ABDIJSIROOP
DE ONBUIGZAMER
KRONIEK van den DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936. No. 44.
PERSKRONIEK.
ZEËLAND.
MIDDELBURG.
GREPEN UIT DEN MODERNEN
BOSCHBOUW.
LAAT H-Z UW WASCHGOED VERZORGEN
ZELFWERKEND WASCHMIDDEL
J. S. FLETCHER.
(Ingez. Med.)
Dal slijm moei weg!
AKKER's versièrkie
(lngez. Med.)
WALCHEREN.
De teraardebestelling van wijlen
jhr. mr. J. W. Schorer.
Blinde krachten.
Verbazingwekkend rumoer.
De Italiaansche pers neemt En
geland kwalijk, dat het niet
uit eigenbelang de sanctie-ma
chine op gang bracht. Een
onthulling, die het Britsche op
treden slechts kan rechtvaardi
gen Hebben de Italianen
zich soms in de luren laten leg
gen?
De Giornale d'Italia", spreekbuis van
Mussolini, heeft de hand weten te leg
gen op een geheim rapport, dat een des
kundige commissie verleden jaar aan de
Engelsche regeering heeft uitgebracht
over Abessynië en de Britsche belangen
in die buurt. Wij hebben er gisteren het
voornaamste uit weergegeven. De com
missie is tot de conclusie gekomen, dat
een verovering van Abessynië door Ita
lië niet onmiddellijk onvoordeelig voor
Engeland hoeft te zijn. Alleen dient En
geland er voor te zorgen, dat het in dat
geval de contróle over het Tana-meer,
de oorsprong van de Blauwe Nijl, niet
verliest. Immers Tana-meer en Blauwe
Nijl zijn van jt grootste belang voor een
regelmatige bevloeiïng van 'n groot deel
van den Engelschen Soedan. De vrucht
baarheid van deze streek hangt hier van
af.
De „Giornale d'Italia" presenteerde 't
rapport (dat vermoedelijk door een of
andere spion uit een Londensch archief
is gestolen) als een sensationeele onthul
ling; een onthulling dan, welke de En
gelschen een hak zou moeten zetten.
Men moet voor het Italiaansche blad
echter vreezen, dat veeleer het tegen
gestelde het gevolg van de publicatie zal
zijn. „Er is nu onweerlegbaar bewezen,
zegt het zelf, dat in Abessynië geen en
kel Engèlsch levensbelang bestaat en dat
Engeland dus geen enkele reden zou heb
ben om zich tegen de verovering van
Abessynië door Italië te verzetten. Meer
nog, de Engelsche deskundigen toonden
aan, dat Engeland veel meer belang er
bij had, Italië als buur te hebben in Oost-
Afrika dan het barbaarsche Abessynië."
Wat beteekent dat nu? Dat de Engel
sche regeering louter en alleen uit ide-
eele motieven, zelfs min of meer tegen
zijn eigen belangen in, de sanctie-ma
chine tegen Italië op gang heeft gebracht.
Als de „Giornale d'Italia" met een rap
port voor den dag gekomen was, waar
van de conclusie had geleid, dat de be
langen van het Britsche Rijk door een
Italiaansche verovering van Abessynië
leelijk in den knel zouden zijn geraakt,
zou men het logisch hebben kunnen vin-
de», dat de Italianen nu hoog van den
toren bliezen. Dan zou immers onweer
legbaar bewezen zijn, dat die snoode
Britten handig het paard van Genève
voor hun wagen wisten te spannen. Nu
echter is de luidruchtigheid van de „Gi
ornale en van de geheele Italiaansche
pers vrijwel geheel onbegrijpelijk. Vuur
en vlam hebben ze als in koor gespuwd
over den ongelukkigen Volkenbond ,die
Engeland s imperialistische belangen
gmg dienen, t Was louter eigenbelang,
dat de Britten opeens zooveel liefde
voor het instituut van Genève aan den
dag legden. En nu? Nu gaan diezelfde
Italiaansche bladen met veel misbaar de
Engelsche regeering verwijten, dat zij
zot genoeg geweest is, om met voorbij
zien van 't eigenbelang, een aanvaller
den voet dwars te zetten.
Het geval is niet onvermakelijk. Toen
verleden jaar bij het begin van den oor
log Sir Samuel Hoare verklaarde dat
zijn_ regeering werkelijk niet met louter
egoïstische oogmerken zich zoo voor de
handhaving van het pact van den Vol-'
kenbond inspande, ging in Italië een ge
joel op. Wat doet men nu in Italië ech
ter anders dan de verklaring van sir Sa
muel als vólkomen juist en oprecht kwa-
lificeeren?
Het zou ons niet verbazen, als men in
regeeringskringen te Londen om het ge
val meesmuilt. Zooals boven opgemerkt,
wordt verondersteld, dat het document
op de een of andere listige manier werd
gestolen. Op zichzelf kunnen de Engel
schen daar geenszins rouwig om zijn. In
dien ze de spionnen een handje bij den
diefstal hadden geholpen, zouden we dat
heelemaal niet vreemd vinden. Wat kan
de Engelschman op 't oogenblik meer
begeeren, dan door den Italiaan voor
'n.waarachtigen Volkenbondsvriend
uitgemaakt te worden, hoe idioot die
Italiaan dat dan ook mag vinden? Het
is een rechtvaardiging achteraf van zijn
optreden, een optredon, dat niet alleen
in Italiaansche oogen een tikje huichel
achtig was. Op deze plaats hebben ook
wij meermalen als onze meening te ken
nen gegeven, dat John Buil zich niet zoo
warm voor de zaak van den Negus en
van den Volkenbond zou hebben ge
maakt, als dat niet in zijn kraam te pas
was gekomen. Dit is dus een foutieve
onderstelling geweest?
Zoo grif, als de Italianen nu, gelooven
we dat nog niet. Voor wie de zaak nuch
ter bekijkt, zit er iets geheimzinnigs aan
't geval. Immers het staat als een paal
boven water, dat 't met Engeland's be
langen niet in overeenstemming kan zijn,
dat een machtig Italië op twee plaatsen
de groote en belangrijke zeeweg naar
Indië min of meer mee te beheerschen,
zou krijgen, En dat zou er van kunnen
komen, als het Abessynië veroverde.
Aan de Middellandsche, zoowel als aan
de Roode Zee werd Italië dan een ge
duchte mededinger. Op grond van deze
overwegingen zou men kunnen onder
stellen, dat er een steekje aan 't gepu
bliceerde document los moet zijn; b.v.,
dat de Engelschen het met opzet heb
ben gemaakt, om het door de Italianen
te laten stelen; of dat er maar een deel
van verduisterd werd en het deel, dat
in de bergplaats bleef, de zaak van een
anderen kant bekijkt en tot andere con
clusies komt. Zoolang niet duidelijk het
tegendeel blijkt, doet men o. i. verstan
dig, de mogelijkheid, dat de Italianen
op de een of andere manier in de luren
zijn gelegd, niet uit het oog te verlie
zen.
Zeeuwsch-Vlaanderen, waarin wordt be- kundige vereeniging, de Natuiirhistori-
loogd dat met de reisbelasting, indien sche vereeniging en van het comité voor
deze er toch door moest komen, behoud van garnizoen in Zeeland. Spr.
Zeeuwsch-Vlaanderen volledig zou in
gesloten zijn. Langs den eenen kant
door de Westerschelde en aan de andere
zijde door een leger van kommiezén.
Mén schrijft ons dan verder:
„Zulk een belasting zou men toch in
Nederland niet verwachten: een land
dat zich altijd beroept op zijn gastvrij
heid, gaat nu beletten dat zijn inwoners
de gast worden van een naburig' land!
Voor het centrum van het land kan
deze belasting misschien geen overwe
gend bezwaar uitmaken. Voor een groot
gedeelte der Nederlandsche bevolking
evenwel dreigt dit een zeer onbillijke
belasting te worden, vooral voor
Zeeuwsch-Vlaanderen. De inwoners das
kunnen niet, of moeilijk, naar hun eigen
land over de Westerschelde. Dé reis is
veel te duur en vergt te veel tijd. Zij
zijn aangewezen om de reis te maken
via Antwerpen en Roosendaal, du>s
over België. De bevolking, vooral in de
grensgemeenten, leven als 't ware met
de Belgen. Zij moeten dagelijks in Bel
gië komen voor alle soort van zaken
voor iandbouwwerk, om hun bloedver
wanten te bezoeken, die veelal in België
wonen, enz.
In verschillende grensgemeenten staan
de Nederlandsche en Belgische huizen
als 't ware aaneengebouwd. Men merkt
van de streep of grens niets. Enkele
grensdorpen hebben zelfs geen eigen
kerk en moeten ter kerk gaan in België
De zakenman is aangewezen op de mark
ten te Gent, Brussel en Antwerpen.
Men zegt wel dat voor' de grenzen
een abonnementsregeling wordt inge
voerd, doch ook dat zal nog een onbil
lijke belasting worden en den grensbe
woner te veel moeilijkheden opleggen
Dergelijke maatregelen zijn voor de
grensdorpen onmogelijk."
«ijafijKKeföes.'Ci
De Reisbelasting een slecht onthaal.
Wij lezen in „Het Laatste Nieuws"
(Brussel):
In Nederland is er ernstig sprake van
zoöals gemeld werd, een reisbelasting
in te voeren. Elke Nederlander, die naar
het buitenland gaat, zou per dag een
taks moeten betalen.
Voor de grensbewoners zouden zeke
re maatregelen worden genomen, om de
bezwaren van een1 dergelijke belasting
te verminderen, maar dit belet niet dat
in Nederland de plannen een zeer slecht
onthaal genieten, en vooral in Zeeland.
Wij ontvingen in verband met deze
aangelegenheid reeds een brief uit
Gisterenavond had de commandant
van de school voor dienstplichtige on
derofficieren-administrateur, majoor G
Berghuijs, in hef Schuttershof een bij
eenkomst belegd voor de officieren, on
derofficieren en manschappen van die
school en hij had daartoe ook verschil
lende autoriteiten en anderen genoodigd
In deze bijeenkomst heeft de heer P. M,
Tutein Nolthenius, houtvester bij het
Staatsboschbeheer te Breda, gesproken
over „Grepen uit den modernen bosch-
bouw".
Eerst heeft majoor Berghuijs allen
welkom geheeten, in de eerste plaats
den Commissaris der Koningin en me
vrouw Quarles van Ufford; den onder-
commandant der marine te Vlissingen,
den kapitein ter zee H. J. van der Stad;
den commandant van het indeelingsdis-
trict, majoor W. L. A. C. van Woerden;
de vertegenwoordigers van de Natuur-
Waarom zoudt U zichzelf zoo ver
moeien, terwijl H. Z. al het zware
waschwerk voor U kan doen.
op een doeltreffende, veilige
en goedkoope manier
door
58).
„Neen, mijnheer", kwam Ravidge tus-
schenbeide. „We moeten hem op het
spoor van Miriam Scarpe brengen
we moeten beginen bij haar voordeur!
„Ja, d,at is zoo", stemde Bew in. „We
moeten haar hebbenwaar zij is, vin
den we den jongen ook wel!"
Toen ze het huis uit waren, wendde
de inspecteur zich ietwat scherp" tot
Carsdale.
„Mijnheer", zei hij beslist, „ik moet
miJn mannen mee hebben n,aar het re
servoir! Ik zeg u, dat het nieuws, dat
ik u verteld heb, v,an veel beteekenis is.
*k moet dien dam onder bewaking hou-
„En ik zeg u, dat mijn mannen op de
hei zullen blijven, totdat mijn kleinzoon
terug is!" antwoordde Oliver bruusk.
„Doe met uw mannen, wat u wilt!"
ten oogenblik later was de inspecteur
met zijn mannen op weg naar het reser
voir en spoedde Oliver zich met zijn hel
pers naar de hoeve op de heide. Ravidge
met den hond ging. voorop.
,.r °7er de heide verspreid zag men
de lichtjes der zoekenden, maar in de
nuurt der hoeve was alles verlaten en
uister. Een paar mannen hielden er
de wacht.
„Hier is ze uitgekomen", zei Bew,
loen ze het hek van de hoeve hadden
bereikt en toen is ze dat pad door de
hei opgegaan en dien kant uitgeloopen."
Ravidge bracht den hond naar het
door Bew aangegeven punt toe.
„Ga jij nu even in huis, Naylor, en
zoek een of ander kleedingstuk van die
oude heks op", zei hij. „Dan kan ik hem
daar lucht van geven!"
Louis tikte Rawlinson even. aan en
wees op den hond.
„Dat is dezelfde, die een paar weken
geleden dien moordenaar in Hallithorne
opgespoord heeft. U hebt het immers wel
in de krant gelezen. Hij hoort aan ma
joor Craddock.... die zal wel woedend
zijn, dat hij er niet bij kan zijn, maar
hij was niet thuis en toen heb ik aan
zijn vrouw gevr,aagd of ik den hond mee
hebben mocht. Zeg, Ravidge, houd hem
in de gaten als hij het spoor gaat vol
gen."
De hond snuffelde aandachtig aan 'n
paar kleedingstukken, die door Bew uit
het huis gehaald waren, liep een paar
malen bij het Hek over den grond heen
en weer tes neuffelen en ging toen, hef
tig aan zijn riem trekkend, de richting
uit, welke Bew zooeven had aangewe
zen. Hij volgde het schapenpad zonder
eenige aarzeling, totdat hij n,a een halve
mijl aan den zoom kwam van het boschje
bij de Reuzenpijlen. Op een met gras
begroeid paadje, dat langs dat boschje
liep, bleef hij eenige oogenblikken op
eenzelfde plekje staan, draaide voortdu
rend in een kringetje rond, dan weer
naar links, dan weer naar rechts afwij
kend, maar kwam toch telkes op het
zelfde punt terug.
„Naar ik heb hooren zeggen, mijnheer", I
zei Bew tot Louis, „moet dit de plek
zijn, waar het kind vermist werd. Hij
kwam hier den hoek om op zijn paard
je en toen het kindermeisje hem achter
op kwam.
„Daar gaat hij weer!" onderbrak Louis
hem. „Recht op het boschje af!"
De hond had blijkbaar een duidelijk
spoor gevonden. Hij liep naar den zoom
van het bosch en drong in het struikge
was, dat onder de dennen groeide, door.
Bew wendde zich tot Oliver.
„Dit is maar een smal boschje mijn
heer, en u weet ook wel waar het uit
komt, vlak aan den rand van de vallei.
Loopt u met mijnheer Rawlinson maar
langs den zoom dat is gemakkelijker
voor u en dan treft u ons wel weer aan
het andere eindeals hij tenminste zoo
recht door gaat. Mocht hij een anderen
kant op gaan, dan zullen we u wel roe
pen".
Maar de bloedhond bleef recht door
gaan. En aan het uiteinde van het bosch
je troffen de vier mannen elkaar weer
Zonder eenige aarzeling liep de hond
nu langs de vallei in de richting der
rotsen, waar Rawlinson met zijn gast
heer twee dagen geleden Miriam Scar
pe hadden ontmoet, toen ze, na hel
nieuwe huis bekeken te hebben uit de
vallei omhoog geklauterd waren.
Het was een heldere vriesavond en
de sterren stonden zoo klaar aan de
strakke lucht, dat de vallei goed te
overzien was. In de verte staken de om-
trékken van het nieuwe huis, dat Bicker-
dyke ergeren moest, zoo vaak hij uit zijn
venster keek, schemerig wit tegen den
zeide, dat de burgemeester tot zijn spijt
verhinderd was wegens droeve familie
omstandigheden. Spr. heette ten slotte
niet het minst den heer en mevrouw Tu
tein Nolthenius welkom.
Nadat een strijkje uit jongens van de
S.D.O.A. het Wilhelmus had gespeeld,
was het woord aan den heer Tutein Nol
thenius, die begon met er aan te herin
neren, dat er in 1880 ook op het gebied
van boschbouw niets werd gedaan, in
den tijd dus toen de geheele landbouw
in de misère zat. Door de toen gehou
den tentoonstelling te Londen kwam dit
zoo goed tot zijn recht en dit werd aan
leiding tot beter aanpakken, ook van
den boschbouw.
Aan de hand van tal van mooie en
duidelijke lichtbeelden heeft spr. daar
na voor de pauze duidelijk uiteengezet
hoe noodzakelijk het is zich niet steeds
te beperken tot één soort boomen maar
onder de hooge dennen en andere hooge
boomen lagere en struikgewas te plan
ten, wat juist vaak den groei ten goede
komt. Een voorname eisch is, dat men
let op het verder kweeken uit boomen
met een goed karakter, want ook bij de
boomen zijn er als bij de menschen me
goede en ook met slechte karakters. Ge-
wen^cht is ook de wisselbouw, al duurt
het tientallen jaren voor dat men dit
kan toepassen omdat boomen er nu
eenmaal lang over doen om volwassen
en rooibaar te worden.
Na de pauze, waarin den genoodigden
in de bakkerskamer thee werd aangebo
den, heeft spr. eerst er op gewezen hoe
goed bosschen werken in het belang van
waterregeling en in dat van het kli
maat. Zonder bosschen in de omgeving
zou Breda nooit gebouwd hebben kun
nen zijn, waar het nu ligt. Dat Les Lan-
des zoo lang bijna ontoegankelijk waren',
is veroorzaakt door het op grooten
chaal laten rooien van bosschen door
Napoleon De bosschen hebben ook
groot nut voor de stedelingen die er
komen genieten van de natuur na ver
moeiende werkzaamheden.
Nederland heeft slechts 250.000 ha
bosch, of 8 pet. van de geheele opper
vlakte, dat is volgens spr. zeer weinig.
Aan de hand van een tweede serie
lantaarnplaatjes liet spr. nu eerst enke
le insecten en andere schadelijke zaken
voor de boomen zien, waarbij gelegen
heid had aan te toonen, dat bepaalde
exemplaren vaak geheel immuun voor
de ziekte zijn. Het is dus bij voortkwee-
king niet alleen van belang boomen van
goed karakter doch ook boomen, die
niet ontvankelijk zijn voor de ziekten
te nemen. Een belangrijk gebruik, da!
men van het hout maakt spr. was nu
gekomen tot de wijze van exploitatie
der bosschen is tegenwoordig in den
vorm van houtskool. Spr. liet op hef
doek de verschillende methodes zien om
korten tijd groote hoeveelheden
houtskool te verkrijgen, en ook de ma
chine om de houtskool te verwerken
tot voedsel voor motoren, die goedkoo-
per is dan benzine en reeds met suc
ces is toegepast. Voor het maken van
goede wegen, is een proef genomen met
houtblokken op vasten ondergrond en
samengevoegd door grint. Deze proef
die spr. nam in samenwerking met den
Rijkswaterstaat, voldoet uitstekend.
Ten slotte heeft spr. kijkjes gegeven
od verschilende plekken in bosch en
duin welke tot natuurreservaat zijn ge
maakt en die dus ongeschonden voor 't
nageslacht worden bewaard.
Majoor Berghuijs heeft met woorden
van groote waardeering dank gebracht
aan den spreker, wat de aanwezigen
deden door flink applaus.
Hier zit t vast
Daarpiepthet
Als Gij hebt kou gevat, als Ge hoest, als
de slijmvliezen zijn ontstoken en de prik
kelende slijm zich op Uw luchtpijp vastzet^
dan helpt alleen een beproefd, krachtig
♦ingrijpend geneesmiddel, neem dan eens de
nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop
De werking van Abdijsiroop, het vanouds beproef
de kruiden-middel, is belangrijk versterkt en
versneld door toevoeging van de hoest-bedwin-
gende stofcodeïne, het meest werkzame middel
tegen aandoeningen der ademhalings-organen.
Uw verkoudheid wordt als 't ware „snel rijp", de
vastzittende slijm komt los en verdwijnt, Uw hoest
buien en benauwdlieden blijven daardoor spoedig
voor goed wèg. ,,'s Werelds béste Hoest-siroop"
zoo noemt men om deze bijzondere eigenschappen
dan ook tegenwoordig terecht de onvergelijkelijke
Verlaagde prijzenf 0.75, f 1.25, f 2.-, f 3.60 p. flacon
Op de begraafplaats te Oostkapelle
waren reeds vóór de aankomst van de
uit auto's bestaanden rouwstoet, waar
mede gisterenmiddag het stoffelijk over
schot van wijlen jhr. mr. J. W. Schorer
uit Den Haag naar het rustige Walcher-
sche dorp was overgebracht, velen uit
de gemeente zelve en de naaste omge
ving aanwezig. Zoo merkten wij op jhr.
W. Z. van Teijlingen, burgemeester van
Oostkapelle, met zijn broer jhr. G. J.
van Teijlingen; mr. H. F. Lantsheer,
voorzitter van den Polder Walcheren, en
den ontvanger van dien polder, jhr. H.
J. van Adrichem Boogaert, den burge
meester van Vlissingen, den heer C. A.
van Woelderen, dr. C. van der Harst,
arts te Oostkapelle, en andere notabe
len.
Met den stoet kwamen, behalve de
echtgenoote van den overledene en an
dere familieleden, o.a. mede vertegen
woordigers van den Nederl. Bond van
Lichamelijke opvoeding, van de Haag-
sche Burgerwacht, van de vereeniging
„Onze Vloot" enz. Onder de aanwezigen
op het kerkhof dienen nog genoemd de
heeren L. H. C. baron van Randwijck en
P. F. Goossens als vertegenwoordi
gers van de Zeeuwsche Wandelsport-
vereeniging, en als deelnemers aan de
Vierdaagsche. Een zeer groot aantal
kransen en bloemstukken werd op de
kist of op een tweede baar grafwaarts
gedragen.
Toen de kist boven het graf was ge
plaatst, had een Begrafenisdienst plaats,
uitgaande van „De Christen gemeen
schap", beweging tot vernieuwing van de
Christelijke gedachten. De leider van
dezen dienst sprak eenige gebeden uit,
en nam daarna van een der hem bege
leidende koormeisjes wijwater en wie
rook over, om daarmede het graf en de
dst te wijden. Na deze godsdienstige
plechtigheid trad naar voren jhr. mr. G,
C. von Weiier, voorzitter van den Bond
van Lichamelijke opvoeding, die schets
te, wat die bond in den overledene ver
liest. Hij was de initiatiefnemer voon de
afstandsmarschen en het is alleen aan
donkeren achtergrond van het bosch af.
Aan de andere zijde lag de dam en het
reservoir als een donkere rechte streep
door het landschap. Het was heel stil
en ze hoorden niets anders dan het
ruischen van het water beneden in de
rivier, het gesnuffel van de hond en hun
eigen hijgende ademhaling. Er werd geen
woord g'ewisseld, voordat ze ongeveer
ïalverwege de lengte van de vallei wa
ren gekomen. Toen maakte Louis plot
seling de opmerking: „Gek toch eigen-
'ijk dat ze zoo regelrecht doorgeloopen
is, en dat niemand haar heeft opge
merkt! Veronderstel eens., nu ja, het
is niet meer dan een veronderstelling.
dat ze naar het nieuwe huis gegaan is!"
Oliver wendde zich, bijna ontstemd,
tot zijn zoon.
,Hoe kom je daar nu bij?" vroeg hij.
„Waarom zou ze naar.."
„Kijk hij gaat een anderen kant uit!"
riep Bew opeens. „Hij wil naar die rot
sen daar toe!"
De hond trok Ravidge werkelijk over
een onbegaanbaar stuk grond naar de j
hooge donkere rotsen die vlak boven
de weide uitstaken, die eens het eigen
dom van Matthew Scarpe was geweest.
Vandaar voerde een steil pad naar de
vallei. En hier scheen de hond het spoor
aijster geworden,
HOOFDSTUK XXIV.
Maar opeens begon de hond Ravidge
mee te trekken naar een uitstekende
rotspunt, die hoog boven de omgeving
uitstak. Het dier ging met de voorpoo-
ten tegen den steden rotswand opstaan
en begon klagelijk te huilen. De mannen
keken elkaar vragend aan.
„Wat wil hij nu?" mompelde Bew.
„Daar kan immers niemand tegen op?"
„En toch wil het beest naar boven",
zei Ravidge. Zou die oude vrouw er
toch tegenop geklauterd zijn?"
„Probeer1 eens naar boven te komen,
Bew", zei Louis. „Je bent nog al lenig!"
Mfet behulp van Ravidge wist Bew
naar boven te komen en eenmaal daar,
begreep hij opeens, waarom Miriam het
gewaagd had zulk een klimpartij te on
dernemen. Van dat punt immers kon ze
de geheele valleT overzien. Daar had ze
zoowel het oude kasteel als het nieuwe
huis van Oliver aan haar voeten. Daar
zou ze de uitwerking van haar wraak
plan het beste kunnen overzien
Maar noch van de vrouw, noch van
het kind was een spoor te ontdekken.
Bew liet het licht van zijn lantaarn over
den grond schijnen zoekend naar moge
lijke voetstappen. Toen viel het hem op,
dat er een nieuwe breuk in de rots was
te zien, alsof kort geleden een stuk er
van was afgebrokkeld en omlaag ge
stort. Op zijn knieën kroop hij- naar den
rand eft keek er over heen. En in het
vale licht van zijn lantaarn meende hij
iets te zien, dat hem van schrik bijna
deed verstijven. Dertig voet beneden de
plaats waar hij knielde, lag een don
kere massa. Hij klauterde dadelijk terug
naar de plek, waar Ravidge en Louis
op hem stonden te wachten
i u (Wordt vervolgd.),