I
ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
BÉS
/AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COURANT'
ÖMÏÏÖEK
25 Jan. 1936
ALS ER SNEEUW LIGT!
ALS VADER MUIS JARIG IS.
10.
11.
SCHAATSENRIJDEN.
RAADSELHOEKJE.
i- 5
r? 5"g 8 8.IS 8 B S8? S fSsY.Sp?
BRIEFGESCHRIEF
JAN EN JEWANNES.
'N HAZELAAR BLOEIT.
i-B- §ülB' f0
cw.
7T
3
a
F*-
(0 i i
ra fe o "S-
5 A O
Pu i "t 1
3 no. o -t a.
5 o S'®
-a
w.
p £,b n n S-
333T™33<TJ
"o i? a: n Br sr
- 04. fo
ro. P 5 Er- O. Q. -3 #r1nru,'»a.}i_('
mmr,,OSrora5. y^S^SgCPJUnS^fl?
IS-
t~ W
3 «V n
<s
O- *i
den goederen ging,( hij kwam er
toevallig langs) waren er juist den
vorigen dag schaatsen afgegeven.
En warempel, ze waren van Ep:
z'n voorletters stonden erop. De
politieman veronderstelde, dat de
vinder eerst eens van de
schaatsen geprofiteerd had.
Opgetogen kwam Ep thuis en
vertelde 't.
,,Nu heb ik twee paar", juichte
hij: „én paar voor 't verlies."
Maar meteen bedacht hij zich
en zei:
„Mag ik de mijne aan Bram ge
ven
Moeder vond het goed. En toen
gingen de jongens samen hun
vriendje gelukkig maken. Wat die
verrast was
En een verrassing voor alle drie,
neen voor alle schaatsenrijders en
-rijdsters kwam nog; want 't begon
weer te vriezen en een heerlijk^
weekje vol ijspret volgde nog,
waarin ze fijn twee middagen ijs
vrij kregen,
J. H. Brinkgreve
Entrop.
Witte vlokjes stoeien samen,
Doen een aardig sneeuwvlok-
spel.
Bijna kun je ze niet volgen:
Witte vlokjes dwarr'len snel
Kijk Ze spreiden over d'aarde
Samen uit een heel wit kleed.
Niet één struikje is er buiten,
Dat het sneeuwvolkje vergeet
En zij maken d' aarde mooier,
Wantwat lelijk is,
verdwijnt.
Zie de sneeuw nu toch eens
schitt'ren,
Als de zon maar even schijnt
't Dennenbos is één groot
Kerstbos;
Takken zijn heel zwaar belaen,
Houden vast die witte schoonheid,
Ook nog bij het licht der maan.
't Dennenbos is nu een sprookje,
Maar.het sprookje is toch
echt,
Zelf zag j' immers, hoe het volkje
't Witte kleed heeft neergelegd
1.
Knabbelgraag en Knagelijn
Gingen samen uit.
Moeder keek het tweetal na,
Wuivend voor de ruit.
2.
Vader zou gauw jarig zijn:
Morgen 't Werd een feest!
En de muisjes waren lang
Niet zo blij geweest.
3.
Weet je, wat ze gingen doen
(Eig'lijk is 't geheim 1
Je vertelt het niemand, hè
'k Zeg het je op rijm.
4.
Heel hun muizenspaarpot had
Moeder leeg geschud,
Wat een massa juichte blij
't Lieve muizengrut,
5.
Knagelijn had al het geld
In de diepe zak
Van z'n nieuwe kledingstuk,
'n Keurig zomerpak.
Knabbelgraag zou 't woord wel
doen,
Had een lange lijst
Wensen voor de jarige:
Kaas, spek, worst en rijst.
7.
Eind'lijk kwam het tweetal thuis
Met een heele vracht.
Ik kon alles duid'lijk zien,
Want't was held're nacht.
8.
't Maantje scheen en had ook
schik
In het muizenspan.
Stellig dacht het: Was 'k een
muis,
'k Smulde mee er van
9.
En als 't eind'lijk morgen is,
Vader Muis verjaart,
Zegt hij: Wat heb jullie toch
Veel voor mij gespaard
Moeder bakt' een lekk're taart,
Feest is 't in het hol
En de kleuters hebben steeds
Weer hun bekjes vol.
Eind'lijk 't is al vrees'lijk
laat
Moeten zij naar bed,
Even later dromen zij
Heus nog van de pret 1
Het heeft vannacht gevroren
O, jongens, 't was zo koud
We mogen schaatsenrijden
Of 'k van de winter houd
We rijden om het hardst soms.
Wat 'k ook graag doe ik zwier
Alleen, met twee- of drieën,
Soms met een lange slier.
We voelen onder 't rijden
Niets van de koude, hoor
Daar zijn we nu toch zeker
Hollandse jongens voor
En komen w' eind'lijk thuis weer,
Heel hong'rig van de baan,
Dan is, als wij gaan eten,
Het wachtwoord steeds:
Val aan
Moes lacht en zegt: Je eet mij
De oren van het hoofd
Maar dat heeft geen van allen
Ook één keer maar geloofd
En 's avonds, als we slapen,
Dan dromen wij van 't ijs.
Somsdat het plots gaat
dooien,
De lucht wordt dik en grijs
Maar dromen zijn bedrog, hé
Dat weten wij al lang
En dat het gauw gaat dooien,
Daarvoor zijn wij niet bang
Het is een echte winter,
Een winter met plezier,
Maar laat ons niet vergeten
Het hongerige dier
We zullen gauw wat strooien,
Want hard is nu de grond
En 't vogelvolk kijkt telkens
Zo hulp'loos in het rond
OPLOSSING VAN HET FOUTEN-
ZOEKPLAATJE UIT HET
VORIGE NUMMER.
De 8 fouten zijn:
I. Het wiel van de kruiwagen
heeft een spaak te weinig.
II. De hooivork heeft een tand te
weinig.
III. De letter Z staat verkeerd
op de zak.
IV. Spinasie met een s in plaats
van een z.
V. De kruiwagen heeft geen po
ten.
VI. Hij mist ook een steunijzer
(bij het wiel).
VII. De man heeft om één klomp
maar een band.
VIII. De rechter voorpoot van
de hond staat verkeerd.
OPLOSSING DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROTEREN.
1. Koewacht. Wak, koe, thee, acht,
week.
B Boedapest.
rok
hyena
raadsel
Boedapest
looprek
S n e e k
esp
t
3, Voet, bal; voetbal.
4. Ulevel Utrecht
tmmerman
Rotterdam
Engeland
carnaval
huichelaar
trompetter
VOOR KLEINEREN.
1. Worden deze boeken allemaal
tentoongesteld (Aalten).
Moet je zalf en pillen in de
apotheek halen (Alfen).
Zeg Hans, tien schapen zijn al
geschoren(Stiens).
De bal kan best onder de kast
gevallen zijn. (Balk)
Wat heb je een rood oor; na
tuurlijk weer gevochten
(Odoorn en Doorn).
2. Een haan.
3. Een stoel.
4. Een echo.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROTEREN.
1. Welke naalden hebben geen oog
en doen bij geen enkel hand
werk dienst (2 soorten)
2. Verborgen boomen.
Talnlte Wies praatte nog een
hele tijd met ons.
Heb jij het laatst de puzzle ge
legd, Bob Er kunnen toch
geen stukjes weg zijn
Oom Alfons zal in de Paasva-
cantie komen logeren.
Heeft Constance de Russise reis
al achter de rug
3. Mijn geheel wordt met 10 letters
geschreven en noemt een be
kende plaats in Zwitserland.
3, 1, 4, 2 is een getal.
Een 3, 5, 7, 7, 10 is altijd vochtig.
Een 5, 7, 2, 8 is een dunne tak.
Een 3, 9, 4, 10 is een deel van je
voet.
Een 5, 7, 8, 8, 4, 5 is een bengel.
Een 8, 7, 3 is een huisdier.
Een 6, 1, 9, 5 is een snaar-instru
ment.
4. Ik ben een kleine eend.
Geef mij een and're kop,
Dan word ik heus een vis
Schrijf die twee woorden op.
VOOR KLEINEREN.
1. Welke boeren moeten slaan, als
ze hun werk goed willen
doen
2. Mijn eerste is een dier, mijn
tweede en mijn derde vormen
samen iemand, die iets gevon
den heeft en met mijn geheel
kan zowel een jongen als een
meisje worden aangeduid.
3. Ik loop en wijs wat aan.
Maar kan niet zitten gaan.
Ik sta en lig en hang,
Je kent me heus al ia.'g
4. Op de zigzag-kruisjeslijr. komt,
van boven naar beneden ge
lezen, de naam van een plaats
in Overijsel.
X lo rij timmergereed-
X schap.
X - 2o rij een getal.
X 3o rij een deel van een
X boom.
X 4o rij een menigte
X stemmen.
X 5o rij een jongensnaam.
X 60 rij 'n toevluchtsoord
X 7o rij een metaal.
80 rij een deel van je
been.
9o rij een klein, vier
voetig dier,
10 rij een fiéel van je
arm.
2 Ij
O*
&s P 1
m
w
5» MkML
Bezienswaardig
De Middelburgers leven in een
omgeving, die vreemdelingen aan
trekt. De stad heelt merkwaardige
oude gebouwen en is trouwens als
geheet een „sight-seeing object"
van meer dan gewone beteekenis
Zelf beseffen zij wellicht niet al
ien het voorrecht, om in een stad
te mogen leven, met zoovele herin
neringen aan een roemvol verle
den. Zelfs in deze tijden van moei
te en zorg is het een voorrecht,
den invloed te ondergaan van de
oude huizen; van huizen, die
eeuwen geleden werden gebouwd;
die bezonkenheid en rust geven
aan hun omgeving.
De Abdij-gebouwen dateeren uit
den tijd van invallen der Noor
mannen en van de kruistochten.
Toen het huis „Inde Steenrotse"
werd gebouwd, was nog geen Hol-
landsch schip naar Indië gevaren;
aardappelen en rijst waren onbe
kende voedingsmiddelen en spece
rijen te nauwer nood bekend. Het
zelfde geldt van de St. Joris-doe-
len aan de Balans.
Ook in de omgeving der stad be
staan soortgelijke monumenten uit
het verleden. De krans van dor
pen rondom Middelburg heeft een
aantal kerken, dat ongeveer uit
één en denzelfden tijd dateert. Die
tijd was die van het twaalfjarig
bestand en ongeveer van de syno
de van Dordrecht. Er is dus op
Walcheren een geschiedenis-boek
te lezen, voor hem of haar, die dit
lezen kan, waarin het Zeeuwsche
leven sedert het einde der Mid
deleeuwen is opgeteekend. De be
zoeker van één dag, die geniet van
den fraaien gevel van „de Gouden
Zonne" in de Lange Delft zal zel
den of nooit een bladzijde van dit
boek opslaan.
De bewoner van Walcheren ech
ter moet in mindere of meerdere
mate toch bevangen worden van al
datgene, wat die huizen ons tezeg-
gen hebben. Wie de geweldige ge
bouwen der O, I. Compagnie ziet
in de Brakstraat of op de Rotter-
damsche Kaai, moet zich wel in
denken, wat Middelburg om
streeks 1700 beteekende in de or
ganisatie van de Oost- en West-In
dische Compagniën; hoe het een
Zeeuw was, die ons gezag het eerst
vestigde in West-Indië (Abraham
Crynssen, 1666), hoe een gewezen
loopjongen uit Vlissingen uitgroei
de tot den genjaalsten vlootvoogd
van alle tijden, bij den tijdgenoot
gezien om groote gaven van hoofd
en hart. In het Museum te Middel
burg staat „het groote wiel" van
Michiel Adriaanszoon zoowel als
het admiraals-portret (van Ferdi
nand. Bol).
Als puttertje zie ik dit alles,
als ik in een of andere venster
bank kruimpjes pik en dan hoor
ik van deze dingen, waarvoor de
menschen doof zijn of schijnen.
Wat mij echter nooit duidelijk
werd, is waarom al die huizen zoo
leeg zijn tegenwoordig, althans ve
le van hen. Misschien zijn er ook
zaken, die menschen wel begrij
pen, maar putters niet.
Walcheren, de tuin van Zeeland,
is zeer bezienswaardig, maar er is
nog iets anders en hoogers in Wal
cheren, wat ons diezelfde beziens
waardigheden doen kennen.
Putter,
TUSSCHEN
Middelburg, Jannewaorie '36,
Goeie vriend Jan
Je schreef, dat Jannetje bang is,
da 'k nog is gestolen zal óore, a
'k nie uuscheê mit te schrieven
over de vollegeliengen van meneer
Mussert. Mè 'k vraege, waerom ei
ze dan joe nie tegeng'ouwe, toen
jie d er over schreef Dae moe k
toch nie uut begriepe, da ze 't
nog nie zó eêl erg zou vinde, dat
jie verdoenkeremaend wier? Mè
jie za d'er a nèt zó min as ik ban
ge vó zien. 't Zou trouwens ook
vreêd stom zien van die vollege
liengen om dat te doen, wan dat
zou dan vanself 't beste bewies
zien, da z' ons g'liek gaeve. Noe
'k werentig d'er toch wir iet
over te schrieven en da 's dit: die
menschen zeg' op vergaederiengen
en schrieve in ulder krante dikkels
mè den elt van 't gene da ze moete
schrieve of zeie. Zoó vertelle z in
den breêjen, oe b'roerd da m'n t
en wie dae de schuld van bin. Da
's nè goed om de menschen wano-
pig en opstandig te maeken. Laete
ze mè liever d' óorders blie mae-
ke mi prontjes te zeien, oe da m'n
uut de penaorie kunne komme. Mè
da vergete ze gemêenlienge. En
noe is t'er pas in ulder krante ge-
schreve, dat onze regêerienge mee
verantwoordelijk is, dat er in
Aofrikao deugegaen öort mi bloed
vergieten. En ze vergete werentig
wi te zeien, wie d'er mit da bloed
vergieten begonnen is. En ze
schrieve, dat 't gin recht is, dat 'n
volk moe verstikke deu gebrek an
grond en grondstoffen. Mè ze
moet' ulder eige nie seneêre om
d'er vlak uut bie te zeien, dat 't
recht is, da zoo 'n volk dan de
grond van z'n medelid van den
Vollekenbond afpakt, wan dat
mêene ze toch, ee.
'k Weet nie, of j'er erg in g'aod
eit, dat de Griffermeerde dome-
nies in ulder kranten over aolder-
lei diengen wille gae schrieve,
waerover ze 't nie goed seens bin.
'k Begriepe nie, da ze nie wies
der bin. Verstaen ze nie, dat dae-
deur wi ketters openbaer zullen
öore? Laete z' onder mekaore er-
regewêere zövee as ze wille, mè
laete ze toch de gemeente in 't ge
loof laete, da ze gin geschilpunten
En noe za jie wè zeie, wat oeve
wulder ons eige van ruzie in de
Griffermeerde kerreke an te trek
ken, mer a je bedienkt, dat deur
'n scheurienge wl nieuwe scholen
zouwe kunne komme, za je wel
anders praote. Lae me mer ope,
dat 't daer ook vrede bluuft.
Lest is t'er 'n eêl vornaemen
meneer in Frankriek gestorreve.
Die man was vreêd geleerd, mer
anparsant ook êel wies en dae-
deur wist 'n, dat eer en anzien en
groóte geleerdeid bie z'n dood
vor 'm zouwe wegvalle en daerom
aod 'n pertinent gevroge, dat er
bie z'n begraefenisse nie gesproke
zou óore, dat er gin blommen zou
we zien en dat aole eêrbetöon van
de regêerienge achterwege zou
bluve. Mè wat dienk je. 't Wier n
schitterende begraefenisse mi
groote redevoeriengen en ginne-
raols liepe mee en ook z'n geleer
de konfraoters in mooie groene
klêedienge. Konde die vereêrders
nie begriepe, dat die groote man
op 't leste van z'n leven z'n eige
eêl klein voelde, of wilde ze die
vroomeid nie verstae? Een één
voudige begraefenisse, dae zo min
min meugelijk van de waereld bie
was, ao van meer êerbied vó den
gestorreven vriend getuugd. Lae
me toch ope, dat in Nederland dat
leste verzoek van 'n sterrevende
vó de naebestaenden en de vrien
den 'n wet za zien.
'k E lest is 'n preek geleze in
de Banier naer anleidienge van
'n paer vaezen uut Jeremia 3. Zó
a je weet, regêerde konienk Josia
31 jaer eêl gosdienstig, of 't was
meschien beter om te zeien die 31
jaer waere de priesters den baos.
18 jaer lank aode ze nog 'n bitje
zachtjes an gedae, mè toen zurreg-
de ze d'er voo, dat ook 't leste
dat an 't Eidendom kon doe dien-
ke uut de tempel verdween. En die
straffe priesterregêerienge gaf toch
mè weinig betoeêrienge, mè wè
vee schijneiligeid. Zelfs de twee
prinsen, die ulder vaoder Josia op
volgde, waere Eidenen in ulder
arte. 't Kwam toe schrikkelijke
openbaerienge, toen ulder vaoder
was gestorreve. En die geschie-
denisse dee de schriever zeie:
„Het komt in de bekeering steeds
op het hartewerk aan. Van binnen
uit moet de reformatie plaats heb
ben". Kiek, da bin waere woor
den en ze klienken as 'n wae-
schoewienge vó diegene, die in de
Kaemer angedroengen op Zon-
dagseilegienge vor ielekendeen.
Dien dwang van bovenaf zou wl
vee schijneiligen kweeke. En van
da soort, die, om mi Vondel te
spreken,
„Godt voeren in den mondt,
[de valscheit in 't gemoed",
m'er werentig a genoeg, 'k Las
teminsten lest, da je vreêd op moe
passe vor iemend, die mi segaoren
leurt en begint mit te zeien, dat 'n
goed Griffermeerd is en pas nog
an d' Aevenmaelstaefel anzat, wan
rekent er dan mer op, dat de se
gaoren vast en zeker slecht bin. 'k
E zoo iemend zelf nog nie an m'n
deure g'aod, oór, mè 't stieng in 'n
Griffermeerde krante, dus 't za
toch wè waere zien, Affijn, je bin
gewaeschoed. 'k Liet nae mien
meênienge dudelijk uutkomme, dat
an de regêerienge mè nie meer om
Zondagseilegienge gevroge moet
oóre. Ën dae liet noe dien Endrik
me werentig ook nog is dudelijk
zie, dat in den ouwen tied de men
schen en voraol die op de durrepen
't ook nie nauwe naeme mit 't
vierde gebod. In 'n dikken boek
van de synode van Dordt las ik,
dat „de naemiddaghsen tijdt op de
Sondagen, meest in de dorpen, ge-
meynlijck pleecht doorghebrocht
te worden mit alle dienstbare ofte
daghelicxsche wercken, ende vor-
nemelyck mit spelen suyperijen
ende swelgherijen, ende andere
ontheyliginghen des Sabbaths". En
voraol in Walcheren gieng 't in dat
opzicht in dien tied schandaolig
toe. Zoo wier d'er werentig op
Beekerreke bienae Zondag an
Zondag deu de joenkeid in d' erre-
berregen gedanst en op 't kerrekof
wier d'er mi zóvee lawaoi gebold,
da z'er in kerreke last van aode.
En noe ao dien Endrik nog iet
van de baldaodigeid van de guus
in den ouwen tied. En dat was dit:
In 1756 was de puie van 't staduus
in Middelburg prontjes gerip-
pereerd, mè de guus gienge wi
mè drekt an 't rinneweêren. Dae
wier 'n plakkaot tegen gemaekt
en dae wier dan anpursant ook
mer in verboo om in de gank van
't staduus te loope schreeuwe en
op de deuren van de kaemers te
slaen en verder wier verboo om
ml leertrekkers de steênen uut de
straeten t' aelen en daemee nae
mekaore te gooien en nog a vee
meer straetschenderie. En de guus
wier om zó te zeien daegelijks an
da verbod erinnerd, wan 't wier
in de scholen opg'ange.
't Is wi genoeg, Jan, J'eb
aolebei de groetenisse van Jikke-
mien en
je goeie vriend,
Jewannes.
'n Oude hazelaar houdt blij
z'n twijgen opgeheven,
de lange katjes frank en vrij
die glinsteren, als waren zij
van mat-gouddraad geweven.
Wat doet zoo'n sympatiek rebel
tusschen de kale boomen
m'n hazelaar die weet het wel
het daagt, al gaat 't nog niet snel
en 't voorjaar zal weer komen.
Jij, oude, trouwe hazelaar
laat vrij je katjes stuiven,
voor ons is het, als sta je daar
met zwierig-vorstelijk gebaar
de lente toe te wuiven
G. Budde,