Wijze zuinigheid: Méér Zuïvelgerechten
DE PAGODE
BINNENLAND
ZEELAND.
KRONIEK van den 0A6.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.Ö. D£ ÜOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 29 MEI 1936. No. 126.
Rookt de Nieuwe
SMYRNA CIGARETTES
20 STUKS 20 CENTS
BEKENDmerk
IZMIR TUTUN LIMITED SIRKETI
De Duitsche herbewapening
KRABBENDIJKE.
H. VAN DE VREDE
NoorddJfk B 70
De productie van boter, kaas en
margarine gedurende de crisis
jaren 1929 tot en met 1935.
Minister Van Lith de Jeude
neemt Zeeuwsche
aangelegenheden in
oogenschouw.
HALIM AÓA QAR^ISI Ng50.
ba-
I. Am.
Irt 16
112 ct.
[terse,
/erw.,
Jen v.
Ikalfs-
run-
Hagerij
f. pd.j
(iets
Ipond;
|p. st.;
stuk
Mbg.
cent.
cent.
Ier Kg.
incake
SDe la
jtrg.
iltocht.
6 ct.,
joodjes
ibrood
F. J.
aurg.
voor-
ioenen
voorl.
lederen
}g- -Re
irè-
ian tij-
aard-
zeer
feest-
|oet en
Mbg.
voorz.
Eket 16,
telingen
Vanil-
De la
|burg.
feest-
ksschen,
I Perma-
haar,
sordstr.
Mbg.
ksaaar
ION te
de a.s.
J erlaag-
Zondag
ndag en
1.50 ret.
|ug over
Boom,
jurg.
SN voor
iterdag-
rurwerk
It. Zond.,
ldcheren.
l'burg.
|che Be-
ardrukte
ïg, Sint
Woens-
[uni naar
Reis-
tt, Telef.
en
Wij hebben eergister op deze plaats
fcet een en ander geschreven over de
inspanning die de Engelschen zich op 't
«ogenblik getroosten, om hun bewape
ning op peil te brengen. De stoot daar
toe werd gegeven, zooals men weet,
door de Duitsche herbewapening Men
kon daarover tot voor kort niet veel
meer dan incidenteele inlichtingen be
komen: de een vertelde dit, de ander
dat. Thans is echter in Nederland een
lijvige brochure verschenen, van de
band van generaal-majoor J. J. G, baron
Van Voorst tot Voorst, adjudant in bui
tengewonen dienst van H M. de Konin
gin waarin een deugdelijk overzicht van
de zaak wordt gegeven.
De zeer deskundige schrijver zet uit
een, dat onmiddellijk na de ambtsaan
vaarding van Hitier, de eerste serie van
maatregelen tot herbewapening van
Duitschland werd genomen. Deze bestond
in het voorbereiden van den aanmaak
in het groot van het oorlogsmaterieel en
het, zonder een ronduit erkende breuk
met het Vredesverdrag, sterk uitbreiden
van de Rijksweer met adspirant-officie-
ren, capitulanten en andere vrijwilligers,
het gebruiken van hetgeen reeds aan
moderne wapens in het bijzonder aan
zware mitrailleurs, aanwezig was en het
daarmede bewapenen van de Schutzpo-
lizei en andere toenmaals voor reserve
bestemde afdeelingen,.
De vredes-industrie werd door gehei
me aanbestedingen, het geven van op
drachten in 't inwerken van de leiden
de krachten en van de arbeiders gelei
delijk in de oorlogsindustrie ingescha
keld. Het schijnt echter, dat het door
den langdurigen stilstand der wapenfa-
bricage ontstane gebrek aan eerste
klasse arbeiders, voorlieden op dit ge
bied, thans rog remmend werkt.
In September 1934 bij den partijdag
te Neurenberg, werd het eerste wapen,
verboden bi) het Vredesverdrag op be
perkte schaal gedemonstreerd; het nieu
we infanteriekanon had zijn intrede ge
daan.
Aan de vervaardiging van dit kleine
kanon hadden gewerkt en werken nog,
behalve in de eerste plaats Rheinmetall
te Dusseldorf: de locomotievenfabriek
van Borsig te Berlijn voor de affuiten
er de schietbuizen; de fabriek Ohren-
stein/Koppel voor de affuiten; de Krupp-
werke voor de remmen en de schietbui
zen; dus niet minder dan 4 fabrieken
van wereldnaam.
Voorts zou een reeks fabrieken kun
nen worden genoemd, welke verder aan
de herbewapening werken. Naast tal van
kleine fabrieken zijn bv. 5 hoofdfirma's
betrokken in de vervaardiging van
vechtwagens. De Beriin-Karsruhe In-
dustrie-werke lagen in 1930 nog stil,
thans werken zij met 3000 arbeiders.
Tallooze fabrieken van automobielen en
daartoe behoorende onde^deelen ver
werken groote regeeringsopdrachten.
Opel richtte in 1935 zelfs een nieuwe
fabnek op te Brandenburg, waarin 900
arbeiders behalve automobielen, trac
tors met rupsbanden en tanks vervaar
digen. Een eerste plaats nemen natuur
lijk de „Kruppwerke" in. Aan het einde
van 1935 werkten op deze fabriek 91,000
arbeiders d.i. 15,000 meer dan in 1934;
als gevolg- van „regeeringsmaatregelen",
zoo zegt het jaarverslag over 1935.
Volgens een mededeeling- in Maart '35
van den Franschen minister van Oorlog
.Maurin, zou thans 70 pet. der Duitsche
industrie werken aan de vervaardiging
van oorlogsmaterieel. In dit opzicht zou
Duitschland zich dus feitelijk reeds in
den toestand eener gedeeltelijke in-
dustrieele mobilisatie bevinden.
Hoewel de Fransche mededeelintf wel
wat sterk gekleurd schijnt en de toe
stand nog verre zal zijn van dien in de
laatste 2 oorlogsjaren, waarin per maand
tot 2000 kanonnen 10,000 zware mi
trailleurs en 200,000 geweren werden
vervaardigd, en alleen aan de veldge-
schutfabricage in 1917 niet minder dan
500 fabrieken medewerkten, volgt uit
deze getallen, dat de herbewapening
wellicht minder vertraging van een te
kort aan moderne wapenen zal onder
vinden dan van de bezwaren gepaard
aan het snel vormen van sterke, met
die moderne wapenen geoefende ver
banden en van uitgebreide goed ge
oefende reserves, zoomede van vol
doende' officiers- en onderofficierska
ders in alle rangen.
Wat de militaire vliegtuigen betreft,
teekende de rijksminister der Lucht
vaart Göring 26 Maart '34 'n instructie
voor alle Duitsche fabrieken van vlieg
tuigen, welke o.m. vaststelde, dat be
paalde vliegtuigsoorten aan zoodanige
eischen moeten voldoen, dat zij binnen
3 a 4 uur kunnen worden omgezet in
bommenwerpers.
Dat de defensie-begrooting eventi
de desbetreffende artikelen van aanver
wante begrootingen nu met groote
sprongen stegen, is duidelijk. Het budget
voor het leger voor het dienstjaar 1
April 19341 April 1935 nam met 35
pet. toe ten opzichte van 1933-'34. De
ze uitgaven betroffen niet de materieele
herbewapening, maar in hoofdzaak de
kosten voor kleeding, legering en voe
ding van den troep. Men kan volg'ens
den Poolschen oud-minister-president
en minister van Oorlog Sikorski (la
Guerre Moderne) aannemen, dat
Duitschland in totaal in 1933'34 reeds
1 milliard gulden aan de herbewapening
heeft besteed.
Men zal zich natuurlijk afvragen, waar
dat geld vandaan komt en of de Duitsche
regeering dergelijke uitgaven nog lan
gen tijd kan volhouden. Hierop valt
moeilijk een antwoord te geven, De
schrijver herinnert er echter aan dat in
de jaren 1914-1918 de Duitschers ontzag
lijke leeningen voor de financiering
van den oorlog wisten op te brengen.
Uit een berekening der sterkte^ van
het Duitsche leger blijkt olm., 'dat
Duitschland in 1937 reeds over 1,5 mil
lioen volledig' geoefende manschappen
zal kunnen beschikken, terwijl dit leger
in 1938 evengroot zal zijn als de troepen
macht die in 1914 te velde rukte, dwz.
2,4 millioen volledig geoefenden en 2,5
millioen aanvullingstroepen.
Bovendien is door de groote toene
ming aan bewapening en materieel de
gevechtskracht naar verhouding tot die
van 1914 zeer gestegen,.
Na uitvoerig de uitrusting van dit mil-
lioenen-heir en wat daarbij behoort, te
hebben toegelicht, wijst generaal-majoor
van Voorst tot Voorst op het betoog
van luitenant-kolonel Nehring, werk
zaam aan het Duitsche ministerie van
Oorlog, in zijn boek „Heere von Mor
gen":
„Iedere oorlog in Europa zal, als in
leiding', schlagartig und unvermutet" 't
overschrijden van de landsgrenzen door
sterke gemotoriseerde verkenningsaf-
deelingen brengen, welke over honder
den kilometers het land binnen rukken.
„Met groote snelheid volgen op de
verkennende strijdkrachten de gemoto
riseerde hoofdmachten met aan het
hoofd de lichte vechtwagens. Pantser
wagens beschermen de flanken. De kern
wordt gevormd door middelbare vecht
wagens".
De Sovjet-Russische organisatie om
vat verschillende groote eenheden van
pantsertroepen. In navolging' hiervan
leidde de nieuwe Duitsche organisatie
reeds tot het vormen van 3 pantserdivi-
siën,. Uitbreiding hiervan tot 4 en meer
is in de eerste jaren zelfs niet buiten
gesloten Het „Bulletin beige des scien
ces militaires" van October 1935
geeft aan, dat de gemotoriseerde en ge
pantserde aanvals- en doorbrekingstroe
pen zullen worden gevormd door be
roepssoldaten en dienstplichtigen in ac
tieven dienst, zoodat zij permanent in
staat zijn te velde te rukken. Het stelsel
van den vrijwilligen dienst gedurende
een jaar na den eersten diensttijd geeft
hiertoe in Duitschland de gelegenheid.
Voorafgegaan door de motor-verken-
ningsaideelingen, die in versneld tempo
optrekken en in allerijl de hand ti achten
te leggen op bruggen en andere belang
rijke punten, rukken dergelijke pantser-
divisiën over groote breedte, stel 30 km
voort met een gemiddelde snelheid van
25 a 30 km per uur.
Gevolgd door gemotoriseerde divi
sion, pantsertreinen en verdere militaire
treinen, zoomede Waar mogelijk door
lichte pantservaartuigen en voorts over
dag ondersteund door sterke vliegtuig
formaties, zijn zij in staat, ook wat de
medegevoerde bedrijfsstoffen betreft, 'n
overvallingsmanoeuvre, uitgaande van de
legering op eigen gebied, aan één stuk
door te zetten tot een diepte van ten
minste 100 a 120 km tenzij. tenzij 'n
goed georganiseerde, krachtige weer
stand, geboden door onverschrokken
troepen, hun eerste razenden stormloop
tijdig opvangt met behulp van daartoe
geschikte, al dan niet onder kazemat op
te stellen wapenen en een sterke, actief
optredende, luchtmacht.
Aldus is de inval door gemotoriseerde
en gepantserde troepen niet beslissend;
de oorlog wordt dan ten slotte gevoerd
door de weermacht in haar geheel, waar
achter de natie met al haar hulpbron
nen staat.
Maar een land, dat open en bloot ligt,
komt ter beschikking van den invaller.
Bij herhaling wijst generaal von
Eimannsberger, die dit als Oostenrijker
goed kan aanvoelen zoowel in zijn
boek „der Kampfwag'enkrieg" als in een
artikel, verschenen in den Nederland-
schen Militairen Spectator van Jan. '36
op het gevaar, dat vooral kleine lan
den met geringe diepte van een over
val met pantsertroepen en gemotori
seerde divisiën loopen.
Wellicht heeft hij daarbij gedacht aan
het lage land aan de Noordzee, mogelijk
ook aan de ernstige gevolgen, die zulk
een berenning in modernen stijl van
onze grensgebieden en buitenprovinciën
van onze riviergordels en waterfronten
voor ons zou kunnen hebben, zoolang
deze niet goed zijn versterkt en tijdig
bezet.
Het moge, zoo besluit de brochure
schrijver, ons tot waarschuwing dienen.
(Ingez. Med.)
Abonnementen en Advertentiën vooi
dit blad worden aangenomen door den
Agent
Zeer sterke daling van de mar
garineproductie; in mindiere
mate ten aanzien van de pro
ductie van boter en kaas.
Men schrijft ons:
Blijkens enkele gegevens, voorko
mende in het laatste maandschrift van
het centraal bureau voor de statistiek,
is de productie van margarine geduren
de de crisisjaren van 1929 tot en met
1935 geweldig gedaald. In 1929 bedroeg
de productie nog 132.700.000 kg, ter
wijl daarna de daling zich heeft voortge
zet tot op dit oogenblik, zoodat in 1935
de productie was gedaald tot 60.400.000
kg. De grootste teruggang heeft plaats
gehad van '31 op 1932, toen de daling
bedroeg van 111.3 tot 68.1 millioen kg.
Het betreft hier de productie der mar-
garinefabrieken. Hierin is begrepen de
door deze ondernemingen bijgemengde
boter (in 1932: 5.5, in 1933: 12.5, in 1934:
10.5 en in 1935: 7.2 millioen kg; in vooi-
gaande jaren slechts tusschen 0.2 en 0.8
millioen kg). Een deel dezer margarine
is vervolgens in zelfstandige mengin-
richtingen met boter gemengd; volgens
opgaaf van de Nederl. Zuivelcentrale
bedroeg de; totale hoeveelheid boter,
bijgemengd door margarinefabrieken en
menginrichtingen te zamen in 1934: 13
en in 1935: 8.8 millioen kg.
Veel geringer was de daling ten aan
zien van de boterproductie. In 1929 be
droeg deze 86.700.000 kg; dit peil bleef
behouden tot en met 1934.(1930: 87.2,
1931: 84.8, 1932: 85.2, 1933: 88.1 en
1934: 90.5 millioen kg), terwijl van 1934
op 1935 een sterke daling plaats had
van 90,500,000 kg tot 69,200 000 kg. ün
der de hiervoren vermelde hoeveelhe
den over 1934 en 1935 is niet begrepen
de productie van de zgn. zelfkarners
voor eigen gebruik, waaromtrent geen
juiste cijfers bekend zijn. Deze produc
tie is geschat voor 1934 op 2.5 en voor
1935 op 5 pet. der totale productie.
De kaasproductie daalde van
134.800.000 kg in 1929 tot 117.200.000
kg in 1935. Deze daling kwam van jaar
tot jaar niet regelmatig tot stand en had
NEERLANDS ZUIVEL VOEDT U GOED!
(Ingez. Med.)
Door MARJORIE BOWEN.
70).
Madame de Bellegarde antwoordde
voorzichtig:
Ik geloof dat het heerlijk voor je
zou zijn die twee aardige menschen
naar Parijs te brengen. Zij hebben niets
gezien. Je zoudt precies weten wat ze
prettig zouden vinden. Robinetta koopt
een paar japonnen des middags en
des avonds zoudt gij haar beiden kun
nen ,amuseeren zoo gemakkelijk. En
zij zouden zeer dankbaar zijn.
Carless zeide:
- Miss Stalling houdt niet van mij.
- ladame de Bellegarde zag hem één
oogenblik scherp aan, antwoordde dan:
Maar Robinetta wel.
Zij had den moed op zijn gelaat te let
ten waarin hij het snelle blozen niet
kon weerhouden; en zij voegde er im
pulsief aan toe:
O, houd mij niet voor partijdig! Ik
zou zoo graag je vertrouwen hebben,
zou dat w,aard zijn. Bedenk dat ik van
Robinetta houd. En dat wij nu al lang
vrienden zijn.
Alles wat den vorigen avond gebeurd
was, stond hun beiden levendig voor
den geest, maar madame de Bellegar-
de's moede oogen stonden kalm en op
gewekt.
Ik sprak miss Stalling vanmorgen.
Zij vertelde mij dat Robinèta wan je
houdt. En dat zij daarover verheugd is.
Miss Stalling zal vriendelijk jegens je
zijn, Timothy.
Zij gebruikte zijn voornaam en dat
met een vreemd en slepend accent.
Op een of andere vreemde ma
nier kom ik er bekaaid af, zeide hij,
en ik weet niet precies hoe dat komt
Neen, antwoordde zij, dat ver
beeldt gij u. Het is alles zoo eenvoudig.
Ik gaf een klein feestje, een feestje van
Sint Martijn, en ik vroeg jou en Robi
netta van de partij te zijn welnu, de
rest is in uw handen.
- Is dat alles?
- Wat anders zou er kunnen zijn?
vroeg madame de Bellegarde rustig.
Hij was een oogenblik stil en vroeg
dan:
Blijft u op Ruzè de Bellegarde?
Geen vraag kon voor haar vreeselij-
ker zijn, want die openbaarde in een
bittere flikkering den akeligen chaos
van haar toekomst.
Ik blijf hier.
Alleen?
Zij was in staat zijn onderzoekenden
blik terug te geven.
Ik voel mij nooit alleen in René's
huis.
Vergeef mij.
Neen ik bedoelde niet dat je
dat zou zeggen. Maar denk niet ,aan mij
als eenzaam of bedroefd.
Zij had een oneindige kloof tusschen
hen gesteld en toch leek het hem alsof
zij over die kloof naar hem staarde met
onuitsprekelijke teederheid.
Ik wil doen wat gij ook vraagt,
zeide hij.
Dan g'.aat ge naar Parijs met miss
Stalling en Robinetta.
Omdat ge me vraagt zulks te doen.
Goed dan, omdat ik het je vraag.
Zij kon niet meer verdragen, iedere
glimp die zij kreeg van zijn bekoorlijk
gel,aak vermeerderde haar toomelooze
droefheid.
Ik geloof dat het heeft opgehouden
met regenen; gij zult per slot een aan
genaam ritje hebben. Zullen we wat in
den tuin gaan?
Zij stond op.
1 Dit is slechts een tot weerziens,
ge moet terugkomen op Ruzè de Belle
garde.
Hier of ergens anders, ik zal u te
rugzien binnenkort.
O1 ja, Londen Parijs ik weet
het niet, maar spoedig natuurlijk.
Zij gingen den tuin in; de teere mist
rolde zachtjes weg, de vormelijkheid
van den tuin openbarende, welke ver
zacht werd door glinsterende regendrop
pels op elk gestorven blad en verwelkte
bloem.
Aan den hemel verdeelden zich de
lichte wolken over een bleeke zon; de
milde lucht van Touraine blies zachtjes
over de lage heuvels, welke opstegen
achter de laan met het latwerk van
wingerd en de watervallen,
Robinetta bewbog zich tusschen de
lage buxusheggen en de bloembedden
met het knoopenpatroon; zij wandelde
naar den karpervijver, waar de water
val naar beneden murmelde uit de stee-
nen urnen van de steenen riviergoden.
Ga haar alsjeblieft vragen of zij
met alles heelemaal klaar is, glimlachte
madame de Bellegarde. Gij vertrekt da
delijk na de lunch.
Vóór hij kon antwoorden ha-d zij zich
omgekeerd naar het kasteel.
Carless weifelde een oogenblik of hij
haar zou volgen; maar hij keek weder
om naar het meisje en alle weifeling
verdween.
De verbijsteringen, de verlegenheden,
de vóór en tegens, het vermoeiend op
werpen van dit en dat, het in acht ne
men van waardigheid, trouw en eer,
verdween alles tegelijk toen hij keek
(naar Robinetta, wandelende in den
door den regen gewasschen tuin.
Hij was vrij; de eenige persoon, die
zijln vrijheid had kunnen ontkennen,
had verklaard, dat hij vrij was waar
voor was verder onderzoek dan nog
noodig?
Alle argumenten en vraagstukken
verlieten zijn geest als bosje stroo,
voortgeblazen door den wind; hij herin
nerde zich slecht? één ding, en herin
nerde zich dat met hartstochtelijk ge
noegen 1 miss Stalling had gezegd dat
Robinetta „hem graag mocht lijden";
bij ging langs de kronkelende paden wel
ke tot haar leidden en dacht er nooit
aan om te zien naar het kasteel, waar
madame de Bellegarde hem gadesloeg
uit het raam van de zaal.
Robinetta ontving hem met een
onschuldige terughoudendheid; hij over-!
het volgende verloop: in 1929: 134.8, in
136.9, in 1931: 132.8, in 1932: 119.5, in
1933: 121.3, in 1934: 116.4 en in 1935:
117.2 millioen kg.
Gisteravond kwam de minister van
waterstaat, jhr. ir. O. C. A. van Lith de
Jeude te Middelburg aan en nam zijn
intrek ten huize van den Commissaris
der Koningin, jhr. mr. J. W. Quarles van
Ufford.
Hedenmorgen begaf de minister zich
met het college van Ged. Staten, de
hoofdingenieurs van den rijks- en prov.
waterstaat, ir. J. P. Walland en ir. J, J.
van Leeuwen, naar Vlissingen, om al
daar naar Breskens over te steken.
Het eerste doel van het bezoek gold
de omgeving van het den laatsten tijd
veel besproken Zwin, doch niet om over
al- of niet-indijken te oordeelen, maar
over de kwestie van de verbinding langs
de wegen met het aangrenzende deel
van België. Van het Zwin ging het in de
richting van Oostelijk Zeeuwsch-Vlaan
deren en wel om bij de Isabellasluis in
lichtingen te verkrijgen naar aanleiding
van de klachten over de waterloozing
ook voor de aangrenzende polders van
Belgisch Vlaanderen. De volgende halte
was Sas van Gent van waar men het
kanaal naar Terneuzen volgde, om bij
de staalfabrieken te Sluiskil de autos
te verlaten en met een bootje het ka
naal over te steken om den aanleg van
de nieuwe Rijkshaven ter plaatse te be
zichtigen. Te Terneuzen aangekomen
werden de wethouders aldaar zooals
bekend, is er een vacature van burge
meester in de gelegenheid gesteld met
den minister een onderhoud te hebben
o.a. over de h.i. veel te smalle brug in
den weg NeuzenAxel.
Van Terneuzen ging het over Zaam-
s!ag en van daar over den nieuwen pro
vincialen weg naar Hulst en verder naar
Clinge. Hier kon het gemeentebestuur
het belang van een goeden weg Clinge
Nieuw-Namen bij den minister bepleiten.
Dit was het laatste rustpunt in Z.
Vlaanderen, want nu trok men naar
Walsoorden om weder de Wester-Schel-
de over te steken, want ook op Zuid-
Beveland wilde de minister zich zelf
overtuigen van een bepaalde zaak en
wel van de verbinding GoesHoede-
kenskerke en speciaal van den afstand
van de haven naar het station van den
locaaltrein in laatstgenoemde plaats en
dacht dat zij geen reden had ook maar
één der moeilijikheden te gissen, die
hem in het nauw hadden g'ebracht maar
hij was benieuwd hoe haar meening
was over madame de Bellegarde; hij
was geneigd te gelooven dat zij de waar
heid had gevoeld, op de wijze als kin
deren doen.
Zoo vroeg hij haar, toen hij had ver
teld dat hij haar beiden zou vergezellen
naar Parijs, of zij niet geloofde dat hun
vertrek hun gastvrouw eenzaam zou
laten,
Ik denk liever niet aan hier
met den winter op komst.
Ik veronderstel niet d,at het eenig
verschil maakt voor haar eenzaamheid
of wij hier zijn of niet
Gelooft ge van niet? vroeg hij gre
tig. Waarom zegt ge dat?
Zij moet wel al den tijd aan haar
echtgenoot denken, zeide Robinetta,
ernstig en droevig, voegde er dan met
hartstochtelijke warmte aan toe: O, ik
weet niet hoe zij het kan dragen voort
te blijven leven.
Zij keek Carless aan, haar eigen ge
heim in haar onschuldige oogen open
barende; en hij, dien blik teruggevende
werd verschrikt bij de gedachte aan 't
verlies van iemand dien men lief h.ad.
Neen, ik weet niet hoe men het
zou dragen, mompelde hij. En dan
op deze plaats
Het is een mooie plaats, nietwaar?
antwoordde zij peinzend.
De heele wereld is mooi, miss
Sarsfield. (Wordt vervolgd);.