DAMMEN EN SCHAKEN
fy?
lm Jm
mm
VOOR DE JEUGD. redactie van
ZEEUWSCKE KRONIEK.
UIT EEN OUD KOOKBOEK
Mevrouw C. L DE LILLE KOOGERWAARD.
BESCHUITEN MET MUISJES
MEIREGEN.
HET FEETJE EN DE
VRUCHTB00MEN.
BIJ D'ARBEIDSBEURS IN DIERENSTAD.
miene en voe joe van Jaonetje en
van
je vriend.
Jan de Smid.
1 MEI 1572.
Een Spaansche vloot
wordt door de Geuzen bij
het kasteel Rammekens
veroverd.
Een vloot, bestaande uit 74 oor-
logs- en handelsschepen onder be
vel van den hertog van Medina
Cecil, die door den Spaanschen
koning bestemd was tot opvolger
van Alva, kwam van uit Spanje
het Zwin invaren om de haven
van Sluis te bereiken.
Nauwelijks hadden de Water
geuzen te Vlissingen hiervan de
lucht gekregen of zij trokken er
heen. Enkele Spaansche schepen,
die aan den grond waren ge
raakt, werden dadelijk door hen
genomen. Storm belette de ande
re oorlogsschepen aan te tasten.
Ondertusschen hadden de handels
schepen kans gezien te ontkomen.
Zij vaarden de Schelde op om
onder 't fort Rammekens bescher
ming te zoeken ten einde verder
naar Middelburg te stevenen.
Ewoud Pieters Worst, admiraal
van Vlissingen, bevelhebber der
Geuzenvloot wist de schepen te
achterhalen en ze alle buit te ma
ken. Ruim een halfmillioen viel
den Zeeuwen in handen, waaron
der 200,000 aan gereed geld.
Een ander buitenkansje was la
ter de vermeestering van een 30-
tal schepen ter hoogte van de
Boomkreek, een zeearm, die in het
Zwin uitliep.
3 MEI 1523.
Het dorp Ierseke bijna
geheel afgebrand.
Doordat de huizen vroeger
meestal van hout waren en met
stroo waren afgedekt, waarbij
kwam de gebrekkige brandblusch-
middelen, vooral op het platte
land, was een brand in 't midden
van een dorp vaak een ramp. Dit
was ook in 1523 in Ierseke het ge
val, Het geheele dorp brandde bij
na af. Ook de kerk, zijnde een
groote steenen kruiskerk, werd
aangetast. De westzijde der kerk,
die tegen een hoogen dikken to
ren stond, werd geheel vernield.
Bij de herstelling werd dit ge
deelte der kerk niet opgebouwd,
zoodat de kerk van den toren
bleef gescheiden. In 1821 is de
toren afgebroken en werd op de
kerk een koepeltorentje gebouwd.
In 1523, was de kerk natuurlijk
nog een Roomsch bedehuis. Eerst
in Februari 1581 werd de Her
vormde gemeente gesticht met Jan
Ghijs als eerste predikant.
5 MEI 1545.
De stad Middelburg
koopt de heerlijkheid
Koudekerke,
Het ambacht Koudekerke be
hoorde destijds aan Jan de Lan-
noy, heer van Molenbaix en Zou-
telande. Hij was gehuwd met Mar
guerite, dochter van Boudewijn,
natuurlijken broeder van Philips
van Bourgondië, die het ambacht
aan zijn dochter had nagelaten,
Door tusschenkomst van Quintin
Weytsen kocht Middelburg de
heerlijkheid van J, de Lannoy
voor 750 pond vl, 4500). De
stad kon echter deize som niet
dadelijk betalen, zoodat zij vali
den raadsman Jacob Ewoutz van
Hoogelainde 400 pnd vl. leende.
Middelburg heeft van den koop
niet lang genot gehad. De machti
ge Maximiliaan van Bourgondië
heer van Veere, enz., stadhouder
van Holland en Zeeland, heeft als
bloedverwant, al was het in zeer
verren graad, het ambacht genaast
en Middelburg moest Koudekerke
afstaan. Toch heeft het nog ruim
100 gemeten tegen de stad aange
legen van Maximiliaan gekocht. Na
den dood van Maximiliaan wer
den zijn vele bezittingen (hij had
nog meer schulden) verkocht en
Koudekerke kwam aan den graaf
van Aremberg. In 1583 kocht Vlis
singen het ambacht. In de volgen
de twee eeuwen ontstonden er
vaak geschillen tusschen Vlissin
gen en Middelburg, vooral over 't
gedeelte van Koudekerke ('t
Zand) dat tegen aan Middelburg
grenst.
Vlissingen verkocht 't ambacht
Koudekerke in 1857 voor 5475
aan jhr. mr. A. P. van Doorn. De
tegenwoordige ambachtsheer is
jhr, H. A. van Doorn, burgemees
ter van Oost- en West Souburg.
8 MEI 1827.
's Gravensteen, het oude
gevangenhuis, staande op
de Burgt te Middelburg
wordt in 't openbaar voor
afbraak verkocht.
's Gravensteen stond op de
plaats van 't tegenwoordige huis
No. 94. De uitgestrektheid was
echter grooter. Op dezelfde plaats
stond reeds van ouds een gevan
genis. Deze werd in 1527 afgebro
ken om weer opnieuw opgebouwd
te worden. Dit geschiedde bij or
donnantie van keizer Karei V,
wiens wapen boven de hoofddeur
was aangebracht. Op de kanteelen
van den voorgevel stonden drie
leeuwen, elk met een vaan. De
kosten van den bouw bedroegen
8301 1 11 ponden Hollandsch.
De verkoop van het oude gebouw
in 1827 bracht op 4895, welk be
drag ruim de helft is van de bouw
kosten. Vele Middelburgers heb
ben toen gebruik gemaakt van de
gelegenheid om 's Gravensteen
met zijn onderaardsche gewelven
waarin tal van personen werden
gemarteld en zelf doodvonnissen
waren voltrokken, te bezichtigen.
9 MEI 1572.
Fernando Pacheco, de
bouwheer van het nieuwe
kasteel te Vlissingen,
wordt aldaar opgehangen.
Koning Filips II zag terecht in,
dat Vlissingen door haar ligging
aan den mond der Schelde uit
strategisch oogpunt van groote
beteekenis was. Hij liet er daar
om in 1571 een citadel bouwen
voor de kapitale som van 121.474
pv.l. 4 sch. 7 gr, (ruim 728000)
Amsterdam was verplicht daarvan
200.000 te betalen. Daar deze
sterkte ook zou moeten dienen
om de Vlissingers in bedwang te
houden, werkte dit ook mede om
de Spaansche bezetting op 6 April
uit de stad te verdrijven.
Toen op 19 April Pacheco, die
nog niets van den ommekeer van
Vlissingen wist, met een schip
naar deze stad kwam, werd hij da
delijk gevangen genomen. Na 20
dagen in de gevangenis gezeten te
hebben werd hij met 2 edelen van
zijn gevolg opgehangen. Dit wree-
de vonnis was 't gevolg van den
grooten haat tegen Alva, wiens
neef hij bovendien was.
10 MEI 1217..
Middelburg krijgt zijn
eerste keure of privilege.
In Zeeland was Middelburg de
eerste plaats, die stadsrechten
kreeg. Wel was Hulst reeds in
1180 en Axel in 1213 tot een stad
verheven, doch deze plaatsen be
hoorden destijds niet tot Zeeland
maar tot Vlaanderen, waar de ste
den vroeger tot ontwikkeling wa
ren gekomen dan in Zeeland en in
Holland.
Middelburg kreeg de keure zoo
wel uit naam van den Holland-
schen graaf Willem I als uit dien
van de Vlaamsche gravin Johanna.'
De reden hiervoor is de volgende.
Tusschen Vlaanderen en, Holland
bestond reeds lang verschil over
het recht van bezit van Zeeland
Bewester-Schelde (Walcheren en
de Bevelanden).
Na een strijd met afwisselend
geluk was ten laatste een condo
minium tot stand gekomen, d.w.z.
beide graafschappen zouden sa
men het betwiste deel van Zee
land besturen.
Dr. W. S. Unger, gemeente-ar
chivaris van Middelburg, zegt dat
de juiste maand en dag van boven
genoemde keure niet bekend zijn.
Dr. J. C. de Man geeft op als
datum 10 Mei in de Mededeelin-
gen van 't Zeeuwsch Genootschap
1901 bl. 181.
R. B, J. d. M.
(Nadruk verboden).
Haverde meel podding.
Word in melk beslagen, met
eyeren, notemuuskaat zuiker en
niervet na genoegen, bakt 't in den
oven.
Amandel podding.
Twee witte brooden dun gesne
den met melk of room overgoten,
en warm gemaakt en onder een
geklopt met twaalf eyeren, wat
niervet, korenten rozijnen, foely,
notemuscaat, zuiker en wat mee 1,
dit alles word omwonden in een
lugtig gerezen deeg, en in den
oven gezet.
Ze zouden binnenkort trou
wen en zaten plannen te maken
voor een kort huwelijksreisje.
Laten we een week naar tin-
geland gaan om Londen en het
eiland Wight te zien, stelde de
bruidegom voor.
Neen, neen, riep de bruid uit.
Je weet dat ik als de dood ben
voor zeeziekte, Piet.
Kom, kom, zei Piet lachend,
als je verliefd bent heb je van de
zee geen last.
Jawel, dat kan, antwoordde
de bruid. Maar we moeten toch
zeker terug óók
Dus je wilt niet met me trou
wen vroeg de afgewezen min
naar.
Neen, neen, duizend m.aal
neen, riep het meisje uit.
Nu ja, bedaard maar, sprak
hij bits. Je hoeft geen duizend maal
neen te zeggen; ik heb je toch ook
maar éénmaal gevraagd.
Onderstaande partij werd ge
speeld in den correspondentie
wedstrijd uitgeschreven door den
Konkl. Nederl. Schaakbond, Kam-
pioensgroep 1935.
Siciliaansche partij.
Wit: W. C. C. RUPP, Arnhem.
Zwart: P. M. DE KLEYN,
Middelburg.
1. e2e4 c7c5
2. d2d4 e7e6
De tekstzet is dubieus. Beter is
wel 2c5X<34
3. d4d5 d7—dó
4. Pgl—f3 Lf 8e7
5 c2c4 Pg8f 6
6. Pblc3 0—0
7. Lf 1—e2 a7aó
8. 00 Tf 8e8
9. Pf3—el e6Xd5
10. e4Xd5 Lc8—f5
11. f2—f4
Deze voortzetting is niet juist.
Nu 11. Le2d3 was de zet. Daar
op moet Zwart 11Lf 5X
d3 spelen.
11Pfó—e4
12. Pc3Xe4 Lf5Xe4
13. Pel—f3 Le7f 6
14. Le2—d3 Pb8—d7
15. Ld3Xe4? Te8Xe4
16. Ddl—d3 Dd8—e7
17. Tal—bl Ta8—e8
18. Lel—d2 Te4—e2
19. Tf 1—el De7e4
20. Dd3Xe4
Na 20. Dd3Xe2, De4Xe2; 21.
TelXe2, Te8Xe2, 22. Kgl—f 1
had Wit een heel goede stand be
houden.
Immers de pionen op c5 en dó
staan op Zwart terwijl de pion dó
erg zwak is.
20Te2Xe4
21. b2b4 Kg8f 8
Nu dreigt Te4Xc4
22. Tel—cl c5Xb4
23. Ld2Xb4 Lf 6—e7
24. Lb4d2 Pd7—c5
25. Tbl—bó Te8c8
u§ m|
m B
tsa IPi
a b cdefg h
26. Ld2—b4 Pc5—d3
27. Tel—dl Pd3Xb4
28. Tb6Xb4 b7—b5!
29. Tdl—d4 Te4Xd4
30. Pf 3Xd4 Tc8Xc4
Het is zeer de vraag of b5Xc4
niet beter is
31. Tb4Xc4 b5Xc4
32. Kgl—f2 Le7d8
33. Kf2—f3
Fout is Kf2e3 wegens 33.
Ld8—bó e,volgd door
c4c3!
33g7—gó
34. g2—g4 Ld8—bó
35. Kf3e4 h7—h5!
36. h2—h3
Niet g4Xh5 wegens ƒ7f 5f
met een gewonnen stelling voor
Zwart
36Kf 8—e8
37. g4Xh5 f 7—f 5f
Wit geeft op. Na 38. Ke4e3
volgt 38c4c5; 39. Ke3
d3, Lb6Xd4 enz.
Huib kwam uit school en toen
hij de huiskamer binnen trad, waar
de koffietafel reeds gedekt stond,
ging zijn oog spiedend over alles
heen.
„Wat eten we vroeg hij aan
z'n moeder, die brood stond te
snijden.
„Boterhammetjes natuurlijk."
„En wat er op
„Wel kaas en appelstroop".
„Altijd appelstroop, nooit eens
wat anders. Bij Dolf eten ze van
daag beschuiten met muisjes."
„Wat zeg je me nu deed
moeder verwonderd.
„Ja, hij heeft vannacht een zus
je gekregen. Wanneer krijgen wij
eens een zusje of een broertje
„Dat weet ik niet, vent. Maar
je bedoelt eigenlijk: wanneer eten
wij eens beschuiten met muisjes,
hè plaagde moeder.
Ja, dat geloofde Huib eigenlijk
ook.
„Zeg# moes", ging hij verder,
„een hond zou nog leuker zijn dan
een klein broertje. Laten we een
hond nemen".
„Zijn een paar duiven ook
goed?"
„Duiven zegt u, kan ik die krij
gen informeerde de jongen blij.
„Ja, bij buurman. Hij doet ze
weg". - -
Huib was de deur al uit en toen
vader en z'n grote broer thuis wa
ren, verscheen Huib met in elke
arm een mooie koerduif. Hij nam
ze bij elkaar in één arm en streel
de ze over de kleine, zachte kop
jes: „Lieve koertjes'" zei hij lief
kozend en tot z'n huisgenoten: „Ik
zet ze in het lege kippenhok".
En dat deed hij.
Huib, beleefde veel plezier van
z'n duiven. Ze waren erg mak en
Wenden gauw aan hun nieuwen
meester. Nu, hij zorgde ook uitste
kend voor hem. Op een morgen
ontdekte hij, dat de beestjes al
lerlei ruigt, dat in 't hok lag, naar
een hoek van de ren sleepten:
„Ze gaan vast een nest maken",
besloot hij en zei tot zichzelf,
„wacht, ik zal ze helpen
Achter in de tuin stond een
oude rietmat; daar trok hij wat
stukken uit en wierp die in het
hok. Na een paar dagen was het
nestje gereed. Allen moesten ko
men kijken, ook Dolf bracht hij uit
school mee om het duivennest te
bewonderen.
In het nest kwamen twee
eitjes te liggen en dagen lang zat
het wijfje er op te broeden. Na
tuurlijk liet Huib het beestje rus
tig zitten.
Maar op een morgen, toen hij
weer als gewoonlijk bij z'n koer
tjes was gaan kijken, kwam hij ze
nuwachtig naar binnen hollen met
een kleur van opwinding en zei:
„Ik geloof, dat ik jonge koertjes
heb". Moeder moest direct mee.
Huib deed 't deurtje van de ren
open, tilde de broedende duif wat
op en jawel; uit één ei was een
klein, geel vogeltje gekomen, nog
zo goed als kaal. Het andere ei,
was nog niet uit.
„Laat de beesten nu vooral met
rust", waarschuwde moeder. Dat
deed de jongen ook, hij moest
trouwens naar school, maar het is
gemakkelijk te begrijpen, dat zijn
gedachten onder de les telkens af
dwaalden naar 't duivennest. En.,
om twaalf uur was het tweede ei
ook uit. Trouw zat de doffer naast
het nest op de wacht. Huib merkte
ook, dat het mannetje de lege
eierschalen helemaal naar de an
dere zijde van het hok gebracht
had.
Op eens dacht Huib aan z'n
vriend Dolf. Die had een klein
klein zusje en hij, Huib, had jonge
duifjes. Meteen stond hij op van 't
plaatsje, waar hij gehurkt had ge
zeten om beter te kunnen zien en
liep naar binnen.
„Moes", zei hij, „ik ga Dolf even
halen om naar m'n jongen te ko
men kijken."
Een poosje later was hij met z'n
vriendje terug. Huib beloofde, dat
hij maar heel, heel even de broe
dende duif zou optillen om Dolf
z'n schat te laten zien.
„En, hoe vond je ze, Dolf
vroeg moeder, toen het tweetal
weer binnen kwam.
„Aardig, mevrouw."
„Jouw moeder heeft getrak
teerd, hè, toen jullie zusje geboren
is. Nu, ik zal jullie fuiven, omdat
er vandaag jonge duifjes geboren
zijn".
Toen deed moeder het buffet
open en zette op tafel een bord
met.... beschuiten met muisjes.
„Nu krijg ik ze tóch riep Huib
blij. De jongens smulden van de
lekkernij en Huib zou best willen,
dat z'n koertjes heel, heel dikwijls
jongen kregen.
J. H, Brinkgreve
Entrop.
Regendropje, regendropje,
Val maar op mijn blote kopje
'k Zing dit oude liedj' in Mei.
'k Ben met regen toch zo blij
Want ik wil graag groter zijn.
Ik-ik ben nou ja nog
klein
Regen val dus op mijn bol
'k Voel je best en vind het dol.
Moeder he^ft het ook gedaan:
In de Meiregen gestaan
Of mijn Moesje groot nu is
Regentje, ik heb 't niet mis
Regendropje, regendropje,
Val maar op mijn blote kopje
Niemand is er toch graag klein.
„Groot zijn," o, dat is zo fijn
Annie O.
Een schattig lief, klein feetje
Met heel licht jurkje aan,
Is in April de zon scheen -
Eens wandelen gegaan.
Zij zag de bomen buiten,
Fruitbomen, zonder blad
En zonder bloesem ook nog.
Wat aak'lig kaal stond dat
Zij had een toverstafje,
Dat streek ze heen en weer;
Van 't jurkje naar de bomen,
Niet één, wel duizend keer
En toen ze eind'lijk wegging,
Voorzichtig en heel zacht
Toen was het bijna donker
En kwam dus gauw de nacht.
Na enk'le dagen stonden
Vruchtbomen al in bloei.
Ze hadden tere bloesems:
Wit, rose, net fijn vloei
De mensen zeiden: Kijk eens
De bomen vieren feest
Maar die wisten het beter:
Een fee was er geweest,
Had met haar toverstafje
Hen allen aangeraakt
En van de kale boomgaard
Een bloeiende gemaakt
Ze fluist'ren tegen 't windje,
Met stemmetjes heel teer;
Bedankt dat lieve feetje;
Je ziet haar wel eens
weer
Carla Hoog.
In Dierenstad bij d'Arbeidsbeurs,
Daar is 't een druk gedoe.
Want welk dier, dat geen
baantje heeft,
Gaat daar nu niet naar toe
Daar komen juist vier hondjes aan.
Hun vak Het liefst portier
Ze hebben een getuigschrift,
staan
Heel goed bekend, die vier
Twee poesjes werksters van
beroep
Met bezem, stoffer, blik,
Die zeggen: Niets is mij te
zwaar
En alles schoon maak ik
Een specht komt aangevlogen
en.
Zegt: Ik ben timmerman.
Wie meent, dat ik mijn tijd
verknoei,
Die weet er heus niets
van 1
Een steenbok met twee hoorns
roept luid:
'k Knap veel karweitjes op
En kleden kloppen kan niet
één
Als ik 't doe: met mijn
kop