Melk Mij t de gezondste drank j KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. DE PAGODE Installatie van burgemeester K.|Fabius. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 3 APRIL 1936. No. 80. De onder de wapenen gehouden dienstplichtigen. ft" De voorstellen van Hitier. Waarom niet-aanvalsverdragen, inplaats van één groot collec tief pact? De eersten zijn veel minder deugdelijk dan het laatste. 's Führer's afkeer van het collectief systeem wekt wantrouwen. Er hoeft hier niet veel meer van de nieuwe voorstellen van Hitier gezegd te worden. Nieuw kan men ze trouwens moeilijk noemen. Ze loopen grootendeels parallel met wat Hitier reeds in zijn ge ruchtmakende Rijksdagrede van 7 Maart aanbood. De Engelschen hadden gehoopt, dat hij tot zekere concessies bereid zou zsjn: b.v. terugtrekking van eenige troe pen uit het Rijnland, of een categorische toezegging, daar voorshands geen ver sterkingen te zullen laten bouwen. De Führer denkt aan het eerste niet; wat het laatste betreft, daar valt misschien alsnog over te praten. Van officieuze Duitsche zijde is gisteren gezegd, dat in Hitler's memorandum van versterkingen in het Rijnland niet wordt gerept, omdat het practisch onmogelijk is, dezen in lut tele maanden tijds aan te leggen. Dat kan beteekenen, dat de Duitschers er niet onmiddellijk mee zullen beginnen. Wel licht kan in nader overleg tusschen Lon den en Berlijn ten deze een afspraak worden gemaakt, een afspraak, die de Franschen dan zou moeten bevredigen. Het zal dus nog wel eenige dagen du ren, voordat er teekening in den toe- siand komt. De Franschen voelen er niets voor,' zich reeds gewonnen te ge ven. De Fransche regeering moet boven dien rekening houden met de op handen zijnde Kamerverkiezingen. Wellicht wa re het het beste, de zaak nog korten tijd sleepende te houden. Zeer vermoedelijk treedt na de verkiezingen een nieuwe regeering te Parijs op. Deze zou meer bewegingsvrijheid hebben dan de hui dige. De eigenlijke voorstellen van Hitier komen in het kort neer op het sluiten van niet-aanvalsverdragen tusschen Duitschland en vrijwel alle aan Duitsch- lartd grenzende landen. Voor collectieve overeenkomsten schijnt de Führer nog steeds niets te voelen. Dat is en blijft ietwat verdacht. Als het Hitier meenens is met zijn vredesplannen, waarom dan dien vrede niet gegrondvest op het eenige systeem, dat deugdelijk mag hee- ten? Niet-aanvalsverdragen zijn heel aar dig, maar.... ze zouden b.v. kunnen verhinderen, dat Frankrijk de Sovjet- Unie te hulp kwam bij een eventueel DuitschRussisch conflict. Immers, Frankrijk zou dan in strijd met het FranschDuitsche niet-aanvalsverdrag komen. En wanneer dit dan nog door Engeland en Italië werd gegarandeerd, zouden deze landen.... Duitschland te hulp moeten komen. Het collectief sys teem daarentegen verplicht alle staten, die er aan mee doen, tegen een staat, die den vrede zou verstoren, in het geweer te treden. Men voelt onmiddellijk, dat zulks heel wat zwaarder weegt. Een collectieve overeenkomst van deze im portantie zou moeten worden onderge bracht bij den Volkenbond. Men had dan een flinke knuppel achter de deur tegen elkeen, die van zins mocht zijn, de orde in ons werelddeel te verstoren. Als Duitschland echter met al zijn bu ren niet-aanvalsverdragen sluit, bereikt men dan niet precies hetzelfde? In gee- nen deele. Immers in vervolg van tijd zou Duitschland het b.v. met Polen op een accoordje kunnen gooien, om geza menlijk tegen Rusland, dat niet aan Duitschland grenst, te ageeren. De Duit sche legers konden in dat geval door gang door Polen krijgen, zonder dat er een verdrag werd geschonden. Op het eerste gezicht lijken Hitler's non-agres- sie-pacten heel aardig; op den keper be schouwd bieden ze veel minder waar borg dan een collectieve overeenkomst. Wij blijven nochtans van meening, dat er onderhandelingen met Duitschland ge voerd dienen te worden. Als men niet met elkaar zou gaan praten, werd de politieke toestand nog hachelijker, dan hij nu reeds is. Hitier biedt tenslotte ook aan, om over de bevestiging van den vrede in het algemeen te delibereeren en (later) de bewapeningen te beperken. Men kan nooit weten, hoe de dingen zullen loopen, als de belemmeringen, die nu de besprekingen nog in den weg staan, eenmaal opgeruimd zijn. Voor velen zijn de bezwaren allesbehalve gering. Het loopt niet vlot met de aanmel ding van vrijwilligers Maar de geest van den troep is goed. De N, R. C. maakt enkele „kantteeke- ningen" bij het besluit der regeering, om een deel der dienstplichtigen in ver band met den internationalen toestand onder de wapenen te houden. Voor verscheiden dienstplichtigen zijn de bezwaren, die hieraan vastzitten, uit den aard der zaak niet gering, aldus 't blad. Het dienen bij den winterploeg wordt nl. bij voorkeur aangevraagd door seizoenarbeiders, wier voornaamste werk in het voorjaar en den zomer valt. Hieronder zijn veel landbouwers, bloe misten en tuinders; voorts huisschilders, behangers en stoffeerders. Doordat het normale einde van hun diensttijd half Maart valt, zijn zij tijdig in de gelegen heid werk te zoeken en te vinden, het zij bij hun ouden baas, hetzij bij een nieuwen. Vooral bij de huidige werk loosheid is het voor deze groep arbei ders van het grootste belang tijdig werk te vinden, daar zij anders de kans loo pen den geheelen zomer niet meer aan den slag te komen. In dit verband mag nog wel eens worden geconstateerd, dat werkgevers zich niet altijd ten volle van hun plichten tegenover hun in dienst zijnde arbeiders bewust zijn. De regeering heeft het bestaan van de bovenvermelde bezwaren van den aanvang af erkend en zij heeft er naar gestreefd deze zooveel mogelijk uit den weg te ruimen door vaststelling van de bekende regeling, volgens welke ver vanging van dienstplichtigen door vrij willig opkomend kader en soldaten van vorige lichtingen mogelijk is. Wij had den reeds vernomen, dat het met de aanmelding van vrijwilligers voor dit doel niet zoo vlot liep. Thans deelt de regeeringspersdienst ons mede, dat het inderdaad juist is, dat de aanmelding van vrijwilligers geringer is dan men had verwacht. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Voor wat de dienstplich tige sergeants betreft: sommigen vin den, naar gebleken is, de vergoeding te laag. Zij ontvangen nl., behalve ligging en voeding, een zakgeld v.an f 3 per week. Er ontstaan op deze wijze echter scheeve verhoudingen. Deze vrijwillig opkomende sergeants toch komen te dienen met dienstplichtige collega's van de lichting 1935, die op 14 Maart j.l. tot sergeant werden aangesteld en sindsdien een belooning genieten, waar uit zij weliswaar in hun eigen menage moeten voorzien, doch waarvan zij veel meer overhouden dan 3 per week. De „vrijwilligers" voelen hun be reidwilligheid om te komen dienen, door dit, in geen enkel opzicht gemoti veerde verschil, slecht beloond. Ho noreering overeenkomstig den rang, al thans overbrugging van bedoeld ver schil, zal de animo voor aanmelding ze ker vergrooten. Dan speelt ook de onzekerheid over de mogelijkheid, kostwinnersvergoeding voor hun gezin te verkrijgen, bij ver scheidene soldaten een rol. Wij begrij pen, dat met het rijksgeld in dezen tijd zuinig moet worden omgesprongen, maar de vrijwel negatieve mededeeling, dat het toekennen van kostwinnersver goeding niet „uitgesloten" is, moet een ongunstigen invloed op de aanmelding hebben gehad, zelfs op die van werk- loozen, omdat die daardoor in het on zekere zijn komen te verkeeren omtrent de steunberekening tijdens hun even- tueelen diensttijd. Ook overigens zijn nog maatregelen te nemen, die het Verblijf onder de wa penen kunnen veraangenamen. De Ne- derlandsche soldaat blijkt nu eenmaal bijzonder aan huis gehecht te zijn. „Be wegingsvrijheid" om naar huis te gaan wordt dan ook op den hoogsten prijs gesteld, ook al wordt, zooals thans re gel is, de dienst met opgewektheid ver vuld. Maar meer nog wordt „vrij ver voer, op rijkskosten" door den soldaat, die over het algemeen geen Rothschild is, geloofd. Eenmaal slechts in de 5% maand krijgt de infanterist gelegenheid op rijkskosten te reizen. Juist bij de on verwachte verlenging van den diensttijd is, zoo vernemen we, de behoefte aan „vrij vervoer" bij de dienstplichtigen sterk gestegen. Zij werden in de afge- loopen weken in beperkte mate in de gelegenheid gesteld „bewegingsvrijheid"' te genieten.maar zij konden er vrij wel niet het gewenschte gebruik van maken. Hierin kan o.i. zonder financieele be zwaren worden voorzien. Het Rijk moet toch opkomen voor tekorten van de Spoorwegen, Een aantal vrije vervoer- tjes" meer, waarvoor geen trein extra behoeft te loopen, is voor het Rijk een kwestie van jaszak of broekzak. Waar om hierin dan niet ten spoedigste voor zien? Wie het oor in militaire kringen te luisteren legt, verneemt niet dan goede dingen over den geest van den troep, ondanks de bezwaren aan het indienst- blijven verbonden. Het is verheugend, hiervan tegenover het gelukkig meer en meer verstommend defaitisme melding te kunnen maken. Tot dezen geest heeft zeker bijgedra gen het bij onderscheidene regimenten terstond ingestelde onderzoek naar de bezwaren, die de dienstplichtigen on dervinden in hun burgerbetrekkingen. Dit heeft den soldaat de overtuiging bij gebracht, dat zijn chefs zijn belangen begrijpen en er voor willen opkomen. Helaas blijkt dit niet in voldoende ma te mogelijk tengevolge van de te gerin- NEERLANDS ZUIVEL VOEDT GOED I BBÊÊÊÊ (Ingez. Med.) Door MARJORIE BOWEN. 25). Het was in den vroegen namiddag en zij had een eindje gewandeld met miss Stalling langs de helling van den heu vel naar het klooster van Sint Sympho- rien, waar miss Stalling dapper stapte met haar breiwerk in een zacht pakje en haar stok flink in het ruwe pad ge plant; zij hield van wandelen en zij hield van zelfstandig loopen; zij had feitelijk heimwee naar de nonnen en het klooster, ofschoon zij dit nooit zei- de. Na korten tijd verliet madame de Belfegarde haar en keerde terug naar het kasteel; zij had de beide mannen achtergelaten in de lange galerij, bezig met het bezichtigen van haar verzame ling prenten en teekeningen, waarvan Farryner juist genoeg wist om de ken nis van Farryner te waardeeren. Toen madame de Bellegarde het ka steel naderde zag zij een klein huurrij- tuigje wachten buiten de hooge hekken en een vrouwenfiguur er naast staan, met een voorkomen van twijfel ziende naar het kasteel en dan naar een kaart of brief in haar hand. Een toeriste, dacht madame de Bellegarde. Het goed werd vrij getoond gedurende haar afwezigheid en het was best mogelijk d,at er nu iemand wilde komen, onbekend met haar aanwezig heid of hopende op haar hoffelijkheid; <er was iets treffends in het onoogelijke kleine rijtuig en de weifelende gestalte en madame de Bellegarde, die bij zulke gelegenheden altijd zeer voorkomend was, ging zelf naar de poort, welke open stond; de vreemdelinge stapte moedig naar voren, ofschoon diep blo zende. Mag ik u vragen, is dit Ruzè de Bellegarde? vroeg zij beschroomd. Ja, dit is het kasteel. Wilde u het misschien graag zien? De vreemdelinge weifelde, dan vroeg zij, alsof ze om iets verlegen was: Is miss Stalling hier? Die logeert hier. Maar zij is juist uit. Wilt u zoolang wachten? O! Ik ben gevraagd hier te komen ik ben Robinetta Sarsfield? Madame de Bellegarde was overstelpt door een gevoel van haar eigen dom heid; zij had miss Stalling's gast ver geten zeker was er iets over haar gezegd dat zij niet zou komen, per slot van rekening dat haar zusters haar in Engeland wilden hebben er was iets verkeerd gegaan en daar stond zij nu, onverwacht, onwelkom. Madame de Bellegrade bloosde nu. U wist niet dat ik zou komen? voegde het meisje er bij, voordat zij kon spreken. Ik zond een telegram aan miss Stalling gisteren. Dat is niet gekomen ik schaam me zoo. Ik ben Henriette de Bellegar- de^er was niemand te Tours om u te ontvangen? O, dat hinderde niet, antwoordde miss Sarsfield, met een verlicht voor komen. Ik dacht alleen dat er misschien een vergissing was; dit voegde zij; er ongekunsteld bij is zóó prachtig De twee vrouwen stonden een oogen- blik met de handen ineen juist binnen de groote hekken; dan werd de beschei den bagage van miss Sarsfield binnen gebracht en zij glipte terug en trok haar beurs en vroeg met angstvalligen ernst naar de vracht; madame de Bellegarde keek glimlachend ri,aar haar. De man komt binnen en zal wat te eten krijgen plaag je niet meer met hem. Ben je niet vermoeid? O neen, het is niet ver van Parijs maar ik was zoo opgewonden. Zij hief haar oogen op, waarin tranen blon ken. Zoo erg opgewonden.... Wat vriendelijk v.an je opgewon den te zijn, zeide madame de Belelgarde, vreemd getroffen. Ik ben ook opgewon den houd je van het oude kasteel? Ja, o ja hoe goed van u mij te laten komen, en zij zeide deze gebrui kelijke woorden met een toon van zui vere oprechtheid, welke ze frisch deden klinken zelfs in de ooren van madame de Bellegarde, die ze zoo dikwijls had hooren uitspreken zonder beteekenis. Zij gingen het kasteel binnen en de gastvrouw nam het meisje, op een inge ving, geheel geïnspireerd door haar persoonlijkheid, mee de breede, korte trappenverdiepingen op naar de statie- vertrekken. Die zijn voor jou, zeide zij. Je zult niet eenzaam zijn, want KI,aartje zal hier slapen i en als je dat graag wilt, miss ge aanmelding van vervangende vrijwil ligers. Over deze vervanging zouden hier en daar minder juiste denkbeelden be staan. Het s.d. Kamerlid K. ter Laan heeft in vragen aan den minister van defensie de .aandacht gevestigd op een stelsel van vervanging, waarbij de sol daat, die een remplasant kan stellen, zou mogen vertrekken. Wij moeten het antwoord van den minister afwachten, maar wel hebben wij vernomen, d,at bij verscheidene regimenten zulk een stel sel van plaatsvervanging, dat de uit wassen van het oude remplacjantensy- steem zou doen herleven, niet in aan merking komt. Daar wordt na 'n nauw keurig individueel onderzoek een volg orde v,an vertrek met groot verlof vast gesteld, waarbij de mate van urgentie van dit vertrek de eenige factor van beoordeeling is. Wij vertrouwen, dat dit ook het standpunt van den minister zal zijn. Een en ander kan intusschen tot lee ring strekken bij het beramen van maat regelen, waardoor de gebleken leemten in ons legerstelsel worden aangevuld. Daarbij moge zooveel mogelijk met de belangen van den soldaat gerekend worden. Hij is thans op zijn onverwachts gewogen en niet te licht bevonden. Of dit in de tóekomst ook zoo zal zijn en of de stijgende lijn van de waardeering voor onze weermacht bij de burgerij zich ononderbroken z,al voortzetten, is mede afhankelijk van de omstandighe den, waaronder de soldaat moet dienen. OOSTKAPELLE. Wij laten hier den tekst der redevoerifigen volgen, die he denmiddag bij de; ontvangst van den nieuwen burgemeester aan de grens der gemeente en in de raadszaal zouden worden uitgesproken. Rede Hoegen. Hooggeachte Burgemeester en me vrouw Fabius. Het is bijna 40 jaren geleden dat op deze zelfde plaats eveneens een eere- wacht stond opgesteld om een nieuwe burgemeester van Oostkapelle aan de grens van zijn gemeente te begroeten en te begeleiden naar de kom van het dorp waarover hij als hoofd werd aangesteld door H M. onze geëerbiedigde Koningin. Veertig jaren is bijna een menschen- leeftijd en slechts de ouderen onder ons kunnen zich dien dag nog herinneren. Is het dan ook te verwonderen, dat aan den oproep van uit de burgerij ge vormde feestcommissie, zoo talrijken spontaan gevolg' gaven. Gij ziet hier opgesteld staan een eere- wacht van ruiters, bereden op het voor het meerendeel Zeeuwsch-werkpaarden de trots en onontbeerlijke hulp eener landbouwende 'bevolking, hetgeen ook tot Uw hart als mijn oud wapenbroeder zal spreken. Zij toont U door haar getalsterkte de belangstelling van Uw gemeentenaren voor Uw komst. Zij tooide zich met Oranje, daarmede blijk gevende van haar gehechtheid aan ons Vorstenhuis en tevens als eerbetoon voor den vertegenwoordiger hiervan Tenslotte neemt zij U beiden in haar midden, daarmede uitdrukking gevende aan den wensch en de bedoeling der in woners om U en Uw gezin ook in feite op te nemen in haar midden om U te be schouwen als eerste en medeburger. Hooggeachte burgemeester, dit oogen- blik, het is mij ook persoonlijk bekend, beteekend voor U een g'ewichtig mo ment in Uw leven en de vervulling van een lang gekoesterde wensch, het beste wat wij U op deze plaats dan ook kun nen toewenschenis: Moge het verloop van zaken, Uw leven en werken in Oost kapelle ten volle aan Uw verwachtingen beantwoorden. Wij heeten U van harte welkom op Oostkappels grondgebied. Ik verzoek U thans alvorens het rij tuig te bestijgen deze eerewacht wel te willen inspecteeren Rede Geldof. Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw! Vergun mij U namens de burgerij en feestcommissie een kort woord van wel kom toe te spreken, nu het oogenblik is aangebroken, waarop U voor het eerst Uw gemeente betreedt. Misschien is dit eigenlijk wel eenigs- zins overbodig. Immers de groote schare ruiters, die U feestelijk inhaalt; het opschrift op de eerepoort die U juist zijt gepasseerd; de groote belangstelling hier ter plaatse, dit alles moge U blijk geven hoezeer de bevolking haren nieuwen burgemeester vol goeden wil tegemoet treedt. Trouwens U zult dezen dag daarvan nog wel meerdere bewijzen ontvangen. Burgemeester! U aanvaardt Uw ambt alhier in een tijd van grooten druk. Landbouw en veeteelt in dit gewest 1 kunnen zich slechts met moeite staande houden, handel en industrie in ons va derland kwijnen; over ons werelddeel hangt donkere dreiging van oorlog, dit alles zal U de vervulling van uw taak niet gemakkelijk maken. Doch wij vertrouwen, dat U, bijgestaan door Uw echtgenoote daaraan Uw volle kracht zult geven en daarbij voor Oost kapelle zult willen zijn een burgerv a - der in de beste beteekenis van het woord. Wij zullen U dan van ganscher harte steunen. Onder hooger zegen kan dan door die samenwerking stellig veel goeds worden bereikt. In uw blijde inkomst in Oostkapelle zou ik dan ook een symbool willen zien. Toen Gij aan de grens der gemeente plaats naamt in het aldaar wachtend rij- IXEMÖ MODERNE HUISVROUW WASCHT MET H Z VJ\CTS GROOT PAK HZ 20-B Een pakje H. Z. in 30 liter water op lossen, met het waschgoed aan de kook brengen en 15 minuten laten trekken. Dan brengt de waschdag geen moeilijkheden meer en is goedkoop. ZELFWERKEND WASCHMIDDEL (Ingez. Med.). Stalling. En dan was zij benieuwd of dit streng opgevoede meisje deze nogal buitenspo rige gastvrijheid prettig zou vinden, of haar edelmoedig verlangen haar gast aangenaam te zijn haar niet tot een vergissing had geleid en zij voegde er ernstig bij: Misschien houd je niet van deze kamer? Tot mijn spijt moet ik beken nen, dat ik zoo weinig van meisjes ai weet. Maar miss Sarsfield zeide met vuur dat ze dit wèl deed, o ja, zij hield van deze kamers! De vertrekken waren vroolijk; geen enkele eigenaar van Ruzè de Bellegarde had toegestaan, dat eenig gedeelte van het kasteel het beschimmelde, bevrozen uitzicht zou verkrijgen van een museum, niets was afgesloten, niet meer ge bruikt; wat verviel werd vervangen en deze kamers waren in de laatste jaren niet zelden bewoond door de vrienden van wijlen monsieur de Bellegarde. En nu waren zij versierd met bloemen, de vensters w,aren geopend op de tui nen, de wanden van geborduurde zijde of mooi tapijtwerk, de vergulde plafonds en vazen van jaspis, de tafels van onyx, de glimlachende maskers van faunen en dry,aden op de sierlijke meubels, de pastelteekeningen van nymphen en cu pido's, van Italiaansche landschappen en hemelsche weiden, alles glinsterende in den laten zonneschijn. Het meisje had haar goed afgezet en stond om zich heen te kijken, als in een droom, waarin zij zelfs haar gastvrouw vergat. Miss Stalling had over haar gespro ken als over een kind, maar zij was een vrouw, lang en zeer fijn gebouwd, ern stig en nadenkend, met de rust van ie mand welker jeugd streng en droevig was geweest de argeloosheid van ie mand, die nooit was gevleid, weinig ge prezen en de schuwheid van iemand, die v/einig liefde heeft ondervonden. En toch schemerde door dit alles heen haar Iersche levendigheid, die vroolijk- heid met een zweem van melancholie, die geestigheid met een spoor van smach tend verlangen; haar blauwgrijze oogen waren droomerig en toch fonkelend, en waren droomerig en toch fonkelend, en er lag die edele trek over haar gelaat, dien men soms kan opmerken bij zeer jonge kinderen, de waardigheid der vol strekte onschuld. Hoe oud ben je?" vroeg' madame de Bellegarde, haar aanziende toen zij de kamer bekeek. Achttien. Zij geraakte uit haar ge peins met een blos; zij kleurde zeer ge makkelijk en zeer opvallend, want haar teint was van nature van een warme blankheid, en de geringtse blos deed zich daar kennen; haar dik haar. van een rijk bruin, kwam scherp en donker uit tegen die blanke huid, haar trekken waren tamelijk breed en zij zag er zoo gezond uit als een pas geopende bloem des velds. (Wordt Vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5