werf had, huurde van de
werd in een 125 m. lang droog
dok, dat den naam van Prins Hen
drikdok kreeg. Het was een op-
zetdok, d.w.z. het water werd door
een stoomgemaal opgepompt. De
bateau-porte, een brug, tegelijk
dienst doende als sluis, gaf toe
gang van de eene naar de andere
kade.
De zeilvaart verminderde en
de stoombooten konden vlugger en
No, 61.
P. W. KLIPHUIS.
1 2 3 4 5
46 47 48 49
50
Zwart: 7, 10, 12, 13, 28, 29, 32,
33, 34, 39. 40.
Wit: 16, 20, 21, 26, 36, 37, 41,
43, 48, 49, 50.
Mag Zwart 1015 spelen?
Probleem No. 59.
M. TELLINGS, Luik.
Zwart: 1, 8, 11/14, 17/19, 23/25,
33.
Wit: 26/28, 31, 32, 34, 35, 39, 40,
42/45.
Dit probleem behaalde in de
door Le Grognard uitgeschreven
wedstrijd in 1931 de le prijs.
Wit won door: 2621, 2722,
34—29, 28X39, 40X16, 45X34,
35X2,
Een partij uit de ontmoeting
ZeeuwschDordrechtsche combi
natie gespeeld te Goes.
Wit Zwart.
1 32—28 18—23
2 38—32
Door 3227 ontstaat de beken
de Groenzet variant waardoor
minder sterkere spelers nog steeds
in de val loopen.
2 12—18
3 42—38 7—12
4 34—30 20—24
5. 30—25 17—21
6 31—27 21—26
7 47—42 1—7
8 40—34 14—20
9 25X14 9X20
10 34—29 23X34
11 39X30 18—23
De inleiding tot een kansrijk
spel. Beide spelers bouwen het
spel op volgens een der bekende
recepten der klassieke partij.
12. 30—25 4—9
13. 25X14 9X20
14 44—40 12—18
15 43—39 7—12
16 49—43 20—25
17 39—34 15—20
Op 1014 laat Wit 3430 vol
gen.
18 50—44 10—15
19 44—39 5—10
20 37—31 26X37
21 42X31
Ook mogelijk was: 3430, 25X
34 speelt Zwart nu 2025 Wit 40
34 en Wit ruilt door 3429 ai
21 24—30
22 35X24 19X30
23 28X19 13X24
24 40—35 18—23
25 41—37 8—13
26 46—41 2—8
27 31—26 24—29
Stand na Zwart 27e zet.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Keurig is het af-ruilspel in deze
partij. Terwijl de Zwartspeler
Wit's korten vleugel aanvalt ont
wikkeld Wit het spel naar Zwart
korten vleugel. Beide spelers ver
dedigen dan ook uitstekend het
aanvalspel op de korte vleugels.
28 33X24 20X40
29 35X44
Op 45X34 vervolgt Zwart met
133—18, 23—28, 18X40 en Zwart
kan de damlijn bereiken.
29 10—14
30 37—31 14—20
31 41—37 30—35
32 27—21 16X27
33 32X21 23—29
34 37—32 29—34
35 39X30 25X34
36 21—16 13—18
37 16X7 12X1
38 43—39 34X43
39 38X49 18—23
40 48—43 20—24
41 31—27 15—20
42 36—31 .8—12
43 43—39
Beide posities staan gelijkwaar
dig. Wit speelt hier op een een
voudig slagzetje dat ie'der gemak
kelijk op het bord kan doorzien
waar Zwart natuurlijk niet in
vloog.
Op 39 vervolgt Wit met 32
28 enz.
43 20—25
44 26—21 12—18
45 32—28 23X32
46 27X38 18—23
47 31—27 3—8
48 27—22 1—7
49 38—32 24—30
50 39—33 23—29
51 33X24 30X19
52 44—39 25—30
53 32—28 19—23
54 28X19 30—34
55 44X30 35X13
56 45—40
Rem'
stad de oude haven, die veranderd
goedkooper elders in drijvende
dokken worden geholpen.
Gelukkig voor de gemeente, dat
in 1895 de N.V. Koninkl. Maat
schappij „De Schelde", die toen
tot meerderen bloei begon te ko
men, het droogdok huurde. ïn de
laatste jaren kwam er echter geen
boot meer in het dok. Verleden
jaar Eeeft Middelburg aan „De
Schelde" toegestaan de overeen
komst te ontbinden, mits de maat
schappij voor haar rekening de
bateau-porte verving door een
nieuwe brug van 8 m breedte en
het stoomgemaal deed afbreken.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
door: G. J. VISSCHER
OP FAMILIEBEZOEK
Het Maleis® Beertje,
Hoe lang zou ik nu al hier in
Artis zijn Precies weet ik het
niet, maar toch stellig al een jaar
of vijf. Ik hoop het nog heel lang
uit te houden, want het bevalt
mij hier best. Dat kan men mij ook
wel aanzien, want mijn heele pels
is nog glanzend zwart; er is geen
enkel grijs haartje in te bekennen
en dat is ook geen wonder, want
verdriet heb ik hier nooit gehad.
Wacht even Daar zeg ik te veel
Heel in 't begin, toen ik pas uit
Indië van 't eiland Sumatra hier
aangekomen was ja toen heb
ik wat heimwee gehad, maar dat
heeft niet lang geduurd.
We zijn hier met ons zessen, al
lemaal Maleise beertjes Pik
zwart zijn we over ons hele lijf,
uitgezonderd onder de kin; daar
hebben we een witte vlek. „Pre
cies uw frontje zeggen de kin
deren en dan kijken ze naar de
witte plek onder de kin van hun
vader, maar die heeft er nog een
dasje op zitten en dat dragen wij
niet.
De' nacht brengen we door in
een tamelijk donker hok, maar el
ke morgen wordt de ijzeren val
deur opgetrokken en dan hebben
we vrije' toegang tot onze rots-
tuin. Die is expres voor ons ge
maakt en daar kunnen we vrij lo
pen en klauteren, 't Zijn kale rot
sen; plantjes en bloemen komen
er niet op voor. Er loopt een smal
slootje omheen. Daarin kunnen we
lekker pootjebaden, maar we kun
nen er niet overheen komen, we
gens de steile, spiegelgladde
wand aan de overzijde. Komen er
bezoekers, dan vertonen we on
ze kunsten: op de achterpoten
staan, buigen, hoofddraaien, tong
uitsteken, hand ophouden en nog
veel meer.
De mensen lachen zich slap
en belonen ons met pinda's wor
teltjes, apennootjes, koekjes, stuk
jes brood en ander lekkers, dat
zij in zakjes, mandjes of tasjes
meegebracht hebben.
Vooral de kinderen staan met
de grootste aandacht naar ons te
kijken. Wanneer we onder elkaar
aan het spelen en stoeien zijn,
hebben hun ouders de grootste
moeite, om hen mee te krijgen, als
zij verderop moeten. Komen zij
dan na het bezoek aan Artis weer
thuis en wordt er gevraagd: „Wel
jongens, wat vondt je nu het
mooist dan roepen ze: „De
aapjes
„En wat nog meer
Dan roepen ze als uit één mond:
„De beertjes O, ja Die lieve
beertjes
Die kinderen hadden voor mij
altijd de meeste aandacht, omdat
ik van ons zessen de kleinste was.
Ze noemden mij Pukkie en de
fijnste versnaperingen waren voor
mij.
Aan mijn geringe grootte had ik
het ook te danken, dat ik op een
keer een uitstapje heb kunnen ma
ken, dat ik nooit vergeten zal en
dat ik hier even wil vertellen.
Reeds toen ik nog in Indië was,
had ik mijn medeberen wel eens
horen vertellen, dat er in andere
landen, ver van ons Sumatra, be
ren leefden, die wel vijf of zes
maal zo groot waren als de groot
ste van ons. Die verre neven en
nichten waren ook wel zoolgan
gers, evenals wij, en ze hadden
ook bruine ogen, maar hun vacht
was niet zwart, maar bruin, of
grijs, ja soms zelfs spierwit
't Was bijna niet om te geloven,
en ik dacht toen reeds: „Kon ik
die maar eens ooit te zien krij
gen En ziet 't Geluk was mij
gunstig
Op een morgen in de maand
Februari werd ik in een hoekje
van ons nachthok wakker. Ik rilde
van koude. Dat was vreemd; dat
overkwam mij nooit. Hoe kwam
dat Ik zag het dadelijk.
Onze valdeur was 's avonds te
voren wel gesloten door den op
passer, maar hij had niet gezien,
dat er juist onder de schuif een
losgeraakt stukje rotsblok lag. De
schuif sloot daardoor niet goed;
er bleef een opening en daarbij
waaide het 's nachts nog flink
ook.zo kwam het, dat ik het 's
morgens zo koud had. De opening
onder de valdeur was voor mijn
kameraads niet groot genoeg,
maar ik, het Pukkie, ik kon er
net onderdoor. Ik ging naar bui
ten en.... daar lag een omge
waaid boompje voor de ene helft
in onze rotstuin en voor de andere
helft daarbuiten
Neen maar Ik er heen, zo gauw
als ik kon In de takken gekropen
en dadelijk langs de stam naar
buiten getippeld.
Ik was vrij Heel Artis lag voor
mij open
Daar kwam onze oppasser aan.
Hij had mij dadelijk in 't oog en
keek direct naar de valdeur, „Dat
kleintje krijg ik straks wel", dacht
hij. „Eerst maar ervoor zorgen, dat
de anderen niet ontsnappen Hij
liep dus naar de deur en ik
ik ging op familiebezoek
Ik behoefde niet ver te gaan. Ik
kwam bij een groot gebouw, om
geven door traliekooien. .Zou hier
soms „Dag neefje werd
mij plotseling toegebruld.
„Dag oom zei ik zachtjes en
vol verbazing' zag ik, hoe een reus
achtige Bruine Beer, afkomstig uit
Zuid-Rusland, achter de tralies op
zijn achterpoten ging staan,
Ik keek in 't volgende hok en
daar liep ook al zo'n grote knaap.
Die was grijsachtig en zag er
kwaadaardig uit. 't Was een
Grizzly-beer, uit Noord-Amerika
Hij keek mij nauwelijks aan: ik
was hem zeker te min.
Maar daar naast waren er 'twee
die deden, alsof ze mij heel aardig
vonden. Zij waren spierwit en ze
ker wel vijfmaal zo groot als ik.
Dat waren allebei Ijsberen, af
komstig uit de Noordelijke IJszee.
Ze deden zich heel lief voor, maar
ze konden gelukkig niet bij men
komen. Zij zijn de enige exempla
ren van mijn hele familie, die uit
sluitend van vlees en vis leven en
als zij mij hadden kunnen berei
ken, zou ik stellig nooit iets van
mijn uitstapje hebben kunnen ver
tellen.
Ook zag ik nog een Syrische
beer; die was lichtbruin van kleur
en ten slotte een Neusbeertje, niet
groter dan een flinke kat ,dus nog
kleiner dan ik; hij had een langen
spitsen neus en een zwaren staart.
Toen.... was het uit met mijn
visite Er kwamen twee oppassers
op mij af. De één hield mij een
groot stuk brood voor, dat ik in
dank aannam, maar daarop pakten
zij mij allebei stevig vast en ik
werd bij mijn kameraads terugge
bracht.
Ik had natuurlijk veel te vertel
len en zij luisterden alle vijf met
de meeste aandacht.
Hans, de grootste van ons allen,
zei: „Pukkie mag je niet meer he
ten; we zullen je voortaan Colum
bus noemen.1"
Waarom hij dat zei, weet ik
niet.
Weten jullie het misschien
Wat ben je toch een stoute
jongen
Zei Mammie laatst tot kleinen
Dick,
Het Was je toch zo streng
verboden
Ik sta te beven van de
schrik.
Ja, Dick was ook wel heel
ondeugend:
Hij had van Moeders
naaimachien
Verscheiden schroefjes
losgepeuterd,
Om 't ook van binnen eens te
zien.
Nu was daardoor de naald
gebroken,
En'och, wie weet, waar 't stuk
wel lag
We moesten zorgen, dat we 't
vonden,
Nog vóórdat kleine Zus het zag.
Want Zusje leerde nu juist lopen,
Dat was voor haar een hele toer
En als het haar dan ging vervelen,
Dan kroop ze liever langs de
vloer.
Als zij die naald dan eens zou
vinden,
Dat zou toch wel heel vrees lijk
zijn
Ze zou haar in het mondje steken.
Die lieve schat is nog zo klein
Nu zochten Moeder en Paulientje
Het kleed aan alle kanten af,
Maar geen van beiden kon iets
vinden,
Ze merkten wel, dat dit niets
gaf.
Doch daar gebeurde 't heel
toevallig,
Dat bij 't verschuiven van een
plant,
Paulientje juist de naald zag
liggen,
Op één der blaad'ren, aan de
rand
En Mammie danste haast van
vreugde
Ze riep maar: O, wat ben
ik blij
Jij krijgt nu voor je vlijtig
zoeken
Een heerlijk groot stuk
cake van mij
Pauline.
i
Zeg eens, klokje aan de muur,
Wijs je nog pas zeven uur?
Weet je, waarop ik nu wacht
Tot je éénmaal slaat: half acht.
Want dan mag ik opstaan, fijn 1
'k Wil zo graag weer buiten zijn,
Spelen heel de lange dag;
Wat ik vast van Moeder mag
Klokje, jij bent toch niet moe
Doe mij een pleziertje toe
En loop even stevig aan
Na halfacht.blijf dan maar
staan
ii
Zeg eens, klokje aan de muur,
Wijs je nu al zeven uur?
Weet je, waarop ik nu wacht
Uit is voor vandaag de pret
Heus, de tijd gaat veel te vlug!
Nooit loop j'eens een eind
terug 1
En ik speel toch nog zo graag!
Luister nu eens naar mijn vraag:
§en je soms van 't lopen moe
Doe me een pleziertje, toe!
En blijf morgen even staan,
Vóór je zeven juist gaat slaan!