ABDIJSIROOP DE ONBUIGZAMER KRONIEK van den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936. No. 44. PERSKRONIEK. ZEËLAND. MIDDELBURG. GREPEN UIT DEN MODERNEN BOSCHBOUW. LAAT H-Z UW WASCHGOED VERZORGEN ZELFWERKEND WASCHMIDDEL J. S. FLETCHER. (Ingez. Med.) Dal slijm moei weg! AKKER's versièrkie (lngez. Med.) WALCHEREN. De teraardebestelling van wijlen jhr. mr. J. W. Schorer. Blinde krachten. Verbazingwekkend rumoer. De Italiaansche pers neemt En geland kwalijk, dat het niet uit eigenbelang de sanctie-ma chine op gang bracht. Een onthulling, die het Britsche op treden slechts kan rechtvaardi gen Hebben de Italianen zich soms in de luren laten leg gen? De Giornale d'Italia", spreekbuis van Mussolini, heeft de hand weten te leg gen op een geheim rapport, dat een des kundige commissie verleden jaar aan de Engelsche regeering heeft uitgebracht over Abessynië en de Britsche belangen in die buurt. Wij hebben er gisteren het voornaamste uit weergegeven. De com missie is tot de conclusie gekomen, dat een verovering van Abessynië door Ita lië niet onmiddellijk onvoordeelig voor Engeland hoeft te zijn. Alleen dient En geland er voor te zorgen, dat het in dat geval de contróle over het Tana-meer, de oorsprong van de Blauwe Nijl, niet verliest. Immers Tana-meer en Blauwe Nijl zijn van jt grootste belang voor een regelmatige bevloeiïng van 'n groot deel van den Engelschen Soedan. De vrucht baarheid van deze streek hangt hier van af. De „Giornale d'Italia" presenteerde 't rapport (dat vermoedelijk door een of andere spion uit een Londensch archief is gestolen) als een sensationeele onthul ling; een onthulling dan, welke de En gelschen een hak zou moeten zetten. Men moet voor het Italiaansche blad echter vreezen, dat veeleer het tegen gestelde het gevolg van de publicatie zal zijn. „Er is nu onweerlegbaar bewezen, zegt het zelf, dat in Abessynië geen en kel Engèlsch levensbelang bestaat en dat Engeland dus geen enkele reden zou heb ben om zich tegen de verovering van Abessynië door Italië te verzetten. Meer nog, de Engelsche deskundigen toonden aan, dat Engeland veel meer belang er bij had, Italië als buur te hebben in Oost- Afrika dan het barbaarsche Abessynië." Wat beteekent dat nu? Dat de Engel sche regeering louter en alleen uit ide- eele motieven, zelfs min of meer tegen zijn eigen belangen in, de sanctie-ma chine tegen Italië op gang heeft gebracht. Als de „Giornale d'Italia" met een rap port voor den dag gekomen was, waar van de conclusie had geleid, dat de be langen van het Britsche Rijk door een Italiaansche verovering van Abessynië leelijk in den knel zouden zijn geraakt, zou men het logisch hebben kunnen vin- de», dat de Italianen nu hoog van den toren bliezen. Dan zou immers onweer legbaar bewezen zijn, dat die snoode Britten handig het paard van Genève voor hun wagen wisten te spannen. Nu echter is de luidruchtigheid van de „Gi ornale en van de geheele Italiaansche pers vrijwel geheel onbegrijpelijk. Vuur en vlam hebben ze als in koor gespuwd over den ongelukkigen Volkenbond ,die Engeland s imperialistische belangen gmg dienen, t Was louter eigenbelang, dat de Britten opeens zooveel liefde voor het instituut van Genève aan den dag legden. En nu? Nu gaan diezelfde Italiaansche bladen met veel misbaar de Engelsche regeering verwijten, dat zij zot genoeg geweest is, om met voorbij zien van 't eigenbelang, een aanvaller den voet dwars te zetten. Het geval is niet onvermakelijk. Toen verleden jaar bij het begin van den oor log Sir Samuel Hoare verklaarde dat zijn_ regeering werkelijk niet met louter egoïstische oogmerken zich zoo voor de handhaving van het pact van den Vol-' kenbond inspande, ging in Italië een ge joel op. Wat doet men nu in Italië ech ter anders dan de verklaring van sir Sa muel als vólkomen juist en oprecht kwa- lificeeren? Het zou ons niet verbazen, als men in regeeringskringen te Londen om het ge val meesmuilt. Zooals boven opgemerkt, wordt verondersteld, dat het document op de een of andere listige manier werd gestolen. Op zichzelf kunnen de Engel schen daar geenszins rouwig om zijn. In dien ze de spionnen een handje bij den diefstal hadden geholpen, zouden we dat heelemaal niet vreemd vinden. Wat kan de Engelschman op 't oogenblik meer begeeren, dan door den Italiaan voor 'n.waarachtigen Volkenbondsvriend uitgemaakt te worden, hoe idioot die Italiaan dat dan ook mag vinden? Het is een rechtvaardiging achteraf van zijn optreden, een optredon, dat niet alleen in Italiaansche oogen een tikje huichel achtig was. Op deze plaats hebben ook wij meermalen als onze meening te ken nen gegeven, dat John Buil zich niet zoo warm voor de zaak van den Negus en van den Volkenbond zou hebben ge maakt, als dat niet in zijn kraam te pas was gekomen. Dit is dus een foutieve onderstelling geweest? Zoo grif, als de Italianen nu, gelooven we dat nog niet. Voor wie de zaak nuch ter bekijkt, zit er iets geheimzinnigs aan 't geval. Immers het staat als een paal boven water, dat 't met Engeland's be langen niet in overeenstemming kan zijn, dat een machtig Italië op twee plaatsen de groote en belangrijke zeeweg naar Indië min of meer mee te beheerschen, zou krijgen, En dat zou er van kunnen komen, als het Abessynië veroverde. Aan de Middellandsche, zoowel als aan de Roode Zee werd Italië dan een ge duchte mededinger. Op grond van deze overwegingen zou men kunnen onder stellen, dat er een steekje aan 't gepu bliceerde document los moet zijn; b.v., dat de Engelschen het met opzet heb ben gemaakt, om het door de Italianen te laten stelen; of dat er maar een deel van verduisterd werd en het deel, dat in de bergplaats bleef, de zaak van een anderen kant bekijkt en tot andere con clusies komt. Zoolang niet duidelijk het tegendeel blijkt, doet men o. i. verstan dig, de mogelijkheid, dat de Italianen op de een of andere manier in de luren zijn gelegd, niet uit het oog te verlie zen. Zeeuwsch-Vlaanderen, waarin wordt be- kundige vereeniging, de Natuiirhistori- loogd dat met de reisbelasting, indien sche vereeniging en van het comité voor deze er toch door moest komen, behoud van garnizoen in Zeeland. Spr. Zeeuwsch-Vlaanderen volledig zou in gesloten zijn. Langs den eenen kant door de Westerschelde en aan de andere zijde door een leger van kommiezén. Mén schrijft ons dan verder: „Zulk een belasting zou men toch in Nederland niet verwachten: een land dat zich altijd beroept op zijn gastvrij heid, gaat nu beletten dat zijn inwoners de gast worden van een naburig' land! Voor het centrum van het land kan deze belasting misschien geen overwe gend bezwaar uitmaken. Voor een groot gedeelte der Nederlandsche bevolking evenwel dreigt dit een zeer onbillijke belasting te worden, vooral voor Zeeuwsch-Vlaanderen. De inwoners das kunnen niet, of moeilijk, naar hun eigen land over de Westerschelde. Dé reis is veel te duur en vergt te veel tijd. Zij zijn aangewezen om de reis te maken via Antwerpen en Roosendaal, du>s over België. De bevolking, vooral in de grensgemeenten, leven als 't ware met de Belgen. Zij moeten dagelijks in Bel gië komen voor alle soort van zaken voor iandbouwwerk, om hun bloedver wanten te bezoeken, die veelal in België wonen, enz. In verschillende grensgemeenten staan de Nederlandsche en Belgische huizen als 't ware aaneengebouwd. Men merkt van de streep of grens niets. Enkele grensdorpen hebben zelfs geen eigen kerk en moeten ter kerk gaan in België De zakenman is aangewezen op de mark ten te Gent, Brussel en Antwerpen. Men zegt wel dat voor' de grenzen een abonnementsregeling wordt inge voerd, doch ook dat zal nog een onbil lijke belasting worden en den grensbe woner te veel moeilijkheden opleggen Dergelijke maatregelen zijn voor de grensdorpen onmogelijk." «ijafijKKeföes.'Ci De Reisbelasting een slecht onthaal. Wij lezen in „Het Laatste Nieuws" (Brussel): In Nederland is er ernstig sprake van zoöals gemeld werd, een reisbelasting in te voeren. Elke Nederlander, die naar het buitenland gaat, zou per dag een taks moeten betalen. Voor de grensbewoners zouden zeke re maatregelen worden genomen, om de bezwaren van een1 dergelijke belasting te verminderen, maar dit belet niet dat in Nederland de plannen een zeer slecht onthaal genieten, en vooral in Zeeland. Wij ontvingen in verband met deze aangelegenheid reeds een brief uit Gisterenavond had de commandant van de school voor dienstplichtige on derofficieren-administrateur, majoor G Berghuijs, in hef Schuttershof een bij eenkomst belegd voor de officieren, on derofficieren en manschappen van die school en hij had daartoe ook verschil lende autoriteiten en anderen genoodigd In deze bijeenkomst heeft de heer P. M, Tutein Nolthenius, houtvester bij het Staatsboschbeheer te Breda, gesproken over „Grepen uit den modernen bosch- bouw". Eerst heeft majoor Berghuijs allen welkom geheeten, in de eerste plaats den Commissaris der Koningin en me vrouw Quarles van Ufford; den onder- commandant der marine te Vlissingen, den kapitein ter zee H. J. van der Stad; den commandant van het indeelingsdis- trict, majoor W. L. A. C. van Woerden; de vertegenwoordigers van de Natuur- Waarom zoudt U zichzelf zoo ver moeien, terwijl H. Z. al het zware waschwerk voor U kan doen. op een doeltreffende, veilige en goedkoope manier door 58). „Neen, mijnheer", kwam Ravidge tus- schenbeide. „We moeten hem op het spoor van Miriam Scarpe brengen we moeten beginen bij haar voordeur! „Ja, d,at is zoo", stemde Bew in. „We moeten haar hebbenwaar zij is, vin den we den jongen ook wel!" Toen ze het huis uit waren, wendde de inspecteur zich ietwat scherp" tot Carsdale. „Mijnheer", zei hij beslist, „ik moet miJn mannen mee hebben n,aar het re servoir! Ik zeg u, dat het nieuws, dat ik u verteld heb, v,an veel beteekenis is. *k moet dien dam onder bewaking hou- „En ik zeg u, dat mijn mannen op de hei zullen blijven, totdat mijn kleinzoon terug is!" antwoordde Oliver bruusk. „Doe met uw mannen, wat u wilt!" ten oogenblik later was de inspecteur met zijn mannen op weg naar het reser voir en spoedde Oliver zich met zijn hel pers naar de hoeve op de heide. Ravidge met den hond ging. voorop. ,.r °7er de heide verspreid zag men de lichtjes der zoekenden, maar in de nuurt der hoeve was alles verlaten en uister. Een paar mannen hielden er de wacht. „Hier is ze uitgekomen", zei Bew, loen ze het hek van de hoeve hadden bereikt en toen is ze dat pad door de hei opgegaan en dien kant uitgeloopen." Ravidge bracht den hond naar het door Bew aangegeven punt toe. „Ga jij nu even in huis, Naylor, en zoek een of ander kleedingstuk van die oude heks op", zei hij. „Dan kan ik hem daar lucht van geven!" Louis tikte Rawlinson even. aan en wees op den hond. „Dat is dezelfde, die een paar weken geleden dien moordenaar in Hallithorne opgespoord heeft. U hebt het immers wel in de krant gelezen. Hij hoort aan ma joor Craddock.... die zal wel woedend zijn, dat hij er niet bij kan zijn, maar hij was niet thuis en toen heb ik aan zijn vrouw gevr,aagd of ik den hond mee hebben mocht. Zeg, Ravidge, houd hem in de gaten als hij het spoor gaat vol gen." De hond snuffelde aandachtig aan 'n paar kleedingstukken, die door Bew uit het huis gehaald waren, liep een paar malen bij het Hek over den grond heen en weer tes neuffelen en ging toen, hef tig aan zijn riem trekkend, de richting uit, welke Bew zooeven had aangewe zen. Hij volgde het schapenpad zonder eenige aarzeling, totdat hij n,a een halve mijl aan den zoom kwam van het boschje bij de Reuzenpijlen. Op een met gras begroeid paadje, dat langs dat boschje liep, bleef hij eenige oogenblikken op eenzelfde plekje staan, draaide voortdu rend in een kringetje rond, dan weer naar links, dan weer naar rechts afwij kend, maar kwam toch telkes op het zelfde punt terug. „Naar ik heb hooren zeggen, mijnheer", I zei Bew tot Louis, „moet dit de plek zijn, waar het kind vermist werd. Hij kwam hier den hoek om op zijn paard je en toen het kindermeisje hem achter op kwam. „Daar gaat hij weer!" onderbrak Louis hem. „Recht op het boschje af!" De hond had blijkbaar een duidelijk spoor gevonden. Hij liep naar den zoom van het bosch en drong in het struikge was, dat onder de dennen groeide, door. Bew wendde zich tot Oliver. „Dit is maar een smal boschje mijn heer, en u weet ook wel waar het uit komt, vlak aan den rand van de vallei. Loopt u met mijnheer Rawlinson maar langs den zoom dat is gemakkelijker voor u en dan treft u ons wel weer aan het andere eindeals hij tenminste zoo recht door gaat. Mocht hij een anderen kant op gaan, dan zullen we u wel roe pen". Maar de bloedhond bleef recht door gaan. En aan het uiteinde van het bosch je troffen de vier mannen elkaar weer Zonder eenige aarzeling liep de hond nu langs de vallei in de richting der rotsen, waar Rawlinson met zijn gast heer twee dagen geleden Miriam Scar pe hadden ontmoet, toen ze, na hel nieuwe huis bekeken te hebben uit de vallei omhoog geklauterd waren. Het was een heldere vriesavond en de sterren stonden zoo klaar aan de strakke lucht, dat de vallei goed te overzien was. In de verte staken de om- trékken van het nieuwe huis, dat Bicker- dyke ergeren moest, zoo vaak hij uit zijn venster keek, schemerig wit tegen den zeide, dat de burgemeester tot zijn spijt verhinderd was wegens droeve familie omstandigheden. Spr. heette ten slotte niet het minst den heer en mevrouw Tu tein Nolthenius welkom. Nadat een strijkje uit jongens van de S.D.O.A. het Wilhelmus had gespeeld, was het woord aan den heer Tutein Nol thenius, die begon met er aan te herin neren, dat er in 1880 ook op het gebied van boschbouw niets werd gedaan, in den tijd dus toen de geheele landbouw in de misère zat. Door de toen gehou den tentoonstelling te Londen kwam dit zoo goed tot zijn recht en dit werd aan leiding tot beter aanpakken, ook van den boschbouw. Aan de hand van tal van mooie en duidelijke lichtbeelden heeft spr. daar na voor de pauze duidelijk uiteengezet hoe noodzakelijk het is zich niet steeds te beperken tot één soort boomen maar onder de hooge dennen en andere hooge boomen lagere en struikgewas te plan ten, wat juist vaak den groei ten goede komt. Een voorname eisch is, dat men let op het verder kweeken uit boomen met een goed karakter, want ook bij de boomen zijn er als bij de menschen me goede en ook met slechte karakters. Ge- wen^cht is ook de wisselbouw, al duurt het tientallen jaren voor dat men dit kan toepassen omdat boomen er nu eenmaal lang over doen om volwassen en rooibaar te worden. Na de pauze, waarin den genoodigden in de bakkerskamer thee werd aangebo den, heeft spr. eerst er op gewezen hoe goed bosschen werken in het belang van waterregeling en in dat van het kli maat. Zonder bosschen in de omgeving zou Breda nooit gebouwd hebben kun nen zijn, waar het nu ligt. Dat Les Lan- des zoo lang bijna ontoegankelijk waren', is veroorzaakt door het op grooten chaal laten rooien van bosschen door Napoleon De bosschen hebben ook groot nut voor de stedelingen die er komen genieten van de natuur na ver moeiende werkzaamheden. Nederland heeft slechts 250.000 ha bosch, of 8 pet. van de geheele opper vlakte, dat is volgens spr. zeer weinig. Aan de hand van een tweede serie lantaarnplaatjes liet spr. nu eerst enke le insecten en andere schadelijke zaken voor de boomen zien, waarbij gelegen heid had aan te toonen, dat bepaalde exemplaren vaak geheel immuun voor de ziekte zijn. Het is dus bij voortkwee- king niet alleen van belang boomen van goed karakter doch ook boomen, die niet ontvankelijk zijn voor de ziekten te nemen. Een belangrijk gebruik, da! men van het hout maakt spr. was nu gekomen tot de wijze van exploitatie der bosschen is tegenwoordig in den vorm van houtskool. Spr. liet op hef doek de verschillende methodes zien om korten tijd groote hoeveelheden houtskool te verkrijgen, en ook de ma chine om de houtskool te verwerken tot voedsel voor motoren, die goedkoo- per is dan benzine en reeds met suc ces is toegepast. Voor het maken van goede wegen, is een proef genomen met houtblokken op vasten ondergrond en samengevoegd door grint. Deze proef die spr. nam in samenwerking met den Rijkswaterstaat, voldoet uitstekend. Ten slotte heeft spr. kijkjes gegeven od verschilende plekken in bosch en duin welke tot natuurreservaat zijn ge maakt en die dus ongeschonden voor 't nageslacht worden bewaard. Majoor Berghuijs heeft met woorden van groote waardeering dank gebracht aan den spreker, wat de aanwezigen deden door flink applaus. Hier zit t vast Daarpiepthet Als Gij hebt kou gevat, als Ge hoest, als de slijmvliezen zijn ontstoken en de prik kelende slijm zich op Uw luchtpijp vastzet^ dan helpt alleen een beproefd, krachtig ♦ingrijpend geneesmiddel, neem dan eens de nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop De werking van Abdijsiroop, het vanouds beproef de kruiden-middel, is belangrijk versterkt en versneld door toevoeging van de hoest-bedwin- gende stofcodeïne, het meest werkzame middel tegen aandoeningen der ademhalings-organen. Uw verkoudheid wordt als 't ware „snel rijp", de vastzittende slijm komt los en verdwijnt, Uw hoest buien en benauwdlieden blijven daardoor spoedig voor goed wèg. ,,'s Werelds béste Hoest-siroop" zoo noemt men om deze bijzondere eigenschappen dan ook tegenwoordig terecht de onvergelijkelijke Verlaagde prijzenf 0.75, f 1.25, f 2.-, f 3.60 p. flacon Op de begraafplaats te Oostkapelle waren reeds vóór de aankomst van de uit auto's bestaanden rouwstoet, waar mede gisterenmiddag het stoffelijk over schot van wijlen jhr. mr. J. W. Schorer uit Den Haag naar het rustige Walcher- sche dorp was overgebracht, velen uit de gemeente zelve en de naaste omge ving aanwezig. Zoo merkten wij op jhr. W. Z. van Teijlingen, burgemeester van Oostkapelle, met zijn broer jhr. G. J. van Teijlingen; mr. H. F. Lantsheer, voorzitter van den Polder Walcheren, en den ontvanger van dien polder, jhr. H. J. van Adrichem Boogaert, den burge meester van Vlissingen, den heer C. A. van Woelderen, dr. C. van der Harst, arts te Oostkapelle, en andere notabe len. Met den stoet kwamen, behalve de echtgenoote van den overledene en an dere familieleden, o.a. mede vertegen woordigers van den Nederl. Bond van Lichamelijke opvoeding, van de Haag- sche Burgerwacht, van de vereeniging „Onze Vloot" enz. Onder de aanwezigen op het kerkhof dienen nog genoemd de heeren L. H. C. baron van Randwijck en P. F. Goossens als vertegenwoordi gers van de Zeeuwsche Wandelsport- vereeniging, en als deelnemers aan de Vierdaagsche. Een zeer groot aantal kransen en bloemstukken werd op de kist of op een tweede baar grafwaarts gedragen. Toen de kist boven het graf was ge plaatst, had een Begrafenisdienst plaats, uitgaande van „De Christen gemeen schap", beweging tot vernieuwing van de Christelijke gedachten. De leider van dezen dienst sprak eenige gebeden uit, en nam daarna van een der hem bege leidende koormeisjes wijwater en wie rook over, om daarmede het graf en de dst te wijden. Na deze godsdienstige plechtigheid trad naar voren jhr. mr. G, C. von Weiier, voorzitter van den Bond van Lichamelijke opvoeding, die schets te, wat die bond in den overledene ver liest. Hij was de initiatiefnemer voon de afstandsmarschen en het is alleen aan donkeren achtergrond van het bosch af. Aan de andere zijde lag de dam en het reservoir als een donkere rechte streep door het landschap. Het was heel stil en ze hoorden niets anders dan het ruischen van het water beneden in de rivier, het gesnuffel van de hond en hun eigen hijgende ademhaling. Er werd geen woord g'ewisseld, voordat ze ongeveer ïalverwege de lengte van de vallei wa ren gekomen. Toen maakte Louis plot seling de opmerking: „Gek toch eigen- 'ijk dat ze zoo regelrecht doorgeloopen is, en dat niemand haar heeft opge merkt! Veronderstel eens., nu ja, het is niet meer dan een veronderstelling. dat ze naar het nieuwe huis gegaan is!" Oliver wendde zich, bijna ontstemd, tot zijn zoon. ,Hoe kom je daar nu bij?" vroeg hij. „Waarom zou ze naar.." „Kijk hij gaat een anderen kant uit!" riep Bew opeens. „Hij wil naar die rot sen daar toe!" De hond trok Ravidge werkelijk over een onbegaanbaar stuk grond naar de j hooge donkere rotsen die vlak boven de weide uitstaken, die eens het eigen dom van Matthew Scarpe was geweest. Vandaar voerde een steil pad naar de vallei. En hier scheen de hond het spoor aijster geworden, HOOFDSTUK XXIV. Maar opeens begon de hond Ravidge mee te trekken naar een uitstekende rotspunt, die hoog boven de omgeving uitstak. Het dier ging met de voorpoo- ten tegen den steden rotswand opstaan en begon klagelijk te huilen. De mannen keken elkaar vragend aan. „Wat wil hij nu?" mompelde Bew. „Daar kan immers niemand tegen op?" „En toch wil het beest naar boven", zei Ravidge. Zou die oude vrouw er toch tegenop geklauterd zijn?" „Probeer1 eens naar boven te komen, Bew", zei Louis. „Je bent nog al lenig!" Mfet behulp van Ravidge wist Bew naar boven te komen en eenmaal daar, begreep hij opeens, waarom Miriam het gewaagd had zulk een klimpartij te on dernemen. Van dat punt immers kon ze de geheele valleT overzien. Daar had ze zoowel het oude kasteel als het nieuwe huis van Oliver aan haar voeten. Daar zou ze de uitwerking van haar wraak plan het beste kunnen overzien Maar noch van de vrouw, noch van het kind was een spoor te ontdekken. Bew liet het licht van zijn lantaarn over den grond schijnen zoekend naar moge lijke voetstappen. Toen viel het hem op, dat er een nieuwe breuk in de rots was te zien, alsof kort geleden een stuk er van was afgebrokkeld en omlaag ge stort. Op zijn knieën kroop hij- naar den rand eft keek er over heen. En in het vale licht van zijn lantaarn meende hij iets te zien, dat hem van schrik bijna deed verstijven. Dertig voet beneden de plaats waar hij knielde, lag een don kere massa. Hij klauterde dadelijk terug naar de plek, waar Ravidge en Louis op hem stonden te wachten i u (Wordt vervolgd.),

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1936 | | pagina 5