DAMMEN EN SCHAKEN,
VOOR DE JEUGD. redactie van
ZEEUWSCHE KRONIEK.
UIT EEN OUD KOOKBOEK
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARP.
WnRLORE^CHAAT^K
ALS T WINTER IS!
Is Zeeland de bakermat van een
der voorouders van Franklin Ro-
sevelt, de tegenwoordige Presi
dent der Vereenigde Staten
Moet die gezocht worden te Oud-
Vosmeer Welke betrekking le
den van 't geslacht Van Rose velt
aldaar hebben vervuld. Eenige
historische bijzonderheden van
Oud-Vosmeer.
Mogelijk moeten wij dadelijk de
lezers teleurstellen door te schrij
ven, dat wij bovenstaande vragen
niet positief kunnen beantwoorden
met ja. Tot de onmogelijkheden
behoort het niet. Meenen wij niet
te weten, dat de bekende familie
Van der Bilt in Amerika uit een
Zeeuwsch geslacht is voortgespro
ten Eri onlangs hoorden wij van
officieele zijde, dat de oude adel
lijke Zeeuwsche familie Van
Doorn familieleden in de Nieuwe
Wereld heeft, dragende denzelfden
naam.
Daar in de laatste dagen in de
couranten geschreven is over de
mogelijke afstamming van den
eersten staatsburger der Vereenig
de Staten van het geslacht Van
Roseve'lt, gewoond hebbende te
Oud-Vosmeer, meenden wij goed
te doen door in de Zeeuwsche
Kroniek iets over die familie en
hare woonplaats te melden.
Dat te Oud-Vosmeer een familie
Van Roosevelt gewoond heeft
blijkt wellicht uit het familiewa
pen, dat voorkomt op den prach-
tigen 18de-eeuwschen schoor
steenmantel in het gemeentehuis.
Behalve dit wapen zijn er nog 14
andere wapens van zeer bekende
en voorname Zeeuwsche families,
zooals Van dén Brande, Schorer,
Hurgronje, Godin, Ermerins, Van
de Perre, enz'.
Deze genoemde geslachten, in
't bijzonder vroeger op Walcheren
bekend, hebben stellig niet te Oud-
Vosmeer gewoond, doch hebben
door grondbezit, als anderszins er
mede in betrekking gestaan.
Boven het schilderstuk in den
schoorsteenmantel, een jonge
vrouw voorstellende, en welke
schoorsteenmantel geflankeerd
wordt door de genoemde wapens,
prijkt het wapen van Oud-Vos
meer, zijnde gelijk aan het Zeeuw
sche wapen, alleen is de leeuw
vervangen door een vos. Over d't
wapen straks meer. Ziende op de
andere wapens is het nog geen
vaststaand bewijs, dat door het
aanwezig zijn van 't wapen Van
Roosevelt, deze familie gewoond
moet hebben te Oud-Vosmeer. Een
beter bewijs wordt geleverd door
de archiefstukken, die te Oud-
Vosmeer aanwezig zijn, en door
een koperen kroon in de Hervorm
de kerk.
Dat de Amerikaansche naam
Roosevelt met twee o's geschre
ven wordt en de Zeeuwsche met
één, is geen bezwaar. Vroeger was
er geen burgerlijke stand en wie
wel eens in archiefstukken snu£-
felt, weet, dat de naam van den
een en denzelfden persoon vaak
verschillend geschreven werd.
Men ging meer op de klank af dan
op de juiste schrijfwijze.
Ook dat de bewoner van het
Witte Huis te Washington zijn
„van" schrijft zonder van, zegt
niets. Bij de studie van onze ach
ternamen blijkt het vaak, dat het
woordje van, dat aanduidt de
plaats van afkomst, in den loop
der tijden vervalt, daar de spraak
makende gemeente gemakshalve
het ook niet meer zegt. Voorbeel
den hiervan zijn de achternamen:
Hildernisse, Drijber, Minderhout,
v/elke ook plaatsnamen zijn.
In de dagbladberichten lazen
wij niet, voor zoover wij het ons
kunnen herinneren, welke betrek
king de leden of een der leden
van 't geslacht Van Rosevelt te
Oud-Vosmeer hebben of heeft be
kleed. Alleen stond er, dat „de
familie voor het plaatsje van be
langrijke beteekenis is geweest."
Een kroonluchter in de Ned.
Herv. kerk is, blijkens een op-
Schrift door een lid der familie Van
Rosevelt aan de kerk in 1787 ge
schonken. Dadelijk willen wij op
merken, dat het familielid, dat
deze kroon geschonken heeft, niet
te Oud-Vosmeer, doch te Scherpe-
nisse heeft gewooncl. In de Herv.
Kerk dezer laatste gemeente hangt
ook een koperen kroon, waarop
te lezen staat: Johannis van Rose
velt in leven schoolmeester en
koster te Scherpenisse offereer!
deeze aan de kerk te Scherpenisse,
sterft den 26 Oct. 1787. Het is deze
Joh. van Rosevelt, die ook een
dergelijke kroon geschonken heeft
aan de kerk te Oud Vosmeer,
waar zijn vader Pieter van Rose
velt in leven schoolmeester en kos
ter was. Een andere kroon was in
1737 aangekocht van de verkoch
te zilveren sieraden, eertijds b
hoorende aan de schuttersgilde
van St. Bastiaan, welke te niet
was gegaan.
Nu weten wij iets af van welke
„belang/rijke beteekenis" de fa
milie Van Rosevelt voor Oud-
Vosmeer in de 18de eeuw is ge
weest.
In een archiefboek uit 1692,
waarvan het onderste deel van 'n
bladzijde is gefotografeerd en wel
ke foto in het geïllustreerde waek-
blad „Ons Zeeland" is opgenomen,
staat als eerste onderteekenaar
de naam van Hendrik van Rose
velt. Zeer waarschijnlijk staat op
de bladzijde het laatste gedeelte
van de rekening en verantwoording
van een polder. Vroeger werd de
administratie van de kerken en de
polders meestal gedaan door een
schoolmeester, die onder het slot
dan zijn handteekening plaatste
met de gebruikelijke krulletters,
welke ook bij den naam van Hen
drik van Rosevelt niet ontbreken.
Als onze veronderstelling juist is
en als President Roosevelt van de
Oud-Vosmeersche familie mocht
afstammen, dan zou dit niet het
eenige voorbeeld zijn, dat uit een
schoolmeestersfamilie later man
nen zijn voortgekomen, die in de
regeering van hun land een der
hoogste betrekkingen hebben be
kleed.
Nog willen wij er op wijzen, dat
thans in een ander deel van Zee
land de naam Van Rosevelt voor
komt, n.l. in Westelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen. Reeds langer dan een
eeuw woont te Schoondijke een
familie met dien naam.
Tot slot van dit artikel eenige
historische bijzonderheden van
Oud-Vosmeer.
Het dorp ligt in den Kerkenpol-
der, ongeveer een kwartier van de
Eendracht. Hier is een veer naar
den Brabantschen oever, waar het
dorp Nieuw.-Vosmeer ligt. Deze
naam zegt, dat het dorp van jon
geren datum moet zijn. Het is dan
ook eerst in 1567 gebouwd, terwijl
de Kerkenpolder, waarin spoedig
het dorp Vosmeer ontstond, om
streeks 1415 is ingedijkt. Vroeger
behoorde Nieuw-Vosmeer ook tot
Zeeland, doch het werd bij besluit
vafi 3 Mei 1809 daarvan geschei
den en aan het Departement Bra
bant toegevoegd. Oud-Vosmeer is
overwegend Protestant, Nieuw-
Vosmeer overwegend Katholiek.
Beide gemeenten hebben hetzelf
de wapen, doch de vos van de eer
ste gemeente is rood, die van de
laatste groen.
In het begin van den 80-jarigen
oorlog heeft Oud-Vosmeer veel te
lijden gehad. Werd in 1566 de
kerk, die gewijd was aan Johannes
den Dooper, door de beeldstor-
mers geplunderd, toen de Staat-
sche troepen 't dorp op 7 Oct. 1576
in brand staken, werd het kerkge
bouw geheel vernield. Toen is het
ambachtshuis ook in vlammen op
gegaan. In 1595 kwam voor di
laatste een nieuw gebouw in de
plaats, tot in 1771 het tegenwoor
dige raadhuis is verrezen.
Heeft Oud-Vosmeer veel oor
logsellende "gekend, nog meer
heeft het dorp te lijden gehad van
overstroomingen. Het voerde haar
wapen niet te vergeefs.
Wij zullen al die overstroomin
gen niet opnoemen, doch alleen
melden, dat de eerste was de St.
Elisabetsvloed in 1421 en de laat-
se die van 12 Maart 1906, toen
de dijk doorbrak en het zeewater
door de dorpsstraten stroomde.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
Syroop voor den Hoest, hoe men
die maaken zal.
Neemt Ramanassen met de schil
ér aan, die maar droog moet afge-
boend worden, snyd ze aan schijf
jes, en bestrooid ze dik met de al
ler bruinste zuiker, die in een sy-
oop zal verkeeren, deze syroop
is zeer heerlijk om den hoest te
stillen.
Champignons hoe men die fruiten
zal.
Neemt Champignons die men
eens een welletje opkookt: be
strooid ze met wat meel daar wat
fijn zout en fijn gestoote peper on
der gemengd is; fruit ze dan in
booter of versche reuzel dat ze
wat bruin worden, en eet ze met
gehakte peter, celie en Limoen
sap of drukt ér een orange appel
over, is smakelijk.
Gesluierde mannen.
Ondoorgrondelijk en mystiek als
de Sahara zijn de Toearegs, die
er wonen. Deze Bedoeïenen, be-
heerschers der Sahara, ridders van
de woestijn, zijn weinig bekend.
Zij zijn de snelste roovers ter we
reld, die, gezeten op hun hooge
kameelen, zich met de snelheid
van den wind van het eene deel
der woestijn naar het andere ver
plaatsen. De mannen hebben een
lange kloeke gestalte en zijn zwijg
zaam van nature. Merkwaardig is
het, dat terwijl in bijna alle lan
den van den Islam de vrouwen
haar gezicht verhullen, de man
nen hier een sluier dragen. De
Toearegs zouden waarlijk va*
schaamte door den grond zinken,
indien men hen ongesluierd liet
gaan. De vrouwen daarentegen
mogen haar gelaat openlijk late*
zien. Knapen van 14 jaar krijgen
reeds een sluier en deze blijft hun
metgezel tot den dood.
Je ziet er niet al te best uit,
amice
Ja, drie weken gelede» heb
ik op een avond nogal veel cham
pagne gedronken.
Maar daar kan je nu toch
last meer van hebben
Toch wel Ik moet ze au be
talen.
Onderstaande partij werd ge
speeld op Woensdag j.l. in den
simultaanwedstrijd gegeven tege*
scholieren.
Deze partij laat zien dat er on
der de jeugd schakers zijn die
reeds een breede kijk hebben op
het spel.
Wit: P. M. DE KLEIJN,
Middelburg.
Zwart: HENK PAPEGAAIJ,
Middelburg.
Geweigerd Damegambiet.
1. d2d4 d7d5
2. c2c4 e7e6
3. Pblc3 Pg8—f6
4. Lel—g5 Lf 8b4
Beter is Lf 8el omdat de loo-
per met tempoverlies terug moet
naar het veld el.
5. Ddlb3 Pb8c6
6. Pgl—f3 O—O
7. 0—0—0 Lc8d7
Nu verliest Zwart de pion op d5
8. c4Xd5 e6Xd5
9. Pc3Xd5 Lb4e7
10. Pd5Xe7 Dd8Xe7
11. e2e3 Ld7—g4
12. Lf 1—e2 De7d6
13. h2h3 Lg4e6
Zeer juist De Witte dame moet
nu naar een ongunstig veld.
14. Db3d3?
a b cdetg h
Na 14. Db3Xb7? volgt Tf 8—b8
15. Db7a6, Dd6—b4; 16. b2—b3?
Db4c3f17. Kcl«—bl, Ld6Xb3
met gewonnen spel voor Zwart.
Of na 14. Db3Xbl, Tf8—b8 15.
Db7a6, Db6b4; 16. Tdl—d2,
Pc6a5 met vele dreigingen die
op den duur verlies worden voor
Wit.
14Pc6b4
15. Dd3bl Pb4Xa2f
16. Kcld2?
Op 16. Kclc2 volgt Dd6b4
met de dreiging Ld6b3f.
16Dd6b4t
17. Kd2d3 Le6f 5f
18. e3e4
Er is niets anders meer
18Lf 5Xe4f
19. Kd3e3 Le4Xbl
20. TdlXbl Db4b3t
21. Le2d3 Tf 1—elf
Wit geeft op.
„Nu heb ik me toch 'n strop
riep Ep, toen hij de huiskamer
binnen kwam en das en ijsmuts op
de divan gooide.
„Wat dan vroeg moeder ont
daan.
„Daar heb ik m'n schaatsen in
de tram laten liggen
„Ook eventjes stom zei Bart,
die juist binnen kwam en de laat
ste woorden hoorde, „als de een
of ander ze meegenomen heeft, dan
ben je ze kwijt, hoor
„Niet zo kwaaddenkend, Bart!"
waarschuwde moeder. „Als de
schaatsen bij de wagenbestuur
der afgegeven zijn, krijgt Ep ze ze
ker terug."
„Weet je, wat je doen moet
begon Bart. „De trams opwachten,
die uit de tegenovergestelde rich
ting komen. Weet je nog, in welk
nummer je zat
„Weineen, daar let ik nooit op."
„En welke wagenbestuurder
reed je Die met die snor
„Och jog, daar heb ik niet naar
gekeken. Wie doet dat nu
,,'t Kon zijn, dat je 't toevallig
opgemerkt had. Maar als je de
trams wilt opwachten, moet je
gauw gaan, anders is de jouwe
al voorbij."
Ep zette vlug z'n muts op en
haastte zich naar de tramhalte.
Er kwam juist een wagen aan en
terwijl de mensen uitstapten, in
formeerde Ep bij de bestuurder
naar zijn verloren schaatsen. Er
was niets van bekend. Zo vroeg
de jongen tram na tram, echter
steeds zonder resultaat. Hij werd
koud en huiverig van het wach
ten, kreeg koude voeten, waarte
gen 't zelfs niet hielp, dat hij er
mee stampte als 'n paard. Teneer-
gedrukt liep hïj naar huis.
„Niets gevonden zei Ep te
leurgesteld, toen hij binnen kwam.
„Eet nu, maar gauw," raadde
moeder aan, „en fiets dan even
naar 't kantoor van 't bedrijf. Mis
schien zijn ze daar al afgegeven
door 'n bestuurder, wiens dienst
tijd om was".
„Fietsen En m'n band is lek.
Anders was 't me nooit overkomen.
Dan had ik m'n schaatsen aan het
stuur gehangen."
„Nu, dan loop je", vond moe
der.
„Je mag mijn fiets wel even",
zei Jaap goedig.
Ep maakte de tocht; helaas kon
hij pas de volgende dag tussen ne
gen en half één inlichtingen krij
gen. En toen hij om twaalf uur
vlak na schooltijd ging informeren,
bleek er de hele vorige dag in
geen enkele tram een paar schaat
sen gevonden te zijn.
Wat 'n tegenvaller was dat IJs
en geen schaatsen En z'n fiets
was gemaakt. Hij had zo fijn naar
de baan kunnen racen; die was
verlicht en dan had hij nog tot half
zes kunnen rijden. Alle jongens
uit z'n klas haastten zich om vier
uur naar de baan. Ep was wel ge
noodzaakt naar huis te trekken.
Nauwelijks was hij in de gang,
of hij zag een paar schaatsen lig
gen. Zouden ze terecht wezen
Haastig pakte hij ze op en keek.
Neen, ze waren van Jaap.'
Hij stak z'n hoofd om de ka
merdeur, zei moeder goedendag
en vroeg niet zonder bedoeling:
„Waar is Jaap
„Je weet toch, dat die Vrijdags
na schooltijd Frans heeft.
„O, ja, dat's waar, Moes, ik ga
er nog even vandoor, hoor
„Denk om je tijd
Ep was al weg, pakte Jaaps
schaatsen, gooide ze over z'n
schouders, sprong op z'n fiets en
reed zo vlug mogelijk weg om nog
een uurtje van de ijspret te kunnen
genieten.
Moeder was in de keuken be
zig, toen ze iemand 't huis binnen
hoorde komen.
„Hé," dacht ze, „is Ep daar al
weer terug
Maar 't was Ep niet; 't was
Jaap.
„Heb je geen Frans vroeg
moeder, toen ze hem zag.
„Neen, mams; meneer zei, we
moesten maar gaan rijden en van
de gelegenheid profiteren. Als 't
dooit, zal hij die les wel inhalen.
Meteen liep hij de gang weer in,
voelde, of de banden van z'n fiets
hard genoeg waren en keek rond,
„Waar zijn m'n schaatsen,
mams vroeg hij.
„Och, jongen, dat weet ik toch
niet. Ik heb ze tenminste niet op
geborgen. Vanmiddag lagen ze nog
in de gang."
„Waar is Ep vroeg Jaap op
eens.
„Uitgegaan".
„Dan wil ik u wel zeggen, dat Ep
mijn schaatsen me heeft. Zo'n ge-
menerd. Maar ik zal 't hem be
taald zetten Ik sleur 'm van 't
ijs en trek 'm de schaatsen van z'n
voeten."
'„Niet zo driftig", zei moeder
kalmerend, „en.niet zo wraak
zuchtig. En 't is misschien niet
eens zo. Zoek nog eens goed."
Zenuwachtig zocht de vertoorn
de jongeling in en achter de pa-
raplubak, in de gangkast, zelfs
binnen. Hij werd hoe langer hoe
bozer.
„Waar is ie heen bitste hij.
„Niet naar „de Pool". Hij heeft
geen geld bij zich. Hier heb jij
twee dubbeltjes, één voor 't toe
gangsbewijs en één om een paar
schaatsen te huren".
„Huren Rijden op vreemde
schaatsen, als je zelf een goed
paar hebt Neen, dat zal me niet
overkomen Ik rij naar de fort
gracht, daar zal ie wel wezen."
Nijdig reed Jaap weg. Maar on
derweg bekoelde z'n woede toch
wel wat. Toen hij bij 't ijs kwam,
was 't daar aardig vol. 't Zou een
toer wezen Ep te vinden, temeer,
daar de weinige booglampen van
den weg, die langs de gracht liep,
maar een schemerlicht over de
baan wierpen.
Jaap zette z'n fiets op slot tegen
een boom, liep een eindje verder
en zag daar op eens Ep staan.
„Hé," zei hij en voelde spijt over
z'n harde woorden, „heb jij mijn
schaatsen niet
Ep gaf niet direct antwoord,
maar vroeg:
„Heb je geen Frans
„Neen, vrij. Nou zeg, weet jij,
waar mijn schaatsen zijn Ik heb
alles afgezocht."
„Ja zie je, ik heb ze meegeno
men.
„En ie hebt de mijne toch n'et
óók verloren
De wereld is een witte
Het heeft gesneeuwd vannacht
Op daken en in tuinen
Ligt nu een witte vacht
Van suiker zegt mijn
nichtje.
Maar dat is toch niet waar
Ze komt uit 't warme land pas
En vindt die sneeuw wat raar
'k Beloof haar: strakjes maken
Van sneeuw w'een grote pop,
Ze kijkt' me aan, denkt stellig.
Dat ik haar nü toch fop
Ze kruipt er heel diep onder,
Zegt rillend; Wat is 't koud
Ik snap het niet, dat jullie
Van sneeuw nu zóveel
houdt
Maar straks is 't ballen gooien,
Een stoeien en een pret,
Zelfs voor ons Indisch nichtje
Dan lacht de kleine Jet.
En nooit meer zal ze zeggen:
Ik vind aan sneeuw niets
aan
1
Wel zal ze dikwijls vragen;
Zou 't gauw weer sneeuwen
gaan
Ze wordt een Hollands meisje,
Dat niet meer zucht: Wat
koud
Maar, net als haar twee n'chtjes,
Juist van de winter houdt
De ruzie scheen te zullen los
barsten.
„Neen.maar zie jetoen
ik hier kwam, vroeg Bram Melle-
ma, of hij er even op rijden mocht.
Verleden winter hebben ze brand
gehad. Alles verbrand, ook Brams
schaatsen. En geen geld om nieu
we te kopen. En hij kan 't zo goed.
Kijk, daar gaat ie
Jaap keek, voelde z'n boosheid
wegzakken. Ja, Bram reed goed,
't beste van de hele baan. Hij was
ook een Fries. Even kwam de rij
der naar de plaats, waar Ep en
Jaap aan de kant stonden.
„Wil jij nu weer, Ep vroeg
hij.
„Neen, geef de schaatsen maar
aan Jaap".
Bram ging op de berm zitten en
wou ze afdoen. In een flits ging
het door Jaaps brein, dat goed le
kunnen rijden en geen schaatsen te
hebben, erger was, dan dat die
van 'n krabbellaar eens voor een
uurtje meegenomen werden.
„Doe nog maar een baantje",
zei Jaap.
„Heus vroeg Bram blij. En
toen de vriend knikte, deed hij
gauw de riemen weer vast.
„Ik zal eens beentje over doen",
beloofde hij. Nu, dat ging prach
tig, De mensen en kinderen gingen
wat op zij om hem ruimte te geven
en toen maakte hij allerlei mooie
krullen op het ijs.
„Doodjammer, dat die jongen
zelf geen schaatsen heeft", merk
te Jaap op.
„Geef 'm de jouwe", spotte het
broertje.
„Dat's me ook 'n voorstel, zeg
Ik ben nogal mal
't Werd tijd om naar huis te
gaan. Bram mocht achterop bij
Ep: drie jongens met één paar
schaatsen. Maar leuk was 't toch
geweest.
„Erge ruzie gehad?" vroeg moe
der, toen ze thuis kwamen.
„Helemaal niet," deelde Ep mee
en vertelde, hoe het gegaan was.
Ook de volgende dagen brach
ten de verloren schaatsen niet te
rug. Informaties aan het politie
bureau liepen op niet uit. En Jaap
en Ep reden om beurten op het
enige paar, dat ze bezaten. Tot.
hun buurman, die van het drrevige
geval door moeder hoorde, zich
herinnerde, dat hij nog een paar
blezat, dat hij nooit gebruikte.
Daar maakte hij Ep gelukkig mee.
Dochtoen begon 't juist te
doien. Al gauw was 't ijs niet meer
te berijden. Dat was een tegen
slag Maar toch knapte Ep de ge
kregen schaatsen op. Je kon nooit
wetenGeen roestvlekje zat er
op 't laatst meer op de ijzers.
Toen Ep enige dagen later nog
eens naar 't kantoor van de gevon-