DE PAGODE laxeer-tabletten De kater na het gejubel. KRONIEK van den 0A6. MIJNHARDT'S Met de Nederlandsche Roode Kruis Ambulance in Abessynië. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN VRUDAG 13 MAART 1936. No. 62, werken zacht en zeker In het Rijnland is men bezorgd over de even tueele gevolgen van Hitler's verrassing. i Geruchten over „verschil van meening" te Berlijn. Dr. Schacht en anderen waren te gen Hitler's conp de théatre gekant. Hun motieven: de iinancieele en economische moeilijkheden. Goebbels en Goering voelden daarentegen veel voor het avontuur. Heeft Hitier tegen den wil van een deel der Duitsche regeering zijn coup de théatre doorgezet? Van den beginne af, hebben daarover geruchten de ronde gedaan. Aanvankelijk kon men daar wei nig beteekenis aan hechten. Geruchten doemen bij aangelegenheden als de on derhavige altijd in grooten getale op en daar ze aan elke controle plegen te ont snappen, doet men het best, er weinig notitie van te nemen. De vermoedens, dat enkele ministers en sommige militaire autoriteiten ech ter allesbehalve ingenomen zijn met Hit ler's jongste prestaties, zijn de laatste dagen toegenomen. Uit verschillende bronnen, die gewoonlijk goed ingelicht zijn, zijn tegelijkertijd gelijkluidende be richten gekomen. Ze houden in, dat de ministers van buitenlandsche zaken en van economische zaken, de heer en Von Neurath en Schacht, om economische en financieele redenen, tegen een bruusk optreden waren; de minister van oor log, generaal Von Blomberg en de chef van den generalen staf, generaal Von Fritsch, zouden bedenkingen geuit heb ben, omdat de Duitsche rijksweer niet in staat geacht kon worden, eventueele militaire consequenties, die uit de zaak kunnen voortvloeien, het hoofd te bie den. Men zal zich herinneren, dat dr Schacht enkele dagen voor de coup de théatre in het tijdschrift „Der Deutsche Volkswirt" in bedekte termen een waarschuwing heeft laten hooren. Hij verdedigde daarin de opvatting, dat Duitschland er mee moet ophouden, het buitenland (met name Rusland en Frank rijk) voortdurend voor het hoofd te stoo- ten Schacht schijnt groote moeilijkheden te voorzien in verband met den aankoop van grondstoffen voor de bewapening. Hij moet eenigen tijd geleden duidelijk aan Hitier hebben laten weten, dat de politiek der nat. soc. regeering een pot verteren is, waaraan eenmaal (en ver moedelijk in betrekkelijk korten tijd) een eind moet komen, omdat het geld opraakt. De minister van financiën, Von Schwerin Krosigk, wil nieuwe belastin gen, aangezien hij anders weer zou moe ten leenen om de gaten in de begroo ting te stoppen. Leenen is echter gemak kelijker gezegd dan gedaan. In het bui tenland krijgt Duitschland geen geld meer los, nu het van de oude schuld zelfs geen rente betaalt. En een bin- nenlandsche leening, die wellicht ge dwongen zou moeten zijn, kan alleen maar een slechten indruk maken. Het zelfde geldt echter vpor nieuwe belastin gen, waar menschen als Goering en Goebbels dan ook niet aan willen. Vooral de laatste is goed op de hoogte van de stemming bij het Duitsche volk. Hij vreest, dat nieuwe belastingen de toch al verschrikkelijk groote ontevre denheid zouden vermenigvuldigen. Wel hebben Goering en Goebbels ale- vel Hitier op den weg van de hazard- politiek voortgedreven. Met stelligheid verluidt althans, dat zij het vooral wa ren, die tegen de adviezen van Schacht, Von Blomberg etc. in, den Führer steun den in het voornemen van zijn coup de théatre. Dat kan men grif gelooven. Goering en Goebbels zijn mannen, die er van houden, het een en ander op het spel te zetten. Zij vertegenwoordigen den Pruisischen geest in zijn wel heel onprettigen vorm: haatdragend en voor alles overtuigd van eigen voortreffelijk- Door MARJORIE BOWEN. - Miss Stalling zou haar komen opzoe ken en zij zou miss Stalling een bezoek brengen en dat was alles in al de dagen. Er waren zooveel menschen, die zij op Ruzè de Bellegarde had kunnen vra gen, maar zij schrok terug van hen al len; er waren zooveel dingen, welke zij had kunnen doen, maar zij keerde zich van die alle af. Haar spiegel nam haar aandacht in beslag, altijd keek zij naar de schaduwen en de lijnen, de asch in heur haar, de dofheid in haar oogen. Nog niet, maar weldr.a, weldra. Zij was er toe gekomen Magnus Far- ryner te verdragen; miss Stalling had haar hiertoe gebracht. Zij ook begon te gelooven dat zij hem wel mocht, hij had het voorkomen van onbewust zelfver trouwen, dat vrouwen, oncfanks haar zelf aantreft; hij was ook een aange naam gezelschap, eenvoudig en op merkzaam, tegelijk hoogbeschaafd en zeer geestdriftig^ Hij scheen al die ge zochte menschen te kennen, die mada-jj me de Bellegarde „iedereen" noemde j en zij bevreemde zich vagelijk (,als zij aan hem dacht) waarom hij zooveel hjd doorbracht in het Cheval Blanc. s|l Stalling verdedigde hem. .".ij verspilt niet één minuut van zijn iijü. hij kan ook hard werken, hi; i heden, met minachting voor andere vol keren en „rassen" Gelukkig hangt het lot van Duitschland en daarmede van Europa niet uitsluitend van dezen geest, dezen vaak bruten ondernemingslust af. Het lot van ons werelddeel zou dan in zeer afzien baren tijd op de weerzinwek kendste wijze zijn beslist. JJ&oi 60 ct (Ingez. Med.) (Van onzen a-r e d a c t e u r). De vreugde in het Rijnland over den terugkeer der garnizoenen heeft 'n bitteren bijsmaak. De reacties in het buitenland op de plotselinge daad v,an de Rijksregeering, waarmee een plech tig vedrag en een even plechtige be lofte werden terzijde gesteld, worden er met spanning gevolgd, voorzoover de kranten ze tenminste ter kennis van de lezers brengen. Aan de aanvankelij ke vreugderoes, die bij velen de eerste dagen, naar wij konden const,ateeren, de overhand had, is op deze wijze spoe dig een eind gekomen. We hebben daarvan de ondubbelzinnige bewijzen ontvangen tijdens een tocht, dien we hebben gemaakt in .het grensgebied aan beide zijden van de denkbeeldige lijn, die door de gebeurtenissen der laatste dagen 6terker is geaccentueerd. Het bestaan van de tegenstelling, die daaraan ten grondslag ligt, hebben we op onzen tocht duidelijk ondervonden bij de grenskantoren, die we zijn gepas seerd. Onze weg voerde namelijk niet langs de gewone internationale routes, waar men aan verkeer van veel vreem delingen gewoon is, en we werden wel eens met eenigen achtrdocht behan deld, als we met ons koffertje en onze vreemde pas aan het gebruikelijke on derzoek werden onderworpen in een klein douanekantoor, dat eigenlijk al leen streekbelangen diende. De komi sche noot van het geval was het ge scharrel met geldzaken, waarmee we met name de Duitsche grensbeambten veel last hebben bezorgd. Bij elke bin nenkomst in Duitschland vroegen we een „Bescheinigung" voor het buiten landsche geld, dat we bij ons hadden, en als we het land verlieten, moesten we dit velen Nederlanders zoo bekende bewijs weer afgeven en tevens laten zien, dat de opgave klopte met wat we weer over de grens brachten. Als men dan nagaat, dat er een spoorlijntje be staat, dat daar in de buurt van Mon- schau (Montjoie) sedert de annexatie in 1920 door België v,an Eupen en Mal- médy afwisselend op Duitsch en |bp Belgisch gebied loopt, kan men nagaan welk een last we den Duitschers (en natuurlijk ook onszelf door al dat op onthoud) bezorgd hebben. De toestand na hetgeen van Fransche zijde een „coup de théatre" van Hitier genoemd wordt, wordt waarlijk door de Duitschers in het grensgebied wel met de noodige zorg' beschouwd. Het drama van deze menschen, die zich nog maar al te goed de verschrikkingen van den oorlog herinneren en die niets liever willen dan met hun buren, die vroeger hun landgenooten waren, in vrede en vriendschap te leven, speelt zich af vlak bij ons eigen gebied. Trouwens, het feit dat de Nederlandsche regeering met 't oog op den gespannen internationalen toestand speciale maatregelen heeft ge nomen, wijst wel op de belangrijkheid van deze gebeurtenissen, ook voor ons land. Uit de gesprekken, die we hebben ge voerd, konden we opmaken, dat de mee ning over hetg'een geschied is bij deze menschen lang niet onverdeeld gunstig is. Men vraagt zich ietwat angstig af, was een uitstekend soldaat jaren geleden. Madame de Bellegarde stelde niet genoeg belang in hem om dieper te gaan dan zijn gelaatsuitdrukking, maar nadat zij hem tweemaal had ontmoet in de spreekkamer der nonnen en eens aan de oevers der rivier, vroeg zij hem op het kasteel de Ruzè de Bellegarde; dat niet te doen zou hem inderdaad een zekere belangrijkheid gegeven hebben. Zij deed de uitnoodiging terloops'. Misschien heeft u niet alles ge zien? Er is heel veel te zien. Mijn echt genoot haalde een grooten omslag over de plaats het is alles zijn werk ik heb nooit het gevoel alsof iets ervan ,aan mij toebehoorde, ik heb het alleen in bewaring voor Frankrijk. Zij zeide dit altijd wanneer zij sprak van Ruzè de Bellegarde, het scheen haar toe de naakte rechtvaardigheid te zijn jegens haar echtgenoot. Ik veronderstel, zeide Farryner dat een goed als dit iemand gevoel vèn bestendigheid verwoest. Ik heb een vrouw gekend, die een Palladio villa bezat op de Brenta. Zij had zulk een gevoel. Ik geloof dat zij nog al een zaam was ook een groot goed en heel bijzonder mooi dan huwde zij opeens weer en kreeg twee jongens. Zij was ook niet heel jong meer men zou h,aar nu nauwelijks weer kennen. De heimelijke liefde van madame de Bellegarde knaagde aan haar hart; waarom had hij dat gezegd? Natuurlijk toev.at zij moest zich-l waartoe het zal leiden en er is twijfel over de vraag of dit nu wel zoo noodig was. Of er oorlog komt? vraagt men den vreemdeling, die geacht wordt van poli tieke toestanden beter op de hoogte te zijn, en men toont er zich lang niet ge rust op. Wel is men nu langzaam aan het verademen doordat in dezen tijd van snel en haastig leven er al weer eenige dagen zonder emstig'e gebeurte nissen zijn verloopen,. Het gepraat te Parijs en te Londen heeft althans deze goede zijde, dat het beslissingen uitstelt en aldus ertoe bijdraagt dat, wannéér het tot een beslissing komt, deze met meer kalmte wordt genomen. Dat de bij het verdrag van Versailles en later nog bij dat van Locarno voor militairen verboden zone nu „gemilita riseerd" is beteekent nog niet, dat het er van de militairen wemelt. In het bui tenland moge dan de sterkte van de Duitsche troepen in het betrokken ge bied grooten indruk hebben gemaakt, we zagen er lang niet zooveel militair vertoon als in België. Duidelijk wordt hierdoor, waarom men in dit laatste land geen bijzondere maatregelen heeft behoeven te nemen op dit gebied, daar de verdediging van het land er in vele opzichten reeds zoo goed mogelijk is verzekerd. Eigenlijk waren het alleen Aken en Monschau, die militaire bezet tingen te zien gaven al schijnt het, dat het in de bedoeling ligt of heeft gele gen om geleidelijk tot uitbreiding te geraken. De Belgische verdedigingslinie bestaat in eerste instantie uit drie deelen: die van de Maas ten Noorden van Luik, die van de Ourthe ten Zuiden van deze vestingstad en de lijn van de Ourthe naar Aarlen. De hoogvlakte van Herve is zeer versterkt met forten, die pas ge bouwd zijn. In de nabijheid van Visé ligt vlak bij het nieuwe Albertkanaal (dat zelf weer een onderdeel vormt van de verdediging naar de Noordzijde) een fort, dat gedeeltelijk over Nederlandsch gebied heen de stad Aken bestrijkt! In de linie, die van de Ourthelijn over Viel- salm en Bastenaken naar Aarlen vlak bij de Luxemburgsch-Fransche grens leidt, zijn honderden betonnen schansen gebouwd, voorzien van automatische wapens. Overal militairen: in Beverloo, in Luik, in Verviers, in Pepinster en in nog veel andere plaatsen, die we niet hebben bezocht. Heeft Duitschland daartegenover nu een plan, dat er het complement van is? We weten het niet. De generale staf van ieder land houdt nu eenmaal met verschillende mogelijkheden reke ning en zoo heeft de Duitsche staf na tuurlijk ook een werkwijze, die pa6t in een gewapend conflict met Frankrijk en België. Dat daarbij niet alleen aan een verdediging, doch ook aan een aan val wordt gedacht, ligt wel eenigszins voor de hand. We vroegen in Aken ,aan een officier, dien we daar hebben gesproken, hoe men in het Duitsche leger denkt over de Belgische militaire maatregelen en wat Duitschland er eventueel tegenover kan stellen. Merkwaardig was zijn ant- zelf harden tegen deze toevallige pijlen van het gesprek. Maar de kinderen uit het tweede huwelijk erven niet mee, is het wel? vroeg zij heel losjes, en voordat hij kon antwoorden vervolgde zij; Waar zoudt u heen willen gaan? Wat zoudt u graag willen zien? U moet er beu van zijn het goed te laten zien, antwoordde hij, met een plotselingen glimlach. Ik ben van niets anders beu dan van nietsdoen, antwoordde zij ironisch En toch kwam ik hier om niets te doen. Kan u dat begrijpen? Ja, dat zou ik kunnen als u dat graag wilde. Hij glimlachte nog steeds. Dat doe ik niet. Het is de moeite niet waard. Ik veronderstel dat u hier ook kwam om niets te doen? Neen, dat deed ik niet antwoordde hij onverwachts Ik kwam werkelijk hier met een vast omschreven doel Vergeef het me. Zij lachte om den plotselingen ernst, waarmee hij gespro ken had. En waarheen zullen we gaan. De galerijen zijn gesloten, maar ik kan ze laten openen. Ik zou liever naar de tuinen willen gaan het is een echte dag daarvoor, vindt u niet? Ja, het is vandaag een gouden dag. Ze stonden stil bij de gracht. De zwa nen deden vreemd tusschen de stijve steenen kaden, welke in meetkunstige vormen waren aangelegd; zij deden den ken aan bloemen, getooid over wiskun- woord: „Ach, wir haben doch noch ga keine Armee!" Wanneer men de maatregelen vai Duitschland in het eens verboden ge bied ziet, zou men inderdaad tot eer conclusie komen, die met dit antwoorc overeen stemt. De bezetting van he, Rijnland schijnt voor den leek than nog geen directe bedreiging v.an dt Westelijke buren. Maar wat niet is, kar komen, en dat ziet men aan beide zij den heel goed in. Zoo doet het ook de bevolking, dit met angst en beven het verdere verloop der gebeurtenissen volgt. Men was e. in dit Duitsche grensgebied gelukkig al deden zich de economische noodei van dezen tijd wel degelijk voelen. Ir dit opzicht is er wel een tegenstelling merkbaar tusschen de gebieddn aar, beide zijden van de grens. Nu is men er weer opgeschrikt door oorlogsgevaar en de S.A.-lieden in hun bruine uniformen die ook hier, als overal elders in Duitschland, het aspect van de straten beheerschen, kijken ier vastberadener dan ooit. De laatste étappe van den tocht naar Dessié Moeilijk heden zonder einde. Dr. Van Schelven schrijft ons uit Des sié, d.d. 4 Februari: Ik neem hier het verhaal van onzen karavaantocht van Addis Abeba naar Dessié weer op en heb nog de laatste dagen, die zeer zwaar bleken te zijn, te vermelden. Vooral Zaterdag 25 Janu ari was een moeilijke dag. We vertrok ken 's morgens om 7 uur uit ons bivak en moesten 's middags een pas over trekken van 35 a 3700 m hoog. De weg er heen, door diepe dalen omhoogslinge rend, was prachtig. Het heele dal vol kleurige bloemen, zoodat men zich in de Alpen waande. Een soort Alpenro zen, vlier, meidoorn etc., alles volop in bloei en daarin een heir van vogeltjes. Eén soort leek precies op onzen nach tegaal, alleen heeft hij zijdelings twee witte veertjes in zijn saart. Verder blauwe eksters, graspiepers, leeuwerik ken, natuurlijk ook vele onbekende soorten. Waarschijnlijk maken vele Europeesche vogelsoorten hier haar winterkwartier. Halverwege onze dagreis begon de mist op te komen en een uur later de regen. Ik had er alles op gezet, nog dien avond in Dessié te zijn, maar nie mand, die ons afstanden kon zeggen, 'k Heb het zeker wel tien maal latén vra gen. De een zei: morgen vroeg; de an der: als de zon ondergaat; een derde: nog 3 uur! En we waren zoo koud en zoo nat! Eindelijk begon het donker te worden en wilde ik kamp laten maken Toen bleken onze ezels met tentmate riaal een paar uur achter te zijn ge raakt. We gingen toen maar onder een klipje zitten! Éven later kwam onze Nagadras op dagen en zeide, dat zijn eigen toekoel (huis) in de buurt was. In donker hebben we daarop nog een half uur getrappeld en bereikten toen zijn hhuis. Men stelle zich voor 'n cirkel van pl.m. 15 m mid dellijn. Een zware boomstam in het midden, die de palen steunt, die cen traal er aan bevestigd zijn als dak. De zijkanten zijn houten palen, welker tus- schenruimte opgevuld is met leem, mest en stroo. Een tusschenruimte van 4 m langs den rand is afgesloten met tak ken en balken. Ter weerszijden van de deur komt daar des nachts het vee te dige vraagstukken; alles was even hard en precies, zuiver en streng; er was geen wolkje aan den hemel, die er droog en bleek uitzag; de mooie gesmeed ijzeren figuren van krijgers op de spitsen der torentjes stonden scherp zwart afgetee kend tegen dit bleek e blauw; de slin gers en kransen van vruchten en bloe men, waarmede de vensters rijkelijk ver sierd waren en die met groote schoon heid waren gebeeldhouwd de sierlijke balcons, wierpen scherpe schaduwen; diepe schaduwen vertoonden zich ook onder den langen zuilengang die om het hofplein heenliep en het huis steunde; de uitwerking er van was dor en streng; madame de Bellegarde, zoo groot en elegant, leek in haar zacht kleed met parasol, waarvan de zijden blaadjes wapperden, etherisch tegen al deze hoe ken, rechte lijnen en vlakten, Houdt u daar werkelijk van? vroeg Farryner. Het is volmaakt in zijn soort, ant-, woordde zij. Ja, ik houd ervan maar het is een leeg tooneel, vindt u niet? Het heeft spelers en leven noodig.... En toen zij sprak, dacht zij zóó sterk ,aan Timothy Carless, dat het haar voorkwam, alsof haar metgezel haar ge dachte moest lezen, en zij voegde er snel aan toe: Veel menschen houden er niet van zij geven de voorkeur aan ruï nes een beetje wanorde en verval. In de stilte van den namiddag weer klonken hun stappen door staan. Verder is achter de keuken en terzijde de „slaapkamer" op pl.m. Wi m van den grond op wat balken ge maakt. Er voor slapen de bedienden en eenige vrouwelijke slaven. In de midden ruimte is het vuur, op den grond van wat hout gemaakt. Er is geen rookuit- laat, zoodat na korten tijd alles dik is van den rook en ik van tijd tot tijd naar buiten moest om wat frissche lucht te happen. Maar mijn jas, broek en schoe nen konden tenminste drogen en dat had dit voordeel, dat je de koude uit je rug kwijt raakte. Ondertusschen werd achter ons een koe gemolken en wat kippen van haar eieren ontdaan, zoodat we een en ander stante pede verorberen konden. Verder kregen we voor den honger wat geroosterde gerst en wat gerste bier als drank. Eindelijk kwamen om half 8 onze ten ten aan. De Nagadi dropen van het wa ter. Hoe deze menschen dit zware leven verdragen kunnen is me een raadseL Kletsnat hokten ze wat bij elkaar» warmden zich bij een vuurtje buiten on der een afdakje en gingen daarna onder een stuk zeil buiten slapen en den vol genden morgen liepen ze, in die koude» weer frisch en vroolijk rond. Wij, Euro peanen, zouden al lang van ontbering gestorven zijn. Wij sliepen dien nacht in eeti fluks opgezette tent alle drie bij elkaar, want wij moesten den volgenden mor gen weer vroeg op. De muilezels waren nog kletsnat, zoodat ik een half uur later liet ver trekken om de ruggen niet te bescha digen en, zooals de afspraak met dr. Winckel en Ir. de Vries was, de ka ravaan zou buiten Dessié wachten» omdat ik niet wist of de Italianen Des sié zouden bombardeeren, we mochten in ieder geval niet te Dessié kampee ren. Om half elf kregen wij Dessié m zicht. Toen was het zoeken naar de plaats, waar we ons voorloopïg zouden vestigen. Eindelijk aan de andere zij de van Dessié zagen wij de Holland- sche vlag wapperen. Je weet niet, hoe goed het doet, na zoo'n tijd je eigen vlag weer te zien! ik zond direct iemand terug om de karavaan te doen optrekken. Om uur waren we bij het vooruit gezon den deel onzer ambulance dat in ten ten gelegerd was om het Missiehuis der Lazaristen, een Fr.ansche monni kenorde. We hadden nog niets gegeten dien morgen en kregen hier gelukkig een paar pannekoeken. Om 3 uur was mijn karavaan er nog niet en ging ik met Ir. de Vries terug om ze op te drijven. Het was ruim 2 uur rijden naar de vlakte, waar ze voorloopig ge kampeerd waren. Het had nog heel wat voeten in de aarde om alles opgeladen te krijgen, maar even over vijven wa ren wij voor den afmarsch gereed en ging het in vluggen stap stadwaarts. Hier was echter de oorlogstoestand ingetreden en dat hield in, dat na zons ondergang niemand meer Dessié binnen mocht. Echter was mij de verzekering gegeven, dat dit voor ons geen belet sel was, omdat de betrokken posten van onze komst op de hoogte waren gebracht. De douane liet mij dan ook door, Doch een halve km verder kw,am ik aan den hoofdpolitiepost en daar hield men mij aan, daar men niet van onze komst verwittigd was. Een kwar tier lang heb ik staan betoogen en met mijn papieren staan 'zwaaien en- eindelijk scheen men te begrijpen, wie wij w,aren en onze karavaan werd door gelaten, maarik werd aangehou den. Ik gaf aan ons militaire escorte aan wijzing, waarheen ze zich moesten be geven naar de Lazaristen en ik wachtte kalm tot ,alle muilezels van ons escorte gepasseerd waren. Toen gang; zij leidde hem binnen door de groote middendeur, langs een vestibule, behangen met tapijten van indigo-blauw en zwart-met-groen en weer naar bui ten langs den geplaveiden weg over de gracht, want aan de achterzijde verrees Ruzè de Bellegarde steil uit het donke re en stille water. De tuinen waren onbeschrijflijk een zaam; er was geen gras, geen boomen, slechts bloemen, gerangschikt in kleine, preciese patronen, gescheiden door kleine, preciese paren en vormelijke prieelen v,an blauw latwerk op regel matige afstanden, met kleine fonteintjes die opspoten uit naakte bassins asm de gevelzijde. Dit vallen van het water was het eenige geluid, en de hitte der zon had de aromatische geuren der lage zand- bedden te voorschijn gebracht Recht vóór hen was het vierkante plein van kiezelsteenen en de duiven til en de rijen oranjeboomen in blauwe tobben; de bladeren daarvan glinsterden in de felle zon met een bijna metaalach- tigen glans en de vruchten, hard en donkergroen, vertoonden zich tusschen de dichte bladeren. Madame de Bellegarde stond stil: zij was zich bewust, dat haar metgezel dit welbekende schouwspel voor haar ver anderde, zooals hij die andere bekende plaatsen in het rivierlandschap en den kloostertuin had veranderd. (Wordt Vervolgd)- aen zuxien-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5