KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 28 FEBRUARI 1936. No. 50. ^ODELBURG. Gezondheid en ziekte aan boord der Compagnie's Oosf-lndië vaarders. per {.un load: Lorte Dlik- Islist er 4, Is 15 p. Ibg ..ar- flad- Ziet purg.,. ltea a- Iprij- ct. I kilo. Lraat Lier- ■uin- e ve na* !B I lui£- difk ÏB 1 alle e« ▼4 aar 9 mmtr aan 2.50 uto~ aai De komende Kamerverkiezin gen in Frankrijk Opgezweep te partij-zucht De vermoede lijke gevolgen van den weer- zinwekkenden aanslag op Léon Blum Een verschuiving naar links verwacht. De volgende maand moet het Fmn- sche volk naar de stembus, om een nieuwe Kamer te kiezen; de zittingspe riode van de huidige is om „we begin nen dat hier al duchtig te merken schreef ons dezer dagen onze Parijsche correspondent. Het is langzamerhand al zoover gekomen dat geen enkel voor val meer anders dan van een partij standpunt bekeken schijnt te kunnen worden, en wij vragen ons af of we het misschien nog eens beleven zullen dat een rechtsche agent van politie een in breker nog slechts arresteert als deze het Volksfront is toegedaan, en dat 'n linksche brandweerman er den brui van geeft het huis van een fascist te blusschen als daar brand uitbreken mocht. Het is die steeds meer opgezweep te partijzucht die geleid heeft tot weer zinwekkende daden, als onlangs de mis handeling van den socialistischen lei der Léo Blum. Die is wondergoed afge- loopen, al moet Blum zelf nog een tijd in hui.s blijven zitten, en al ligt mevrouw Monnet, die met haar echtgenoot, ook een socialistisch Kamerlid, bij hem in de auto zat, nog met koorts te bed. De lieve jongens van de „Action Franp.aise" hebben niet meer kunnen doen dan stompen en trappen, nadat ze de ruiten van de auto hadden ingeslagen, doordat eenige agenten en werklieden hun hun slachtoffers ontrukten, maar het heeft een haar gescheeld of er kwam een drama van, want de Seine was dicht bij, Als onmiddellijke reactie op deze gewelddaad zijn dienzelfden avond een stuk of wat communisten de ruiten gaan inslaan van een lokaal waar de konings- gezinden een lezing hielden, en zijn toen met de scherven gaan gooien naar de aanwezigen, ten gevolge waarvan een jonge dokter een lange glasscherf in zijn oog kreeg, dat daardoor onherstel baar werd verwoest. Zoolang men er nog zulke zeden op nahoudt is er niet veel reden tot voldoening over onze twintigste-eeuwsche beschaving! Qnder den invloed v,an den aanslag op Blum, die in Kamerkringen een enorme verontwaardiging heeft gewekt, schijnt de Fransche regeering, achteraf bekeken, wel wat overhaast 't besluit ge nomen, te hebben de diverse or ganisaties van de „Action Fran- ?aise", de bond van koningsgezin- den te ontbinden. Er zijn verschil lende redenen om te betwijfelen of dat wel een heel verstandige beslissing geweest is. In de eerste plaats is het nooit goed een besluit te nemen ab ira- to, onder den indruk van de woede door een bepaald voorval gewekt, want men ontgaat dan maar moeilijk de beschuldi ging van partijdigheid. Ten tweede is het zeer de vraag of de wet op ontbin ding van organisaties die zich schuldig maken aan zekere voor de gemeenschap gevaarlijke handelingen in dit geval van toepassing is; daarover zal thans de Raad van State uitspraak hebben te doen, en welk een figuur slaat het ka binet als dit college het bij geval on gelijk geven mocht! En ten derde is het uit een politiek oogpunt niet verstandig, den schijn op zich te laden een bepaal de groep van andere richting tot mar telaars te m,aken. Ook in de politiek is het bloed der martelaren een zaad, dat welig pleegt op te schieten. Anders staat het met de strafvervol ging ingesteld tegen Charles Maurras, den voornaamsten geestelijken leider van de royalistische beweging. Hij en Léon D,audet schrijven eiken morgen het ochtendblad, dat ook „Action Fran^aise" heet, vol, en ze doen dat met een hef tigheid, een voortdurend gebruik van scheldwoorden en dreigementen, die waarschijnlijk in geen enkel ander land zouden worden geduld. Tot dusver heeft men ze vrijwel ongehinderd htm gang laten gaan, zooals men op straat niet teageert op het gejouw van een straatjongen, als bewijs dat uien er niet de minste waarde aan hecht. Maar in dergelijk opruiend geschrijf, in het aan duiden v,an bepaalde personen als oor zaak van alles wat er verkeerd gaat, en het meer of minder bedekt aansporen hen uit den weg te ruimen, zit toch wel degelijk een gevaar. Nu dat in den onverdedigbaren aanval op Léon Blum zoo duidelijk aan den dag gekomen is, is een strafvervolging volkomen gemo tiveerd. Volgens de nieuwe wet komt die vervolging thans niet langer voor de jury, die zoo vatbaar is voor een handig pleidooi, maar voor de recht bank, waarin beroepsrechters zitten, en dit maakt het waarschijnlijk dat 't nu ook wel tot een veroordeeling komen zal, die Maurras, groot dichter, schrij ver en philosoof, maar als journalist veel te onbeheerscht en onnoodig hef tig en persoonlijk, zeker verdient. Pers vrijheid houdt op een nuttig bezit te zijn als misbruik ervan niet ook op zijn tijd wordt gestraft. In hun hart zijn alle rechtsche groe pen door het gebeurde buitengewoon onaangenaam getroffen, omdat ze heel goed begrijpen hoeveel kwaad het hun zal doen bij de kiezers, die binnenkort ,aan het woord komen. Een betooging, waaraan dezer dagen honderd-duizen den hebben deelgenomen, is daarvoor een aanwijzing. Daarbij is het Volks front (de gecombineerde linkerpartij en van radicalen, communisten en socialis ten) op zijn beurt echter te ver gegaan; ze hebben met roode vaandels gezw.iaid en de kreten „Les Sovjets a Paris!" wa ren niet van de lucht. Dergelijke din gen maken het Fransche volk, dat in zijn groote meerderheid alle geweld, van welke zijde het ook komt, afkeurt, en zeker niet communistisch aangelegd is, ook weer kopschuw. Evenwel, zelfs de strafwet houdt onder bepaalde om standigheden rekening met een te ver gaan, dat veroorzaakt is door een he- vige gemoedsbeweging wegens daden van anderen. De aanleiding hebben de j royalisten gegeven; men verwacht dai de kiezers dat in meerderheid zullen inzien, en dat daardoor de uitslag van1 de verkiezingen nog meer kans heef' een verschuiving naar links te vertoo- nen dan voordien al het geval was. DE LUCHTSCHIPVERBINDING MET NED.-INDIë. Eind van dit jaar een proeftocht naar Java. Een vertegenwoordiger van Aneta heeft met den heer Bronsing, directeur van de stoomv.-mij. „Nederland",; die met de „Marnix van St. Aldegonde" naar Indië is gekomen voor een inspec tiereis, te Medan een onderhoud gehad, waarover wij het volgende in de Indi sche bladen vinden; De heer Bronsing deelde mee, dat on derhandelingen gaande zijn voor de le vering door Duitschland van een Zeppe lin van het type L.Z. 129, waarvan de kosten zes millioen mark bedragen. Eerst zou dan het luchtschip proefvluch ten doen van Europa naar Amerika en daarna zou tegen het einde van 1936 een proefvlucht naar Java worden onder nomen. De bedoeling is geregelde vluchten te doen plaats hebben tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië. De reis zal 5 of 6 dagen duren, langs de scheepvaart route, waarnaast de K. L. M. met haar verbinding twee maal per week het snel lere passagiersvervoer behoudt. De heer Bronsing heeft te Genua met dr. Eckener een bespreking gehad. Hij verklaarde dat ten aanzien van deze plannen nauwe samenwerking met Duitschland noodig is. DE STEUN AAN DE VISSCHERIJ. Heffing van 1 pet. van de bruto- opbrengst voorloopig van de baan. De minister van landbouw en vissche- rij heeft besloten, dat voorloopig de hef fing van een procent van de bruïo-op- brengst der besomming van alle vis- schersvaarluigen niet meer geheven zal worden, in afwachting van een definitie ve beslissing omtrent de verdere plan nen tot steun aan het visscherijbedrijf. DE SANCTIES EN BLOEMKOOL. De minister van buitenlandsche zaken heeft bepaald, dat in ons land ingevoer de bloemkool voortaan moet zijn voor zien van een deugdelijk certificaat van oorsprong. Dit om te voorkomen, dat op slinksche wijze bloemkool uit Italië Ne derland binnen zou komen. NEDERLAND HOEFT NIET DUUR TE ZIJN VOOR TOERISTEN. Ten overstaan van notaris H. C. Lab- berton te Den Haag is door de heeren luitenant-generaal b. d. H. A. Seyffardt, jhr. ir. J. Roëll, directeur van de West- landsche Stoomtram Maatschappij, F. van Alphen, bankier, en "Paul Judell, se cretaris-penningmeester van de Pullman Club, een stichting opgericht, genaamd; Nederlandsch Instituut voor Toerisme „Ninto". Het doel dezer stichting is het buiten land te overtuigen, dat Nederland geen duur reisland meer is, zulks door het or- ganiseeren van zg. Pauschal- of arrange- mentsreizen tot redelijke prijzen, waar door een aanmerkelijke vergrooting van den omzet van het hotel-, café- en res taurantbedrijf in Nederland wordt ver kregen. Aangezien de stichting een volkomen neutraal karakter draagt, kan worden samengewerkt met alle organisaties en instellingen, welke belang hebben bij, Ket toevoeren van buitenlandsche toeris ten naar Nederland. Reeds is uit de be sprekingen met verscheiden daarbij be trokken instanties gebleken, dat het plan met groote instemming wordt be groet. Zoo werd ook van de Ned. Spoor wegen de zeer gewaardeerde medewer king verkregen. Het gunstige verloop van alle gehou den besprekingen maakt het mogelijk de Ninto-organisatie thans geheel uit te werken, zoodat reeds dezen zomer, zoo mogelijk zelfs reeds in het voorseizoen, een betere hotelbezetting zal kunnen worden bereikt. Op de Nationale vakwedstrijden te Helden-Panningen (Limburg), gehou den op 24 en 25 Februari, behaalde de heer C. Sanders te Middelburg met zijn inzending krentenbrood den 2en prijs. Goed afgeloopen. Gisterenavond te ruim kwart over zes werden de brandweer en de politie op gebeld, dat er brand zou zijn ten huize van den heer S. B., wonende Singelstraat no. 175. Men had daar onraad in den kelder gehoord en een groote vlam ontdekt, waarop de politie en brandweer opge beld werden. Toen de brandweer na zeer korten tijd met den magirusspuit arriveerde en de politie met een minimax, was hulp niet meer noodig. Het bleek, dat door kortsluiting vonken waren ontstaan, die een gasbuis hadden warm gemaakt. Daardoor ontstond een lek in de buis en ontvlamde het uitstroomende gas. Toen men tot de conclusie kwam wat er gebeurde en den gasmeter dicht draaide, was verder gevaar geweken. Behartiging belangen slechthoorenden. Gisterenavond had de jaarvergadering plaats van de afdeeling Middelburg van de Vereeniging tot behartiging van de belangen van slechthoorenden, onder voorzitterschap van mevrouw Troll- Hoek, die er op wees dat het goed g'aat, maar dat het toch nog beter kon, wat later uit de verslagen zou blijken. Het aantal leden neemt eer af dan toe en daarom wekte spr. de aanwezige leden op propaganda voor nieuwe leden te maken. De secretaresse, mejuffrouw Bock, herinnerde in haar jaarverslag aan de viering van het 15-jarig bestaan van de afdeeling en later van het 5-jarig be staan van de naaikrans een der bloei ende onder-afdeelingen. Maar er zijn er ook, die er minder florisant voor staan De penningmeesteresse, mevrouw Un- ger-Van Brero bracht haar rekening over 1935 uit, die een ontvangst aan wijst van f 919 en een uitgaaf van f 560, het goed slot daalde van f 501 tot f 358. De rekening werd goedgekeurd. De aan de beurt van aftreding zijnde bestuursleden, mevrouw Ung'er en de heer J. P. Lucieer, werden herkozen. De Rijkswaterstaat gunde de leve ring van 16.648 m3 hout voor het ver nieuwen van het dek van de Westbrug te Sas van Gent aan de N.V. Vereenig- de Javasche Houthandel Maatschappijen te Amsterdam voor 95 per m3. ABESSYNïë, LAND EN VOLK. Voor een zeer matig bezette Schouw burgzaal sprak gisteravond de heer Kurt Lubinsky, journalist van beroep, over zijn wedervaren in Abessynië, het land van den Negus dat hij met zijn vrouw bereisd heeft, voordat de oorlog de aan dacht van heel de wereld op dit zwarte keizerrijk vestigde. Men kreeg dus geen verhandeling te hooren over den huidi- gen toestand en eventueele perspectie ven, doch wel werd op onderhoudende wijze verteld over de vele eigenaardig heden, die in dit land zijn te vinden, zoowel op cultureel als folkloristisch gebied, gezien door het oog van een modernen Europeaan, die met foto toestel en film-camera en een scherp opmerkingsvermogen dit eigenaardige land van Noord tot Zuid door trok Spr. noemde Abessynië het meest zonderlinge land van geheel Afrika, waar groote tegenstellingen heerschen, die nog vermeerderd zijn sinds de Wes- tersche cultuur zich een plaats aan het veroveren is. Dit laatste demonstreert zich buitengewoon in de stad i.e. Addis Abeba, waar de modernste uitvindin gen zooals, auto's, rekenmachines, ra dio en electrische apparaten, evengoed te vinden zijn als in de Europeesche steden. Wat geen wonder is, omdat Addis Abeba een handelscentrum is ge worden, waar de wereldhandel haar vooruitgeschoven posten heeft. Want het land is rijk aan delfstoffen en er vindt een levendige handel plaats, voor al in dieren, huiden, en koffie. Het heeft xakt licht werk van DE ZWAARSTE WASCH" In een ommezien hebt U met H.Z. het vuilste goed gewasschen. Zelfs vuil, dat diep in het weefsel is ingedrongen, is niet bestand tegen het krachtige H. Z.sojj. liet spaart U de moeite van boenen en wrijven, hetgeen het behoud van Uw goed betcekent. HZ. ZELFWERKEND WASCH MIDDEL; l-7'\i,CTS. PER GROOT RAK WZ7 fc fkigez. Me«M door Dr. D. SCHOUTE. 3.) Reeds uit dit heel korte overzicht valt op te ma ken dat de voeding aan boord der Compagnie's schepen dikwijls bedroevend is geweest en heeft moeten zijn. Natuurlijk heefi de duur van de reis steeds invloed geoefend; snelle en voorspoedige overtochten waren ook in dat opzicht meestal veel minder onaangenaam en gevaarlijk. Wat de watervoorziening op de schepen betrof, ook deze heeft aan de Compagnie weinig rust ge laten. Men nam het water mee uit het vaderland in heel groote vaten, leggers, gemaakt van stevig eikenhout en bestand tegen het uitvlammen van binnen, wat men deed vóór de vulling om alle le ven te dooden; daarna vulde men het vat met het zuiverste water dat beschikbaar was, op welk punt onze voorouders ook aan land niet al te kieskeurig waren. Geen wonder dat menig vat bij de opening stinkend water vol slangetjes en wormjes oplever de. Maar hiertegen stond men niet geheel machte loos; eerst werd het water gelucht door ruim open zetten van de legger, en vervolgens behandelde men het water met heet gemaakte ijzeren staven, liever nog met een gloeiend gemaakten kanonsko gel, een dertigponder; dit was een voorlooper van uitkoken en verminderde het gehalte aan levende diertjes belangrijk. Toch bleef het een zegen, voor al omtrent de linie in verzengende warmte, wan neer tropische regenbuien doorkwamen en men een ruime hoeveelheid zuiver regenwater in de leggers kon brengen; ook hierbij deed zich wel weer een klein nadeel gelden, want men moest het water opvangen in zeilen, die, om te verhoeden dat de zware buien er weldra doorheen sloegen, extra waren geteerd; daajr smaakte het water dan wel wat naar, maar erg was dat niet vergeleken bij het groote voordeel. Ondanks dit alles was het een uitkomst toen in 1624 een bekend geneesheer te Amsterdam, dr. Aegidius Snoeck, de Heeren Zeventien kwam ver blijden met de vertooning van een nieuw toestel, een ketel voor het destilleeren van zoet drinkwater uit zout zeewater. De proeven die nu volgden slaagden uitstekend, en de Compagnie vereerde den dokter een flinke belooning. De ketels werden op de schepen ingevoerd. Ongetwijfeld zal toen menigeen hebben gedacht dat hiermee een einde zou zijn gekomen aan de moeilijkheden met de watervoorziening aan boord der schepen; maar ook in dit geval zou blijken dat men rekening had te houden met de opvattingen der zeelieden die ook over deze ketels het bevel zouden voeren. Het bleek in de toepassing aan boord met die ketels moeilijk te gaan; telkens wer den zij opnieuw ingevoerd, maar even dikwijls raakten zij na eenigen tijd weer in onbruik. De voornaamste reden hiervan is geweest, dat de scheepsoverheden niets van die ketels moesten hebben, en wel wegens de groote hoeveelheden brandhout voor het stoken noodig. Dit brandhout nam veel plaats in, wat ten koste ging van de ruimte voor de lading en dus ook ten koste van de opbrengst van de reis. Heel dikwijls bleek het dan onmogelijk goed brandhout machtig te worden. Het is voor ons gemakkelijk genoeg over deze houding den staf te breken, maar gezien van het standpunt dier schippers en stuurlui in die tijden, krijgt de zaak een ander aanzien. Men waagde op die reizen naar Indië zijn leven, dat wist ieder opperbest, en men deed dat terwille der winsten. Zelfs voor hen die nog wel wilden gelooven dat ruimer en zuiver der drinkwater aan boord de gevaren der reis mis schien iets kon verminderen, was deze onzekere vermindering veel te onbelangrijk om gewicht in de schaal te leggen tegenover de heel zekere en be langrijke vermindering van de opbrengst. Wat be- teekende voor die mannen de onzekere en kleine vermindering van risico tegenover de groote geva ren die de reis naar en in Indië bleef behouden? Bovendien was er nog wel wat meer. De destilleer- ketels zijn op de kleine en stampende schepen bij zwaar weer heel dikwijls onklaar geraakt en on bruikbaar; tegen dat gevaar was men verplicht te waken door in elk geval ook de gewone leggers uit het vaderland mee te nemen, wilde men niet de kans loopen heelemaal geen water te hebben. Men moest dus plaats inruimen voor de vrij groote ke tel, voor al dat brandhout, en bovendien nog voor de ouderwetsche leggers. Dat was, vonden onze mannen, wel wat veel gevraagd. Toch beleefde tusschen 1690 en 1707 de instel ling der destilleerketels op de schepen een korten tijd van bloei dank zij de onvermoeide pogingen van één man, Van Collem geheeten, Bewindhebber der Compagnie te Amsterdam. Hij was op grond van een door hem samengestelde statistiek tot de vaste overtuiging gekomen dat de sterfte aan boord van schepen met een ketel gemiddeld min der hoog was geweest dan die op schepen zonder zoon inrichting. Daar wij de gegevens waarop Van Collem zijn statistiek bouwde niet meer bezitten, is een zelfstandig oordeel ons niet mogelijk. Maar het lukte Van Collem zijn overtuiging over te dra gen op de Heeren Zeventien, zoodat er een streng bevel kwam op alle schepen der Compagnie een destilleerketel te gebruiken, waarbij deze werd gesteld onder het aparte toezicht van een Opzie ner van het' Waterwerk, kortweg aan boord de waterwerker of watermaker geheeten. Deze moest na elke reis een rapport inleveren, volgens'een ge drukt schema, waarin werd vermeld op hoe veel dagen er was gestookt, hoe veel uur per dag, hoe t veel kan water er was verkregen per dag, en hoe veel vaam brandhout er was verstookt. Bij de 52 scheeps-chirurgijnsjournalen uit de jaren 1696 tot 1703waren van 25 dier schepen nog aanwezig de rapporten der watermakers; vergelijking van die rapporten met de verslagen der scheeps-chirurgijns omtrent ziekten en zieken aan boord, heeft echter niet geleid tot een bepaalde herkenning van een in vloed ten goede van het gebruik van het gedestil leerde water. Het bleek niet mogelijk Van Col- lem's meening te bevestigen, al werd zij evenmin door de feiten weersproken. In 1707 overleed Van Collem, en met hem weldra de ijver voor het ge bruik dier ketels. Vatten wij samen hetgeen bekend is omtrent de reisroute der schepen, omtrent de huisvesting der mannen aan boord, en omtrent de voorziening aan levensmiddelen en drinkwater aan boord, dan zou het niet te verwonderen zijn indien ons de ge dachte bekroop dat die Compagnie's reizen naar Indië meerendeels ellendig zijn verloopen; te ge makkelijker zouden wij tot zoo'n voorstelling kun- 4) Te vinden in het Rijksarchief in Den Haag. Koloniaal archief. Kamer Amsterdam. nen komen aangezien schrijvers over deze reizen zich in den regel meer aangetrokken hebben ge voeld tot de rampspoedige overtochten, waarover het meest en het boeiendst viel te verhalen. Toch blijkt uit verschillende gegevens, getrokken uit de origineele documenten der Compagnie te Batavia5), dat juist in de eerste helft der 17de eeuw, dus tus schen 1600 en 1650, de sterfte tijdens de reizen in tal van gevallen niet schrikwekkend hoog is ge weest, en soms verbazingwekkend laag. Hier vol gen nu eerst enkele gegevens ontleend aan het be roemde dagverhaal, geschreven in het Casteel Batavia, het door Coen gestichte fort, later door Daendels in het begin der 19de eeuw voor het grootste deel afgebroken; van dit dagverhaal zijn nog maar een aantal jaren in druk verschenen, een heel groot deel ligt nog steeds in het oorspronke lijke schrift en wordt gaandeweg voor den druk bewerkt. Uit het Dagh-Register van het Casteel Batavia, 1625—1631. Jaar Naam Aantal koppen. Dood. 1625 Tholen 222 38 1626 Leyden 275 20 (Stormachtige reis van 11 maanden.) 1626 Schiedam 168 30 1627 Wapen van Delft 261 78 (30 "1627 Den Briel 170 33 1627 Beverwyck 120 32 1627 Diemen 71 21 1627 Slooten 75 11 1627 Frederick Hendrick 332 62 1631 Vlissingen 175 5 1631 Nimwegen 225 22 (Wegens muiterij 3 man overboord gewor pen en 1 opgehangen.) 1631 Grootenbroeck 56 3 1631 Galiasse 135 5 1631 Catwyck 67 3 1631 Wapen van Delft 198 5 (2.5 r') Al deze gegevens zijn te vinden in het zoo mooie en zoo rijke Landsarchief te Batavia, geves tigd in het oude huis van den Gouverneur-Generaal Reinier de Klerk aan de Molenvliet.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5