DE PAGODE
laxeer-tabletten
De kater na het gejubel.
KRONIEK van den 0A6.
MIJNHARDT'S
Met de Nederlandsche
Roode Kruis Ambulance in
Abessynië.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN VRUDAG 13 MAART 1936. No. 62,
werken zacht en zeker
In het Rijnland is men bezorgd over de even
tueele gevolgen van Hitler's verrassing.
i
Geruchten over „verschil van
meening" te Berlijn. Dr.
Schacht en anderen waren te
gen Hitler's conp de théatre
gekant. Hun motieven: de
iinancieele en economische
moeilijkheden. Goebbels en
Goering voelden daarentegen
veel voor het avontuur.
Heeft Hitier tegen den wil van een
deel der Duitsche regeering zijn coup de
théatre doorgezet? Van den beginne af,
hebben daarover geruchten de ronde
gedaan. Aanvankelijk kon men daar wei
nig beteekenis aan hechten. Geruchten
doemen bij aangelegenheden als de on
derhavige altijd in grooten getale op en
daar ze aan elke controle plegen te ont
snappen, doet men het best, er weinig
notitie van te nemen.
De vermoedens, dat enkele ministers
en sommige militaire autoriteiten ech
ter allesbehalve ingenomen zijn met Hit
ler's jongste prestaties, zijn de laatste
dagen toegenomen. Uit verschillende
bronnen, die gewoonlijk goed ingelicht
zijn, zijn tegelijkertijd gelijkluidende be
richten gekomen. Ze houden in, dat de
ministers van buitenlandsche zaken en
van economische zaken, de heer en Von
Neurath en Schacht, om economische en
financieele redenen, tegen een bruusk
optreden waren; de minister van oor
log, generaal Von Blomberg en de chef
van den generalen staf, generaal Von
Fritsch, zouden bedenkingen geuit heb
ben, omdat de Duitsche rijksweer niet
in staat geacht kon worden, eventueele
militaire consequenties, die uit de zaak
kunnen voortvloeien, het hoofd te bie
den.
Men zal zich herinneren, dat dr
Schacht enkele dagen voor de coup de
théatre in het tijdschrift „Der Deutsche
Volkswirt" in bedekte termen een
waarschuwing heeft laten hooren. Hij
verdedigde daarin de opvatting, dat
Duitschland er mee moet ophouden, het
buitenland (met name Rusland en Frank
rijk) voortdurend voor het hoofd te stoo-
ten Schacht schijnt groote moeilijkheden
te voorzien in verband met den aankoop
van grondstoffen voor de bewapening.
Hij moet eenigen tijd geleden duidelijk
aan Hitier hebben laten weten, dat de
politiek der nat. soc. regeering een pot
verteren is, waaraan eenmaal (en ver
moedelijk in betrekkelijk korten tijd)
een eind moet komen, omdat het geld
opraakt. De minister van financiën, Von
Schwerin Krosigk, wil nieuwe belastin
gen, aangezien hij anders weer zou moe
ten leenen om de gaten in de begroo
ting te stoppen. Leenen is echter gemak
kelijker gezegd dan gedaan. In het bui
tenland krijgt Duitschland geen geld
meer los, nu het van de oude schuld
zelfs geen rente betaalt. En een bin-
nenlandsche leening, die wellicht ge
dwongen zou moeten zijn, kan alleen
maar een slechten indruk maken. Het
zelfde geldt echter vpor nieuwe belastin
gen, waar menschen als Goering en
Goebbels dan ook niet aan willen.
Vooral de laatste is goed op de hoogte
van de stemming bij het Duitsche volk.
Hij vreest, dat nieuwe belastingen de
toch al verschrikkelijk groote ontevre
denheid zouden vermenigvuldigen.
Wel hebben Goering en Goebbels ale-
vel Hitier op den weg van de hazard-
politiek voortgedreven. Met stelligheid
verluidt althans, dat zij het vooral wa
ren, die tegen de adviezen van Schacht,
Von Blomberg etc. in, den Führer steun
den in het voornemen van zijn coup de
théatre. Dat kan men grif gelooven.
Goering en Goebbels zijn mannen, die
er van houden, het een en ander op het
spel te zetten. Zij vertegenwoordigen
den Pruisischen geest in zijn wel heel
onprettigen vorm: haatdragend en voor
alles overtuigd van eigen voortreffelijk-
Door MARJORIE BOWEN.
-
Miss Stalling zou haar komen opzoe
ken en zij zou miss Stalling een bezoek
brengen en dat was alles in al de dagen.
Er waren zooveel menschen, die zij
op Ruzè de Bellegarde had kunnen vra
gen, maar zij schrok terug van hen al
len; er waren zooveel dingen, welke
zij had kunnen doen, maar zij keerde
zich van die alle af.
Haar spiegel nam haar aandacht in
beslag, altijd keek zij naar de schaduwen
en de lijnen, de asch in heur haar, de
dofheid in haar oogen.
Nog niet, maar weldr.a, weldra.
Zij was er toe gekomen Magnus Far-
ryner te verdragen; miss Stalling had
haar hiertoe gebracht. Zij ook begon te
gelooven dat zij hem wel mocht, hij had
het voorkomen van onbewust zelfver
trouwen, dat vrouwen, oncfanks haar
zelf aantreft; hij was ook een aange
naam gezelschap, eenvoudig en op
merkzaam, tegelijk hoogbeschaafd en
zeer geestdriftig^ Hij scheen al die ge
zochte menschen te kennen, die mada-jj
me de Bellegarde „iedereen" noemde j
en zij bevreemde zich vagelijk (,als zij
aan hem dacht) waarom hij zooveel
hjd doorbracht in het Cheval Blanc.
s|l Stalling verdedigde hem.
.".ij verspilt niet één minuut van
zijn iijü. hij kan ook hard werken, hi; i
heden, met minachting voor andere vol
keren en „rassen" Gelukkig hangt het
lot van Duitschland en daarmede van
Europa niet uitsluitend van dezen geest,
dezen vaak bruten ondernemingslust af.
Het lot van ons werelddeel zou dan in
zeer afzien baren tijd op de weerzinwek
kendste wijze zijn beslist.
JJ&oi 60 ct
(Ingez. Med.)
(Van onzen a-r e d a c t e u r).
De vreugde in het Rijnland over
den terugkeer der garnizoenen heeft 'n
bitteren bijsmaak. De reacties in het
buitenland op de plotselinge daad v,an
de Rijksregeering, waarmee een plech
tig vedrag en een even plechtige be
lofte werden terzijde gesteld, worden
er met spanning gevolgd, voorzoover
de kranten ze tenminste ter kennis van
de lezers brengen. Aan de aanvankelij
ke vreugderoes, die bij velen de eerste
dagen, naar wij konden const,ateeren,
de overhand had, is op deze wijze spoe
dig een eind gekomen. We hebben
daarvan de ondubbelzinnige bewijzen
ontvangen tijdens een tocht, dien we
hebben gemaakt in .het grensgebied
aan beide zijden van de denkbeeldige
lijn, die door de gebeurtenissen der
laatste dagen 6terker is geaccentueerd.
Het bestaan van de tegenstelling, die
daaraan ten grondslag ligt, hebben we
op onzen tocht duidelijk ondervonden
bij de grenskantoren, die we zijn gepas
seerd. Onze weg voerde namelijk niet
langs de gewone internationale routes,
waar men aan verkeer van veel vreem
delingen gewoon is, en we werden wel
eens met eenigen achtrdocht behan
deld, als we met ons koffertje en onze
vreemde pas aan het gebruikelijke on
derzoek werden onderworpen in een
klein douanekantoor, dat eigenlijk al
leen streekbelangen diende. De komi
sche noot van het geval was het ge
scharrel met geldzaken, waarmee we
met name de Duitsche grensbeambten
veel last hebben bezorgd. Bij elke bin
nenkomst in Duitschland vroegen we
een „Bescheinigung" voor het buiten
landsche geld, dat we bij ons hadden,
en als we het land verlieten, moesten
we dit velen Nederlanders zoo bekende
bewijs weer afgeven en tevens laten
zien, dat de opgave klopte met wat we
weer over de grens brachten. Als men
dan nagaat, dat er een spoorlijntje be
staat, dat daar in de buurt van Mon-
schau (Montjoie) sedert de annexatie
in 1920 door België v,an Eupen en Mal-
médy afwisselend op Duitsch en |bp
Belgisch gebied loopt, kan men nagaan
welk een last we den Duitschers (en
natuurlijk ook onszelf door al dat op
onthoud) bezorgd hebben.
De toestand na hetgeen van Fransche
zijde een „coup de théatre" van Hitier
genoemd wordt, wordt waarlijk door de
Duitschers in het grensgebied wel met
de noodige zorg' beschouwd. Het drama
van deze menschen, die zich nog maar
al te goed de verschrikkingen van den
oorlog herinneren en die niets liever
willen dan met hun buren, die vroeger
hun landgenooten waren, in vrede en
vriendschap te leven, speelt zich af vlak
bij ons eigen gebied. Trouwens, het feit
dat de Nederlandsche regeering met 't
oog op den gespannen internationalen
toestand speciale maatregelen heeft ge
nomen, wijst wel op de belangrijkheid
van deze gebeurtenissen, ook voor ons
land.
Uit de gesprekken, die we hebben ge
voerd, konden we opmaken, dat de mee
ning over hetg'een geschied is bij deze
menschen lang niet onverdeeld gunstig
is. Men vraagt zich ietwat angstig af,
was een uitstekend soldaat jaren
geleden.
Madame de Bellegarde stelde niet
genoeg belang in hem om dieper te gaan
dan zijn gelaatsuitdrukking, maar nadat
zij hem tweemaal had ontmoet in de
spreekkamer der nonnen en eens aan de
oevers der rivier, vroeg zij hem op het
kasteel de Ruzè de Bellegarde; dat niet
te doen zou hem inderdaad een zekere
belangrijkheid gegeven hebben.
Zij deed de uitnoodiging terloops'.
Misschien heeft u niet alles ge
zien? Er is heel veel te zien. Mijn echt
genoot haalde een grooten omslag over
de plaats het is alles zijn werk ik
heb nooit het gevoel alsof iets ervan
,aan mij toebehoorde, ik heb het alleen
in bewaring voor Frankrijk.
Zij zeide dit altijd wanneer zij sprak
van Ruzè de Bellegarde, het scheen
haar toe de naakte rechtvaardigheid te
zijn jegens haar echtgenoot.
Ik veronderstel, zeide Farryner
dat een goed als dit iemand gevoel vèn
bestendigheid verwoest. Ik heb een
vrouw gekend, die een Palladio villa
bezat op de Brenta. Zij had zulk een
gevoel. Ik geloof dat zij nog al een
zaam was ook een groot goed en
heel bijzonder mooi dan huwde zij
opeens weer en kreeg twee jongens. Zij
was ook niet heel jong meer men
zou h,aar nu nauwelijks weer kennen.
De heimelijke liefde van madame de
Bellegarde knaagde aan haar hart;
waarom had hij dat gezegd?
Natuurlijk toev.at zij moest zich-l
waartoe het zal leiden en er is twijfel
over de vraag of dit nu wel zoo noodig
was. Of er oorlog komt? vraagt men den
vreemdeling, die geacht wordt van poli
tieke toestanden beter op de hoogte te
zijn, en men toont er zich lang niet ge
rust op. Wel is men nu langzaam aan
het verademen doordat in dezen tijd
van snel en haastig leven er al weer
eenige dagen zonder emstig'e gebeurte
nissen zijn verloopen,. Het gepraat te
Parijs en te Londen heeft althans deze
goede zijde, dat het beslissingen uitstelt
en aldus ertoe bijdraagt dat, wannéér
het tot een beslissing komt, deze met
meer kalmte wordt genomen.
Dat de bij het verdrag van Versailles
en later nog bij dat van Locarno voor
militairen verboden zone nu „gemilita
riseerd" is beteekent nog niet, dat het
er van de militairen wemelt. In het bui
tenland moge dan de sterkte van de
Duitsche troepen in het betrokken ge
bied grooten indruk hebben gemaakt,
we zagen er lang niet zooveel militair
vertoon als in België. Duidelijk wordt
hierdoor, waarom men in dit laatste
land geen bijzondere maatregelen heeft
behoeven te nemen op dit gebied, daar
de verdediging van het land er in vele
opzichten reeds zoo goed mogelijk is
verzekerd. Eigenlijk waren het alleen
Aken en Monschau, die militaire bezet
tingen te zien gaven al schijnt het, dat
het in de bedoeling ligt of heeft gele
gen om geleidelijk tot uitbreiding te
geraken.
De Belgische verdedigingslinie bestaat
in eerste instantie uit drie deelen: die
van de Maas ten Noorden van Luik, die
van de Ourthe ten Zuiden van deze
vestingstad en de lijn van de Ourthe
naar Aarlen. De hoogvlakte van Herve
is zeer versterkt met forten, die pas ge
bouwd zijn. In de nabijheid van Visé
ligt vlak bij het nieuwe Albertkanaal
(dat zelf weer een onderdeel vormt van
de verdediging naar de Noordzijde) een
fort, dat gedeeltelijk over Nederlandsch
gebied heen de stad Aken bestrijkt! In
de linie, die van de Ourthelijn over Viel-
salm en Bastenaken naar Aarlen vlak
bij de Luxemburgsch-Fransche grens
leidt, zijn honderden betonnen schansen
gebouwd, voorzien van automatische
wapens. Overal militairen: in Beverloo,
in Luik, in Verviers, in Pepinster en in
nog veel andere plaatsen, die we niet
hebben bezocht.
Heeft Duitschland daartegenover nu
een plan, dat er het complement van
is? We weten het niet. De generale
staf van ieder land houdt nu eenmaal
met verschillende mogelijkheden reke
ning en zoo heeft de Duitsche staf na
tuurlijk ook een werkwijze, die pa6t in
een gewapend conflict met Frankrijk
en België. Dat daarbij niet alleen aan
een verdediging, doch ook aan een aan
val wordt gedacht, ligt wel eenigszins
voor de hand.
We vroegen in Aken ,aan een officier,
dien we daar hebben gesproken, hoe
men in het Duitsche leger denkt over
de Belgische militaire maatregelen en
wat Duitschland er eventueel tegenover
kan stellen. Merkwaardig was zijn ant-
zelf harden tegen deze toevallige pijlen
van het gesprek.
Maar de kinderen uit het tweede
huwelijk erven niet mee, is het wel?
vroeg zij heel losjes, en voordat hij kon
antwoorden vervolgde zij; Waar zoudt
u heen willen gaan? Wat zoudt u graag
willen zien?
U moet er beu van zijn het goed te
laten zien, antwoordde hij, met een
plotselingen glimlach.
Ik ben van niets anders beu dan
van nietsdoen, antwoordde zij ironisch
En toch kwam ik hier om niets te doen.
Kan u dat begrijpen?
Ja, dat zou ik kunnen als u dat
graag wilde. Hij glimlachte nog steeds.
Dat doe ik niet. Het is de moeite
niet waard. Ik veronderstel dat u hier
ook kwam om niets te doen?
Neen, dat deed ik niet antwoordde
hij onverwachts Ik kwam werkelijk hier
met een vast omschreven doel
Vergeef het me. Zij lachte om den
plotselingen ernst, waarmee hij gespro
ken had. En waarheen zullen we gaan.
De galerijen zijn gesloten, maar ik kan
ze laten openen.
Ik zou liever naar de tuinen willen
gaan het is een echte dag daarvoor,
vindt u niet?
Ja, het is vandaag een gouden dag.
Ze stonden stil bij de gracht. De zwa
nen deden vreemd tusschen de stijve
steenen kaden, welke in meetkunstige
vormen waren aangelegd; zij deden den
ken aan bloemen, getooid over wiskun-
woord: „Ach, wir haben doch noch ga
keine Armee!"
Wanneer men de maatregelen vai
Duitschland in het eens verboden ge
bied ziet, zou men inderdaad tot eer
conclusie komen, die met dit antwoorc
overeen stemt. De bezetting van he,
Rijnland schijnt voor den leek than
nog geen directe bedreiging v.an dt
Westelijke buren. Maar wat niet is, kar
komen, en dat ziet men aan beide zij
den heel goed in.
Zoo doet het ook de bevolking, dit
met angst en beven het verdere verloop
der gebeurtenissen volgt. Men was e.
in dit Duitsche grensgebied gelukkig
al deden zich de economische noodei
van dezen tijd wel degelijk voelen. Ir
dit opzicht is er wel een tegenstelling
merkbaar tusschen de gebieddn aar,
beide zijden van de grens. Nu is men er
weer opgeschrikt door oorlogsgevaar en
de S.A.-lieden in hun bruine uniformen
die ook hier, als overal elders in
Duitschland, het aspect van de straten
beheerschen, kijken ier vastberadener
dan ooit.
De laatste étappe van den
tocht naar Dessié Moeilijk
heden zonder einde.
Dr. Van Schelven schrijft ons uit Des
sié, d.d. 4 Februari:
Ik neem hier het verhaal van onzen
karavaantocht van Addis Abeba naar
Dessié weer op en heb nog de laatste
dagen, die zeer zwaar bleken te zijn,
te vermelden. Vooral Zaterdag 25 Janu
ari was een moeilijke dag. We vertrok
ken 's morgens om 7 uur uit ons bivak
en moesten 's middags een pas over
trekken van 35 a 3700 m hoog. De weg
er heen, door diepe dalen omhoogslinge
rend, was prachtig. Het heele dal vol
kleurige bloemen, zoodat men zich in
de Alpen waande. Een soort Alpenro
zen, vlier, meidoorn etc., alles volop in
bloei en daarin een heir van vogeltjes.
Eén soort leek precies op onzen nach
tegaal, alleen heeft hij zijdelings twee
witte veertjes in zijn saart. Verder
blauwe eksters, graspiepers, leeuwerik
ken, natuurlijk ook vele onbekende
soorten. Waarschijnlijk maken vele
Europeesche vogelsoorten hier haar
winterkwartier.
Halverwege onze dagreis begon de
mist op te komen en een uur later de
regen. Ik had er alles op gezet, nog
dien avond in Dessié te zijn, maar nie
mand, die ons afstanden kon zeggen, 'k
Heb het zeker wel tien maal latén vra
gen. De een zei: morgen vroeg; de an
der: als de zon ondergaat; een derde:
nog 3 uur! En we waren zoo koud en
zoo nat! Eindelijk begon het donker te
worden en wilde ik kamp laten maken
Toen bleken onze ezels met tentmate
riaal een paar uur achter te zijn ge
raakt. We gingen toen maar onder een
klipje zitten!
Éven later kwam onze Nagadras op
dagen en zeide, dat zijn eigen toekoel
(huis) in de buurt was. In donker hebben
we daarop nog een half uur getrappeld
en bereikten toen zijn hhuis. Men stelle
zich voor 'n cirkel van pl.m. 15 m mid
dellijn. Een zware boomstam in het
midden, die de palen steunt, die cen
traal er aan bevestigd zijn als dak. De
zijkanten zijn houten palen, welker tus-
schenruimte opgevuld is met leem, mest
en stroo. Een tusschenruimte van 4 m
langs den rand is afgesloten met tak
ken en balken. Ter weerszijden van de
deur komt daar des nachts het vee te
dige vraagstukken; alles was even hard
en precies, zuiver en streng; er was geen
wolkje aan den hemel, die er droog en
bleek uitzag; de mooie gesmeed ijzeren
figuren van krijgers op de spitsen der
torentjes stonden scherp zwart afgetee
kend tegen dit bleek e blauw; de slin
gers en kransen van vruchten en bloe
men, waarmede de vensters rijkelijk ver
sierd waren en die met groote schoon
heid waren gebeeldhouwd de sierlijke
balcons, wierpen scherpe schaduwen;
diepe schaduwen vertoonden zich ook
onder den langen zuilengang die om het
hofplein heenliep en het huis steunde;
de uitwerking er van was dor en streng;
madame de Bellegarde, zoo groot en
elegant, leek in haar zacht kleed met
parasol, waarvan de zijden blaadjes
wapperden, etherisch tegen al deze hoe
ken, rechte lijnen en vlakten,
Houdt u daar werkelijk van? vroeg
Farryner.
Het is volmaakt in zijn soort, ant-,
woordde zij. Ja, ik houd ervan maar
het is een leeg tooneel, vindt u niet?
Het heeft spelers en leven noodig....
En toen zij sprak, dacht zij zóó sterk
,aan Timothy Carless, dat het haar
voorkwam, alsof haar metgezel haar ge
dachte moest lezen, en zij voegde er snel
aan toe:
Veel menschen houden er niet
van zij geven de voorkeur aan ruï
nes een beetje wanorde en verval.
In de stilte van den namiddag weer
klonken hun stappen door
staan. Verder is achter de keuken en
terzijde de „slaapkamer" op pl.m.
Wi m van den grond op wat balken ge
maakt. Er voor slapen de bedienden en
eenige vrouwelijke slaven. In de midden
ruimte is het vuur, op den grond van
wat hout gemaakt. Er is geen rookuit-
laat, zoodat na korten tijd alles dik is
van den rook en ik van tijd tot tijd naar
buiten moest om wat frissche lucht te
happen. Maar mijn jas, broek en schoe
nen konden tenminste drogen en dat
had dit voordeel, dat je de koude uit
je rug kwijt raakte.
Ondertusschen werd achter ons een
koe gemolken en wat kippen van haar
eieren ontdaan, zoodat we een en ander
stante pede verorberen konden.
Verder kregen we voor den honger
wat geroosterde gerst en wat gerste
bier als drank.
Eindelijk kwamen om half 8 onze ten
ten aan. De Nagadi dropen van het wa
ter. Hoe deze menschen dit zware leven
verdragen kunnen is me een raadseL
Kletsnat hokten ze wat bij elkaar»
warmden zich bij een vuurtje buiten on
der een afdakje en gingen daarna onder
een stuk zeil buiten slapen en den vol
genden morgen liepen ze, in die koude»
weer frisch en vroolijk rond. Wij, Euro
peanen, zouden al lang van ontbering
gestorven zijn.
Wij sliepen dien nacht in eeti fluks
opgezette tent alle drie bij elkaar,
want wij moesten den volgenden mor
gen weer vroeg op.
De muilezels waren nog kletsnat,
zoodat ik een half uur later liet ver
trekken om de ruggen niet te bescha
digen en, zooals de afspraak met dr.
Winckel en Ir. de Vries was, de ka
ravaan zou buiten Dessié wachten»
omdat ik niet wist of de Italianen Des
sié zouden bombardeeren, we mochten
in ieder geval niet te Dessié kampee
ren.
Om half elf kregen wij Dessié m
zicht. Toen was het zoeken naar de
plaats, waar we ons voorloopïg zouden
vestigen. Eindelijk aan de andere zij
de van Dessié zagen wij de Holland-
sche vlag wapperen. Je weet niet, hoe
goed het doet, na zoo'n tijd je eigen
vlag weer te zien!
ik zond direct iemand terug om de
karavaan te doen optrekken. Om
uur waren we bij het vooruit gezon
den deel onzer ambulance dat in ten
ten gelegerd was om het Missiehuis
der Lazaristen, een Fr.ansche monni
kenorde. We hadden nog niets gegeten
dien morgen en kregen hier gelukkig
een paar pannekoeken. Om 3 uur
was mijn karavaan er nog niet en ging
ik met Ir. de Vries terug om ze op te
drijven. Het was ruim 2 uur rijden
naar de vlakte, waar ze voorloopig ge
kampeerd waren. Het had nog heel wat
voeten in de aarde om alles opgeladen
te krijgen, maar even over vijven wa
ren wij voor den afmarsch gereed en
ging het in vluggen stap stadwaarts.
Hier was echter de oorlogstoestand
ingetreden en dat hield in, dat na zons
ondergang niemand meer Dessié binnen
mocht. Echter was mij de verzekering
gegeven, dat dit voor ons geen belet
sel was, omdat de betrokken posten
van onze komst op de hoogte waren
gebracht.
De douane liet mij dan ook door,
Doch een halve km verder kw,am ik
aan den hoofdpolitiepost en daar
hield men mij aan, daar men niet van
onze komst verwittigd was. Een kwar
tier lang heb ik staan betoogen en met
mijn papieren staan 'zwaaien en-
eindelijk scheen men te begrijpen, wie
wij w,aren en onze karavaan werd door
gelaten, maarik werd aangehou
den.
Ik gaf aan ons militaire escorte aan
wijzing, waarheen ze zich moesten be
geven naar de Lazaristen en ik
wachtte kalm tot ,alle muilezels van
ons escorte gepasseerd waren. Toen
gang; zij leidde hem binnen door de
groote middendeur, langs een vestibule,
behangen met tapijten van indigo-blauw
en zwart-met-groen en weer naar bui
ten langs den geplaveiden weg over de
gracht, want aan de achterzijde verrees
Ruzè de Bellegarde steil uit het donke
re en stille water.
De tuinen waren onbeschrijflijk een
zaam; er was geen gras, geen boomen,
slechts bloemen, gerangschikt in kleine,
preciese patronen, gescheiden door
kleine, preciese paren en vormelijke
prieelen v,an blauw latwerk op regel
matige afstanden, met kleine fonteintjes
die opspoten uit naakte bassins asm de
gevelzijde.
Dit vallen van het water was het
eenige geluid, en de hitte der zon had
de aromatische geuren der lage zand-
bedden te voorschijn gebracht
Recht vóór hen was het vierkante
plein van kiezelsteenen en de duiven
til en de rijen oranjeboomen in blauwe
tobben; de bladeren daarvan glinsterden
in de felle zon met een bijna metaalach-
tigen glans en de vruchten, hard en
donkergroen, vertoonden zich tusschen
de dichte bladeren.
Madame de Bellegarde stond stil: zij
was zich bewust, dat haar metgezel dit
welbekende schouwspel voor haar ver
anderde, zooals hij die andere bekende
plaatsen in het rivierlandschap en den
kloostertuin had veranderd.
(Wordt Vervolgd)-
aen zuxien-